Regeling vervallen per 12-03-2022

Coffeeshopbeleid gemeente Purmerend – 2020

Geldend van 28-10-2020 t/m 11-03-2022

Intitulé

Coffeeshopbeleid gemeente Purmerend – 2020

De burgemeester van de gemeente Purmerend,

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T:

vast te stellen het navolgende Coffeeshopbeleid gemeente Purmerend – 2020:

Artikel 1. Algemeen

1. Een coffeeshop is een alcoholvrij horecabedrijf waar de verstrekking en het gebruik van softdrugs kan plaatsvinden.

2. De burgemeester gedoogt deze bedrijfsvoering als voldaan wordt aan de AHOJGI-criteria en de uitgangspunten van dit beleid.

Artikel 2. Juridisch kader

1. Wet- en regelgeving

Gemeentewet

Artikel 174 van de gemeentewet bepaalt dat de burgemeester is belast met het toezicht op de voor het publiek openbare gebouwen. Artikel 125 geeft de burgemeester de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)

Het toepassingsbereik van de Wet Bibob is vastgelegd in de gepubliceerde beleidslijn voor vergunningverlening in het kader van de Wet Bibob. Coffeeshops vallen in de hoedanigheid van alcoholvrij horecabedrijf onder deze beleidsregels.

Richtlijnen Openbaar ministerie (Aanwijzing Opiumwet)

De Aanwijzing Opiumwet heeft betrekking op de opsporing en de vervolging van personen die delicten uit de Opiumwet begaan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de bestuurlijke en strafrechtelijke aspecten van het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops. In de aanwijzing zijn criteria geformuleerd waaraan coffeeshops dienen te voldoen, de zogeheten gedoogcriteria. Deze zijn van toepassing op het coffeeshopbeleid van alle gemeenten in Nederland waaronder Purmerend.

Algemene plaatselijke verordening (APV)

Coffeeshops vallen onder het begrip horecabedrijf als bedoeld in de Algemene plaatselijke verordening(hierna: APV). De APV regelt in afdeling 7A van hoofdstuk 5 verschillende zaken rondom de vergunningverlening, intrekking en wijziging van de vergunning, sluitingstijden en het toezicht op horecabedrijven waaronder coffeeshops.

2. Bevoegdheden burgemeester

Artikel 13b van de Opiumwet (wet Damocles) biedt de burgemeester de mogelijkheid om bestuursrechtelijk op de treden wanneer er een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd. Op basis van dit artikel is het mogelijk dat panden, inclusief woningen en niet voor publiek toegankelijke ruimten, gesloten worden. In Purmerend is er beleid ten aanzien van artikel 13b Opiumwet van kracht. Coffeeshops zijn van dit 13b Opiumwetbeleid uitgezonderd. Dat verandert niets aan de bevoegdheid van de burgemeester, deze kan uiteraard op grond van zijn wettelijke bevoegdheid en de bepalingen vastgelegd in dit coffeeshopbeleid bestuursrechtelijk handhavend optreden.

3. Bestuursorganen

- Het vaststellen van coffeeshopbeleid is een bevoegdheid van de burgemeester (artikel 174 Gemeenwet jo. artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht);

- De APV is vastgesteld door de gemeenteraad;

- Het Openbaar Ministerie gedoogt de handel in softdrugs als de exploitant zich houdt aan de AHOJGI-criteria.

Artikel 3. Exploitatievergunning

1. Het exploiteren van een coffeeshop is verboden zonder een horeca-exploitatievergunning van de burgemeester op grond van artikel 110b van de APV.

2. De vergunning is zowel locatie- als persoonsgebonden.

Artikel 4. Gedoogverklaring

1. Voor het exploiteren van een coffeeshop is naast een horeca-exploitatievergunning ook een gedoogverklaring vereist. Op deze manier is duidelijk welke activiteiten worden vergund en welke activiteiten worden gedoogd. Deze gedoogverklaring wordt bij vergunningverlening afgegeven aan de exploitant. De daadwerkelijke exploitatie van een coffeeshop zal uiteindelijk slechts kunnen plaatsvinden nadat de burgemeester aan een exploitant van een droge horecagelegenheid, die voldoet aan alle in dit verband te stellen criteria, eisen en voorwaarden, een gedoogverklaring heeft gekregen. Het gedogen wordt expliciet aan de persoon van de exploitant verbonden. Het gedogen heeft geen zakelijke werking en is dus niet overdraagbaar.

2. Aan de gedoogverklaring worden nadere voorwaarden verbonden die toezien op het omgevingsbeheer en op medewerking aan het verlenen van informatie over risico's van middelengebruik. Daarbij gelden ook de AHOJGI-criteria.

