Regeling vervallen per 10-12-2014

Beleidsregel “Toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven 2013”

Geldend van 31-10-2013 t/m 09-12-2014

Intitulé

Beleidsregel proceskosten “Toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken 2013”

De gemeenteambtenaar bedoeld in art. 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet, van de gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte (belastingsamenwerking DOWR)

Gelet op art. 1:3, vierde lid, Awb, art. 7:15 Awb en art. 2, eerste lid, aanhef, onderdelen a en b, tweede en derde lid, Bpb juncto onderdeel C.1. van de bij dat Besluit behorende bijlage, en artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003,

Besluit de volgende beleidsregel “Toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken 2013” vast te stellen:

Artikel 1. Zaken die met een wegingsfactor van 1 worden gewaardeerd

  • 1. Een bezwaar in een zaak die niet tot een van de categorieën van artikel 2 of artikel 3 behoort, zal in beginsel als gemiddeld met een wegingsfactor van 1 gekwalificeerd worden.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid heeft de heffingsambtenaar de bevoegdheid om op grond van het Bpb, gemotiveerd een lagere of hogere wegingsfactor toe te kennen naarmate de betreffende zaak lichter of zwaarder is dan een gemiddelde zaak.

Artikel 2. Zaken die met een wegingsfactor van 0,5 worden gewaardeerd

  • a. zaken die enig onderzoek vergen, maar waarbij het niet om een (juridisch) vraagpunt gaat waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist,

  • b. zaken waarin het alleen over de proceskostenvergoeding gaat.

Artikel 3. Zaken die met een wegingsfactor van 0,25 worden gewaardeerd

  • a. zaken waarin het om een verkeerde tenaamstelling gaat,

  • b. zaken waarin het om een verkeerde adresaanduiding gaat,

  • c. zaken waarin het om een verkeerde belanghebbende gaat,

  • d. zaken waarin het om een verkoopcijfer van het object zelf gaat dat vlak voor of na de waardepeildatum is gerealiseerd,

  • e. zaken waarin het om een pro-forma bezwaarschrift zonder aanvulling gaat,

  • f. zaken waarin het bezwaarschrift summier gemotiveerd is.

Artikel 4. Afwijkende wegingsfactor

Indien de heffingsambtenaar van oordeel is dat toepassing van de in bovenstaande artikelen genoemde wegingsfactor niet in overeenstemming is met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener dient dit in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd te worden.

Artikel 5. Berekening kostenvergoeding voor de deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht

Het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Bpb, wordt vastgesteld door het uurtarief van artikel 6 te vermenigvuldigen met het aantal uren dat op grond van artikel 7 wordt toegekend.

Artikel 6. Uurtarieven voor de deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht:

Het tarief voor het opstellen van een deskundigenverslag bedraagt bij de taxatie van:

  • -

    een woning: volgens de vergelijkingsmethode € 50,- (excl. BTW) per uur,

  • -

    een courante niet-woning volgens de vergelijkingsmethode of huurwaardekapitalisatiemethode: € 65,- (excl. BTW) per uur,

  • -

    een incourante niet-woning op het gefactureerde bedrag met een maximum van € 116,09 (excl. BTW) per uur.

Artikel 7. Toe te kennen uren voor de deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht:

Het aantal uren voor een deskundigenverslag bedraagt bij een taxatie van:

  • -

    een woning bij een inpandige opname: 4,

  • -

    een woning bij een niet-inpandige opname: 2.

Artikel 8. Nadere bepalingen t.a.v. de uitvoering

  • 1. Voor de vaststelling van het ontstaan van een recht op te vergoeden kosten die door belanghebbende zijn gemaakt kan een bewijs van gemaakte kosten worden verlangd, bestaande uit een factuur ter zake van verrichtte werkzaamheden van een door hem of namens hem ingeschakelde deskundige.

  • 2. De vergoeding wordt in eerste instantie verrekend met openstaande aanslagen, indien er geen bedrag open staat of indien de vergoeding hoger is dan een verschuldigd belastingbedrag , wordt de vergoeding aan belastingschuldige uitbetaald.

  • 3. Uitbetaling vindt alsdan plaats op een door belastingschuldige aangewezen bankrekeningnummer.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking op de in artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven wijze.

  • 2.

    Tegelijkertijd komt de Beleidsregel inzake de toepassing van wegingsfactoren bij toekenning van een vergoeding van in de bezwaarfase 2012(2), vastgesteld door de heffingsambtenaar van gemeente Deventer, de beleidsregel inzake de toepassing van de wegingsfactoren, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Raalte en de beleidsregel toekenning van een proceskostenvergoeding en wegingsfactoren, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Olst - Wijhe, te vervallen, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op feiten die zich voor die data hebben voorgedaan.

  • 3.

    Het besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 4.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel “Toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven 2013”.

Ondertekening

Vastgesteld te Deventer op 20 september 2013.
De in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar,
E.M. Röben

Toelichting op de Beleidsregel toepassing wegingsfactoren

In verband met het bepaalde in artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de kosten van bezwaar alsmede het gestelde in het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de vergoeding van kosten van bezwaar is het gewenst beleidsregels vast te stellen ten aanzien van de wegingsfactoren als bedoeld in de bijlage bij het Besluit proceskosten, onderdeel C1.

