Regeling vervallen per 28-03-2014

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden

Geldend van 27-09-2010 t/m 27-03-2014 met terugwerkende kracht vanaf 11-03-2010

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden

De raad van de gemeente Purmerend;

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet;

gelet op Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

besluit:

vast te stellen de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243

  • b.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden; het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244

  • c.

    Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriele regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • d.

    commissie: de raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet, de adviescommissie voor raadsbezwaarschriften, de adviescommissie voor bezwaarschriften, de commissie Woonconsumenten, de Urgentiecommissie, de Klachtencommissie Toewijzing Corporatiewoningen Purmerend en de  rekenkamercommissie;

  • e.

    commissielid: een lid van een commissie dat niet tevens als raadslid, wethouder danwel als medewerker bij de gemeente Purmerend werkzaam is en voldoet aan de vereisten voor het raadslidmaatschap als gesteld in de artikelen 10 en 13 van de Gemeentewet;

  • f.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • g.

    gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet;

  • h.

    arbeidsvoorwaarden op maat: de in de regeling "Arbeidsvoorwaarden op maat 2006" opgenomen arbeidsvoorwaarden.

HOOFDSTUK 2 VOORZIENINGEN VOOR RAADSLEDEN

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het maximum zoals vermeld in tabel I van dat besluit.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1. De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het maximumbedrag zoals vermeld in tabel II van het  Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4,aanhef en onder f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van  die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, is in afwijking van het eerste lid de  onkostenvergoeding gelijk aan het maximumbedrag vermeld in tabel III van het  Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een  beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde   in artikel 4, onder b, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan het raadslid vergoed.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    • a.

      Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in.

    • b.

      De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

    • c.

      De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 8 Computer

De raadsgriffier verleent een raadslid op declaratiebasis een vergoeding voor de aanschaf, het gebruiken en het onderhoud van een computer met bijbehorende randapparatuur en software. Deze vergoeding bedraagt 90% van de aanschafkosten, met een maximum van € 800. In het eerste en tweede zittingsjaar bedraagt de vergoeding niet meer dan € 800.

In het derde en vierde zittingsjaar bedraagt de vergoeding niet meer van

€ 400 In een zittingsperiode kan de totale vergoeding het bedrag van € 800 niet overschrijden.

Artikel 9 Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onder f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking  wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk  personeel geldende spaarloonregeling.

  • 2. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onder f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking  wordt aangemerkt, kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel  19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 10 Arbeidsvoorwaarden op maat

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onder f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking  wordt aangemerkt, kan, voor zover van toepassing, deelnemen aan de  arbeidsvoorwaarden op maat zoals bedoeld in de regeling "Arbeidsvoorwaarden op  maat 2006".

  • 2. Naar keuze van het raadslid wordt de vergoeding voor de werkzaamheden dan wel de onkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor arbeidsvoorwaarden op  maat.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten  gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in  artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt,  wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van  bedoelde korting.

  • 2. In het geval een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde  lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen  van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding  voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste  van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 13 Ziektekostenvoorziening

  • 1. De tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt € 175 per  jaar.

  • 2. In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad is geweest ontvangt hij de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar  evenredigheid van het aantal maanden dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 3. De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt eenmaal per kalenderjaar.

Artikel 14 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 1. De artikelen 2 tot en met 4, en 8 tot en met 13, blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens  zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding  die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt  van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

  • 2. De artikelen 1 tot en met 7, 8, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 11 tot en met 13 zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van  een raadslid dat ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft  verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

HOOFDSTUK 3 VOORZIENINGEN VOOR WETHOUDERS

Artikel 15 Onkostenvergoeding

De vergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor de hoogste gemeenteklasse, vermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 16 Reiskosten woon-werkverkeer

De vergoeding voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling van de wethouder is gelijk aan de vergoeding, bedoeld in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 17 Zakelijke reiskosten

  • 1.

    • a.

      De vergoeding voor de kosten, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder b, van het Rechtspositiebesluit wethouders is gelijk aan de vergoeding, bedoeld in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

    • b.

      Wanneer een wethouder voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, gebruik maakt van een taxi, komen de hieruit voortvloeiende kosten voor rekening van de gemeente. 

