Regeling vervallen per 01-01-2018

Besluit maatschappelijke ondersteuning Putten 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Putten 2017 vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van Putten van 29 november 2016 nr. 575361

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten;

gelet op het bepaalde in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Putten 2016;

besluit:

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning Putten 2017

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit Besluit wordt met het begrip Verordening bedoeld, de Verordening maatschappelijke ondersteuning Putten 2016.

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Criteria om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget

  • 1. Een cliënt die in aanmerking wil komen voor een persoonsgebonden budget dient, onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.6 van de wet en in artikel 11 van de Verordening, te voldoen aan alle in dit artikel genoemde criteria.

  • 2. De cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger moet, naar keuze met ondersteuning van de cliëntondersteuner, motiveren waarom hij de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wil krijgen.

  • 3. De cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger moet een ondersteuningsplan overleggen waaruit minimaal blijkt:

    • a.

      dat er inzicht is in zijn problematiek;

    • b.

      wat het resultaat is van het te behalen doel van de ondersteuning;

    • c.

      wat de wijze is waarop het resultaat kan worden bereikt en welk tijdspad daarbij hoort;

    • d.

      welke evaluatiemomenten er tijdens de duur van de ondersteuning zijn.

  • 4. De cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger moet in staat zijn om:

    • a.

      de voorziening zelf te organiseren;

    • b.

      de kwaliteit van ondersteuning te kunnen beoordelen;

    • c.

      de regie over het eigen leven te kunnen voeren;

    • d.

      inzicht te hebben in een financiële administratie.

  • 5. De cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger moet aantonen dat het budget wordt besteed aan een maatwerkvoorziening die veilig, doeltreffend en cliëntgericht is.

  • 6. De cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger die gebruik wil maken van ondersteuning door een aanbieder die niet werkt volgens vastgestelde kwaliteitsstandaarden of door een persoon uit het sociale netwerk, dient het volgende aan te leveren:

    • a.

      een ondersteuningsplan;

    • b.

      een Verklaring omtrent gedrag (VOG) die niet ouder is dan drie maanden van de persoon die de ondersteuning gaat uitvoeren;

    • c.

      een motivering dat er sprake zal zijn van een veilige, effectieve en doelmatige ondersteuning;

    • d.

      een verklaring dat de persoon die de ondersteuning biedt aan de cliënt niet zal leiden tot overbelasting van diezelfde persoon;

    • e.

      een verklaring waaruit de deskundigheid blijkt om de ondersteuning te kunnen leveren.

Artikel 3 Vertegenwoordiging van de cliënt

  • 1. Indien de cliënt niet in staat is om te voldoen aan de eisen in artikel 2, vierde lid van dit Besluit, mag een (wettelijk) vertegenwoordiger deze taken overnemen, mits deze vertegenwoordiger niet tegelijkertijd de persoon is die vanuit het persoonsgebonden budget betaald wordt.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor ondersteuning die door ouders ten behoeve van hun minderjarige kinderen wordt uitgevoerd of als er een duidelijke borging van de kwaliteit is aangetoond.

Artikel 4 Weigering van een persoonsgebonden budget

Voor zover cliënt in aanmerking wil komen voor een persoonsgebonden budget kan dit budget, onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.6 van de wet en in artikel 11 van de Verordening, worden geweigerd, indien er sprake is van één of meer van navolgende omstandigheden:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens de indicatie duidelijk zijn geworden bestaat het ernstige vermoeden dat de cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    de gemeente, op advies van een instelling voor maatschappelijk werk of de Raad voor de kinderbescherming, is van oordeel dat een ten behoeve van een minderjarige aangevraagd budget in zodanige mate niet voor de inkoop van maatwerkvoorzieningen ten behoeve van het kind zal worden gebruikt, dat dit mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding of ontwikkeling van de minderjarige tot gevolg zal hebben;

  • c.

    de cliënt heeft zich bij een eerder toegekend persoonsgebonden budget niet aan de opgelegde verplichtingen gehouden.

Artikel 5 Herziening en intrekking van een persoonsgebonden budget

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.8 van de wet en artikel 15 van de Verordening, dient de budgethouder die binnen de periode waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld om welke redenen dan ook geen gebruik meer maakt van de voorziening, dit onverwijld te melden bij het college.

  • 2. Voor zover het college beslist tot herziening van het persoonsgebonden budget, door dit geheel of gedeeltelijk in te trekken, dient de budgethouder er rekening mee te houden, dat het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk moet worden terugbetaald.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid gestelde geldt ook als de budgethouder binnen de gestelde periode, waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt, verhuist naar een andere gemeente.

