Algemene verordening ondergrondse infrastructuur 2015 gemeente Raalte

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Algemene verordening ondergrondse infrastructuur 2015 gemeente Raalte

1. Inleidende bepalingen

1.1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieder: de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in de Telecommunicatiewet;

  • b.

    aanvraag: de aanvraag van een instemmingsbesluit of vergunning;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • d.

    gemeente: de gemeente Raalte

  • e.

    huisaansluiting: één of meer aansluitingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • f.

    instemmingsbesluit: besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet;

  • g.

    kabel: een kabel als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de Telecommunicatiewet;

  • h.

    leiding: een buis of kabel waar doorheen of waarlangs het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie wordt geleid, met uitzondering van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk voor zover deze in openbare grond liggen of worden gelegd;

  • i.

    melding: melding als bedoeld in artikel 2.1 tweede lid van deze verordening. Het betreft een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard, waarvoor geen instemmingsbesluit of vergunning noodzakelijk is.

  • j.

    net: een ondergrondse kabel, leiding, of samenstel hiervan, daaronder mede begrepen lege buizen, ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;

  • k.

    netbeheerder: degene die als natuurlijk persoon handelende in de uitoefening van een beroep of bedrijf dan wel als rechtspersoon een net beheert. Onder netbeheerder wordt tevens verstaan de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 5.1 van de Telecommunicatiewet;

  • l.

    ondergrondse obstakels: zich in de bodem bevindende verontreinigingen, materialen, objecten en stoffen die nadelige beïnvloeding van de staat van de kabel of leiding tot gevolg hebben of kunnen hebben;

  • m.

    openbaar elektronisch communicatienetwerk: telecommunicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onder h, van de Telecommunicatiewet;

  • n.

    openbare gronden: openbare gronden zoals bedoeld in artikel 1.1, onder aa, van de Telecommunicatiewet, waaronder wegen, wateren en andere plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn;

  • o.

    vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid van deze verordening. Het betreft een vergunning voor de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen in of op openbare gronden.

  • p.

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard: een nader door het college vast te stellen categorie van werkzaamheden, waarvoor geen instemmingsbesluit of vergunning noodzakelijk is, maar kan worden volstaan met een melding.

1.2. Toepasselijkheid

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen in of op openbare gronden.

  • 2. Het college voert de regie over de efficiënte ordening van kabels en leidingen zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op het bepaalde in deze verordening.

  • 4. Bepalingen uit deze verordening blijven buiten toepassing voor zover zij in strijd zijn met hogere wet- en regelgeving.

2. Instemmingsbesluit en vergunning

2.1. Vereiste van instemming of vergunning

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een voorafgaand door het college verleend instemmingsbesluit of verleende vergunning kabels en leidingen in of op openbare gronden aan te leggen, in stand te houden of op te ruimen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard geen instemmingsbesluit of vergunning noodzakelijk, maar kan worden volstaan met een schriftelijke melding aan het college. Het college kan aan de uitvoering van deze werkzaamheden voorschriften en beperkingen verbinden als bedoeld in artikel 2.5 van deze verordening.

  • 3. Het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen niet volstaan kan worden met een melding als bedoeld in het tweede lid, maar altijd een instemmingsbesluit of vergunning moet worden aangevraagd.

  • 4. Werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening, waarvan uitstel redelijkerwijs niet mogelijk of niet gewenst is, dienen onverwijld te worden gemeld aan het college. Ingeval de openbare orde of gevaar dan wel de vrees voor het ontstaan van gevaar zich verzet tegen de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden kan de burgemeester besluiten dat de werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.

  • 5. Het in het eerste lid opgenomen verbod is niet van toepassing op werkzaamheden van de gemeente bij de uitoefening van haar publiekrechtelijke taak.

2.2. De aanvraag en de melding

  • 1. Een aanvraag wordt minimaal acht weken voor aanvang van de werkzaamheden ingediend bij het college.

  • 2. De netbeheerder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de aanvraag, bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor te bereiden.

  • 3. Indien voor de voorgenomen werkzaamheden tevens (privaatrechtelijke) toestemming nodig is van andere grondeigenaren of grondbeheerders, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanvrager en de andere grondeigenaren of grondbeheerders.

  • 4. In afwijking van het eerste lid wordt een melding als bedoeld in artikel 2.1 tweede lid minimaal vijf werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden aan het college gedaan.

