Doorbouwend recreatief. Beleidsregels en werkwijze bij het handhavend optreden tegen niet-recreatief gebruik.

Geldend van 06-06-2020 t/m heden

Intitulé

Doorbouwend recreatief. Beleidsregels en werkwijze bij het handhavend optreden tegen niet-recreatief gebruik.

Het college van burgemeester en wethouder van Putten;

gelezen het voorstel van 8 mei 2020, nr. 1167667;

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingswet;

besluit:

de beleidsregels "Oprecht recreatief" in te trekken en vast te stellen de beleidsregels "Doorbouwend recreatief" en werkwijze bij het handhavend optreden tegen niet-recreatief gebruik.

1. Inleiding

1.1 Deze nota beschrijft de nieuwe fase in handhaving “Recreatie”

In deze nota geven we de volgende stap in handhaving “Recreatie” aan. In deze fase staat het samen bevorderen van recreatief gebruik centraal. In de vorige fase zijn in korte tijd heel veel overtredingen aangepakt. Dit geeft een goede basis om nu meer gericht te handhaven. Overtredingen gedogen we nog steeds niet. Tegelijk proberen we (echt) recreatief gebruik in het toezicht te ontzien. Middelen die we inzetten ondersteunen het recreatief gebruik zelfs.

1.2 Er is al een kader waarbinnen wij moeten handhaven

Het gemeentebestuur wil doelen bereiken. Deze doelen worden vastgelegd in visies en beleid. Vervolgens wordt dit vertaald in regelgeving, zoals in bestemmingsplannen. Om deze doelen te bereiken is het belangrijk dat niet in strijd met de regels wordt gehandeld. Omdat sommige mensen zich niet aan de regels houden is het nodig om deze mensen daarop aan te spreken. Op die manier wordt het recreatief karakter van de gemeente niet “beschadigd” door onrechtmatig gebruik. Ook is dit niet rechtvaardig tegenover de mensen die zich wel aan de regels houden.

In onze Integrale handhavingsnota staat dat wij tegen overtredingen optreden. Ook staan hierin prioriteiten genoemd. Dit stuk is een nadere uitwerking van de integrale beleidsnota. Voor dit beleidsvlak is deze nota leidend.

Deze nota gaat dus niet over het inhoudelijke (ruimtelijk) beleid of over hoe lang iemand in een recreatieverblijf mag zijn, maar over de manier waarop we toezicht houden en optreden.

1.3 We handhaven al lange tijd

De handhaving heeft zich sinds 2000 op logische wijze ontwikkeld.

Eind jaren 90 was er grote woningnood in de gemeente Putten. Om die reden konden sommige mensen een zogenoemde “woonverklaring” krijgen. Hiermee mocht je in afwijking van het bestemmingsplan tijdelijk wonen in een recreatieobject. Mensen moesten deze zelf aanvragen. Je moest aan bepaalde criteria voldoen om deze te krijgen. In principe was een voorwaarde in de woonverklaring dat je actief moest doorzoeken naar een reguliere woning. Veel mensen hebben hier gebruik van gemaakt en een woonverklaring gevraagd en gekregen. Later bleek overigens dat in deze periode ook veel mensen toch “stiekem” in strijd met de regels zijn gaan wonen.

De grote nieuwbouwwijk Husselerveld werd in de jaren negentig tot begin jaren 2000 opgeleverd. Hiermee werd de grootste woningnood op dat moment verzacht.

Begin 2000 is besloten geen woonverklaringen meer te geven. Er werd dus ook niet meer persoonsgebonden gedoogd.

In 2003 zijn we gaan optreden tegen mensen die toch nog zijn gaan wonen in recreatieverblijven. Hiermee probeerden we de kraan dicht te draaien, voordat we gingen dweilen. Het bijkomend voordeel was dat mensen die gebruik hadden gemaakt van de woonverklaring (en de mensen die toch stiekem waren gaan wonen) de tijd hadden een reguliere woning te vinden. Gelukkig hebben veel mensen inderdaad een reguliere woning weten te vinden.

