Regeling vervallen per 19-08-2010

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2007 t/m 18-08-2010

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Vastgesteld bij besluit van de raad van 7 december 2006 nr. WZI/2006/14508

RE-INTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Algemene wet bestuursrecht (AWB).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a.

    cliënten:

    -

    uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar;

    -

    Anw-ers;

    -

    Nuggers;

    b.

    uitkeringsgerechtigde:

    degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet, de Ioaw of de Ioaz;

    c.

    Anw-ers:

    personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;

    d.

    Nuggers:

    werkloze personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

    e.

    de wet:

    de Wet Werk en Bijstand;

    f.

    Ioaw:

    Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    g.

    Ioaz:

    Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    h.

    het college:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten;

    i.

    de raad:

    de gemeenteraad van de gemeente Putten;

    j.

    re-integratietraject:

    een traject bestaande uit een of meer voorzieningen, met een bepaalde tijdsduur, dat voorziet in het toeleiden van de cliënt naar algemeen geaccepteerde arbeid;

    k.

    voorziening:

    een voorziening die het college beschikbaar stelt voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet en artikel 34 eerste lid onder a van de Ioaw en de Ioaz;

    l.

    trajectplan:

    de schriftelijke overeenkomst tussen het college en de cliënt waarin bij aanvang van het reïntegratietraject de wederzijdse rechten en plichten staan aangegeven;

    m.

    direct bemiddelbaren:

    de uitkeringsgerechtigde die naar het oordeel van het college in staat wordt geacht om zonder een re-integratietraject uit te stromen naar arbeid waardoor de uitkeringsafhankelijkheid wordt opgeheven.

Paragraaf 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan cliënten ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voorzover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet en artikel 11 van de Ioaw en de Ioaz zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Beleidsplan

  • 1. De gemeenteraad kan ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een beleidsplan vaststellen.

  • 2. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Cliënten hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.

  • 3. Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de aanvrager.

  • 4. Evenmin bestaat recht op ondersteuning indien het netto-inkomen van de belanghebbende de toepasselijke bijstandsnorm meer dan 50% overstijgt.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

    Tot deze verplichtingen behoren:

    • a.

      inschrijven als werkzoekende bij het CWI, dan wel de inschrijving tijdig verlengen;

    • b.

      het verstrekken van inlichtingen volgens artikel 17 van de wet, dan wel artikel 13 van de Ioaw of de Ioaz, die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt re-integratietraject en/of een geschikte voorziening;

    • c.

      het meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden van arbeidsinschakeling, ook volgens artikel 55 van de wet;

    • d.

      het ondertekenen van een trajectplan;

    • e.

      het naar vermogen uitvoering geven aan de verschillende onderdelen van de voorziening en het re-integratietraject;

    • f.

      het zich onthouden van gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • g.

      het naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden.

  • 3. Indien een persoon zijn verplichtingen zoals bedoeld in het tweede lid niet of niet behoorlijk nakomt, kan het college beslissen dat zijn aanspraak op iedere voorziening vervalt.

  • 4. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand.

  • 5. Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 6 Ontheffing re-integratieverplichtingen

  • 1. Het college kan bij het verlenen van een tijdelijke ontheffing van de re-integratieverplichtingen als bedoeld in artikel 9, tweede lid van de wet, onderscheid maken tussen de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te aanvaarden en te behouden en de verplichting om gebruik te maken van een voorziening.

  • 2. Het college kan de verplichting om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen tijdelijk om dringende redenen beperken tot een nader te bepalen aantal dagdelen per week.

Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan bij besluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budget-plafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Paragraaf 3 Voorzieningen

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college kan een persoon behorende tot de doelgroep begeleiden of laten begeleiden bij het zoeken naar en verwerven van arbeid, alsmede bij het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling. Het college kan hiertoe op eigen initiatief, dan wel op verzoek van de persoon uit de doelgroep, een of meer voorzieningen aanbieden.

  • 2. De voorzieningen kunnen onder meer worden onderscheiden in:

    • -

      ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;

    • -

      ondersteuning bij maatschappelijke participatie;

    • -

      arbeidsactivering en -toeleiding;

    • -

      gesubsidieerd werk, waaronder begrepen loonkostensubsidie;

    • -

      nazorg bij arbeidsinschakeling;

    • -

      ondersteunende instrumenten, waaronder onderzoeken door deskundigen en taal- en beroepsgerichte scholing.

  • 3. Het college kan voor de uitvoering van voorzieningen afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven.

  • 4. Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van mogelijkheden van arbeidsinschakeling van personen uit de doelgroep, door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van een werkritme, maatschappelijke participatie, dan wel door het op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.

  • 5. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 6. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 van de wet en 37 van de Ioaw en Ioaz niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 sub a van deze verordening;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 7. Bij besluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de arti- kelen 8 tot en met 19 van deze verordening nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    • d.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 9 Werkstages

  • 1. Het college kan aan cliënten een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Deze werkstage duurt maximaal 3 maanden, welke eenmalig met 3 maanden kan worden verlengd.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 10 Sociale activering

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een re-integratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 11 Participatieplaatsen

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden met behoud van uitkering additionele werkzaamheden aanbieden voor de duur van maximaal twee jaar, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden werkzaamheden, verricht in het kader van een andere voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet, voor maximaal zes maanden buiten beschouwing gelaten indien er naar het oordeel van het college een reëel uitzicht is op een dienst-betrekking bij degene bij wie de werkzaamheden worden verricht van dezelfde of grotere omvang die aanvangt tijdens of aansluitend op die zes maanden.