Artikel 5. Maximumstelsel en verdeling vrijgekomen gedoogverklaring

1. In Purmerend worden maximaal twee gedoogverklaringen verleend. Een gedoogverklaring kan alleen worden verleend indien het maximumaantal van twee verleende gedoogverklaring nog niet bereikt is en er geen verdere gegadigden zijn, of wanneer de aanvrager na het doorlopen van de procedure zoals omschreven in de ‘Beleidsregels Aanvraag- en selectieprocedure gedoogverklaring coffeeshop Purmerend – 2020’ (hierna: de beleidsregels aanvraag-en selectieprocedure) in aanmerking komt voor het aanvragen van de gedoogverklaring.

2. Een vrijgekomen gedoogverklaring wordt altijd verdeeld volgens de beleidsregels aanvraag-en selectieprocedure.

Artikel 6. Looptijd gedoogverklaring en horeca-exploitatievergunning

1. De gedoogverklaring wordt verleend voor een periode van vijf jaar.

2. Na afloop van deze termijn kan de verlening van de gedoogverklaring worden verlengd voor opnieuw een periode van vijf jaar. Als de burgemeester ervoor kiest om de verlening van de gedoogverklaring niet te verlengen of om deze tussentijds in te trekken, wordt de gedoogverklaring opengesteld en wordt de aanvraag-en selectieprocedure doorlopen. Intrekking of niet-verlenging van een gedoogverklaring heeft geen invloed op de horeca-exploitatievergunning.

3. De horeca-exploitatievergunning voor een coffeeshop wordt ook verleend voor een periode van vijf jaar. Deze termijn loopt parallel aan de termijn van de gedoogverklaring.

4. Na afloop van deze termijn kan de verlening van de horeca-exploitatievergunning worden verlengd voor opnieuw een periode van vijf jaar. Als de burgemeester ervoor kiest om de verlening van de horeca-exploitatievergunning aan een persoon niet te verlengen, dan wordt de gedoogverklaring van deze persoon ook niet verlengd. Als de burgemeester ervoor kiest om de horeca-exploitatievergunning tussentijds in te trekken, dan wordt de gedoogverklaring op hetzelfde moment ook ingetrokken.

Artikel 7. Locatiecriteria

Naast het bepaalde in de APV gelden de volgende locatiecriteria voor het beoordelen van een aanvraag voor een gedoogverklaring:

a. Afstandscriterium

Geen vestiging binnen een straal van 200 meter hemelsbreed van een school voor voortgezet onderwijs/middelbaar beroepsonderwijs. Geen vestiging binnen 250 meter (loopafstand) van scholen voor middelbaar en hoger onderwijs, jongerencentra die zich hoofdzakelijk richten op een publiek vanaf 15 jaar en ouder of andere gevoelige bestemmingen.

b. Spreidingsbeleid / deconcentratie

Geen concentratie van coffeeshops, of van coffeeshops en andere horecabedrijven, in een gebied waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat als gevolg van deze concentratie het woon- en leefklimaat in het betrokken gebied in ontoelaatbare mate worden belast.

c. Mogelijke vestigingslocaties

Coffeeshops zijn alleen toegestaan in Purmerend, op één van de aangewezen gebieden in de binnenstad, zijnde de:

• Achterdijk;

• Weerwal;

• Oude Vismarkt;

• Gedempte Singelgracht (zijnde voetgangersgebied/oneven huisnummers);

• Westerstraat (tweezijdig);

• Nieuwstraat (tweezijdig).

Een keuze voor (één van) de locatie(s) van de coffeeshops die worden geëxploiteerd op het moment van vaststelling van dit beleid heeft de voorkeur, mits er een overeenkomst wordt gesloten met de eigenaar van deze locatie(s).

d. Nabijheid horeca

Geen vestiging nabij een ander horecabedrijf met een andere bezoekersgroep, als door de vestiging van de coffeeshop bij ontmoeting van de bezoekersgroepen problemen voor de openbare orde kunnen ontstaan.

e. Terrasverbod

Een coffeeshop heeft geen terras.

f. Bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan moet de functie horeca op de betreffende locatie toestaan.

Artikel 8. Gedoogcriteria voor coffeeshops (AHOJGI)

De verkoop van softdrugs wordt door het Openbaar Ministerie gedoogd als wordt voldaan aan de zogenaamde AHOJGI-criteria:

A) geen affichering

Reclame, anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit, is verboden.

H) geen harddrugs

Er mogen geen harddrugs voorhanden zijn en/of verkocht worden.