Hoewel we vanaf 2003 actief handhaafden, merkten we dat toch nog steeds nieuwe mensen in recreatieverblijven gingen wonen. Een deel hiervan waren arbeidsmigranten. Steeds minder ging het om Puttense starters op de woningmarkt die ter overbrugging in een recreatieverblijf woonden. Het bleek dat het voor veel eigenaren (financieel) aantrekkelijk was in strijd met de wet te gebruiken en te verhuren. Het steeds weer aanspreken van nieuwe gebruikers was minder effectief, doordat eigenaren steeds opnieuw hun recreatieverblijven verhuurden voor ander gebruik dan recreatie. Voor de recreatieondernemers was dit wrang. Dit illegaal gebruik ging ten koste van het recreatief karakter. Ook verdienden “concurrenten” makkelijk geld met dit illegale handelen.

In 2014 is de volgende fase ingegaan. We zijn op grote schaal de recreatieterreinen gaan bezoeken en we zijn de eigenaren zelf (die ook financieel voordeel bij de overtredingen hadden) gaan aanspreken. Tijdens onze feitelijke bezoeken kwamen meer misstanden en overtredingen tegen dan we hadden gedacht. In een korte tijd is zo tegen veel overtredingen opgetreden.

Nu zien we een kentering waarbij steeds meer eigenaren toch (gedwongen) weer voor recreatie kiezen. Veel van deze eigenaren juichen handhaving toe. Het is immers niet goed voor hun recreatief product als de recreatieverblijven in de buurt voor andere doelen worden gebruikt. Tegelijk geven ze aan dat de vorm van toezicht de verhuur en het gebruik ten behoeve van recreatie niet bevordert. Ook hangen de hoge dwangsommen als een zwaard van Damocles boven het hoofd als een huurder toch niet blijkt te recreëren.

Om die reden is het tijd om een volgende fase in de handhaving in te gaan.

2. Uitgangspunten van deze fase

We hebben drie duidelijke uitgangspunten voor de nieuwe fase.

  • 1.

    De eigenaren die hun recreatieverblijf voor recreatie willen gebruiken en open met ons samen werken, willen we het niet onnodig moeilijk maken.

  • 2.

    De eigenaren die hun recreatieverblijf voor andere doeleinden dan recreatie willen gebruiken willen we een manier bieden om van te voren open te vragen of en onder welke voorwaarden we dit toestaan. Deze inhoudelijke afweging om wel of niet te legaliseren maakt geen deel uit van dit beleid.

  • 3.

    De eigenaren die hun recreatieverblijf in strijd met de wet voor andere doeleinden dan recreatie gebruiken willen we het heel moeilijk (blijven) maken.

Voor de duidelijkheid merken we op dat geen sprake is van gedoogbeleid. In beginsel zullen we geconstateerde overtredingen niet gedogen. Als we bepaald gedrag (tijdelijk) willen toestaan zullen we dat via een vergunning doen.

3. Toezicht

3.1 Andere wijze van toezicht houden

In deze fase van handhaving gaan we op een andere wijze toezichthouden. De recreatieondernemers en andere eigenaren van recreatieobjecten die op open en eenvoudig controleerbare wijze laten zien dat alleen sprake is van toegestaan recreatief gebruik zullen bij toezicht worden ontzien. Hier zullen we andere wijzen van “toezicht” toepassen. Zo kan bij deze ondernemers en andere eigenaren vaker worden volstaan met een vorm van toezicht dat bestaat uit samen doornemen van de wijze van exploitatie. Dan hoeft niet onaangekondigd in de avonduren de afzonderlijke recreatie-objecten te worden bezocht.