  • 3. Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden werkzaamheden verricht voor 1 januari 2007, buiten beschouwing gelaten.

  • 4. Met betrekking tot degene die op grond van het eerste lid additionele werkzaamheden verricht, beoordeelt het college uiterlijk 3 maanden voor afloop van de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, of, met het oog op de arbeidsinschakeling, een andere voorziening op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet, meer adequaat is. Indien dat niet het geval is, kan het college de termijn van twee jaar verlengen met een jaar, onder de voorwaarde dat de belanghebbende in het derde jaar in een andere omgeving andere additionele werkzaamheden verricht dan die hij in de eerste twee jaar heeft verricht.

  • 5. Indien de termijn van twee jaar is verlengd op grond van het vierde lid, beoordeelt het college uiterlijk 3 maanden voor afloop van het derde jaar of, met het oog op de arbeidsinschakeling, een andere voorziening op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet, meer adequaat is. Indien dat niet het geval is, kan het college de termijn nogmaals verlengen met een jaar.

  • 6. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 7. Een werknemer wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentie verhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 8. Het college kan een organisatie aanwijzen die in opdracht van, of namens de gemeente het werkgeversschap voor de banen, bedoeld in het eerste lid, uitvoert.

  • 9. Met de organisatie, als bedoeld in lid 6, of met het re-integratiebedrijf worden in ieder geval schriftelijke afspraken gemaakt over de van toepassing zijnde rechtspositie.

Artikel 12 Loonkostensubsidies gericht op re-integratie

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met uitkeringsgerechtigden een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij besluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 13 Scholing

  • 1. Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

  • 3. Het college stelt bij besluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 14 Werkaanvaardingspremie c.q. deeltijdpremie

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die arbeid in dienstbetrekking verricht waarmee niet volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien ontvangt jaarlijks een eenmalige premie ter hoogte van 25% van de in het betreffende kalenderjaar met die arbeid verkregen inkomsten.

  • 2. Direct bemiddelbaren hebben geen recht op de werkaanvaardingspremie zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De premie bedraagt maximaal 50% van het bedrag genoemd in artikel 31, lid 2 sub j van de wet.

  • 4. Wanneer de belanghebbende tekort is geschoten in de naleving van verplichtingen die aan zijn recht op uitkering zijn verbonden, kan het college besluiten diens recht op de werkaanvaardingspremie op te schorten of in te trekken.

Artikel 15 Activeringspremie

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de uitkeringsgerechtigde die naar hun oordeel in de voorafgaande 12 maanden belangrijke vorderingen heeft geboekt op het terrein van re-integratie of maatschappelijke participatie een premie toekennen.

  • 2. Per kalenderjaar kan slechts een keer een premie worden toegekend.

  • 3. De premie bedraagt € 250,--.

Artikel 16 Uitstroompremie

  • 1. De uitkeringsgerechtigde, die algemene geaccepteerde arbeid heeft aanvaard voor de duur van tenminste 6 maanden en deze arbeid leidt tot beëindiging van de Wwb, Ioaw of de Ioaz, heeft recht op een uitstroompremie.

  • 2. Direct bemiddelbaren hebben geen recht op de uitstroompremie zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De premie bedraagt 50 % van het bedrag genoemd in artikel 31, lid 2 sub j van de wet.

  • 4. De uitstroompremie kan aan een belanghebbende niet meer dan eenmaal worden toegekend.

  • 5. Wanneer de belanghebbende tekort is geschoten in de naleving van verplichtingen die aan zijn recht op uitkering zijn verbonden, kan het college besluiten diens recht op de uitstroompremie op te schorten of in te trekken.

Artikel 17 Uitbetaling premies en begrenzing maximaal premiebedrag

  • 1. De premies zoals bedoeld in de artikelen 14, 15 en 16 worden uitbetaald aan het eind van het kalenderjaar waarin door de cliënt aan de voorwaarden voor het recht op premie is voldaan.

  • 2. Het maximum van het totaal der premies per kalenderjaar bedraagt ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 31, lid 2 sub j van de wet.

Artikel 18 Overige vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om:

  • a.

    reiskosten;

  • b.

    kosten voor kinderopvang;

  • c.

    scholingskosten.

Artikel 19 Voorzieningen gericht op nazorg

  • 1. Het college kan aan ondernemingen waarbij een persoon algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard voorzieningen bieden gericht op nazorg.

  • 2. De in het eerste lid genoemde nazorg heeft tot doel om de arbeid te behouden en hernieuwde afhankelijkheid van een uitkering te voorkomen.

  • 3. De duur van de nazorg is maximaal 1 jaar.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Re-integratieverordening Wet werk en bijstand.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007.