  • 2. Op aanvraag vindt saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder plaats overeenkomstig de Reisregeling binnenland.

Artikel 18 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist.

Artikel 19 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden  aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    • a.

      De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een aanvraag in.

    • b.

      De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

    • c.

      De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

Artikel 20 Computer en internetverbinding

  • 1. Op aanvraag worden de wethouder ten laste van de gemeente voor de uitoefening  van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter  beschikking gesteld.

  • 2. Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de  gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software  als bedoeld in het eerste lid, ontvangt de wethouder ten laste van de gemeente op  aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar.

  • 3. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verleent het college de wethouder op aanvraag voor de uitoefening van het  ambt voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming van 30% van de  aanschafwaarde met een maximum van € 800,- voor de aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 4. Op aanvraag worden de wethouder de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of derde lid genoemde computerapparatuur vergoed.

  • 5. De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 6. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 21 Communicatieapparatuur

  • 1. Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van zijn ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. Voor zover de in bruikleen beschikbaar gestelde communicatieapparatuur voor privé-doeleinden wordt gebruikt, vindt maandelijks een verrekening van de gebruikskosten  plaats.

Artikel 22 Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1. De wethouder kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

  • 2. De wethouder kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 23 Arbeidsvoorwaarden op maat

De wethouder kan, voor zover van toepassing, deelnemen aan de arbeidsvoorwaarden op maat zoals bedoeld in de regeling "Arbeidsvoorwaarden op maat 2006". 

Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het maximum, genoemd in artikel 1, aanhef en onder a en het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling  rechtspositie wethouders;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

HOOFDSTUK 4 VOORZIENINGEN VOOR COMMISSIELEDEN

Artikel 25 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1. Een commissielid ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen een vergoeding die gelijk is aan het in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden voor gemeenteklasse 4 genoemde bedrag.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op degene die als commissielid een vaste  vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de  Gemeentewet ontvangt.

  • 3.

    • a.

      In afwijking van het eerste lid, ontvangt de voorzitter van de adviescommissie voor bezwaarschriften per dagdeel een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de adviescommissie ter hoogte van € 250,-.

    • b.

      In afwijking van het eerste lid, ontvangen de andere leden van de adviescommissie voor bezwaarschriften per dagdeel een vergoeding voor het  bijwonen van vergaderingen van de adviescommissie ter hoogte van € 175,-.

    • c.

      In afwijking van het eerste lid, ontvangen de externe leden van de Rekenkamercommissie een vergoeding, waarvan de hoogte is vastgesteld in de Verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie 2009.

Artikel 26 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Aan het commissielid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig artikel 4, onder b, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 27 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een commissielid aan cursussen, congressen,  seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente  worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    • a.

      Het commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of  symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een aanvraag in.

    • b.

      De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

    • c.

      De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het commissielidmaatschap.

HOOFDSTUK 5 DE PROCEDURE VAN DECLARATIE

Artikel 28 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

  • a.

    betaling uit eigen middelen;

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of

  • c.

    een gemeentelijke creditcard.

Artikel 29 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 17, 18, 24 en 26 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het  college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder of het commissielid dient het declaratieformulier, binnen negen weken nadat de kosten gemaakt zijn, in bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 30 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 17 tot en met 19, 24, 26 en 27 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Artikel 31 Gebruik creditcard

  • 1. De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 17, 18 en 24 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

  • 2. Een gemeentelijke creditcard wordt de wethouder op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of  tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Aan de  verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3. De gemeentesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van gemeentelijke creditcards.

  • 4. Na gebruik wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

  • 5. Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeente. Het eigen risico  bij verlies en diefstal komt, mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor  rekening van de gemeente.

HOOFDSTUK 6 CITEERTITEL EN INWERKINGTREDING

Artikel 32 Intrekking huidige verordening

De Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden Purmerend 1999  en de regeling vergoeding computers politieke bestuurders worden ingetrokken.

Artikel 33 Inwerkingtreding

  • 1.

    • a.

      Deze verordening treedt voor zover het betreft de voorzieningen voor raadsleden in werking met terugwerkende kracht tot 11 maart 2010.

    • b.

      In afwijking van het gestelde onder a, treedt deze verordening, voor zover het betreft commissieleden, zijnde niet-raadsleden van een raadscommissie, in werking met terugwerkende kracht tot 26 maart 2010.