  • 5. De in de vorige leden bedoelde aanvraag of melding wordt verricht door middel van een daartoe door het college vastgesteld formulier.

2.3. Gegevensverstrekking

Het college stelt nadere regels vast over de te verstrekken gegevens en de wijze van verstrekking bij een aanvraag of bij een melding als bedoeld in artikel 2.1.

2.4. Beslistermijnen en geldigheidsduur

  • 1. Het college beslist op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, kan het college de beslissing aanhouden, indien er in verband met de werkzaamheden tevens een andere vergunning is vereist, totdat deze vergunning formele rechtskracht heeft gekregen.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een termijn van ten hoogste acht weken waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 4. Het instemmingsbesluit of de vergunning vervalt indien de aanvrager schriftelijk aan het college verklaart geen gebruik meer daarvan te willen maken.

2.5. Voorschriften, beperkingen en weigeringsgronden

  • 1. Het college kan aan een instemmingsbesluit of een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden, dan wel een vergunning weigeren, in het belang van:

    • a)

      de openbare orde;

    • b)

      de openbare veiligheid, waaronder mede verstaan wordt de verkeersveiligheid en/of een goede doorstroming van het verkeer;

    • c)

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • d)

      het voorkomen of beperken van schade;

    • e)

      de bescherming van eventuele archeologische vondsten, van groenvoorzieningen, bomen en van beplantingen;

    • f)

      het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • g)

      de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, waaronder mede verstaan wordt het veilig en doelmatig gebruik van openbare gronden en gebouwen, het doelmatig beheer en onderhoud en het belang van nader aan te geven lokale evenementen;

    • h)

      de ondergrondse ordening, waaronder mede verstaan wordt het zo min mogelijk hinder veroorzaken voor in de grond aanwezige netten en het niet in gevaar brengen of zonder noodzaak bemoeilijken van het beheer van deze netten;

    • i)

      de bescherming van het milieu.

  • 2. De werkzaamheden moeten zijn voltooid binnen zes maanden na aanvang, tenzij in het instemmingsbesluit of de vergunning anders is bepaald.

  • 3. De wijze van uitvoering van werkzaamheden aan kabels en leidingen geschiedt conform de door het college vast te stellen nadere regels.

  • 4. De aanvrager draagt er zorg voor dat de voorschriften die aan het instemmingsbesluit of de vergunning zijn verbonden worden nageleefd.

2.6. Wijziging en intrekking

  • 1. Het college kan de vergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid wijzigen of intrekken, indien:

    • a)

      de netbeheerder niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning, of de in de vergunning opgenomen termijn, met de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;

    • b)

      de in de vergunning benoemde werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van zes maanden stilliggen;

    • c)

      de netbeheerder de leiding definitief buiten gebruik heeft gesteld;

    • d)

      de vergunning is verleend op basis van onjuiste of onvolledige gegevens;

    • e)

      de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

    • f)

      de netbeheerder het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

    • g)

      na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;

    • h)

      dit naar het oordeel van het college redelijkerwijs nodig is vanwege de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak.

  • 2. Het college gaat niet over tot intrekking of wijziging van de vergunning dan nadat het college de houder van de vergunning heeft gehoord.

  • 3. Aan het besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning kan de verplichting worden verbonden om de betreffende leiding(en) aan te passen of deze te verwijderen.

3. Overige bepalingen

3.1. (Mede)gebruik van voorzieningen

  • 1. Een aanbieder is verplicht om bij de aanleg van kabels in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.

  • 2. Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de aanbieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.

  • 3. Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, dient de aanbieder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere aanbieders een redelijk verzoek tot medegebruik van voorzieningen te doen, op grond van artikel 5.12 van de Telecommunicatiewet.

3.2. Verplichtingen netbeheerder

  • 1. Indien de eigendom, exploitatie of beheer van een kabel of leiding wijzigt, stelt de netbeheerder het college onverwijld van deze wijziging in kennis. Een vergunning geldt voor een specifieke kabel of leiding en is overdraagbaar, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

  • 2. Het in of uit gebruik nemen van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk wordt door de aanbieder van het desbetreffende netwerk schriftelijk gemeld aan het college.

  • 3. De netbeheerder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat een kabel of leiding definitief buiten gebruik is gesteld, of niet langer ten dienste staat of deel uitmaakt van een net.

  • 4. De netbeheerder levert op verzoek van het college een overzicht van alle (niet) in gebruik zijnde kabels of leidingen.

