Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2009 met terugwerkende kracht vanaf 14-11-2008

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten

De raad van de gemeente Putten;

Vastgesteld bij besluit van de raad van 14 november 2008 nr. 148174

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REINIGINGSRECHTEN

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

perceel:

een gebouwde onroerende zaak - of een gedeelte ervan - dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt. Met perceel worden gelijkgesteld: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, indien gebruikt door een particuliere huishouding.

bedrijfspand:

een gebouwde onroerende zaak - of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan - geen perceel zijnde.

HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3 Aard der heffing

Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaf en het tarief, opgenomen in hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Tijdstippen van ontstaan van de belastingschuld en termijnen van betaling

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij de aanvang van het belastingjaar, of indien het gebruik van een perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij de aanvang van dat gebruik.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingwet 1990 moeten de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing en andere heffingen meer is dan € 150,-- doch minder dan € 1.500,-- en het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Hoofdstuk III REINIGINGSRECHTEN

Artikel 8 Belastbaar feit

Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven voor het genot van door de gemeente verstrekte diensten en voor het gebruik van bezittingen, werken en inrichtingen, die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 9 Belastingplicht

Belastingplichtig voor de reinigingsrechten is degene op wiens verzoek dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen, bedoeld in artikel 8, gebruikmaakt.

Artikel 10 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van de in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 11 Wijze van heffing

De rechten, bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag.

De rechten, bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel, worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 12 Tijdstippen van verschuldigdheid en van betaling

  • 1. De rechten, bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel, zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht op een later tijdstip aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. De rechten, bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel, zijn invorderbaar twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3. De rechten, bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel, worden verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

  • 4. De rechten, bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel, moeten worden betaald:

    • a.

      ingeval van uitreiking van de kennisgeving: op het tijdstip van uitreiking;

    • b.

      ingeval van toezending van de kennisgeving: binnen 30 dagen na de dagtekening.

Artikel 13 Kwijtschelding

Met betrekking tot de in de artikelen 10 en 11 genoemde rechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk IV ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 14 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 15 Aanvang belastingplicht in de loop van het belastingjaar

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, wordt de heffing, bedoeld in hoofdstuk 1.1, en worden de rechten, bedoeld in hoofdstuk 2, met uitzondering van 2.1.2. van de tarieventabel, geheven over zoveel twaalfde gedeelten als na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.

Artikel 16 Ontheffing in geval van beëindiging van de belastingplicht in de loop van het belastingjaar

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel twaalfde gedeelten van de ingevolge de hoofdstukken 1.1 en 2, met uitzondering van 2.1.2 van de tarieventabel, voor dat jaar verschuldigde belasting of rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 17 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening reinigingsheffingen" van 9 november 2007 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4. De verordening wordt aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen".

TARIEVENTABEL, behorende bij de "Verordening reinigingsheffingen"

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is, tenzij achter de genoemde bedragen anders is aangegeven.

Hoofdstuk 1.1. Maatstaf en tarief afvalstoffenheffing

1.1.

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

82,20

Hoofdstuk 1.2. Maatstaf en overige tarieven afvalstoffenheffing

1.2.1.

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1. bedraagt de belasting voor het ter beschikking stellen van afvalzakken voor verschillende afvalcategorieën, per afvalzak van:

50 liter, voor restafval

0,90

10 liter, voor groente-, fruit- en tuinafval

0,25

30 liter, voor groente-, fruit- en tuinafval

0,50

50 liter, voor tuinafval

0,80

50 liter, voor kunststofverpakkingen

0,10

Hoofdstuk 2 Maatstaf en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten

Afvalzakken:

2.1.

Het recht bedraagt per belastingjaar voor het:

2.1.1.

periodiek verwijderen van bedrijfsafval, per bedrijfspand

88,20

(excl. BTW)

2.1.2.

periodiek verwijderen van afvalstoffen van vakantieonderkomens die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein en als zodanig worden geëxploiteerd, per onderkomen

18,50

(excl. BTW)

Containers:

2.2.

Het recht bedraagt per belastingjaar voor het beschikbaar-

stellen van containers voor de inzameling van afvalstoffen:

voor een 770 liter container

98,50

(excl. BTW)

voor een 1.100 liter container

106,00

(excl. BTW)

Hoofdstuk 3 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten

3.1.

Het recht bedraagt voor:

3.1.1.

het ledigen van een 1.100 liter (restafval) container als bedoeld in 2.2. per lediging

23,50

(excl. BTW)

3.1.2.

het ledigen van een 770 liter (restafval) container als bedoeld in 2.2. per lediging

16,50

(excl. BTW)

3.1.3.

het ledigen van een 770 liter (gft-afval) container als bedoeld in 2.2. per lediging

16,50

(excl. BTW)

3.1.4.

het achterlaten van grove huishoudelijke afvalstoffen op het gemeentelijke afvalbrengstation;

per aanbieding van 10 kilogram of gedeelte daarvan voor:

Bouw- en sloopafval, restafval,

Groenafval

Puinafval

1,20

0,50

0,25

3.1.5.

het achterlaten van asbest op het gemeentelijke afvalbrengstation, mits dit afzonderlijk en op de voorgeschreven wijze wordt aangeboden:

per aanbieding van maximaal 10 kilogram of een gedeelte daarvan

en vervolgens € 1,35 verhoging per 10 kilogram of een gedeelte daarvan

1,35

3.1.6.

indien de afvalstoffen, als bedoeld in het vorige lid, van gemeente-wege worden opgehaald, bedraagt het recht per aanbieding met een maximum van 100 kilogram voor:

groenafval

overig afval

en vervolgens éénzelfde bedrag per 100 kilogram

10,50

21,00

3.1.7.

De onder 1.2.1. genoemde bedragen zijn ook van toepassing op het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, afkomstig van bedrijfspanden en vakantieonderkomens, als bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1.1. en 2.1.2.