  • 2. Deze verordening treedt voor zover het betreft de voorzieningen voor wethouders in werking op het tijdstip dat in 2010 sprake is van een functionerend college als bedoeld in artikel 38 van de Gemeentewet.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 april 2010

de griffier, J.F. Kamminga

de voorzitter, D. Bijl

TOELICHTING        

ALGEMEEN

Wettelijke grondslag

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op diverse niveaus plaats, te weten bij Gemeentewet, Rechtspositiebesluit wethouders en Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, Regeling rechtpositie wethouders en de onderhavige verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering of een uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet  en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en onderhavige verordening. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

Voor de volledigheid kan hieraan worden toegevoegd dat de rechtspositie van de burgemeester zijn basis vindt in het Rechtspositiebesluit burgemeesters. Over de daarin voorkomende open normen wordt overleg gevoerd in de Commissie voor Georganiseerd Overleg. Op basis van overeenstemming worden de arbeidsvoorwaarden voor de burgemeester vervolgens vastgesteld door de minister van BZK. De gemeentelijke regelgever heeft hier geen aanvullende regelgevende bevoegdheid.

Inhoud verordening

De verordening bevat bepalingen inzake:

• de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 25), waarbij is op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;

• een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden (artikelen 3 en 15);

• reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voor wethouders een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 16 t/m 18 en 26);

• reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 24)

• beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders en raadsleden

(artikelen 8, 20 en 21 ) en faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders, raads- en commissieleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 7, 19 en 27);

• een aantal secundaire voorzieningen voor zowel raadsleden als wethouders zoals de spaarloonregeling of levensloopregeling (artikelen 10 en 22);

• de procedure van declareren (artikelen 29 t/m 31).

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden en wethouders zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap of wethouderschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Zij vallen ook niet onder het ABP.

Raadsleden worden niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Als gevolg van een wijziging van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden van 6 december 2006 (Stb. 2006, 660) kan de raad echter bij verordening wel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering worden toegekend. Deze tegemoetkoming is door tussenkomst van de VNG tot stand gekomen op verzoek van een groot aantal gemeenten als reactie op de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage waardoor de netto raadsvergoeding vermindert. De tegemoetkoming kan worden gezien als een compensatie hiervoor.

Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het gemeentebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Wachtgeld na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Wethouders zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.

De loon- en inkomstenbelasting

Fictief werknemer

Raadsleden kunnen opteren voor inhouding van de loonbelasting op hun raadsvergoeding. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat de loonheffing wordt ingehouden. Zij kiezen dan voor "fictief werknemerschap", dat wordt “opting in” genoemd. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals hierboven gezegd niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Het meest duidelijke voorbeeld is de onkostenvergoeding, die aan raadsleden die gekozen hebben voor ‘opting-in’ als een bruto bedrag wordt verstrekt. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling ontvangen een lager bedrag dat vergelijkbaar is met het netto resultaat van de bruto vergoeding.

Raadsleden die kiezen voor inhouding loonbelasting kunnen deelnemen aan de spaarloonregeling of de levensloopregeling en kunnen beperkt gebruik maken van de regeling "Arbeidsvoorwaarden op maat".

Fiscale standaard

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een zelfstandige werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor deze standaard regeling zullen dan ook over het lagere bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Het raadslid dat hiervoor heeft gekozen kan bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op zijn belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).

Raadsleden die hiervoor kiezen,  kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling en de levensloopregeling en regeling "Arbeidsvoorwaarden op maat".

Eénmalige keuze per zittingsperiode

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al dan niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De keuze voor inhouding van de loonbelasting kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Opteren voor inhouding van de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt hoeven bestuurders niet het eigen inkomen aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

• welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

• welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);

• voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

• bruikleen van computer- en communicatieapparatuur voor wethouders;

• zakelijk gebruik van taxi's;

• deelname aan cursussen en congressen e.d.

Deze zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan. De voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed:

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed:

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 15 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor raadsleden die niet voor de inhouding van de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden bij de Belastingdienst. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van hun functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk 5 is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven.

In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het in het rechtspositiebesluit opgenomen maximum.

Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen kunnen sinds 1 januari 2006 verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheid moet bij verordening worden toegestaan en is opgenomen in artikel 11 van deze verordening.

Artikelen 3 en 15 vaste onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van raadslidmaatschap c.q. aan het wethouderschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

• representatie

• vakliteratuur

• contributies, lidmaatschappen

• telefoonkosten

• bureaukosten, porti

• zakelijke giften

• bijdrage aan fractiekosten

 ontvangsten thuis

• excursies.

De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter alleen betrekking op raadsleden, die hebben geopteerd voor inhouding van de loonbelasting op hun vergoeding. Voor raadsleden die hiervoor niet hebben gekozen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 15 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag.

Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het in het Rechtspositiebesluit opgenomen maximum.

Artikel 5, 6 en 26 reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werk-verkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders, die, zoals gezegd, overeenkomt met de vergoedingen in de Reisregeling binnenland. Daardoor wordt het aantal regelingen waarnaar verwezen zou kunnen worden, beperkt. De vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakt verblijfkosten is ook voor raads- en commissieleden een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een door de raad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij aansluiting gezocht kan worden bij de uitvoeringsregeling voor de wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer, of taxi, of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt. De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer en/of taxi is onbelast. De kilometervergoeding is voor    € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de eigen auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.

Artikelen 7, 19 en 27 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid, commissielid, of wethouder in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap, commissielidmaatschap, of het ambt van wethouder  op eigen initiatief deelneemt.

Ten aanzien van raadsleden geldt dat partijgebonden bijeenkomsten niet ten laste van de gemeente kunnen worden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van de cursus etc. benadrukt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie).

Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 8 en 20 Computer en internetverbinding

Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap en het ambt van wethouder kan op grond van de artikelen 7a Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en artikel 27a Rechtspositiebesluit wethouders ofwel op aanvraag om niet een standaardcomputer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen beschikbaar gesteld ter waarde van maximaal € 800,-.ofwel wordt op aanvraag een tegemoetkoming verleend voor de aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale fotocamera.

In het overleg met fractievoorzitters is de voorkeur uitgesproken dat voor de raadsleden wordt gekozen voor een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software tot een maximaal bedrag van € 800.

Voorheen werd uitgegaan van verstrekking in bruikleen, dan wel een maximaal bedrag van € 1100 voor aanschaf van computers.

Gelet op gemiddelde kostprijs van een computer met toebehoren en omdat overwogen wordt over te gaan tot toekomstige aanschaf van e-readers in verband met de afgesproken verdergaande digitalisering van de raads- en commissiestukken is besloten het gereserveerde bedrag van € 300 per raadslid te reserveren voor toekomstige investering in e-readers dan wel een vergelijkbaar product ten behoeve de uitoefening van het raadswerk.

Voor wethouders blijft op hun verzoek de keuze tussen het verstrekken van een computer in bruikleen dan wel een tegemoetkoming in de kosten tot een maximaal bedrag van € 800. 

De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wethouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door het college vastgesteld.

De grondslag voor deze faciliteiten is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raads- en commissieleden.

Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. In de Nota naar aanleiding van het verslag (Tweede-Kamerstuk 29 767, nr. 14, blz. 22) wordt hierover het volgende opgemerkt:

‘Er is juist omwille van de eenvoud gekozen voor het criterium geheel of nagenoeg geheel. Op deze wijze blijven computers die louter zakelijk worden gebruikt buiten de heffing. Het aanvullende criterium ‘nagenoeg geheel’ zorgt ervoor dat de werkgever bij zeer incidenteel privé-gebruik niet meteen de gehele computer in de heffing hoeft te betrekken. De werkgever dient aannemelijk te maken dat de computer geheel (of nagenoeg geheel) zakelijk wordt gebruikt om deze onbelast te kunnen vergoeden, verstrekken of ter beschikking te stellen. Hierbij geldt de vrije bewijsleer. In dit kader kan bijvoorbeeld worden gedacht aan situaties waarin technische voorzieningen zijn aangebracht aan de computer die privé-gebruik als zodanig bemoeilijken, de werknemer via de computer toegang heeft tot het intranet van de werkgever, hij via de computer geen vrije internettoegang heeft, er op de computer geen software anders dan bedrijfsmatige software op staat, de werknemer ook niet de mogelijkheid heeft er software op te zetten en hij geen eigen randapparatuur kan aansluiten.’

