Regeling vervallen per 01-01-2011

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend

Geldend van 05-04-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend

Burgemeester en wethouders van Purmerend,

gelet op de artikelen 3, 5, 6, 7, 12, 16, 20, 25, 38 en 40 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2007,

besluiten:

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het Persoonsgebonden budget

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

1.1.

Een Persoonsgebonden budget kan alleen worden toegekend indien een individuele voorziening is geïndiceerd. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een Persoonsgebonden budget vindt plaats op aanvraag.

1.2.

Verstrekking als Persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een Persoonsgebonden budget;

  • b.

    eerder willens en wetens misbruik is gemaakt van deze vorm van verstrekking van een individuele voorziening.

1.3.

De verantwoording van het Persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats in alle gevallen na aanschaf van een hulpmiddel of voorziening, na afloop van de verstrekking of in het geval van hulp bij het huishouden na afloop van elk kwartaal. Iedere budgethouder dient hiertoe de volgende stukken aan te leveren:

  • -

    de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

  • -

    een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening;

  • -

    of een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen. De budgethouder zal hierbij het geld aan de hulpverlener per bank/giro moeten overmaken.

  • -

    indien van toepassing bewijsstukken dat gebruik wordt gemaakt van een professionele zorgorganisatie (gesloten overeenkomst en betalingsbewijzen)

1.4.

Controle over deze verantwoording vindt steekproefsgewijs plaats door de gemeente. Er wordt gecontroleerd of het Persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het is verstrekt.

Is het Persoonsgebonden budget anders besteed dan bedoeld, dan kan het college het Persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug vorderen.

1.5.

Om de budgethouder volstrekt duidelijk te laten zijn wat met het Persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Wordt dan toch een voorziening aangeschaft die niet aan het programma van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking. In het geval van hulp bij het huishouden zal de ingezette hulp voor type HbH 2 en HbH 3 van gelijkwaardig niveau moeten zijn als de natura-variant. Zie voor een nadere uitwerking de beleidsregels.

1.6.

Het deel van het toegekende Persoonsgebonden budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde hulp bij het huishouden of voorziening, wordt niet uitgekeerd, of dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel, besparingsbijdrage en klanttarief collectief vervoer

Bij verstrekking van hulp bij huishouden, een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt een eigen bijdrage opgelegd.

Artikel 2. Omvang van de eigen bijdragen en het eigen aandeel

2.1

voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.222 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.222;

2.2

voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder  € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.256 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.256;

2.3

voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.222 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.222;

2.4

voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 21.058 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 21.058.

2.5

De eigen bijdrage of het eigen aandeel kan nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening of de dienst.

2.6.

Voor rolstoelen wordt geen eigen bijdrage opgelegd.

Artikel 3. Maximaal 39 perioden van vier weken

3.1

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing aan een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken (=3 jaar) een eigen bijdrage in rekening gebracht.

3.2

In afwijking op het gestelde in 3.1 wordt voor hulp bij het huishouden een eigen bijdrage opgelegd voor de periode dat de hulp is geïndiceerd en wordt afgenomen.

Artikel 4. Besparingsbijdrage

Als een voorziening mede een algemeen gebruikelijke voorziening inhoudt, wordt aan de persoon met beperkingen een besparingsbijdrage als eigen inbreng opgelegd. Hierbij geldt dat:

  • a.

    de eigen inbreng voor een aangepaste fiets, bruikleenauto, scootmobiel 12 of 15 km/uur en/of een handbike €  400 bedraagt;

  • b.

    de eigen inbreng voor een fietszitje € 75 en voor een autostoeltje € 130 bedraagt;

  • c.

    de eigen inbreng voor vervoersvoorzieningen voor kinderen tot 6 jaar € 150 en voor kinderen van 6 tot 18 jaar € 250 bedraagt;

  • d.

    de eigen inbreng per kind tot 18 jaar nooit meer dan € 370 bedraagt.

Artikel 5. Klanttarief Aanvullend openbaar vervoer

5.1.

In het Aanvullend openbaar vervoer betaalt de persoon met beperkingen een bedrag dat vergelijkbaar is met het zonetarief van de blauwe strippenkaart en bedraagt:

  • -

    voor een reguliere rit:   € 0,50 voor de (opstap)zone en € 0,50 voor elke ritzone;

  • -

    voor een prioritaire rit:  € 1,25 per (opstap)zone en € 1,25 voor elke volgende ritzone.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 6. Vaststelling bedrag Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

6.1.