3.3. Ondergrondse obstakels

  • 1. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ondergrondse obstakels worden aangetroffen, meldt de netbeheerder dit onverwijld aan het college.

  • 2. Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de kabel of leiding aan de netbeheerder maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt.

  • 3. Het college kan opschorting van de werkzaamheden gelasten indien is gebleken datgeen uitvoering is gegeven aan de door het college aan de netbeheerder opgedragen maatregelen.

3.4. Zorgplicht netbeheerder

De netbeheerder is verplicht zorg te dragen voor een goede staat van onderhoud van kabels en leidingen.

3.5. Verontreiniging, gevaar en hinder

  • 1. De netbeheerder is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onmiddellijk conform de procedures als bedoeld in de nadere door het college te stellen regels te melden en alle maatregelen te treffen teneinde verdere verontreiniging, schade of hinder te voorkomen.

  • 2. Het college kan de netbeheerder opdragen een milieutechnisch onderzoek dan wel een onderzoek naar mogelijk gevaar of hinder uit te voeren, indien een redelijk vermoeden bestaat van verontreiniging, gevaar of hinder, ontstaan bij de exploitatie van de leiding.

  • 3. Het college kan bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar of hinder in of nabij het tracé van de leiding opschorting gelasten van de exploitatie van de betreffende leiding.

3.6. Overleg en afstemming tijdens planvorming

  • 1. De gemeente initieert en faciliteert nader overleg tussen alle betrokken partijen over alle uit te voeren projecten in openbare gronden. Dit overleg vindt periodiek, doch ten minste eenmaal per jaar plaats. De gemeente doet per project een voorstel ten aanzien van het aantal overleggen en de periodiciteit daarvan.

  • 2. Het college initieert in de planfase van een project overleg met de desbetreffende netbeheerder(s) ten einde de gevolgen van dat project voor de ligging en het onderhoud van kabels en leidingen te analyseren.

  • 3. Op initiatief van het college wisselen alle betrokken partijen voorafgaand aan de start van een werk dat gevolgen heeft voor de ondergrondse infrastructuur de noodzakelijke informatie met elkaar uit.

3.7. Nadeelcompensatie

  • 1. Het college stelt ter concretisering van Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregels op voor door het college op aanvraag toe te kennen nadeelcompensatie in het geval dat een netbeheerder als gevolg van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 2.6, eerste lid onderdeel g of h, dan wel vanwege de rechtmatige uitoefening door het college van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade lijdt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die hem in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.

  • 2. Op de verdeling van de kosten van maatregelen aan kabels die vallen onder de Telecommunicatiewet is artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet van toepassing.

3.8. Schaderegeling Ingravingen

  • 1. Indien door de netbeheerder werkzaamheden aan kabels en leidingen in of op openbare gronden worden uitgevoerd, brengt het college de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van openbare gronden die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de netbeheerder in rekening conform de door het college vast te stellen Schaderegeling Ingravingen Raalte.

  • 2. Indien binnen 5 jaar na groot onderhoud of herinrichting van openbare gronden de netbeheerder werkzaamheden wil uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan het herstel. De hiermee gepaard gaande kosten komen voor rekening van de netbeheerder.

4. Overgangs- en slotbepalingen

4.1. Overgangsbepalingen

  • 1. Voor kabels en leidingen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig aanwezig en in gebruik zijn geldt de door de gemeente verleende toestemming dan wel vergunning op grond waarvan zij gelegd zijn als een vergunning respectievelijk instemmingsbesluit krachtens deze verordening.

  • 2. Voor zover er sprake is van privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de gemeente en netbeheerders en tot het moment waarop deze zijn beëindigd, zijn de bepalingen in deze verordening, voor zover strijdig met de bepalingen in deze overeenkomsten, niet van toepassing.

  • 3. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een instemmingsbesluit is aangevraagd op grond van de Telecommunicatieverordening gemeente Raalte, waarop nog niet is beslist, wordt deze aanvraag beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Telecommunicatieverordening gemeente Raalte.

4.2. Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

4.3. Sancties

Overtreding van de artikelen 2.1, lid 1, 2 en 4, 2.5 lid 4, en 3.3 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

4.4. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt op 1 januari 2015 in werking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als Algemene verordening ondergrondse infrastructuur 2015 gemeente Raalte (AVOI 2015).

  • 3. De Telecommunicatieverordening Raalte 2010 vervalt op het tijdstip van inwerkingtreding van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur.