  • 4. In geval van overlijden van de cliënt dienen de erven het persoonsgebonden budget naar rato terug te betalen.

Artikel 6 Hoogte persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door aanbieders die werken volgens vastgestelde kwaliteitsstandaarden, wordt bepaald door het aantal geïndiceerde uren per week te vermenigvuldigen met 95% van het tarief zoals dat geldt voor aanbieders van zorg in natura.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door aanbieders die werkzaam zijn als ZZP-er en werken volgens de algemene standaard van de beroepsgroep, wordt bepaald door het aantal geïndiceerde uren per week te vermenigvuldigen met 75% van het tarief zoals dat geldt voor aanbieders van zorg in natura.

  • 3. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden dat wordt uitgevoerd door personen uit het sociale netwerk, wordt bepaald door het aantal geïndiceerde uren per week te vermenigvuldigen met het bruto wettelijk minimumuurloon voor personen van 23 jaar en ouder inclusief 8% vakantietoeslag en inclusief 8,33% vakantiedagen.

Artikel 7 Hoogte persoonsgebonden budget voor begeleiding

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor begeleiding door aanbieders die werken volgens vastgestelde kwaliteitsstandaarden, wordt bepaald door het aantal geïndiceerde uren per week te vermenigvuldigen met 95% van het tarief zoals dat geldt voor aanbieders van zorg in natura.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor begeleiding door aanbieders die werkzaam zijn als ZZP-er en werken volgens de algemene standaard van de beroepsgroep, wordt bepaald door het aantal geïndiceerde uren per week te vermenigvuldigen met 75% van het tarief zoals dat geldt voor aanbieders van zorg in natura.

  • 3. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor begeleiding die wordt uitgevoerd door personen uit het sociale netwerk wordt bepaald door het aantal geïndiceerde uren per week te vermenigvuldigen met het bruto wettelijk minimumuurloon voor personen van 23 jaar en ouder inclusief 8% vakantietoeslag en inclusief 8,33% vakantiedagen. Voor de in het tweede en derde lid bedoelde aanbieders geldt dat zij alleen de diensten Individueel basis, Individueel module gedrag en Individueel module ADL kunnen leveren.

Artikel 8 Hoogte persoonsgebonden budget kortdurend verblijf

De hoogte van een persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf dat wordt uitgevoerd door aanbieders die werken volgens vastgestelde kwaliteitsstandaarden wordt bepaald, door het aantal geïndiceerde etmalen per week te vermenigvuldigen met 95% van het tarief zoals dat geldt voor aanbieders van zorg in natura.

Artikel 9 Hoogte persoonsgebonden budget vervoer naar dagbesteding en kortdurend verblijf

De hoogte van het persoonsgebonden budget als opslag voor vervoer van en naar de dagbesteding is overeenkomstig de tarieven zoals die gelden voor aanbieders van zorg in natura bij respectievelijk regulier vervoer dan wel bij rolstoelgebruik.

De hoogte van het persoonsgebonden budget als opslag voor vervoer van en naar de locatie waar het kortdurend verblijf ter ontlasting van mantelzorgers wordt geboden is overeenkomstig de tarieven zoals die gelden voor aanbieders van zorg in natura bij respectievelijk regulier vervoer dan wel bij rolstoelgebruik. Het bedrag wordt dus bij een verblijf van meerdere etmalen aaneengesloten slechts eenmaal uitbetaald.

Artikel 10 Hoogte persoonsgebonden budget beschermd wonen

De omvang van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening beschermd wonen wordt bepaald op basis van een naar omvang oplopend budget, zoals vermeld in bijlage 1 bij dit Besluit.

Artikel 11 Hoogte persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een nieuwe maatwerkvervoersvoorziening bedraagt maximaal het tarief van de goedkoopst adequate voorziening in natura, zoals opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met de leverancier van hulpmiddelen, vermeerderd met kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring voor de duur van zeven jaren.

  • 2.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een tweedehands maatwerkvervoersvoorziening bedraagt maximaal de kostprijs van die tweede hands voorziening, vermeerderd met aanvullend kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en keuring gedurende de afschrijvingstermijn die wordt bepaald door zeven jaar te verminderen met de feitelijke leeftijd van de voorziening.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring worden bepaald aan de hand van het gemiddelde bedrag voor verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring voor vergelijkbare voorzieningen in het volledige kalenderjaar.

  • 4.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor taxivervoer bedraagt maximaal de kostprijs die de gemeente kwijt is aan collectief vervoer met een maximaal te honoreren vervoersbehoefte van 2000 kilometer per jaar.

