Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting Vastgesteld bij besluit van de raad van 3 december 2015, nr. 419267

De raad der gemeente Putten;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 oktober 2015, nr. 419258;

gelet op het bepaalde in artikel 227 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt verstaan onder:

  • a.

    tussenpersoon:

    een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in een vaste betrekking staat;

  • b.

    exploitant:

    een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • c.

    reclameobject:

    een openbare aankondiging in letters, symbolen, cijfers, tekens of kleuren of een combinatie daarvan, dan wel een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • d.

    vestiging:

    een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

  • e.

    bouwwerk:

    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • f.

    reclamevoorwerp:

    een voorwerp, waarmee beoogd wordt reclame te maken dan wel aandacht te trekken van het publiek voor een product, een dienst of een bedrijf;

  • g.

    etalage:

    ruimte achter een ruit van een vestiging of bouwwerk waar goederen zijn uitgestald ter verkoop;

  • h.

    voorziening:

    specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van een of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.

Artikel 2 Voorwerp van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam reclamebelasting wordt, binnen het gebied zoals aangewezen in de bij deze verordening behorende kaart (bijlage 1), een belasting geheven ter zake van reclameobjecten.

  • 2. De belasting wordt ook geheven ter zake van reclameobjecten op vestigingen die zichtbaar zijn vanaf de gemarkeerde openbare wegen en direct aan deze wegen grenzen. Voor de vraag of een vestiging direct grenst aan de openbare weg, worden openbare parkeerplaatsen, openbaar groen en openbare (parallel)wegen buiten aanmerking gelaten.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene die de reclameobjecten heeft.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten met vermelding van de naam van een tussenpersoon in verband met de verhuur of de verkoop van roerende en onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting ter zake van een reclameobject dat door tussenkomst van een exploitant is aangebracht, geheven van die exploitant.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven naar een vast bedrag per vestiging, ongeacht de oppervlakte van de reclameobjecten.

  • 2. Indien meerdere gebouwde percelen of delen daarvan naast elkaar gelegen zijn, onderling verbonden zijn en tezamen en met dezelfde naamsduiding worden gebruikt door één belastingplichtige, wordt dit als één vestiging aangemerkt.

  • 3. Indien dezelfde belastingplichtige een aantal niet naast elkaar gelegen gebouwde percelen of gedeelten, waarop reclameobjecten zijn aangebracht, in gebruik heeft, worden deze aangemerkt als afzonderlijke vestigingen.

Artikel 5 Tarief

Het tarief bedraagt per vestiging in het 'kerncentrumgebied' per jaar € 550,--;

Het tarief bedraagt per vestiging in het 'overig centrumgebied' per jaar € 400,--.

Artikel 6 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd over voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt op verzoek van belastingplichtige ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als erin dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen het gebied zoal bedoeld in artikel 2 verhuist en aldaar een andere vestiging in gebruik neemt.

Artikel 9 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • b.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • c.

    waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden, dan wel onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is;

  • d.

    die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen of verenigingen zijn aangebracht en die een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • e.

    die zijn aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;

  • f.

    die uitsluitend landen-, provincie-, gemeente- of streekvlag inhouden;

  • g.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • h.

    die zijn aangebracht op scholen, verpleeg- en verzorgingshuizen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • i.

    die zijn aangebracht op terreinen en gebouwen van amateursportverenigingen;

  • j.

    die nostalgische uitingen aan de gevel zijn ouder dan 50 jaar en die geen relatie hebben met de uitoefening van het bedrijf;

  • k.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • l.

    die zijn aangebracht op zuilen, muren of andere constructies, aangewezen door het bevoegde bestuursorgaan;

  • m.

    die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

  • n.

    die zijn aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • o.

    die zijn aangebracht door een tussenpersoon in verband met de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of de te verhuren zaak;

  • p.

    die op of in verband met pin- en betaalautomaten worden gebruikt;

  • q.

    waarvan de (gezamenlijke) oppervlakte per vestiging minder dan 900 vierkante centimeter is.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag ineens worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting nadere regels stellen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening reclamebelasting van 4 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening reclamebelasting.

Bijlage 1: Kaart behorende bij en deel uitmakend van de Verordening reclamebelasting

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Putten van 3 december 2015,
de griffier, de voorzitter,

Kaart Verordening reclamebelasting