Regeling vervallen per 09-04-2012

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009

Geldend van 20-07-2009 t/m 08-04-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009

De raad van de gemeente Purmerend,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 juli 2009, nr 09-76,

gelet op de Wet werk en bijstand (WWB),

overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a WWB, artikel 35, eerste lid Ioaw en artikel 35, eerste lid Ioaz de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a WWB, artikel 34, eerste lid, onderdeel a van de Ioaw en artikel 34, eerste lid, onderdeel a van de Ioaz

besluit

vast te stellen de hierna volgende "Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009"

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering ingevolge de wet, de Ioaw of de Ioaz;

    • c.

      voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    • d.

      algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid;

    • e.

      passende arbeid: arbeid die aansluit bij opleiding en ervaring;

    • f.

      trajectplan: een plan waarin afspraken tussen gemeente en belanghebbende door de casemanager zijn vastgelegd bij de start van het re-integratietraject, gebaseerd op gevoerde gesprekken en eventueel aanvullend onderzoek, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces of deelname aan sociale activiteiten;

    • g.

      startkwalificatie: een havo of vwo-diploma of een mbo-diploma vanaf niveau 2;

    • h.

      reguliere arbeid: arbeid in dienstbetrekking of als zelfstandige zonder gebruikmaking van loonkostensubsidies.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan personen als bedoeld in artikel 10 van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling conform artikel 7 van de wet.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbenden, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Uitvoeringsplan en Jaarrekening

  • 1. Het college legt plannen met betrekking tot re-integratie vast in een uitvoeringsplan.

  • 2. Het college brengt jaarlijks via de Jaarrekening verslag uit over de effecten van het beleid aan de gemeenteraad.

Artikel 4 Recht op ondersteuning

  • 1. Het college bevordert dat met betrekking tot het aanbieden van ondersteuning, er sprake is van een gelijke aandacht voor de verschillende personen alsmede een evenwichtige verdeling binnen de te onderscheiden doelgroepen in artikel 7 van de wet.

  • 2. Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de aanvrager.

  • 3. De vorm van de ondersteuning dient bij te dragen aan een spoedige en duurzame uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. De ondersteuning kan bestaan uit:

    • a.

      de activiteiten zoals beschreven in hoofdstuk 3 van deze verordening;

    • b.

      het tijdelijk geheel dan wel tijdelijk gedeeltelijk verlenen van ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling;

    • c.

      het toestaan van een zoektermijn naar passende arbeid;

    • d.

      overige faciliteiten.

Artikel 5 Maatregelen en terugvordering

  • 1. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet of door het college aan de aangeboden voorziening zijn verbonden, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening en conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de Ioaw en artikel 20 van de Ioaz.

  • 2. Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan de verplichtingen als genoemd in het eerste lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 6 Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3. Overschrijding van een door het college ingesteld plafond als genoemd in het eerste en tweede lid vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In het uitvoeringsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4. Het college kan ten aanzien van de voorzieningen nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies;

    • d.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies;

    • h.

      het terugvorderen van de kosten van voorzieningen.

Artikel 8 Trajecten

  • 1. Het trajectplan is afgestemd op de mogelijkheden van de belanghebbende en kan bestaan uit verschillende vormen van ondersteuning die tot inschakeling in arbeid moeten leiden zodra algemeen geaccepteerde arbeid niet voorhanden is en sollicitaties tot onvoldoende resultaat hebben geleid.

  • 2. Bij de afweging welke voorziening het meest geschikt is voor welke persoon uit de doelgroep, worden de mogelijkheden en belemmeringen van de persoon en het belang van de gemeente tegen elkaar afgewogen. Hierbij wordt voor de persoon uit de doelgroep het niveau van een startkwalificatie nagestreefd.

  • 3. Indien de belanghebbende meent dat het voorgenomen trajectplan onvoldoende recht doet aan zijn kansen en mogelijkheden kan hij een gemotiveerd verzoek doen tot heroverweging van het trajectplan.

Artikel 9 Premie bij uitstroom

  • 1. De uitkeringsgerechtigde of de werknemer in gesubsidieerde arbeid die reguliere arbeid aanvaardt ten gevolge waarvan hij volledig in de kosten van bestaan kan voorzien ontvangt een éénmalige premie van € 1000,-.

  • 2. Aan het ontvangen van deze premie is de voorwaarde verbonden, dat de uitkeringsgerechtigde onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding ten minste twee jaar uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de wet, de Ioaw of de Ioaz. Deze periode van twee jaar mag niet onderbroken zijn geweest met een periode langer dan 3 maanden.

  • 3. Er bestaat geen recht op een premie als binnen een periode van 5 jaar voorafgaande aan het moment van uitstroom al eerder een uitstroompremie is verstrekt.

Artikel 10 Premie bij inkomsten uit arbeid

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die reguliere arbeid verricht waarmee niet volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien ontvangt jaarlijks een eenmalige premie.

  • 2. De hoogte van de premie komt overeen met 25% van de met de uitkering verrekende netto inkomsten met een maximum van € 183,- per maand.

  • 3. De premie wordt verstrekt over een maximale periode van 2 jaar.