  • 5.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor rolstoeltaxivervoer bedraagt maximaal de kostprijs die de gemeente kwijt is aan collectief rolstoelvervoer met een maximaal te honoreren vervoersbehoefte van 2000 kilometer per jaar.

  • 6.

    De in het vierde en vijfde lid genoemde hoogte van het persoonsgebonden budget wordt gehalveerd, indien al een maatwerkvoorziening voor verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving is toegekend.

  • 7.

    Het in het vierde en vijfde lid genoemde aantal kilometers per jaar is gebaseerd op de maximaal te honoreren vervoersbehoefte voor deelname aan het maatschappelijk verkeer. De te honoreren vervoersbehoefte kan in individuele situaties naar beneden of naar boven worden bijgesteld.

Artikel 12 Hoogte persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een rolstoelvoorziening bedraagt maximaal het tarief van de goedkoopst adequate voorziening in natura, zoals opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met de leverancier van hulpmiddelen, vermeerderd met kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring voor de duur van zeven jaren.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een tweedehands rolstoelvoorziening bedraagt maximaal de kostprijs van die tweedehands voorziening, vermeerderd met kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en keuring gedurende de afschrijvingstermijn, die wordt bepaald door zeven jaar te verminderen met de feitelijke leeftijd van de voorziening.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring worden bepaald aan de hand van het gemiddelde bedrag voor kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring voor vergelijkbare voorzieningen in het volledige kalenderjaar.

Artikel 13 Hoogte persoonsgebonden budget voor sportvoorzieningen

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening bedraagt maximaal het tarief van de goedkoopst adequate voorziening in natura vermeerderd met kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring voor de duur van vijf jaren.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring worden bepaald aan de hand van het gemiddelde bedrag voor de kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring voor vergelijkbare voorzieningen in het volledige kalenderjaar.

Artikel 14 Hoogte persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen wonen

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een hulpmiddel wonen bedraagt maximaal het tarief van de goedkoopst adequate voorziening in natura, zoals opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met de leverancier van hulpmiddelen, vermeerderd met kosten van onderhoud en reparatie voor de duur van zeven jaren.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een tweedehands hulpmiddel wonen bedraagt maximaal de kostprijs van die tweedehands voorziening, vermeerderd met kosten van onderhoud en reparatie gedurende de afschrijvingstermijn, die wordt bepaald door zeven jaar te verminderen met de feitelijke leeftijd van de voorziening.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde kosten van onderhoud en reparatie worden bepaald aan de hand van het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen in het volledige kalenderjaar.

Artikel 15 Hoogte persoonsgebonden budget voor overige hulpmiddelen

  • 1. Dit artikel gaat over de hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen die nog niet zijn genoemd in dit Besluit, maar die wel bijdragen tot verhoging van de participatie en zelfredzaamheid in de samenleving en die kunnen worden aangemerkt als maatwerkvoorziening.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een hulpmiddel zoals bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal het tarief van de goedkoopst adequate voorziening in natura, zoals opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met de leverancier van hulpmiddelen, vermeerderd met kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring gedurende de afschrijvingstermijn van zeven jaren.

  • 3. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een tweedehands hulpmiddel zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal de kostprijs van die tweedehands voorziening, vermeerderd met kosten van onderhoud en reparatie gedurende de afschrijvingstermijn, die wordt bepaald door zeven jaar te verminderen met de feitelijke leeftijd van de voorziening.

  • 4. De in het eerste en tweede lid bedoelde kosten van verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring worden bepaald aan de hand van het gemiddelde bedrag voor verzekering, onderhoud, reparatie en eventueel keuring voor vergelijkbare voorzieningen in het volledige kalenderjaar.

Artikel 16 Hoogte persoonsgebonden budget voor verhuizing, stoffering en ontruiming geschikte woning

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de kosten van stoffering van een andere woning wordt vastgesteld met inachtneming van normbedragen, zoals die staan vermeld in de NIBUD-normen. Dit zijn maximum bedragen.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor stimulering van ontruiming van een aangepaste woning, ten behoeve van een cliënt, bedraagt maximaal € 5.156,00.

Artikel 17 Primaat verhuizing

Het primaat van verhuizen wordt toegepast bij woningen waarbij het treffen van de maatwerkvoorziening het bedrag dat gelijk staat aan de kosten voor de gemeente van een traplift inclusief 2 jaar onderhoud overstijgt.