We streven ernaar om in gelijke gevallen op een gelijke wijze toezicht te houden. Zo voorkomen we de schijn van het meten met twee maten. Voor een goede wijze van controleren is het nodig soms ook op onverwachte wijze te controleren. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een steekproefcontrole. Anders kunnen overtreders hun gedrag afstemmen op onze wijze van controleren. Het kan dus zijn dat we incidenteel op andere wijze controleren dan hier is aangegeven.

3.2 Aangekondigde bezoeken

We komen regelmatiger gewoon op de koffie.

We zullen vaker op afspraak overdag langskomen. Samen bekijken we dan de bedrijfssituatie en de wijze van gebruik. Dit bezoek heeft als belangrijkste doel de contacten te verbeteren of goed te houden en op open wijze met elkaar te spreken. Een bijkomend doel is dat dit bezoek signalen kan geven over het naleefgedrag. Dat is niet alleen in negatieve zin, maar ook in positieve zin. Het is mogelijk dat in deze gesprekken ook (onderdelen van) de administratie worden bekeken. Als aan de hand van dit soort bezoeken de overtuiging ontstaat dat sprake is van een goed recreatief gebruik dan wordt de behoefte om onaangekondigd te controleren minder groot.

Van het gesprek en de waarnemingen wordt een (korte) rapportage gemaakt. Op deze manier kan niet alleen de gemeente maar ook de eigenaar van het recreatieobject hier op terugvallen. Met name doordat deze bezoeken niet een onderzoek-karakter maar meer een sociale functie hebben, kan aan deze gesprekken niet het juridische vertrouwen worden ontleend dat niet tegen overtredingen wordt opgetreden of dat niet meer steekproefsgewijs wordt gecontroleerd.

3.3 Reguliere controles

In beginsel blijven de gebruikelijke controles plaatsvinden. Er kunnen redenen zijn om af te zien van reguliere controles, maar een lichtere vorm van toezicht toe te passen (zie hierna). Controleren blijft maatwerk. Het kan ook zijn dat naast of in plaats van reguliere controles andere (zwaardere) controles nodig zijn. Dit is alleen het geval wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden.

Een reguliere controle bestaat in beginsel uit de volgende onderdelen:

  • Er worden vragen gesteld aan de aangetroffen persoon of personen. Deze vragen hebben ten doel om te bepalen of de persoon er verblijft om te recreëren of om andere redenen. Deze vragen gaan noodzakelijkerwijs in op het privéleven van betrokkenen om te beoordelen waar het maatschappelijk middelpunt van bestaan ligt.

  • Als betrokkene aangeeft elders te wonen dan kunnen toezichthouders het betreffende adres bezoeken. Met administratief onderzoek en buurtonderzoek ter plaatse kan worden beoordeeld of sprake van een woonadres.

  • De toezichthouder kan inzage vorderen in de administratie van degene die is aangetroffen en van de eigenaar.

3.4 Lichte controles vanwege gebruik verblijfsregister

We passen onze wijze van toezichthouden aan als mensen het verblijfsregister gebruiken.

Als een eigenaar een door ons aangeboden verblijfsregister bijhoudt of laat bijhouden, dan passen wij onze manier van toezichthouden hier op aan. Wij passen dit aan voor ieder recreatieobject waarvoor een dergelijk verblijfsregister wordt bijgehouden.

Op momenten dat volgens het verblijfsregister mensen aanwezig zijn zullen wij in beginsel niet controleren of wel sprake is van recreatie. Dit betekent dat de toezichthouders op die momenten niet meer zullen aankloppen en persoonlijke achtergronden aan de gebruikers zullen vragen.

Wel kunnen wij controleren of het verblijfsregister juist is ingevuld. Dit doen wij onder meer door naar de identiteit te vragen van de persoon die er dan verblijft. Dit zullen wij steekproefsgewijs doen. Wanneer er redenen zijn om te vermoeden dat het verblijfsregister niet juist wordt bijgehouden zullen wij vaker controleren.

Wanneer wij signalen hebben dat er geen sprake is van recreatief gebruik kunnen wel reguliere (en daarmee meer intensieve) controles plaatsvinden.