Het Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bestaat uit twee varianten. De eerste variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door  een particuliere hulp, de hierbij behorende tarieven bedragen 75% van het natura-tarief. De tweede variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een professionele zorgaanbieder, de hierbij behorende tarieven bedragen 90% van het natura-tarief.

6.2.

Het bedrag per klasse dat in de vorm van een Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt verstrekt bedraagt per variant per jaar:

PGB in geval van inzet particuliere hulp: 75% Natura

HBH 1

HBH 2

HBH 3

Klasse 1

832

936

988

Klasse 2

2.496

2.808

2.964

Klasse 3

4.576

5.148

5.434

Klasse 4

7.072

7.956

8.398

Klasse 5

9.568

10.764

11.362

Klasse 6

12.064

13.572

14.326

PGB in geval van inzet professionele zorgorganisatie: 90% Natura

HBH 1

HBH 2

HBH 3

Klasse 1

988

1.144

1.196

Klasse 2

2.964

3.432

3.588

Klasse 3

5.434

6.292

6.578

Klasse 4

8.398

9.724

10.166

Klasse 5

11.362

13.156

13.754

Klasse 6

14.326

16.588

17.342

Bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend, wordt in het geval van inzet van een particuliere hulp een uurbedrag van € 16,00 voor HBH 1, € 18,00 voor HBH 2 en € 19,00 voor HBH 3 gehanteerd. In het geval van inzet van een professionele organisatie is dat een uurbedrag van € 19,00 voor HBH 1, € 22,00 voor HBH 2 en € 23,00 voor HBH 3.

6.3

De vastgestelde uurtarieven zijn zogenaamde 'all-inclusief' tarieven. Dat wil zeggen dat alle aanverwante kosten zoals reiskosten en vakantiegeld zijn opgenomen in deze tarieven. De budgethouder dient een

all-inclusief aan de hulp te betalen. Reiskosten, vakantiegeld e.d. kunnen niet afzonderlijk worden gedeclareerd.

6.4.

De bedragen worden 1x per kwartaal bij voorschot op rekening van de budgethouder overgemaakt

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 7. Hoogte Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen

7.1.

Het Persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college goedgekeurde offerte.

7.2.

De in artikel 20 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2007 genoemde afschrijvingsduur luidt als volgt: afschrijving in 10 jaar.

7.3.

De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2007 bedraagt

  • a.

    € 2.531 voor alleenstaanden of gehuwden zonder kinderen;

  • b.

    € 3.798 voor alleenstaanden of gehuwden met inwonende kinderen onder de 18 jaar die genoodzaakt zijn mee te verhuizen;

  • c.

    € 3.798 voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken.

7.4.

De financiële tegemoetkoming voor woningsanering zoals genoemd in artikel 15 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2007 bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen van zachte door harde vloerbedekking, maximaal € 12,50 per vierkante meter.

Voor woningsanering gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

  • -

    is een artikel nieuwer dan 2 jaar: 100% vergoeding

  • -

    is een artikel 2-4 jaar oud: 75% vergoeding

  • -

    is een artikel 4-6 jaar oud: 50% vergoeding

  • -

    is een artikel 6-8 jaar oud; 25% vergoeding

  • -

    is een artikel 8 jaar of ouder: geen vergoeding.

7.5.

De noodzakelijke kosten voor onderhoud en reparatie van trapliften, plafondliften, elektrische deuropeners, was-föhninstallaties en elektrische verstellingen van keukens of wastafels wordt volledig vergoed aan de eigenaar van de woning.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 8. Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

8.1.

Het Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier en kan op declaratiebasis worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt. Binnen de natura-variant zijn er per voorziening meerdere mogelijkheden met hieraan verschillende tarieven verbonden. Om de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening in natura te kunnen bepalen is daarom vaak een passing nodig bij de leverancier. Op het moment dat de budgethouder een passing weigert wordt er van uitgegaan dat de goedkoopste voorziening binnen de natura-variant-mogelijkheden adequaat is zodat het PGB-bedrag hierop wordt afgestemd. 