Artikel 18 Hoogte persoonsgebonden budget voor woningaanpassing

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen bedraagt de tegenwaarde van het bedrag, zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. Bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget, dat bedoeld is voor een woningaanpassing, wordt in ieder geval rekening gehouden met de volgende kosten:

    • a.

      de aanneemsom voor het treffen van de maatwerkvoorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten;

    • c.

      het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA;

    • d.

      de kosten van het toezicht op de uitvoering, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • e.

      de leges;

    • f.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terug te vorderen omzetbelasting;

    • g.

      renteverlies in verband met betaling aan derden voordat het persoonsgebonden budget is uitbetaald, voor zover dit verband houdt met de bouw, dan wel het treffen van voorzieningen;

    • h.

      de prijs van bouwrijpe grond, als niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, tot een door het college vast te stellen maximum;

    • i.

      de kosten in verband met technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • j.

      kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

    • k.

      de door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar waren;

    • l.

      administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor een persoon met een beperking;

    • m.

      verwijderen van voorzieningen.

  • 3. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor het bezoekbaar maken van een woning door een professionele aannemer bedraagt maximaal 100% van de tegenwaarde van het bedrag, zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 4. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal 75% van de tegenwaarde van het bedrag, zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, bij de keuze van de cliënt om niet gebruik te maken van een erkende aannemer.

  • 5. De werkelijke kosten komen in aanmerking voor het vast te stellen persoonsgebonden budget. Materialen gekocht bij een bouw- of woonmarkt gaan voor op de materialen uit een woningspeciaalzaak.

  • 6. Het afschrijvingspercentage voor de huidige stoffering bedraagt op basis van de leeftijd van de stoffering:

    • -

      nieuwer dan 2 jaar: 0%

    • -

      tussen 2 en 4 jaar: 25%

    • -

      tussen 4 en 6 jaar: 50%

    • -

      tussen 6 en 8 jaar: 75%

    • -

      ouder dan 8 jaar : 100%

  • 7. In bijlage 2 van dit Besluit is opgenomen wat het maximale aantal vierkante meters per vertrek en aanvullende buitenruimte is, die geldt voor het verwerven van grond voor het treffen van woonvoorzieningen. Op basis hiervan wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget bepaald. Hierop kan slechts een uitzondering gemaakt worden voor zover het aantal vierkante meters niet adequaat is voor de cliënt op grond van zijn beperkingen, persoonskenmerken en behoeften.

  • 8. De hoogte van het maximale persoonsgebonden budget voor een traplift bedraagt:

    • a.

      voor de gehele periode per jaar € 100,00 (excl. btw);

    • b.

      voor de gehele periode per jaar voor een traplift ouder dan 10 jaar € 140,00 (excl. btw).

Artikel 19 Terugbetaling bij verkoop woning

  • 1. Indien aan een woningeigenaar een voorziening is verleend van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning van meer dan € 25.000,00 en die binnen een periode van 15 jaar na de datum van gereed melding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is deze gehouden de gemeente een deel van de voorziening terug te betalen.

  • 2. De hoogte van het terug te betalen bedrag, als bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan het bedrag van de voorziening na aftrek van € 25.000,00, verminderd met 6,75 procent per jaar.

  • 3. Bij het vaststellen van de hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt rekening gehouden met de reeds door belanghebbende betaalde eigen bijdrage, voor zover deze meer dan € 25.000,00 bedraagt.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan de cliënt ten behoeve van wie de voorziening is verleend of aan een andere persoon aan wie op grond van deze verordening een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend.

  • 5. De woningeigenaar als bedoeld in het eerste lid is verplicht om binnen één maand na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

Artikel 20 Kosten in verband met huurderving

  • 1. In geval van huurbeëindiging kan het college de eigenaar of verhuurder van de aangepaste woonruimte een financiële tegemoetkoming verlenen in verband met derving van huurinkomsten.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in het vorige lid, bedraagt de werkelijke kosten per maand tot maximaal het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag.

  • 3. Bij de berekening van de hoogte van de tegemoetkoming, blijft de eerste maand huurderving buiten beschouwing. De tegemoetkoming wordt verleend voor maximaal drie maanden huurderving.

Artikel 21 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1. Een aanvrager kan in aanmerking komen voor een woonvoorziening, indien sprake is van kosten voor tijdelijke huisvesting, in verband met het aanpassen van zijn huidige woning of een nog te betrekken woning.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorziening wordt uitsluitend verleend, indien de aanvrager redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij dubbele huurlasten heeft.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde voorziening wordt voor maximaal zes maanden verleend.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde voorziening wordt uitsluitend verleend voor kosten gemaakt in verband met:

    • a.

      het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte; of

    • b.

      het tijdelijk betrekken van niet-zelfstandige woonruimte; of

    • c.

      het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 5. Het persoonsgebonden budget bedraagt evenveel als de werkelijke huurkosten van de aanvrager voor de door hem bewoonde of nog te betrekken woning minus de huurtoeslag, doch maximaal het bedrag van de maximale huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 22 Tarief- en prijsaanpassing

Ieder jaar worden op 1 januari de tarieven en prijzen aangepast aan nieuwe contractafspraken, de loonontwikkeling in diensten en de indexering.