  • 4. Bij deeltijdwerk is er alleen dan recht op een premie, wanneer dit deeltijdwerk tijdig is aangekondigd bij de gemeente.

Artikel 11 Onkostenvergoeding vrijwilligerswerk

  • 1. Het college kan aan de uitkeringsgerechtigde een onkostenvergoeding voor het verrichten van onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten verstrekken.

  • 2. De vergoeding wordt slechts toegekend indien het college voor het verrichten van de activiteiten vooraf toestemming heeft verleend en voor zolang de activiteiten het verkrijgen van betaalde arbeid niet verhinderen of bemoeilijken en voor zover er geen onkostenvergoeding zoals bedoeld in artikel 31, lid 2 onder k. van de wet van de organisatie of organisaties waarbij het vrijwilligerswerk wordt verricht, is of wordt ontvangen.

  • 3. Voorwaarden voor het verkrijgen van de vergoeding zijn:

    • a.

      de uitkeringsgerechtigde is naar verwachting binnen een periode van een jaar niet bemiddelbaar naar betaalde arbeid;

    • b.

      de uitkeringsgerechtigde verleent alle medewerking aan een met hem overeengekomen traject of aan anderszins met hem overeengekomen of aan hem opgelegde activeringsactiviteiten;

    • c.

      de activiteiten worden gedurende tenminste acht uren per week verricht;

    • d.

      de activiteiten hebben gedurende ten minste zes maanden in een kalenderjaar plaatsgevonden.

  • 4. De onkostenvergoeding bedraagt € 764,- per kalenderjaar.

Artikel 12 Overige vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 13 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot het bepaalde in deze verordening.

Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009".

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van publicatie en werkt terug tot 1 januari 2009.

  • 2.

    De "Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2005" wordt op deze datum ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2 juli 2009

de griffier, J.F. Kamminga

de voorzitter, D. Bijl

Toelichting

Algemene toelichting

1.Inleiding

De Wet werk en bijstand (WWB) geeft burgemeester en wethouders de opdracht om zorg te dragen voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen met betrekking tot haar re-integratietaak. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij re-integratie geregeld. De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onder a, en tweede lid en artikel 10, eerste en tweede lid, van de WWB. Artikel 34, 35 en 36 van de Ioaw en Ioaz bevatten dezelfde opdrachten ten aanzien van uitkeringsgerechtigden met een Ioaw respectievelijk Ioaz uitkering.

Gemeente Purmerend geeft op de volgende wijze vorm aan bovengenoemde opdracht:

1.In de verordening zelf.

Hiermee ligt het beleid voor langere duur vast. Het aanpassen van de verordening vergt langere tijd. Uitgangspunt is een verordening vast te stellen waarin de hoofdlijnen geregeld zijn, die een aantal jaren meekan.

2.In het uitvoeringsplan, dat door het college vastgesteld wordt.

Naast algemene uitgangspunten komen hierin ook onderwerpen aan de orde als hoogte en wijze van financiering, het inkoop- en aanbestedingsbeleid en de afstemming met andere beleidsterreinen als onderwijs, zorg en economie.

In deze verordening wordt dan ook vastgelegd: de verhouding tussen raad en college alsmede enkele algemene artikelen over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen en de rechten en plichten van de cliënt. Al het overige wordt vastgelegd in een uitvoeringsplan.

De WWB geeft de gemeenteraad ook opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen, die een relatie hebben met de re-integratieverordening, namelijk: afstemming en cliëntenparticipatie.

Afstemmingverordening

De op grond van de WWB opgestelde Afstemmingsverordening regelt het samenspel van de rechten en plichten van de cliënt.

De re-integratieverordening en de afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit sanctiebeleid wordt geregeld in de afstemmingsverordening.

Verordening cliëntenparticipatie

De WWB geeft aan de gemeenteraad tevens de opdracht een verordening cliëntenparticipatie op te stellen. In de verordening cliëntenparticipatie dient onder andere te worden geregeld welke zaken er in ieder geval aan cliëntenparticipatie onderworpen zullen worden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB of Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de WWB of Awb ook de verordening moet worden gewijzigd.

De begrippen die niet zijn omschreven in de WWB of Awb, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.

De WWB hanteert het begrip algemeen geaccepteerde arbeid. Dit is een ruimer begrip dan het begrip passende arbeid dat in de Algemene bijstandswet werd gehanteerd. Onder d. wordt bepaald dat in deze verordening onder algemeen geaccepteerde arbeid wordt verstaan: iedere vorm van betaalde arbeid. Hiervan kan alleen worden afgeweken indien sprake is van medische beperkingen of psychosociale problematiek waardoor aanvaarding van bepaald werk niet (volledig) mogelijk is. De vaststelling hiervan gebeurt aan de hand van een onafhankelijk, extern deskundig advies.

Artikel 2 Opdracht college

De WWB geeft aan burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel cliënten aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de cliënt dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financiële middelen. De vraag naar ondersteuning zal afhankelijk zijn van een veelheid aan sociaal-economische factoren.