Eén van de signalen die kan lijden tot verdere reguliere controles is als uit het verblijfsregister blijkt dat een recreatieobject vaker dan 120 nachten per jaar door een zelfde persoon of huishouden wordt gebruikt.

Andere signalen kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • een persoon geeft zelf aan in het recreatieobject te wonen, bijvoorbeeld door een uitkering aan te vragen;

  • er komen meldingen vanuit de buurt of vanuit onze partners, zoals de politie, andere gemeentes of andere recreatieondernemers;

  • het recreatieobject is eigendom van, of wordt gehuurd door, een uitzendbureau of door een bedrijf dat niet of nauwelijks gerelateerd is aan de recreatiebranche.

Hiernaast kunnen er natuurlijk ook andere signalen zijn.

Wanneer wij constateren dat het verblijfsregister onjuist is ingevuld, zullen wel reguliere controles volgen.

Wanneer het door ons aangeboden verblijfsregister niet of onjuist wordt bijgehouden, moet door ons zelf worden vastgesteld of, wanneer en hoe een recreatieobject wordt gebruikt. Doordat ons verblijfsregister niet (juist) wordt gebruikt, hebben we geen beeld van de frequentie van het gebruik. We moeten dan zelf controleren of en wanneer het recreatieobject wordt gebruikt. Er moet dan worden beoordeeld of een aangetroffen gebruiker het recreatieverblijf ten behoeve van recreatie gebruikt. Hiervoor zijn één of meer reguliere controles noodzakelijk.

Eigenaren die een door ons aangeboden gebruiksregister willen bijhouden kunnen zich hiervoor bij ons aanmelden.

3.5 Lichte controles vanwege duidelijkheid woonsituatie van gebruikers

Het kan zijn dat een recreatieobject exclusief door één gebruiker of één huishouden wordt gebruikt. Het kan bijvoorbeeld gaan om gebruikers die een jaarplaats huren of eigenaars van een “tweede” huisje dat zij voor recreatie gebruiken. Als deze gebruiker beschikt over een zelfstandige legale woonruimte kan het aannemelijk zijn dat hij/zij geen behoefte heeft (ook) op een ander adres te wonen en het recreatieobject gebruikt voor recreatie. Er is sprake van zelfstandige woonruimte als de gebruiker of het huishouden dat daadwerkelijk gebruik maakt van het recreatieobject ook exclusief de beschikking heeft over een volwaardige woning (zonder dat deze wordt gedeeld met anderen).

Wanneer voor ons duidelijk en controleerbaar is dat de gebruiker over zelfstandige woonruimte beschikt, kan dit aanleiding zijn geheel of gedeeltelijk af te zien van reguliere controles.

We hanteren de volgende werkwijze.

Als eigenaren van recreatieobjecten of verhuurders van jaarplaatsen willen dat wij om deze reden afzien van reguliere controles kunnen zij dat schriftelijk bij ons aangeven. Wij kunnen hierna bij de planning van de reguliere controles rekening mee houden.

Om dit werkbaar te houden kan dit voor 1 oktober van ieder jaar worden aangegeven. Wij kunnen hier dan bij de controles van het daaropvolgende jaar rekening mee houden. Voor het jaar 2020 kan dit ook gedurende het jaar worden aangegeven.

Wij vragen deze eigenaren het volgende aan te geven:

  • 1.

    De naam en het woonadres van de gebruiker

of als het om een meerpersoonshuishouden gaat:

De namen en het woonadres van de gebruikers

  • 2.

    Een verklaring van de gebruiker dat het huishouden dat gebruik maakt van het recreatieobject hetzelfde huishouden is als het huishouden dat woont op het aangegeven woonadres.

Wij controleren hetgeen is aangegeven via de BRP en de bestemmingsplannen. Om die reden geldt deze manier van controleren alleen wanneer het woonadres in Nederland is.