Omwille van het creëren van een compensatie voor de belastingheffing, wordt er in de respectievelijke rechtspositiebesluiten en de verordening van uitgegaan dat betrokkenen de computer niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik bestemmen.

Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. In verband hiermee vindt er gedurende de afschrijvingsperiode van drie jaar voor de door de gemeente beschikbaar gestelde computer een fiscale bijtelling plaats van 30% van de waarde in het economisch verkeer op het moment van eerste ingebruikneming. Na het derde jaar wordt de waarde op nihil gesteld. Geregeld is dat de gemeente op aanvraag 30% van de aanschafprijs vergoedt gedurende de drie jaar dat i.v.m. het beschikbaar stellen van de computer belasting is verschuldigd. Deze vergoeding is overigens belast. Indien een computer tijdens het kalenderjaar wordt verstrekt geldt in het eerste en vierde kalenderjaar een vergoeding naar evenredigheid van het aantal kalendermaanden waarin de computer beschikbaar is gesteld. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld op maximaal € 800,-.

Het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden maakt het ook mogelijk om een vergoeding te geven voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer. Een compensatie voor belastingheffing is dan echter niet toegestaan. Ook hier bedraagt de vergoeding maximaal € 800,-.

De hoogte van de bedragen wordt vastgesteld in deze verordening, op grond van budgetten die bij vaststelling van de begroting beschikbaar worden gesteld.

De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen ten laste van de gemeente. Hier is er eveneens van uitgegaan dat de internetverbinding niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik is. In dit geval is de vergoeding onbelast.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 9 en 22 Spaarloon/levensloop

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de spaarloonregeling dan wel aan de levensloopregeling. Een combinatie van beide is niet toegestaan.

Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers.

Het levensloopsaldo kan niet omgezet worden in verlof, omdat raadsleden noch wethouders in hun politieke functie verlof kennen. Het saldo valt bij beëindiging van het ambt vrij en kan worden meegenomen naar een andere levensloopregeling.

Artikel 10 en 23 "Arbeidsvoorwaarden op maat"

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de regeling "Arbeidsvoorwaarden op maat". Daarin kan, een gedeelte van de raadsvergoeding, of de wethouderswedde, fiscaal vriendelijk worden geruild tegen b.v. een fiets voor woon-werkverkeer. Zij behoren tot de groep die beperkt kan deelnemen, het is voor bestuurders b.v. niet mogelijk verlof te ruilen. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling.

Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 11 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raads- lidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 12 van de verordening.

Artikel 13 Ziektekostenvoorziening

Ongeacht of een raadslid gekozen heeft voor het fictieve werknemerschap of de status van fiscaal zelfstandige moet over de raads- en onkostenvergoeding een inkomensafhankelijke bijdrage worden betaald van 4,4%. Door het verstrekken van de tegemoetkoming wordt het verlagen van de netto raadsvergoeding door de inhouding van de bijdrage gecompenseerd.

Bij degenen die hebben gekozen voor het fictieve werknemerschap wordt deze door de gemeente ingehouden; zelfstandigen betalen deze via de inkomstenbelasting. Na afloop van het belastingjaar zal aan de hand van de vaststelling van het maximum inkomen waarover de bijdrage wordt geheven (dus alle belastbare inkomsten die in welke hoedanigheid dan ook zijn ontvangen) worden vastgesteld of te veel is ingehouden resp. betaald. In dat geval zal dat door de Belastingdienst worden terugbetaald, te beginnen bij de inhoudingen van 4,4%.

Artikel 14 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegens langdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van de vervanging. Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van 16 weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken.

In de artikelen X 10, X 11 en X 12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. De verklaring van een verloskundige dan wel behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijk ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan.

Artikelen 16 en 17 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 16 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de vergoeding sinds 1 juli 2008 € 0,15 per afgelegde kilometer.

Ingevolge artikel 17 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto vanaf 1 januari 2006 € 0,37 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast. De zakelijke reizen die gemaakt worden met een taxi worden direct door de gemeente betaald aan de taxi-ondernemer.

Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon/werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. In het Handboek loonheffingen wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten naast de € 0,19 per kilometer zijn belast. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen.

Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan de fiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon-werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 17, tweede lid. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen.

Voorbeeld

etrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal

€ 2.240, bestaande uit:

• een vergoeding voor 10.000 woon/werkkilometers x € 0,14 = € 1.400 en

• een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840.

Als er geen salderingsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270). Als er wel een salderingsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240 gedeeld door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Na saldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoeding onbelast blijft. Indien de werkgever het “bovenmatige’ gedeelte van € 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 270.

Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken.

Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon/werkkilometers.

Artikelen 18 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. Bij de bepaling van wat noodzakelijk en redelijk is in eerste instantie aangesloten wordt bij hetgeen bepaald is in (artikel 3 van) de Reisregeling buitenland en de hierbij behorende bijlage I". In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. \

Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.

Artikel 21 Communicatieapparatuur

Met ingang van 1 januari 2007 zijn de vergoedingen of verstrekkingen van communicatieapparatuur, zoals een telefoon, een smartphone, of een BlackBerry geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt. In de vaste onkostenvergoeding voor wethouders is een component vergoeding van telefoonkosten opgenomen van 9%. Bij het daarnaast verstrekken van een mobiele telefoon kan sprake zijn van overbedeling. De component telefoonkosten kan om die reden verminderd worden. Anderzijds is ook bij wethouders sprake van gebruik van de privé telefoon voor zakelijke doeleinden. Voor dit doel ontvangen burgemeesters maandelijks bruto een bedrag van € 25,-. Het is redelijk om, wanneer plaatselijk de component telefoonkosten wordt gekort, deze korting tot een bedrag van € 25,- per maand van de bruto onkostenvergoeding achterwege te laten.

NB Het is mogelijk het bedrag waarop de onkostenvergoeding voor wethouders gekort wordt af te laten wijken van het bedrag dat voor burgemeesters geldt en bijvoorbeeld te verlagen tot € 15,-.

Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 24 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikel 25 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden, wethouders en ambtenaren die in de commissie zitten. Hun vergoeding, voor zover het raadsleden en wethouders betreft is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari het maximum vast zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.

In artikel 25, eerste lid, is er voor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 25, derde lid, van de verordening. In deze verordening is voor vaste bedragen gekozen.

Artikelen 28 t/m 31 De procedure van declaratie

In artikel 31 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 29 t/m 31 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

• reis- en verblijfkosten van raadsleden;

• zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders

• reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

• reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

• reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies.

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

• deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders;

• zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

• reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

• reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.

Gebruik creditcard

Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen:

• zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

• reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

• reis- en pensionkosten en verhuiskosten.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Het is de wens van het college de verordening, voor zover betrekking hebbend op de voorzieningen voor wethouders, in werking te laten treden op 11 maart 2010 en hieraan terugwerkende kracht toe te kennen tot en met 1 januari 2009. De fractievoorzitters hebben aangegeven, dat vanwege de huidige financiële positie van de gemeente de verordening voorzover betrekking hebbende op de raads- en commissieleden de terugwerkende kracht te laten gelden tot 11 maart 2010, zijnde de datum van installatie van de nieuwe gemeenteraad.  

Eveneens om financiële reden is besloten geen gebruik te maken van de mogelijkheid leden van bijzondere raadscommissies, zoals een vertrouwenscommissie of een onderzoekscommissie een extra vergoeding te geven voor de uit dit lidmaatschap voortvloeiende extra activiteiten

OVERZICHT VERHOUDING ONTWERPVERORDENING T.O.V. VOORBEELDVERORDENING VNG

NB in dit overzicht worden alleen de inhoudelijke afwijkingen van de ontwerpverordening t.o.v. de voorbeeldverordening genoemd en niet de puur juridisch-technische verschillen (zoals het in de ontwerpverordening niet overnemen van foutief door de VNG gedefinieerde begrippen).

ONTWERPVERORDENING VOORBEELDVERORDENING AFWIJKINGEN Artikel 1 Artikel 1 T.o.v. de Vb verordening bevat de ontwerpverordening een extra definitie van de term "commissielid".

Deze definitie is overgenomen uit de in te trekken Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden Purmerend 1999 en is o.i. duidelijker dan de omschrijving die de VNG in artikel 26, derde lid hanteert.