De minimale PGB-bedragen, gerelateerd aan de goedkoopste voorziening binnen de natura-variant-mogelijkheden:

Pgb-bedrag* bij standaarduitvoering in €

Maandelijks bedrag* voor onderhoud/reparatie in €

Scootmobiel 10 km/uur

1845

15,09

Scootmobiel 12/15 km/uur

2555 minus € 400 besparingsbijdrage

22,14

Driewielfiets volwassene

1175  minus € 400 besparingsbijdrage

5,43

Driewielfiets kind tot 6 jr.

765 minus € 150 besparingsbijdrage

7,59

Driewielfiets kind 6 tot 12 jr.

1220 minus € 220 besparingsbijdrage

7,59

Driewielfiets kind 12 tot 18 jr

1310 minus € 220 besparingsbijdrage

7,59

Elektrische driewielfiets

3100 minus € 350 besparingsbijdrage

15,09

Handbike mechanisch

3095 minus € 350 besparingsbijdrage

7,59

Handbike elektrisch

7695 minus € 350 besparingsbijdrage

15,09

*Genoemde bedragen zijn exclusief BTW, prijspeil 1 januari 2010. Verrekening met cliënt vindt plaats op basis van principe exclusief BTW.

Artikel 9. Inkomensgrens auto

De inkomensgrens zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2007,  bedraagt  € 16.926  voor alleenstaanden en € 21.828 voor echtparen of alleenstaanden met ten laste komende kinderen.

Artikel 10. Hoogte financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen

10.1.

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal  € 1.309

10.2.

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt maximaal € 781

10.3.

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 1.520

10.4.

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.257.

Artikel 11. Financiële tegemoetkoming van aanpassing aan de eigen auto

11.1.

Het Persoonsgebonden budget voor autoaanpassingen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college goedgekeurde offerte.

11.2.

De financiële tegemoetkoming voor de autoaanpassing bedraagt maximaal € 2.000,00 indien de persoon met beperkingen geïndiceerd is voor het collectieve vervoersvoorziening maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt.

11.3.

Indien op grond van lid 2 een financiële tegemoetkoming voor autoaanpassing wordt toegekend kan in aanvulling daarop geen financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik eigen auto of (rolstoel)taxi worden verstrekt.

11.4.

De financiële tegemoetkoming genoemd in lid 2 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de autoaanpassing.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 12. Persoonsgebonden budget voor rolstoelen

12.1.

Het Persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier en kan op declaratiebasis worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt. Binnen de natura-variant zijn er per voorziening meerdere mogelijkheden met hieraan verschillende tarieven verbonden. Om de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening in natura te kunnen bepalen is daarom vaak een passing nodig bij de leverancier. Op het moment dat de budgethouder een passing weigert wordt er van uitgegaan dat de goedkoopste voorziening binnen de natura-variant-mogelijkheden adequaat is zodat het PGB-bedrag hierop wordt afgestemd.

De minimale PGB-bedragen, gerelateerd aan de goedkoopste voorziening binnen de natura-variant-mogelijkheden:

Pgb-bedrag* voor standaarduitvoering in euro's

Maandelijks bedrag* voor onderhoud/reparatie

Rolstoel hoepel incidenteel gebruik

355

3,14

Rolstoel actief gebruik vast frame

1.070

6,46

Rolstoel actief gebruik hoepel

900

6,46

Rolstoel permanent vast frame

1.070

9,33

Rolstoel (semi)permanent hoepel

1.290

6,46

Elektrische rolstoel binnen

3.505

27,02

Elektrische rolstoel buiten

4.605

30,27

*Genoemde bedragen zijn exclusief BTW, prijspeil 1 januari 2009. Verrekening met cliënt vindt plaats op basis van principe exclusief BTW.

12.2.

De financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel bedraagt  € 2.638, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 13. Indexering

13.1.

De in dit besluit geldende bedragen worden jaarlijks door het college aangepast conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Nibud en  landelijke normen.

13.2.

In afwijking van het vorige lid wordt het klanttarief van de Aanvullend openbaar vervoerritten aangepast aan de prijsontwikkeling overeenkomstig de Openbaar Vervoertarieven.

Artikel 14. Citeertitel en inwerkingtreding

14.1.

Dit besluit kan worden aangehaald als 'Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2010’.

14.2

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2009 wordt ingetrokken.

14.3

Dit besluit treedt in werking op de dag na die waarop het is bekendgemaakt.

Purmerend, 16 maart 2010

burgemeester en wethouders van Purmerend,

de secretaris, M.J.H. Smulders

de burgemeester, D. Bijl