O) geen overlast

De exploitatie van de coffeeshop mag geen overlast veroorzaken.

J) geen jeugdigen

• 1. Het is verboden om personen onder de 18 jaar toe te laten in een coffeeshop

• 2. Het is verboden om softdrugs te verkopen aan personen onder de 18 jaar.

G) geen grote hoeveelheden

• 1. Het is verboden om per transactie meer dan 5 gram te verkopen.

• 2. Het is verboden om een handelsvoorraad van meer dan 500 gram softdrugs in de coffeeshop aanwezig te hebben.

I) geen verkoop aan niet ingezetenen

Het is verboden om toegang te verlenen en softdrugs te verkopen aan anderen dan ingezetenen van Nederland.

Artikel 9. Eisen aan exploitant en leidinggevende(n)

Aan de exploitant en de leidinggevende(n) van een coffeeshop, worden de volgende eisen gesteld:

• a. De exploitant en leidinggevende(n) moeten voldoen aan de eisen die aan een exploitant en leidinggevende(n) worden gesteld in de APV;

• b. De minimumleeftijd van de exploitant en leidinggevende(n) is 25 jaar;

• c. Een exploitant mag maximaal één coffeeshop binnen de gemeente Purmerend exploiteren.

Artikel 10. Overige eisen

1. In de coffeeshop wordt geen alcoholhoudende drank verstrekt of gebruikt.

2. De coffeeshop is vrij toegankelijk voor ingezetenen van Nederland van 18 jaar en ouder.

3. De exploitant van de coffeeshop voert bij zijn huisreglement een legitimatieplicht voor bezoekers in en houdt deze in stand.

4. De coffeeshop heeft naar buiten toe een ‘open karakter’.

5. De exploitant zorgt voor een adequate voorlichting met betrekking tot het gebruik van cannabis aan bezoekers.

Artikel 11. Handhaving

1. Overtredingen van de gedoogcriteria uit dit coffeeshopbeleid worden beëindigd door het opleggen van een last onder dwangsom of door het toepassen van bestuursdwang in de vorm van een (tijdelijke) sluiting volgens onderstaande tabel.

Overtreding

Maatregel 1e constatering

Maatregel 2e constatering

Maatregel 3e constatering

Reclame maken

Waarschuwing

Last onder dwangsom van maximaal €10.000,-

Last onder dwangsom

van maximaal €20.000,-

Aanwezig hebben of handel in harddrugs

Intrekking gedoodverklaring en intrekking horeca-exploitatievergunning.

In afwachting van intrekking: bevel tot tijdelijke sluiting voor de duur van 4 weken (indien nodig verlenging met 3 maanden).

-

-

Overlast veroorzaken

Waarschuwing/beperking sluitingstijden/sluiting (conform Sanctiestrategie horeca Purmerend en Beemster 2019)

-

-

Verkoop aan minderjarigen

Sluiting 3 maanden

Sluiting 6 maanden

Intrekken gedoogverklaring en intrekking horeca-exploitatievergunning.

In afwachting van intrekking: bevel tot tijdelijke sluiting voor de duur van 4 weken (indien nodig verlenging met 3 maanden).

Transactie > 5 gram verkopen

Waarschuwing

Sluiting 3 maanden

Sluiting 6 maanden

Handelsvoorraad > 500 tot 1000 gram

Waarschuwing

Sluiting 6 maanden

Intrekken gedoogverklaring en intrekking horeca-exploitatievergunning.

In afwachting van intrekking: bevel tot tijdelijke sluiting voor de duur van 4 weken (indien nodig verlenging met 3 maanden).

Handelsvoorraad > 1000 gram

Sluiting 3 maanden

Sluiting 6 maanden

Intrekken gedoogverklaring en intrekking horeca-exploitatievergunning.

In afwachting van intrekking: bevel tot tijdelijke sluiting voor de duur van 4 weken (indien nodig verlenging met 3 maanden).

Toelaten niet-ingezetenen

Waarschuwing

Tweede waarschuwing

Sluiting 3 maanden

2. In afwijking van artikel 10, eerste lid, kan bij wijze van uitzondering in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of niet evenredig is, een andere vorm van bestuursdwang worden toegepast of een last onder dwangsom worden opgelegd.

3. De in de tabel genoemde termijnen en bedragen zijn richtlijnen. Indien de burgemeester dit nodig acht, kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken.

4. Overtredingen van de geldende regels voor horecabedrijven worden beëindigd conform de Sanctiestrategie horeca Purmerend en Beemster 2019.

5. Het beleid ten aanzien van artikel 13b Opiumwet van de gemeente Purmerend is niet van toepassing op de handhaving van overtredingen van de gedoogvoorwaarden door coffeeshops.