Artikel 23 Overgangsregeling

Voor zover de cliënt op 30 juni 2016 in aanmerking komt voor een periodiek persoonsgebonden budget welke door dit Besluit naar beneden wordt bijgesteld, blijft de hoogte van dat persoonsgebonden budget ongewijzigd tot 1 april 2017.

Artikel 24 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Putten 2016 treedt dit Besluit in werking per 1 januari 2017.

  • 2. Dit Besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Putten 2017.

Bijlage 1

Hoogte persoonsgebonden budgetten beschermd wonen vanaf 1 januari 2017

Deze bijlage verwijst naar artikel 10 van het Besluit.

PERSOONSGEBONDEN BUDGET**

zzp excl. behandeling, excl. dagbesteding

op basis van 365 dagen

1GGZC*

2GGZC

3GGZC

4GGZC

5GGZC

6GGZC

Excl. Vervoer

pgb (niet wonend in wooninitiatief)

 € 14.321

 € 25.116

 € 27.837

 € 35.266

 € 38.213

 € 52.173

pgb (wonend in wooninitiatief

 € 17.982

 € 28.778

 € 31.498

 € 38.927

 € 41.874

 € 55.835

Incl. Vervoer

pgb (niet wonend in wooninitiatief)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

pgb (wonend in wooninitiatief

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

  • *

    Deze toekenning wordt niet meer afgegeven vanaf 1-1-2015 in de centrumgemeenteregio Zwolle bij herindicaties of toekenningen voor nieuwe beschermd wonen-cliënten

  • **

    Maximum pgb beschermd wonen incl. 1,406% indexering (2017 ten opzichte van 2016).

PERSOONSGEBONDEN BUDGET**

zzp excl. behandeling, incl. dagbesteding

 

 

op basis van 365 dagen

1GGZC*

2GGZC

3GGZC

4GGZC

5GGZC

6GGZC

Excl. Vervoer

pgb (niet wonend in wooninitiatief)

 € 23.228

 € 34.024

 € 36.744

 € 44.173

 € 47.120

 € 61.080

pgb (wonend in

wooninitiatief)

 € 26.889 

 € 37.685

 € 40.405

€ 47.834

€ 50.782 

€ 64.742

Incl. Vervoer

pgb (niet wonend in wooninitiatief)

 € 24.292

 € 35.087

 € 37.807

 € 45.236

 € 48.184

 € 62.144

pgb (wonend in

wooninitiatief)

 

€ 27.953 

€ 38.749

€ 41.469 

€ 48.898

€ 51.846

€ 65.805

  • *

    Deze toekenning wordt niet meer afgegeven vanaf 1-1-2015 in de centrumgemeenteregio Zwolle bij herindicaties of toekenningen voor nieuwe beschermd wonen-cliënten

  • **

    Maximum pgb beschermd wonen incl. 1,406% indexering (2017 ten opzichte van 2016).

Bijlage 2: maximalisering persoonsgebonden budget voor verwerven grond

Deze bijlage verwijst naar artikel 19 lid 6 van het Besluit.

Het aantal m2 woonoppervlakte waarvoor een persoon met beperkingen in aanmerking kan worden gebracht voor een persoonsgebonden budget is op grond van de Wmo

Verordening artikel 11 gemaximaliseerd en als volgt bepaald:

Soort vertrek

Tabel A

Tabel B

Woonkamer

30 m²

 

6 m²

 

Keuken

10 m²

 

4 m²

 

1-persoonsslaapkamer

10 m²

 

4 m²

 

2- persoonsslaapkamer

18 m²

 

4 m²

 

Toiletruimte

2 m²

 

1 m²

 

Badkamer:

wastafelruimte

doucheruimte

 

2 m²

3 m²

 

 

1 m²

2 m²

Entree/hal/gang

5 m²

 

2 m²

 

Berging

6 m²

 

4 m²

 

Uitraasruimte

10 m²

 

4 m²

 

Tabel A is van toepassing in geval van een aanbouw van een vertrek.

Tabel B is van toepassing in geval van uitbreiding van een al aanwezig vertrek.

Toelichting

Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel het aanpassen van bestaande paden dat voor een persoonsgebonden budget in aanmerking kan worden gebracht, bedraagt 20 m2

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 29 november 2016, Burgemeester en wethouders van Putten,mr. F.E. Contant H.A. Lambooij