Wel kunnen wij controleren of de verklaring juist is ingevuld en actueel is. Dit doen wij onder meer door naar de identiteit te vragen van de persoon die er dan verblijft. Dit zullen wij steekproefsgewijs doen. Wanneer er redenen zijn om te vermoeden dat de gegeven verklaring niet juist is zullen wij vaker controleren.

Wanneer wij het vermoeden hebben dat toch sprake is van niet-recreatief gebruik dan zullen wij vanzelfsprekend wel reguliere controles uitvoeren.

3.6 Beperken van reguliere controles door controles bij bedrijven (werkgevers)

Vaak worden recreatieverblijven gebruikt door mensen die in de omgeving werken maar ergens anders wonen. Het kan gaan om mensen die in Nederland wonen of mensen die in het buitenland wonen.

Dit gebruik heeft in het algemeen een negatieve invloed op het recreatieve karakter van de omgeving. Zo zal vaak sprake zijn van een ander leef-ritme dan van recreanten.

Wij gaan bij bedrijven in de omgeving, met name aan de hand van de administratie, na of werknemers of inhuurkrachten wonen in recreatieverblijven in de gemeente Putten. Hierdoor kunnen we effectiever tegen dit gebruik optreden zonder dat het houden van toezicht druk op het recreatieve karakter van de omgeving.

3.7 Bijzondere afspraken

Onder hele bijzondere omstandigheden kunnen afwijkende afspraken worden gemaakt met eigenaren (en/of gebruikers) van recreatieobjecten. Hierbij kan worden aangesloten bij de gedachte van één park, één plan. De kern van de afspraken zal wel steeds zijn dat ons een open en controleerbaar inzicht in het gebruik wordt geboden. Uit het oogpunt van gelijke behandeling en efficiënt handelen, worden deze afspraken alleen gemaakt als er geen andere opties zijn. Het maken van dergelijke afspraken wordt door het college zelf gedaan (geen mandaat) en worden zoveel mogelijk openbaar gemaakt (tenzij de wet zich hiertegen verzet).

3.8 Conclusie toezichthouden

Als ons verblijfsregister wordt gebruikt en er wordt niet meer dan 120 nachten per jaar door één persoon of huishouden gebruik van gemaakt, dan zullen we in beginsel niet regulier controleren op momenten dat er volgens het verblijfsregister mensen zijn.

Als van te voren wordt aangetoond dat sprake is van één (groep van) gebruiker(s) en dat deze gebruiker ergens anders in Nederland beschikt over zelfstandige woonruimte, dan zullen er in beginsel geen reguliere controles plaatsvinden.

We zullen daarnaast bij bedrijven controleren of hun medewerkers in recreatieverblijven in Putten wonen.

In heel bijzondere omstandigheden is het mogelijk andere afspraken te maken. Deze worden dan vastgelegd.

In bovenstaande gevallen zullen de controles zich in beginsel beperken tot het nagaan of de “afspraken” worden nagekomen. In andere gevallen blijven we op reguliere wijze controleren.

4. Handelwijze na een controle maar voor het opleggen van een last onder dwangsom

4.1 We communiceren op open en transparante manier met de eigenaar en de gebruiker

Na een reguliere controle laten we binnen vier weken aan de eigenaar weten wat onze bevindingen zijn en wat mogelijke vervolgstappen zullen zijn. De aangetroffen persoon of personen wordt na de controle een folder aangeboden. Hierin staat ook hoe contact met de gemeenten kan worden opgenomen over mogelijke maatschappelijke ondersteuning, de bevindingen en eventuele vervolgstappen.

4.2 We vragen de eigenaar en de gebruiker om een zienswijze

Als wordt overwogen handhavend op te treden wordt overeenkomstig artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht aan de eigenaar de mogelijkheid gegeven een zienswijze te geven. Dit geldt ook als na het opleggen van een last weer een overtreding wordt geconstateerd en wordt overwogen een verbeurde dwangsom in te vorderen.