Artikel 12. Overgangsbepaling

1. De horeca-exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd van de huidige exploitanten worden na inwerkingtreding van dit beleid ingetrokken. Gelijktijdig wordt aan deze exploitanten, in het kader van het overgangsrecht, een horeca-exploitatievergunning verleend met een looptijd van vijf jaar.

2. Na afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid kan de termijn worden verlengd met opnieuw vijf jaar. Indien de burgemeester de termijn van de gedoogverklaring niet wenst te verlengen komt de gedoogverklaring beschikbaar en zal de aanvraag- en selectieprocedure, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, worden gevolgd.

Artikel 13. Citeertitel

Dit beleid kan worden aangehaald als: Coffeeshopbeleid gemeente Purmerend – 2020.

Artikel 14. Bekendmaking

Dit beleid zal worden bekendgemaakt door plaatsing in het Gemeenteblad en publicatie op overheid.nl.

Artikel 15. Inwerkingtreding

1. Dit beleid treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

2. Met de inwerkingtreding van dit beleid vervalt de Nota coffeeshops Purmerend 1997 dat op 1 januari 1997 is vastgesteld.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Purmerend op 19 oktober 2020

D. Bijl

Artikelsgewijze toelichting

1. Algemeen

Geen nadere toelichting vereist

2. Juridisch kader

Geen nadere toelichting vereist

3. Exploitatievergunning

In de APV is opgenomen dat voor het exploiteren van een horecabedrijf een exploitatievergunning voor een horecabedrijf vereist is. Een coffeeshop valt onder artikel 110a, lid onder a van de APV. Een coffeeshop is een aan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis verwante inrichting waar tegen vergoeding dranken worden geschonken of rookwaren voor directe consumptie worden verstrekt.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat horeca-exploitatievergunningen persoons-, en locatie gebonden zijn, en daarmee niet overdraagbaar. Dat betekent bijvoorbeeld dat indien een horecabedrijf waar een coffeeshop wordt geëxploiteerd wordt verkocht, er voor de vestiging van een coffeeshop altijd een nieuwe aanvraag om een horeca-exploitatievergunning en een gedoogverklaring gedaan dient te worden. Deze aanvraag zal dan getoetst worden aan het op dat moment geldende beleid én altijd conform de aanvraag- en selectieprocedure worden verdeeld. Dit houdt in dat elke gegadigde op dat moment in staat wordt gesteld mee te dingen naar de gedoogverklaring.

4. Gedoogverklaring

Naast de exploitatievergunning is een aparte gedoogverklaring vereist. In deze verklaring zijn de gedoogcriteria opgenomen. Op deze manier is er een duidelijk onderscheid welke activiteiten worden vergund en welke activiteiten worden gedoogd. De gedoogverklaring is een schriftelijke verklaring van de burgemeester aan de exploitant waarin staat omschreven dat onder bepaalde voorwaarden wordt afgezien van het nemen van handhavingsmaatregelen tegen een coffeeshop conform het geldende coffeeshopbeleid. De termijn waarop een exploitant over een gedoogverklaring kan beschikken is gelijk aan de looptijd van de exploitatievergunning waarover dezelfde exploitant kan beschikken.

5. Maximumstelsel en verdeling vrijgekomen gedoogverklaring

Uit ervaring blijkt dat twee coffeeshops binnen de gemeente Purmerend een verantwoord maximum is. Het huidige beleid is gebaseerd op de uitgangspunten en wettelijke kaders uit 1997. Het is nog steeds de basis voor samenwerking tussen de ketenpartners en zorgt eveneens nog steeds voor een redelijk stabiele markt van gedoogde verkoop van softdrugs in Purmerend.

Stelsel van schaarse vergunningen

Er bestaat discussie ten aanzien van het wel of niet van toepassing zijn van het stelsel van schaarse rechten op de benodigde exploitatievergunning en de gedoogverklaring voor het exploiteren van een coffeeshop. Het antwoord op deze vraag is van belang, omdat het van toepassing zijn van het stelsel van schaarse rechten invloed heeft op de procedure die je als gemeente moet volgen bij de verdeling van een vrijgekomen plek voor een nieuwe coffeeshop. Op grond van rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gelden voor de verdeling van schaarse vergunningen namelijk specifieke normen. Zo moet het verdelende bestuursorgaan met het oog op het creëren van een gelijk speelveld voldoende mededingingsruimte creëren door alle potentiële gegadigden gelijke kansen te bieden om in aanmerking te komen voor deze vergunningen. Ook is het verdelende bestuursorgaan verplicht om een passende mate van openbaarheid te verzekeren als het gaat om de wijze waarop de beschikbare schaarse vergunningen worden verdeeld en verleend.

