Regeling vervallen per 16-01-2012

Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011

Geldend van 28-03-2011 t/m 15-01-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011

Burgemeester en wethouders van Purmerend,

Gelet op Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011,

B e s l u i t e n:

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1. Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      eerder willens en wetens misbruik is gemaakt van een persoonsgebonden budget.

  • 2. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats in alle gevallen na aanschaf van een hulpmiddel of voorziening, na afloop van de verstrekking of in het geval van hulp bij het huishouden na afloop van elk kwartaal. Iedere budgethouder dient hiertoe de volgende stukken aan te leveren: - de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    - een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening;

    - in het geval van hulp bij het huishouden een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen. De budgethouder zal hierbij het geld aan de hulpverlener per bank/giro moeten overmaken.

    - indien van toepassing, bij hulp bij het huishouden, bewijsstukken dat gebruik wordt gemaakt van een professionele zorgorganisatie (gesloten overeenkomst en betalingsbewijzen)

  • 3. Controle over deze verantwoording vindt steekproefsgewijs plaats door het college. Er wordt gecontroleerd of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het is verstrekt. Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan bedoeld, dan kan het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug vorderen.

  • 4. Om de budgethouder volstrekt duidelijk te laten zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Wordt dan toch een voorziening aangeschaft die niet aan het programma van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking. In het geval van hulp bij het huishouden zal de ingezette hulp voor type HbH 2 en HbH 3 van gelijkwaardig niveau moeten zijn als de natura-variant. Zie voor een nadere uitwerking ook de beleidsregels.

  • 5. Het deel van het toegekende persoonsgebonden budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde hulp bij het huishouden of voorziening, wordt niet uitgekeerd, of dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel in de kosten en klanttarief collectief vervoer

Artikel 2. Duur eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt opgelegd voor zolang iemand gebruik maakt van de individuele voorziening.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing aan een woning waarvan de aanvrager eigenaar is, een eigen bijdrage of eigen aandeel in rekening gebracht voor de maximale duur van 39 perioden van 4 weken.

  • 3. In het geval van hulp bij het huishouden geldt de eigen bijdrage voor de periode dat de hulp is geïndiceerd en wordt afgenomen.

  • 4. De grondslag voor het berekenen van de eigen bijdrage is de kostprijs van de voorziening.

  • 5. Het bedrag aan eigen bijdrage of het eigen aandeel kan nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 3. Klanttarief Aanvullend openbaar vervoer

In het Aanvullend openbaar vervoer betaalt de geïndiceerde persoon een bedrag dat vergelijkbaar is met het zonetarief van de blauwe strippenkaart en bedraagt:

  • -

    voor een reguliere rit: € 0,50 voor de (opstap)zone en € 0,50 voor elke ritzone;

  • -

    voor een prioritaire rit: € 1,25 per (opstap)zone en € 1,25 voor elke volgende ritzone.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 4. Vaststelling bedrag Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. Het Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bestaat uit twee varianten. De eerste variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een particuliere hulp, de hierbij behorende tarieven bedragen ongeveer 75% van het natura-tarief. De tweede variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een professionele zorgaanbieder, de hierbij behorende tarieven bedragen ongeveer 90% van het natura-tarief.

  • 2. Het bedrag per klasse dat in de vorm van een Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt verstrekt bedraagt per variant per jaar:

    PGB in geval van inzet particuliere hulp: ≈ 75% Natura

    HBH 1

    HBH 2

    HBH 3

    Klasse 1

         832

      936

    988

    Klasse 2

      2.496

      2.808

    2.964

    Klasse 3

      4.576

      5.148

    5.434

    Klasse 4

      7.072

      7.956

    8.398

    Klasse 5

      9.568

    10.764

    11.362

    Klasse 6

    12.064

    13.572

    14.326

     

    PGB in geval van inzet professionele zorgorganisatie:

    ≈ 90% Natura

    HBH 1

    HBH 2

    HBH 3

    Klasse 1

    988

    1.144

    1.196

    Klasse 2

    2.964

    3.432

    3.588

    Klasse 3

    5.434

    6.292

    6.578

    Klasse 4

    8.398

    9.724

    10.166

    Klasse 5

    11.362

    13.156

    13.754

    Klasse 6

    14.326

    16.588

    17.342

    Bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend, wordt in het geval van inzet van een particuliere hulp een uurbedrag van € 16,00 voor HBH 1, € 18,00 voor HBH 2 en € 19,00 voor HBH 3 gehanteerd. In het geval van inzet van een professionele organisatie is dat een uurbedrag van € 19,00 voor HBH 1, € 22,00 voor HBH 2 en € 23,00 voor HBH 3.