Ook aan de aangetroffen gebruiker vragen we een zienswijze. Dit doen we door een brief naar het door de gebruiker opgegeven adres te sturen. Hierin geven we ons voornemen om te handhaven zo gedetailleerd mogelijk aan.

Zowel de eigenaar als de gebruiker krijgen in principe twee weken om op het voornemen te reageren.

5. De last onder dwangsom

5.1 Geadresseerde is de eigenaar

We leggen aan de eigenaar een last onder dwangsom op.

Wanneer we ook na het ontvangen van een zienswijze van mening zijn dat sprake is van een overtreding dan gelasten we de eigenaar deze ongedaan te maken en te houden. Deze eigenaar kan ook zelf gebruiker zijn. Gelast zal worden het recreatieobject en het perceel waar deze op staat niet langer te gebruiken of te laten gebruiken voor niet-recreatieve doeleinden. Het kan zijn dat er meerdere recreatieobjecten op één perceel staan. De last zal dan voor al deze recreatieobjecten gelden. Als vervolgens in meerder recreatieobjecten op dat perceel overtredingen worden geconstateerd, wordt er één dwangsom verbeurd.

In beginsel leggen we daarnaast geen aparte last op aan de gebruiker.

Een handhavingsprocedure is vrij intensief en we hebben onvoldoende capaciteit om per object mogelijk meerdere procedures tegen meerdere mensen tegelijk te voeren.

Door ons te richten op de objecten en de eigenaars kunnen we op meer effectieve wijze ons doel bereiken. Bovendien hebben de eigenaars de verantwoordelijkheid ervoor zorg te dragen dat hun recreatieobjecten conform de regels worden gebruikt.

In bijzondere gevallen leggen we een last onder dwangsom op aan de gebruiker die zelf niet eigenaar is.

Als eigenaars kunnen aantonen dat zijzelf voldoende controleren en hun geen enkel verwijt kan worden gemaakt van het illegale gebruik door gebruiker dan leggen we (ook) gebruiker een last onder dwangsom op. Dit geldt ook als de eigenaar kan aantonen dat wordt gebruikt tegen zijn zin en de gebruiker zich jegens eigenaar verzet en niet vertrekt.

Ook wanneer de gebruiker al eerder in de gemeente Putten in strijd met het bestemmingsplan een recreatieobject heeft gebruikt, zullen wij overwegen een last op te leggen aan de gebruiker. Ook het veroorzaken van overlast door de gebruiker waardoor de recreatieve omgeving schade oploopt, kan reden zijn (ook) aan de gebruiker een last op te leggen.

We houden de aangetroffen gebruikers op de hoogte.

Binnen de grenzen van de wet houden we de gebruikers die we tijdens de controle op de hoogte. We doen dit door hen mee te delen of en welke last onder dwangsom we opleggen aan de eigenaar.

Tussenpersonen

Het is mogelijk dat een recreatieverblijf wordt gehuurd door een (rechts)persoon die het niet zelf gebruikt maar verder verhuurt of anderszins ter beschikking stelt aan derden. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een uitzendbureau die een recreatieverblijf huurt en het zelf ter beschikking stelt aan medewerkers.

Wij kunnen daarom ook optreden tegen (rechts)personen die “doorverhuren” aan mensen die het verblijf in strijd met de bestemming gebruiken.

5.2 Hoogte dwangsom

De hoogte van de dwangsom is in beginsel € 5.000 per maand of gedeelte van de maand met een maximum, van € 30.000. Wij denken dat deze prikkel op dit moment hoog genoeg moet zijn om overtredingen te laten beëindigen en beëindigd te houden. Wanneer veel winst wordt gemaakt met het geconstateerde illegale gebruik kan een hogere prikkel noodzakelijk zijn en wordt gemotiveerd gekozen voor een hogere dwangsom. Dit kan het geval zijn wanneer eerder een last onder dwangsom aan de betreffende eigenaar is opgelegd voor een soortgelijke overtredingen. Ook kan dit het geval zijn wanneer in meerdere recreatieobjecten op één perceel overtredingen worden geconstateerd.