De burgemeester van Purmerend is van oordeel dat voor het gedogen van coffeeshops niet het vraagstuk van schaarse rechten geldt. Door een aantal gemeenten in het land die van oordeel zijn dat het gedogen van coffeeshops wel onder schaarse rechten valt, wordt een koppeling gemaakt tussen de schaarste van gedogen en de exploitatievergunning en zij verbinden daaraan de conclusie dat de exploitatievergunning een schaars goed is. Deze verbinding en daaraan verbonden conclusie is naar het oordeel van de burgemeester van Purmerend onterecht.

Een gedoogbeschikking is geen vergunning. De burgemeester kan geen vergunning verlenen voor iets dat bij wet verboden is (verkoop softdrugs). De exploitatievergunning wordt verleend o.g.v. de APV, omdat de coffeeshop tevens een openbare gelegenheid is (droge horeca), waarvoor een exploitatievergunning is vereist. De verkoop van softdrugs is echter niet een vergunde bezigheid: de verkoop wordt gedoogd, omdat de uitbater voldoet aan de niet handhaving eisen van het OM - de AHOJGI-criteria- en omdat hij toegelaten is tot de gemeente en hij binnen het toegelaten aantal valt. De horeca-exploitatievergunning is geen schaarse vergunning. Het feit dat er een gedoogdeel bij zit maakt het niet anders: het gedoogdeel omvat niet een vergunning maar een toezegging tot niet handhaving.

De burgemeester van Purmerend kiest er dan ook expliciet voor om een duidelijke scheiding te maken tussen wat wordt vergund (middels een exploitatievergunning) en wat wordt gedoogd (middels een gedoogverklaring). Er is geen schaars recht van niet handhaven. Een gedoogverklaring is geen recht. Conform de recente (nieuwe) lijn van de Raad van State over gedoogbesluiten, heeft de gedoogbeslissing het karakter van een toezegging van de burgemeester dat hij vooralsnog niet tot handhavend optreden overgaat. Een dergelijke toezegging bevat geen rechtshandeling.

De burgemeester kiest er wel voor om een vrijgekomen gedoogverklaring open te stellen, in die zin dat iedereen zijn interesse kan tonen en de interesse op een door de burgemeester omschreven wijze wordt beoordeeld. De wijze van aanmelding en selectie wordt verduidelijkt in de beleidsregels aanvraag-en selectieprocedure.

6. Looptijd gedoogverklaring en horeca-exploitatievergunning

De gedoogverklaring wordt op grond van deze beleidsregels verleend met een looptijd van vijf jaar. Nadat de termijn is verlopen zal de burgemeester besluiten of de termijn wordt verlengd met opnieuw een termijn van vijf jaar dan wel ervoor kiezen om de vrijgekomen gedoogverklaring te verdelen conform de aanvraag- en selectieprocedure.

Intrekking of niet-verlenging van een gedoogverklaring heeft geen invloed op de horeca-exploitatievergunning. M.a.w.: de houder van een horeca-exploitatievergunning kan een horecabedrijf in theorie blijven exploiteren na intrekking van een gedoogverklaring.

De horeca-exploitatievergunning voor een coffeeshop wordt ook verleend voor een periode van vijf jaar. Deze termijn loopt parallel aan de termijn van de gedoogverklaring.

Na afloop van deze termijn kan de verlening van de horeca-exploitatievergunning worden verlengd voor opnieuw een periode van vijf jaar. Als de burgemeester ervoor kiest om de verlening van de horeca-exploitatievergunning aan een persoon niet te verlengen, dan wordt de gedoogverklaring van deze persoon ook niet verlengd.

Als de burgemeester ervoor kiest om de horeca-exploitatievergunning tussentijds in te trekken, dan wordt de gedoogverklaring op hetzelfde moment ook ingetrokken. M.a.w.: de houder van een gedoogverklaring kan niet meer op gedoogde wijze softdrugs verkopen in een inrichting na intrekking van de horeca-exploitatievergunning, omdat het hebben van een horeca-exploitatievergunning een voorwaarde is voor de gedoogverklaring.