Blijkens de Nota van Toelichting op het Koninklijk Besluit waarbij de vergoeding van kosten in de bezwaarfase in het Bpb is opgenomen, heeft de heffingsambtenaar de bevoegdheid om in uitvoeringsvoorschriften (= een beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid van de Awb) vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd (zie Staatsblad 2002, 113). De heffingsambtenaar (= de gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet) van de gemeente Deventer, Olst – Wijhe en Raalte heeft door het vaststellen van deze regeling gebruik van deze bevoegdheid gemaakt.

De beleidsregel brengt lijn in de afdoening van verzoeken om kostenvergoedingen door de heffingsambtenaar. Het doel ervan is dat gelijke gevallen zoveel mogelijk gelijk en ongelijke gevallen zoveel mogelijk, naar de mate van hun ongelijkheid, ongelijk worden behandeld. De beleidsregel is bindend voor de heffingsambtenaar. Zij bindt de belastingrechter niet; de belastingrechter kan heel goed tot een andere kostenveroordeling komen dan die, welke uit de beleidsregel voortvloeit. De Hoge Raad stelt echter dat de beoordelende instantie zelfstandig op grond van eigen waardering oordeelt in welke gewichtscategorie een zaak valt (Hoge Raad 23 september 2011, nr. 10/04238, LJN: BT2293). Op grond van de toelichting op het Bpb oordeelt de Hoge Raad dat de toepassing van de wegingsfactoren steeds in overeenstemming moet zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener. De Hoge Raad wijst daarmee het oordeel van de Centrale Raad van Beroep (2 maart 2006, nrs. 04/6299 en 04/6354, LJN: AV3988) af, namelijk dat een zaak in de bezwaarprocedure in beginsel behoort tot de categorie „gemiddeld‟, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken. Degene die zich dan op de afwijking beroept moet dat onderbouwen. In dat geval wordt er echter geen rekening gehouden met de bewerkelijkheid en gecompliceerdheid van het bezwaarschrift en de daarmee verband houdende werkbelasting. Dat hoeft volgens de Hoge Raad niet te verhinderen dat een beoordelende instantie in de regel tot de conclusie kan komen dat de zaak gemiddeld is. Omdat veel gerechtscolleges uitgaan van een gemiddelde zaak is daar ook in deze beleidsregel bij aangesloten. Daarbij is overigens aangegeven dat er bij de toekenning altijd afgeweken kan worden indien op grond van de complexiteit en bewerkelijkheid geboden is.

Indien de heffingsambtenaar van mening is dat de toepassing van de beleidsregel tot ongewenste gevolgen leidt heeft hij/zij de bevoegdheid om van de beleidsregel af te wijken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1, tweede lid:

Een voorbeeld waarbij afgeweken kan worden van de puntentoedeling op basis van het besluit proceskosten is bij een hoorzitting op verzoek van een fiscaal adviesbureau. Bij de behandeling van bezwaarschriften is het niet ongebruikelijk dat het betreffende bureau één hoorzitting wenst voor een groot aantal bezwaarschriften. Het gaat dan niet om hoorzitting van een half uur per zaak, maar van een hoorzitting van twee uur met 30 of meer zaken. Om in dat geval 30 punten of meer toe te kennen is niet meer redelijk. Een vergoeding van bijvoorbeeld 2 punten per uur of 0,25 per zaak is dat wel.

Artikel 2 tot en met 4 Wegingsfactoren

De wegingsfactor wordt in beginsel op 1 gezet. Als het om een waardebezwaar met taxatierapport zijn de gerechtshoven en rechtbanken van mening dat er sprake is van een gemiddelde zaak, tenzij het bezwaarschrift zeer summier is, bijvoorbeeld als daarin slechts is gesteld dat de waarde te hoog is. In dat geval is een lagere wegingsfactor op zijn plaats.

Artikel 5 en 6 Vergoeding kosten deskundige die een taxatieverslag heeft opgesteld De kostenvergoeding is zo veel als mogelijk in overeenstemming met de richtlijnen die de gerechtshoven en rechtbanken hebben opgesteld. Daarnaast is aangesloten bij de jurisprudentie van de Hoge Raad van 13 juli 2012 waarin is geoordeeld dat de hoogte van het uurtarief afhankelijk is van de aard van de onroerende zaak en de complexiteit van de taxatie.

Artikel 8, tweede lid

Aangezien er al een betalingsrelatie met belastingplichtige is wordt bij betaling eerst beoordeeld of nog belastingschulden open staan. Indien dit het geval is wordt het bedrag van de vergoeding verrekend met de openstaande belastingschuld. De teruggave van de te veel geheven belasting en de betaling van bezwaarkosten wordt op het reeds bekende nummer van belanghebbende gedaan.

Artikel 8, derde lid

De belanghebbende kan als schuldeiser een bankrekeningnummer aanwijzen waarop een betaling plaats moet vinden (artikel 4:89, eerste lid Awb). Uit de Wettekst en de Memorie van Toelichting blijkt dat het om een aangewezen bankrekening ten name van belanghebbende gaat. Indien er geen belastingschuld is of indien het bedrag van de vergoeding hoger is dan de nog openstaande belastingschuld wordt het (restant)bedrag uitbetaald op het door belanghebbende aangegeven banknummer.