5.3 Begunstigingstermijn

Wij geven overtreders een half jaar de tijd om de geconstateerde overtreding te beëindigen. Deze termijn is lang genoeg om het niet-recreatieve gebruik te beëindigen en beëindigd te houden. Wanneer aantoonbaar een kortere termijn mogelijk is om de overtreding te beëindigen of wanneer de overtreding al beëindigd is bij het opleggen van een last onder dwangsom zal voor een kortere termijn of zelfs in het geheel geen termijn worden gekozen.

5.4 Inschrijven

Het vorige beleid, en ook dit beleid, is erop gericht om voor langere termijn te waarborgen dat er geen ander gebruik is dan recreatie. Om te voorkomen dat nieuwe eigenaren van percelen ook weer een overtreding begaan, bepalen wij dat de last ook geldt voor eventuele rechtsopvolgers. Dit voorkomt dat bij eigendomsoverdracht een nieuw traject met weer opnieuw een hersteltermijn van een half jaar moet worden gegeven. Daarom wordt als hoofdregel voor elke last onder dwangsom bepaald dat deze ook van toepassing is op een eventuele rechtsopvolger.

5.5 Opheffen van de last onder dwangsom

Op grond van artikel 5:34, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht kan het college op verzoek van de overtreder de last opheffen indien de beschikking een jaar van kracht is geweest zonder dat de dwangsom is verbeurd.

Als na het opleggen van de last drie jaar lang geen overtredingen worden geconstateerd dan wordt de last op verzoek in principe opgeheven. Als wel een of meer overtredingen worden geconstateerd wordt de last op verzoek drie jaar na de laatste overtreding opgeheven.

Als de verzoeker duidelijk maakt dat hij zijn bedrijfsvoering heeft gewijzigd zullen we de last eerder opheffen. Dit gebeurt dan in principe nadat de wijziging is uitgevoerd. Een vereiste is hierbij dat het door de wijziging zo goed als zeker (en controleerbaar) is dat niet opnieuw een overtreding wordt begaan.

Er kunnen ook andere omstandigheden zijn op grond waarvan wij een last eerder dan na drie jaar opheffen. Iedere aanvraag tot opheffen zullen wij daarom op zichzelf beoordelen.

5.6 Aanvraag om omgevingsvergunning

Wij willen mensen stimuleren om conform de regels te handelen. De wet geeft de mogelijkheid om met een vergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Als een aanvraag om omgevingsvergunning tot afwijken wordt ingediend voordat een last is opgelegd, wordt in beginsel de besluitvorming omtrent deze aanvraag afgewacht.

Als een aanvraag om omgevingsvergunning tot afwijken wordt ingediend nadat een last is opgelegd wordt de last in beginsel niet opgeschort. Als een tijdelijke omgevingsvergunning wordt verleend is dit geen reden om een opgelegde last in te trekken. Deze is immers van waarde na het van rechtswege vervallen van de omgevingsvergunning.

Deze beleidsregels geven overigens niet aan of en onder welke voorwaarden een vergunning wordt verleend.

6. Invorderen van verbeurde dwangsommen

Als een overtreding wordt geconstateerd nadat een last is opgelegd en de daarin gegeven hersteltermijn is verstreken raken van rechtswege dwangsommen verbeurd. Dit betekent dat bij overtreding vanzelf een verplichting tot het betalen van een dwangsom door de overtreder ontstaat. Wij vorderen in principe alle verbeurde dwangsommen in.

Als dwangsommen verbeurd zijn en over de te betalen dwangsommen bestaat een verschil van mening dan is er bereidheid bij het college het conflict om te buigen tot samenwerking. Dit geldt normaalgesproken niet (meer) als de invorderingsbeschikking onherroepelijk is geworden. Deze bereidheid is dus niet bedoeld als noodoplossing of laatste redmiddel voor overtreders als gerechtelijke procedures voor hen niet hebben gebracht wat zij hoopten.