7. Locatiecriteria

Naast de reguliere (APV) toetsingscriteria die gelden bij de verlening van een horeca-exploitatievergunning, gelden voor het beoordelen van de interesse in een gedoogverklaring de volgende criteria:

  • a)

    Afstandscriterium

Een coffeeshop kent op grond van de AHOJGI-criteria een strikte toegangsleeftijd van minimaal 18 jaar. Het afstandscriterium is daarom van toepassing op scholen voor middelbaar en hoger onderwijs en jongerencentra die zich hoofdzakelijk richten op een publiek vanaf 15 jaar en ouder. Er zijn echter meer locaties denkbaar waar het vanuit problematiek van overlast, verslavingszorg, preventie-activiteiten of om andere dwingende redenen onlogisch of ongewenst is om een vestiging toe te staan. Daarom kan de vestiging van een coffeeshop nabij een dergelijke gevoelige bestemming ook verboden worden.

De minimale afstand van 250 meter dient te worden gemeten via de kortste reguliere loopafstand tussen de voordeur van de coffeeshop en de hoofdentree van de school, het jongerencentrum of de andere gevoelige bestemming.

  • b)

    Spreidingsbeleid / deconcentratie

Coffeeshops en andere horecabedrijven belasten ieder op eigen wijze het woon- en leefklimaat van de omgeving. Om een cumulatief effect van deze belasting te voorkomen is een concentratie van coffeeshops niet toegestaan. Ook is een concentratie van coffeeshops en andersoortige horecabedrijven in een bepaald gebied niet toegestaan als redelijkerwijs verwacht mag worden dat als gevolg van deze samenloop van functies het woon- en leefklimaat in het betrokken gebied ontoelaatbaar wordt belast.

  • c)

    Mogelijke vestigingslocatie

Vanuit gezondheidsoogpunt is een scheiding tussen alcoholverstrekkende horeca en coffeeshops aan te bevelen. Er is daarom een beperkt centrumgebied uitgezonderd van vestigingen om een ongewenste vermenging van functies en bezoekersstromen te voorkomen. De gebiedsomschrijving is in 1997 aangegeven en anno 2020 nog steeds van toepassing. Het is uit praktische overwegingen – zoals controle en toezicht op de naleving van wet- en regelgeving en gedoogrichtlijnen – wenselijk dat de coffeeshops in de reguliere controlerondes van het horecateam van politie en de gemeente kunnen worden meegenomen.

Vestiging buiten Purmerend is vanuit bedrijfseconomische motieven van coffeeshophouders wellicht aantrekkelijk. Dit beleid beoogt echter niet de bedrijfseconomische motieven rond de gedoogde handel in softdrugs te beschermen. Vanuit preventieoogpunt in het kader van de volksgezondheid en vanuit motieven op het gebied van overlastpreventie en bestrijding criminaliteit blijft een vestigingsbeleid in Purmerend de beste optie.

  • d)

    Nabijheid horeca

Als er andere horecabedrijven, met een van de coffeeshop afwijkend doelgroepenbeleid, in de onmiddellijke nabijheid van de coffeeshop zijn gevestigd, dient het effect van de verschillende doelgroepen en bezoekersstromen te worden meegewogen bij de vestiging van een nieuwe coffeeshop. Een nieuwe coffeeshop is niet toegestaan als er problemen op het gebied van openbare orde te verwachten zijn.

  • e)

    Terrasverbod

Om te voorkomen dat personen op een eenvoudige manier en ongewild met softdrugs in aanraking komen zijn terrassen niet toegestaan bij de exploitatie van een coffeeshop. Het ondersteunt daarmee het verbod op affichering uit de AHOJGI-criteria van het Openbaar Ministerie. Daarnaast kan met het verbod op terrassen worden voorkomen dat de handel zich eenvoudig en oncontroleerbaar verplaatst naar de straat.

  • f)

    Bestemmingsplan

Een coffeeshop is een alcoholvrij horecabedrijf. Het gebruik van gronden ten behoeve van horeca wordt in een bestemmingsplan geregeld.

Indien het gebruik als horecabedrijf niet past in het bestemmingsplan dan is dit een weigeringsgrond voor de horeca-exploitatievergunning (op grond van artikel 2:28b eerste lid onder a van de APV).

8. Gedoogcriteria voor coffeeshops (AHOJGI)

De verkoop van softdrugs (middelen die beschreven zijn in lijst II van de Opiumwet) wordt door het Openbaar Ministerie gedoogd als wordt voldaan aan de zogenaamde AHOJGI-criteria:

A) geen affichering

Het is verboden reclame te maken voor de coffeeshop of voor de verkoop of het gebruik van softdrugs. Alleen een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit is toegestaan.

H) geen harddrugs

In een coffeeshop mogen geen harddrugs voorhanden zijn of verkocht worden. Harddrugs zijn middelen met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid zoals beschreven in lijst I van de Opiumwet.

O) geen overlast

De exploitatie van een coffeeshop mag geen overlast veroorzaken. Onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshop, geluidshinder, vervuiling en/of nabij de coffeeshop rondhangende klanten.