Artikel 2 Artikel 2 In de ontwerpverordening wordt niet verwezen naar de in de tabellen van het Rechtspositiebesluit genoemde gemeenteklassen omdat Purmerend zich momenteel op de grens van 2 klassen bevindt.

Artikel 3 Artikel 3 Zie opmerking bij artikel 2

Artikel 4 Artikel 4 

Artikel 5 Artikel 5 

Artikel 6 Artikel 6 

Artikel 7 Artikel 7 

Artikel 8 Artikel 8  T.o.v. de Vb verordening is in de ontwerpverordening  uitgegaan van het verstrekken van een tegemoetkoming in de aanschaf van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software en is  opgenomen dat de tegemoetkoming gebaseerd wordt op een maximum aanschafwaarde van € 800,-.

Artikel 9 Artikel 10 

Artikel 10 Artikel 10a Waar de Vb verordening deelneming aan een gemeentelijke fietsregeling openstelt, maakt de ontwerpverordening deelname aan arbeidsvoorwaarden op maat mogelijk, conform de huidige in Purmerend bestaande praktijk.

Artikel 11 Artikel 11 

Artikel 12 Artikel 12

Artikel 13 Artikel 13a Deze vergoeding werd voorheen niet betaald, maar is mogelijk ogv het Rechtspositiebesluit raads-leden.

In afwijking van de Vb verordening wordt de tegemoetkoming niet maandelijks maar jaarlijks betaald. De reden hiervoor is gelegen in de efficiency in verhouding tot het (relatieve) geringe bedrag van de tegemoetkoming.

Artikel 14 Artikel 13b 

Artikel 15 Artikel 14 

Artikel 16 Artikel 15 

Artikel 17 Artikel 16 Aan wethouders die gebruik maken van een taxi  wordt, anders dan in de Vb verordening wordt voorgesteld, geen vergoeding verstrekt. Taxikosten komen in Purmerend namelijk al vele jaren rechtstreeks voor rekening van de gemeente.

/ Artikel 18 In Purmerend wordt geen gebruik gemaakt van dienstauto's. De Vb verordening is op dit punt daarom niet gevolgd.

Artikel 18 Artikel 19 

Artikel 19 Artikel 20 

Artikel 20 Artikel 21 Zie opmerking bij artikel 8

Artikel 21 Artikel 22 

Artikel 22 Artikel 23 

Artikel 23 Artikel 23a Zie opmerking bij artikel 10

Artikel 24 Artikel 24 

Artikel 25 Artikel 26 Voor het niet opnemen van lid 3 van de Vb verordening: zie opmerking bij artikel 1.

Lid 4 van de Vb verordening is t.b.v. het behoud van bestaande rechten, vervangen door hetgeen momenteel in de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden is geregeld t.a.v. commissieleden die een hogere vergoeding ontvangen dan is opgenomen in de betreffende tabel van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 26 Artikel 27 /

Artikel 27 Artikel 29 /

/ Artikel 30 Op voorstel van de directie is in de ontwerpverordening geen artikel opgenomen dat commissieleden het recht geeft op (vergoeding van de aanschaf van) computers en randapparatuur.

Artikel 28 Artikel 31 /

Artikel 29 Artikel 32 /

Artikel 30 Artikel 33 In afwijking van de Vb verordening is er in de ontwerpverordening voor gekozen niet reeds in de verordening vast te leggen bij wie facturen moeten worden ingediend. In de praktijk zal dit echter geen problemen opleveren.

Artikel 31 Artikel 34 In afwijking van de Vb verordening is er - conform de reeds geldende praktijk - voor gekozen om niet iedere wethouder gedurende zijn hele ambtstermijn een creditcard in bruikleen te geven. Er is 1 creditcard die door de wethouders gezamenlijk wordt gebruikt.

In het verlengde hiervan zijn de in de Vb verordening opgenomen verantwoordingsbepalingen niet in de ontwerpverordening opgenomen.

Artikel 32 Artikel 35 Aangezien er momenteel geen overall verordening rechtspositie is, maar alleen een Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden, hoeft ook alleen laatstgenoemde verordening ingetrokken te worden.

Artikel 33 Artikel 36 

Artikel 34 Artikel 37 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van

De griffier,                                           de voorzitter,