Wij denken hierbij aan de volgende oplossingslijn. Als het conflict hiermee geheel kan worden opgelost is het college bereid onder voorwaarden om de dwangsommen gedeeltelijk (met een maximum van 75% van de verbeurde dwangsommen) kwijt te schelden. Voor het overgebleven gedeelte is het college bereid een betalingsregeling te treffen.

Het college is hiertoe bereid als dit tot gevolg heeft dat het perceel of de opstallen recreatief aantrekkelijker worden. Het is daarom aan de overtreder om een goed plan aan te leveren om zijn perceel of de opstallen aantrekkelijker te maken voor recreatie. Voor iedere Euro die door de overtreder wordt geïnvesteerd om dit plan uit te voeren is het college bereid 75 cent kwijt te schelden (met een maximum van 75% van de verbeurde dwangsommen).

Het college en de overtreder maken hierover voor het realiseren, het verlenen van uitstel van betaling, het kwijtschelden van een bedrag, de aan te leveren stukken en de controle achteraf een duidelijke afspraak die voor iedereen openbaar is.

Op deze wijze hopen wij samen op open wijze de algemene recreatieve uitstraling van de gemeente te verhogen en overtreders te stimuleren om zich te richten op recreatie.

7. Overgang naar dit nieuwe beleid

Na bekendmaking van dit beleid gaan we dit nieuwe beleid toepassen.

Voor al genomen besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom heeft dit beleid geen invloed. We gaan al genomen besluiten niet wijzigen. Ook heeft dit beleid geen invloed voor dwangsommen die al zijn ingevorderd of in de toekomst nog ingevorderd kunnen worden op grond van een al eerder opgelegde last onder dwangsom.

Wanneer er nog bezwaar loopt tegen een last onder dwangsom zullen we bij de beslissing op bezwaar uit doelmatigheidsoogpunt voor zover mogelijk met dit beleid rekening houden.

Voor een aantal onderdelen van dit beleid is nog verdere praktische uitwerking nodig. Zo zal een verblijfsregister worden aangeboden, nadat deze mede aan de hand van de aanmeldingen is ingericht. De praktische uitwerking vindt zo spoedig mogelijk plaats.

8. Samenvatting en conclusies

Hierbij geven we een samenvatting van de nieuwe fase van handhaven. Voor de leesbaarheid is dit vereenvoudigd weergegeven. Hier kunnen geen rechten aan worden ontleend.

1. We blijven handhaven door het opleggen van een last onder dwangsom aan de eigenaar.

2. We communiceren met de eigenaar en de aangetroffen gebruiker(s).

3. Door inspanningen van de eigenaar en of gebruiker is het mogelijk dat reguliere controles niet noodzakelijk zijn, maar dat wordt volstaan met een lichtere vorm van toezicht.

4. Als voor het constateren van een overtreding een vergunning wordt gevraagd, wachten wij in beginsel de uitkomst van deze aanvraag af.

5. Wij heffen een opgelegde last na 3 jaar op verzoek op. Dit kan afhankelijk van de omstandigheden ook eerder.

6. Wij proberen een regeling te treffen voor verbeurde dwangsommen, die recreatie bevordert.

9. Voorbehoud

Dit beleid geeft de voorgestane algemene handelwijze aan. Er is niet beoogd bepaalde overtredingen te gedogen. Ook wanneer wordt afgeweken van dit beleid heeft dit niet het gevolg dat niet (meer) tegen overtredingen kan worden opgetreden.

Er kan aan dit beleid dus op geen enkele wijze het vertrouwen worden ontleend dat tegen bepaalde overtredingen niet (meer) zal worden overgetreden.

Deze beleidsregels treden de dag na bekendmaking in werking.

Putten, 19 mei 2020

Ondertekening

de secretaris

mr. F.E. Contant

de burgemeester,

H. A. Lambooij,