J) geen jeugdigen

Gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar, zowel voor de toegang tot de coffeeshop als voor de verkoop van softdrugs.

G) geen grote hoeveelheden

Geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram) en slechts een beperkte handelsvoorraad (niet meer dan 500 gram).

I) geen verkoop aan niet ingezetenen

Dit betekent geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland. Onder ingezetene wordt verstaan: een persoon die zijn (woon)adres heeft in een gemeente van Nederland. De exploitant van de coffeeshop dient vast te stellen dat degene aan wie hij toegang verleent en degene aan wie hij verkoopt, ingezetene van Nederland is.

9. Eisen aan exploitant en leidinggevende(n)

De persoon die de coffeeshop uitbaat, is zeer bepalend voor de wijze van exploiteren, het naleven van de gedoogcriteria, het imago van de coffeeshop en daarmee ook de mate van acceptatie in de samenleving. Daarom worden specifieke eisen gesteld aan de exploitant en leidinggevende(n) van een coffeeshop. Bij het opstellen van de criteria is aansluiting gezocht bij het stelsel van de APV. Hierdoor ontstaat een optimaal kader waaraan kan worden getoetst. Bovendien kan gebruik worden gemaakt van de jurisprudentie over de APV. Er is voor gekozen de vereiste minimumleeftijd van 25 jaar voor de exploitant van een coffeeshop te handhaven. Op grond van de langere levenservaring wordt de exploitant geacht over voldoende overwicht bij de bedrijfsvoering te beschikken. Dit is onder andere van belang om adequaat te kunnen omgaan met het J-criterium (geen toegang voor personen onder de 18 jaar).

10. Overige eisen

10.1 Verbod op alcoholhoudende drank

Deze bepaling verbiedt nadrukkelijk wat in de definitiebepaling van artikel 1.1 al is aangegeven. Dit verbod bevordert de handhaafbaarheid omdat dit het te controleren segment van economische bedrijvigheid versmalt. Daarnaast wordt door dit verbod een beperkter publiek geconfronteerd met softdrugs.

10.2 Toelating personen

Deze bepaling zorgt voor transparantie in de bedrijfsvoering en vergemakkelijkt de controle en het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving.

10.3 Huisreglement en legitimatieplicht

Deze bepaling regelt de wijze waarop de exploitant zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van enkele gedoogvoorwaarden dient na te komen.

10.4 Open karakter

Een coffeeshop dient naar buiten een ‘open karakter’ te hebben. Dat wil zeggen: geen afgeschermde of geblindeerde ramen of afgesloten toegangsdeuren. Evenals de vrije toegankelijkheid vergroot dit voorschrift de handhaafbaarheid en voorkomt het dat controlerende en toezichthoudende taken worden belemmerd. Daarnaast voorkomt het dat bij omwonenden argwaan wordt gewekt omtrent de exploitatie.

10.5 Voorlichting

Preventieve interventies voor het verminderen van cannabisgebruik, het informeren over de risico’s van cannabisgebruik en het in een vroeg stadium signaleren van problemen of doorverwijzen naar hulpverlening is van groot belang. Coffeeshophouders hebben daar een grote mate van verantwoordelijkheid in. Daarom wordt de verplichting tot cannabisvoorlichting als voorwaarde gesteld aan het verkrijgen van een gedoogverklaring. Al het personeel van de coffeeshop is verplicht een training te volgen als het gaat om informeren van bezoekers over middelenmisbruik, gezondheidsrisico’s en het herkennen van problematisch gebruik.

11. Handhaving

Gezien het bijzondere karakter van de exploitatie van een coffeeshop is ervoor gekozen om specifieke sancties op te leggen voor het overtreden van de gedoogcriteria. Een belangrijk uitgangspunt van het coffeeshopbeleid is de scheiding van de markten van soft- en harddrugs. Wanneer harddrugs worden aangetroffen in een coffeeshop is de openbare orde per definitie in het geding. Dit is ook het geval wanneer aannemelijk is dat in deze drugs wordt verhandeld in of vanuit de inrichting, ook indien dit gebeurt buiten medeweten van de exploitant of zijn personeel om. Daarom wordt bij deze overtredingen gekozen voor het direct toepassen van bestuursdwang en niet voor het opleggen van een last onder dwangsom. Bestuursdwang is directer en zal (op termijn) succesvoller tot een feitelijke beëindiging van de overtreding leiden.

