Regeling vervallen per 31-12-2008

Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting in de omgeving van de Kuiterweg

Geldend van 19-10-2001 t/m 30-12-2008

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting in de omgeving van de Kuiterweg

De raad van de gemeente Putten;

Vastgesteld bij besluit van de raad van 30 januari 1979, nr. 79-II-8 en gewijzigd bij besluit van de raad van 3 maart 1988, nr. 4115e, 6 december 1990, nr. 4938s, 19 mei 1994, nr. 1654e, 1 december 1994, nr. 4252.k, 5 maart 1998, nr. 980468l en 7 januari 1999, nr. 984900g, 19 oktober 2001 nr. FIN/2001/13730 (7e)

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN BAATBELASTING IN DE OMGEVING VAN DE KUITERWEG

Artikel 1 Aard van de belasting

In deze gemeente wordt onder de naam van "baatbelasting Kuiterweg" een belasting geheven ter zake van de op de bij deze verordening gevoegde en daarvan deel uitmakende tekening met rood omlijnde onroerende goederen, die gebaat zijn door de van gemeentewege tot stand gebrachte verharding van de Kuiterweg, zulks ter verkrijging van een billijke bijdrage in de kosten van die totstandkoming.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is hij, die krachtens zakelijk recht het genot heeft van een in artikel 1 bedoeld onroerend goed.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien met betrekking tot eenzelfde onroerend goed meer dan één genothebbende krachtens zakelijk recht kan worden aangewezen, wordt de aanslag gesteld ten name van één van hen met de toevoeging van de afkorting "c.s.".

Artikel 3 Belastinggrondslag

  • 1. De grondslag, waarnaar de belasting wordt geheven, is de oppervlakte van het onroerend goed, waarbij de oppervlakte van een gebouwd eigendom met zijn gebouwde aanhorigheden, daaronder niet begrepen de ondergrond van dat gebouwde eigendom met zijn gebouwde aanhorigheden, gelijk wordt gesteld met twee hectaren ongebouwde eigendom.

  • 2. Onder gebouwde aanhorigheden worden verstaan gebouwde eigendommen behorende bij en in gebruik zijnde met een gebouwd eigendom of gedeelten daarvan, voorzover die eigendommen, naar de omstandigheden beoordeeld, dienstbaar zijn aan dat gebouwde eigendom of die gedeelten daarvan.

Artikel 4 Bedrag der belasting

  • 1. De belasting bedraagt per hectare oppervlakte van het onroerend goed, op de tekening rood omlijnd, € 15,88.

  • 2. Het bedrag der belasting wordt op € 0,50 naar boven afgerond.

  • 3. Geen aanslag wordt opgelegd, indien het bedrag daarvan minder dan € 4,50 beloopt.

Artikel 5 Duur van de belasting en belastingjaar

  • 1. De belasting wordt geheven gedurende dertig achtereenvolgende belastingjaren.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Afkoop

  • 1. De belasting kan op verzoek van de belastingplichtige voor de ten tijde van de indiening van het verzoek nog niet aangevangen belastingjaren ineens worden voldaan.

  • 2. De afkoopsom, als bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op de contante waarde van de nog te verschijnen belastingbedragen, berekend naar een rentevoet van acht ten honderd.

Artikel 8 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven van:

  • 1.

    onroerende goederen, die in hoofdzaak voor de publieke dienst worden gebruikt, voorzover die onroerende goederen eigendom van de gemeente zijn;

  • 2.

    openbare land- en waterwegen.

Artikel 9 Tijdstip van betaling

De belasting is invorderbaar in één termijn, welke vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Kwijtschelding

De kwijtschelding als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990, juncto artikel 300 van de gemeentewet, vindt voor deze belasting geen toepassing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag waarop de Koninklijke goedkeuring schriftelijk ter kennis van burgemeester en wethouders komt, met dien verstande, dat de belasting wordt geheven met ingang van het belastingjaar 1979.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening baatbelasting Kuiterweg".