Artikel 3 Uitvoeringsplan en Jaarrekening

Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, geeft de WWB aan de gemeenteraad de opdracht om het re-integratiebeleid vast te leggen in een verordening. In Purmerend wordt gekozen voor een systematiek om de verordening meer procedureel te houden en de verdere plannen vast te leggen in een uitvoeringsplan. Rapportage over de effecten van het beleid gebeurt jaarlijks in de Jaarrekening.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het aanbod van ondersteuning ligt bij burgemeester en wethouders, die immers ook verantwoordelijk zijn voor de effectieve en doelmatige inzet van de middelen. Naast uitkeringsgerechtigden hebben ook personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling. Het eerste lid geeft het college de opdracht zorg te dragen voor een evenwichtige verdeling van de middelen over de te onderscheiden doelgroepen.

De in het tweede lid genoemde voorliggende voorzieningen kunnen bijvoorbeeld zijn: de bemiddeling richting arbeidsmarkt of re-integratieactiviteiten die door het UWV WERKbedrijf worden aangeboden.

In het derde lid worden de vormen van ondersteuning benoemd. Om een duurzame uitstroom naar arbeid te verkrijgen kan het wenselijk zijn een persoon met bijvoorbeeld recente werkervaring onder voorwaarden een periode te gunnen om actief te zoeken naar passende arbeid alvorens hem de verplichting op te leggen algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Het college kan besluiten aanvullende faciliteiten aan te bieden zoals bijvoorbeeld kinderopvang of aanvullende begeleiding.

Artikel 5 Maatregelen en terugvordering

Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden.

Voor diegene zonder uitkering moeten daarom in deze verordening voorwaarden aan het re-integratietraject worden gekoppeld. Deze gelden dan vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigde. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten van belanghebbende worden teruggevorderd, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt. Om die mogelijkheid open te houden is het wenselijk dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.

Natuurlijk heeft de cliënt ook rechten. Deze rechten zijn elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Awb.

Het eerste lid verbindt deze re-integratieverordening met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald bedrag. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen dat de gemeente in die gevallen (een deel van) de kosten van het traject kan terugvorderen.

Artikel 6 Budget- en subsidieplafonds

De gemeente kan, om financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het in artikel 3 genoemde uitvoeringsplan gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds mogelijk maken.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open naar andere instrumenten uit te wijken.

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

Dit artikel is opgenomen om enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de casemanager de voortgang bespreekt.

Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dit kan doen.

Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen.

De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage kan op zijn plaats zijn.

Artikel 8 Trajecten

De casemanager zal in samenspraak met de cliënt en na eventueel aanvullend diagnostisch onderzoek een plan opstellen dat kan bestaan uit een samenstel van activiteiten en dat bij uitvoering leidt tot werk of activering. Deze activiteiten worden vastgelegd in een trajectplan. Alvorens dit trajectplan definitief wordt vastgesteld in de vorm van een beschikking gaat de casemanager na of de cliënt gebruik wil maken van de mogelijkheid een second opinion aan te vragen.

Artikel 9 Premie bij uitstroom

Als tegenhanger van het opleggen van een maatregel bij het niet voldoen aan de voorwaarden tot re-integratie biedt dit artikel de mogelijkheid van een positieve prikkel.

Artikel 10 Premie bij inkomsten uit arbeid

De WWB kent slechts een zeer beperkte mogelijkheid inkomsten uit deeltijdarbeid vrij te laten. Purmerend hanteert geen vrijlatingregeling maar kent voor deeltijdwerkers een stimuleringspremie. Deze premie wordt éénmaal per jaar toegekend en komt overeen met 25% van de inkomsten met een maximum van € 183,- voor elke maand dat deze korting heeft plaats gevonden. Bij een maximaal gebruik van deze premie blijft het te verstrekken bedrag binnen de wettelijke grenzen. De wet voorziet enkel en alleen in de mogelijkheid om een premie éénmaal per jaar te verstrekken. 

Artikel 11 Onkostenvergoeding vrijwilligerswerk

Het vervullen van vrijwilligerswerk of mantelzorg draagt bij aan het bevorderen van de maatschappelijke participatie en het voorkomen van sociaal isolement. Om dit te stimuleren in die gevallen waar bemiddeling naar betaalde arbeid op korte termijn niet haalbaar is worden onkosten vergoed. In dit artikel komen de voorwaarden waaronder een onkostenvergoeding wordt verstrekt benoemd. Indien de organisatie waar vrijwilligerswerk wordt verricht een onkostenvergoeding verstrekt die lager is dan € 764,- per jaar kan de onkostenvergoeding aanvullend worden verstrekt.

Artikel 12  Overige vergoedingen

De gemeente kan ter stimulering van de arbeidsinschakeling besluiten diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daartoe bijdragen. Als voorbeelden kunnen worden genoemd reiskosten, verhuiskosten in verband met werkaanvaarding en kosten voor kinderopvang. Dit is echter geen limitatieve opsomming. Wel dienen de kosten altijd beoordeeld te worden op noodzaak en redelijkheid en op de mogelijkheden voor voorliggende voorzieningen. Te denken valt hierbij aan vergoedingen door de werkgever of fiscale regelingen.

Artikel 13 t/m 17 

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.