Bij het toepassen van bestuursdwang wordt gekozen voor sluiting van de coffeeshop, omdat dit als het meest effectieve middel wordt beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling te voorkomen. Ook het verbod op verkoop aan minderjarigen en het aanhouden van niet al te grote handelshoeveelheden zijn dusdanig belangrijke voorwaarden van het gedoogbeleid dat bij overtredingen direct met bestuursdwang wordt opgetreden. Bij het aanhouden van een handelshoeveelheid is wel rekening gehouden met de zogenaamde ‘achterdeurproblematiek’ waarbij een coffeeshophouder zijn coffeeshop moet kunnen bevoorraden en de jurisprudentie hierover. Daarom is een grens getrokken bij een handelshoeveelheid van 1000 gram. Bij een overschrijding van de toegestane hoeveelheid van 500 gram tot 1000 gram wordt eerst een waarschuwing gegeven. Bij recidive of een grotere overschrijding wordt wel direct bestuursdwang toegepast.

Voor de overige overtredingen kan met een voor de exploitant als lichter ervaren middel volstaan worden en wordt eerst een waarschuwing of een last onder dwangsom opgelegd.

Bij wijze van uitzondering kan de burgemeester in concrete gevallen afwijken van het genoemde handhaafarrangement. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn bij een constatering van verschillende overtredingen tegelijkertijd. Ook de aard en de ernst van de feiten en omstandigheden kunnen voor de burgemeester aanleiding zijn om te besluiten tot het overslaan van bepaalde stappen in het handhaafarrangement en/of direct over te gaan tot het opleggen van een zwaardere sanctie. Dit zal door de burgemeester in zijn besluit dan nader worden gemotiveerd.

De verjaringstermijn is twee jaar. Dit betekent dat de exploitant die een bestuurlijke maatregel opgelegd heeft gekregen en bij wie binnen de daaropvolgende twee jaar geen nieuwe overtredingen zijn geconstateerd weer met een schone lei kan beginnen. Indien ná deze periode een nieuwe overtreding wordt geconstateerd, dan wordt dit beschouwd als een eerste overtreding. De voorgeschiedenis van een exploitant of het horecabedrijf kan wel worden meegenomen bij de beoordeling of de burgemeester nog vertrouwen heeft in een verantwoordelijke exploitatie. Deze beoordeling zal wel met feiten en omstandigheden moeten worden onderbouwd.

12. Overgangsbepaling

De gedoogverklaring wordt na inwerkingtreding van dit beleid verstrekt voor een periode van vijf jaar. Hetzelfde geldt voor de exploitatievergunning.

De burgemeester kiest voor een minimale periode van vijf jaar voor de gedoogverklaring (mits er aanleiding is om deze eerder in te trekken). Een coffeeshophouder zal namelijk in een te korte periode streven naar maximale winst en niet gaan voor kwaliteit (zowel met betrekking tot het product als ook de wijze van administratie en relaties met de gemeente). Mocht de burgemeester ervoor kiezen om de gedoogverklaring na vijf jaar niet te verlengen dan is een periode van vijf jaar bovendien lang genoeg geweest als ‘terugverdienperiode’ van zijn initiële investering en lang genoeg om een ondernemer de vruchten te kunnen laten plukken van zijn investering. De burgemeester kan ervoor kiezen om de gedoogverklaring eerder in te trekken. Dit zal doorgaans gebeuren bij blijk van volkomen ongeschiktheid van de ondernemer die de gedoogverklaring heeft gekregen dan wel bij overtreding van één van de AHOJGI-criteria die noopt tot intrekking van de gedoogverklaring.

De huidige coffeeshophouders in Purmerend verkregen hun gedoogverklaring tot op heden voor de duur van drie jaar, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen. De huidige coffeeshophouders in Purmerend beschikken echter reeds jaren over een horeca-exploitatievergunning voor onbepaalde tijd. Voor de overgang naar de vereisten die voortvloeien uit dit nieuwe beleid, moet hen een redelijke overgangstermijn worden geboden.

Voor deze exploitanten geldt daarom de volgende regeling:

  • Na inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de bestaande horeca exploitatievergunningen, verleend voor onbepaalde tijd, ingetrokken;

  • Gelijktijdig wordt aan deze exploitanten een horeca-exploitatievergunning verleend met een looptijd van vijf jaar.

In aanvulling op het vorige wordt opgemerkt dat de huidige exploitanten na inwerkingtreding van dit beleid, tijdens de overgangsperiode, ook een gedoogverklaring als bijlage bij hun vergunning gevoegd krijgen.

13. Citeertitel

Geen nadere toelichting vereist.

14. Bekendmaking

Geen nadere toelichting vereist.

15. Inwerkingtreding

Geen nadere toelichting vereist.