  • 3. De vastgestelde uurtarieven zijn zogenaamde 'all-inclusief' tarieven. Dat wil zeggen dat alle aanverwante kosten zoals reiskosten en vakantiegeld zijn opgenomen in deze tarieven. Reiskosten, vakantiegeld e.d. kunnen niet afzonderlijk worden gedeclareerd.

  • 4. De bedragen worden 1x per kwartaal bij voorschot op rekening van de budgethouder overgemaakt

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 5. Hoogte financiële tegemoetkomingen

  • 1. De financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college goedgekeurde offerte.

  • 2. De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 18 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011 bedraagt

    • a.

      € 2.564

    • b.

      € 3.847 voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken.

  • 3. De financiële tegemoetkoming voor woningsanering zoals genoemd in artikel 18 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011 bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen van zachte door harde vloerbedekking, inclusief eventueel ondertapijt, egaliseren, legkosten, maximaal € 12,50 per vierkante meter. Voor woningsanering gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

    • -

      is een artikel nieuwer dan 2 jaar: 100% vergoeding

    • -

      is een artikel 2-4 jaar oud: 75% vergoeding

    • -

      is een artikel 4-6 jaar oud: 50% vergoeding

    • -

      is een artikel 6-8 jaar oud; 25% vergoeding

    • -

      is een artikel 8 jaar of ouder: geen vergoeding.

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 6. Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

Het Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier en kan op declaratiebasis worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt. Binnen de natura-variant zijn er per voorziening meerdere mogelijkheden met hieraan verschillende tarieven verbonden. Om de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura te kunnen bepalen is daarom vaak een passing nodig bij de leverancier. Op het moment dat de budgethouder een passing weigert wordt er van uitgegaan dat de goedkoopste voorziening binnen de natura-variant-mogelijkheden adequaat is zodat het Pgb-bedrag hierop wordt afgestemd.

Artikel 7. Hoogte financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen

  • 1. De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 1.326,-

  • 2. De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt maximaal € 791,-

  • 3. De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 1.540,-

  • 4. De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.286,-

Artikel 8. Financiële tegemoetkoming van aanpassing aan de eigen auto

  • 1. Het Persoonsgebonden budget voor autoaanpassingen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college goedgekeurde offerte.

  • 2. De financiële tegemoetkoming voor de autoaanpassing bedraagt maximaal € 2.000,00 indien de persoon met beperkingen geïndiceerd is voor het collectieve vervoersvoorziening maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt.

  • 3. Indien op grond van lid 2 een financiële tegemoetkoming voor autoaanpassing wordt toegekend kan in aanvulling daarop geen financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik eigen auto of (rolstoel)taxi worden verstrekt.

  • 4. De financiële tegemoetkoming genoemd in lid 2 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de autoaanpassing.

Hoofdstuk 6 Rolstoelen

Artikel 9. Persoonsgebonden budget voor rolstoelen

  • 1. Het Persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier en kan op declaratiebasis worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt. Binnen de natura-variant zijn er per voorziening meerdere mogelijkheden met hieraan verschillende tarieven verbonden. Om de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura te kunnen bepalen is daarom vaak een passing nodig bij de leverancier. Op het moment dat de budgethouder een passing weigert wordt er van uitgegaan dat de goedkoopste voorziening binnen de natura-variant-mogelijkheden adequaat is zodat het Pgb-bedrag hierop wordt afgestemd.

  • 2. Het Persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel of een andere sportvoorziening bedraagt maximaal € 2.673,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel of andere sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 10. Indexering

  • 1. De in dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks door het college worden aangepast conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, te rekenen over de periode oktober tot oktober.

  • 2. In afwijking van het vorige lid wordt het klanttarief van de Aanvullend openbaar vervoerritten aangepast aan de prijsontwikkeling overeenkomstig de Openbaar Vervoertarieven.

Artikel 11. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als 'Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011’.

  • 2.

    Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2010 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na die waarop het is bekendgemaakt en werkt terug tot en met 1 januari 2011

Ondertekening

Purmerend, 15 maart 2011
burgemeester en wethouders van Purmerend,
de secretaris,
M.J.H. Smulders
de burgemeester,
D. Bijl

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel in de kosten en klanttarief collectief vervoer

Artikel 2. Duur eigen bijdrage

Artikel 3. Klanttarief Aanvullend openbaar vervoer

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 4. Vaststelling bedrag Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 5. Hoogte financiële tegemoetkomingen

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 6. Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

Artikel 7. Hoogte financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen

Artikel 8. Financiële tegemoetkoming van aanpassing aan de eigen auto

Hoofdstuk 6 Rolstoelen

Artikel 9. Persoonsgebonden budget voor rolstoelen

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 10. Indexering

Artikel 11. Citeertitel en inwerkingtreding