Toelichting Toelichting op de AVOI 2015 gemeente Raalte

Toelichting op de AVOI 2015 gemeente Raalte

Algemeen:

Deze algemene verordening ondergrondse infrastructuur (verder aangeduid als AVOI) is een verordening die regels bevat met betrekking tot het aanleggen, in stand houden en opruimen van kabels en leidingen. In deze verordening zijn zowel regels gesteld betreffende kabels en leidingen ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken, als regels voor de overige kabels en leidingen.

Kernpunten van deze AVOI en de daarop gebaseerde besluiten zijn:

  • -

    de bruikbaarheid en het aanzien van de weg;

  • -

    de veiligheid van de kabels en leidingen;

  • -

    het minimaliseren van risico’s voor milieu en gezondheid van mens en dier;

  • -

    te stellen eisen aan de ordening en allocatie van kabels en leidingen;

  • -

    te stellen eisen aan exploitatie en onderhoud van kabels en leidingen;

  • -

    te stellen eisen aan wijzigingen van leidingentracés en verwijdering van kabels en leidingen.

 

De regels voor werkzaamheden betreffende een openbaar elektronisch communicatienetwerk waren voorheen opgenomen in de gemeentelijke Telecommunicatieverordening. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze AVOI is de bestaande Telecommunicatieverordening als afzonderlijke verordening ingetrokken.

 

Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk bepaalt de Telecommunicatiewet (Tw) het kader voor de regels in deze verordening.

Voor de werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van de overige kabels en leidingen ontbreekt een dergelijke vorm van wetgeving. Traditioneel wordt de vergunningverlening voor de werkzaamheden verleend op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) of op grond van een leidingenverordening.

In deze verordening is het regime voor kabels en leidingen vallende onder de Tw en voor de overige kabels en leidingen zo veel als mogelijk geïntegreerd. Het onderscheid in de toepassing blijkt expliciet uit de gebezigde tekst en uit de definities van ‘kabels’ (alleen Tw) en ‘leidingen’ (alle overige kabels en leidingen).

 

Artikelsgewijze toelichting

 

1. Inleidende bepalingen

 

Artikel 1.1

Algemeen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen. Voor een goed begrip van de AVOI is het van belang om op te merken dat in beginsel alle leidingen (waaronder ook rioolbuizen) in openbare gronden waarover de bevoegdheid van het gemeentebestuur zich uitstrekt onder de reikwijdte van de verordening vallen. Voor de definitie van ‘openbare gronden’ is aansluiting gezocht bij de definitie in de Telecommunicatiewet.

Uit de definitie van ‘openbare gronden’ blijkt dat het bereik van de verordening niet beperkt blijft tot kabels en leidingen die in de grond liggen, maar ook ziet op kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen die in of op kunstwerken zijn gelegd. Met kunstwerken wordt bedoeld infrastructuur die voor leidingen zijn aangelegd om bijvoorbeeld een barrière (zoals een snelweg of een waterweg) over te kunnen steken. Hierbij valt te denken aan leidingentunnels en leidingenviaducten. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd. Kabelgoten vallen, voor zover zij in openbare gronden zijn gelegen, eveneens onder de werkingssfeer van de verordening.

Kabels en leidingen die zich niet in of op openbare gronden bevinden (zoals bovengrondse hoogspanningsleidingen) vallen niet onder de werkingssfeer van de verordening.

 

Artikel 1.1 a aanbieder

Met het begrip ‘aanbieder’ wordt bedoeld: een aanbieder van openbaar elektronisch communicatienetwerk in de zin van de Telecommunicatiewet. Op deze ‘aanbieder’ zijn de rechten en plichten van hoofdstuk 5 van de Telecommunicatiewet van toepassing. De verordening bevat enkele bepalingen die slechts van toepassing zijn op ‘aanbieders’.

 

Artikel 1.1 b aanvraag

Met het begrip ‘aanvraag’ wordt bedoeld: een aanvraag om een instemmingsbesluit (conform de Telecommunicatiewet) of een vergunning (overige kabels en leidingen). De aanvraag moet onderscheiden worden van de melding op grond van artikel 2.1 lid 2 van de verordening.

 

Artikel 1.1 c college

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de taken voortvloeiende uit de AVOI af te handelen, waarbij deze bevoegdheden voor wat betreft de uitvoering om praktische redenen deels gemandateerd zijn of worden aan een of meer daartoe aangewezen ambtenaren. Deze functie betreft enerzijds het houden van toezicht en anderzijds het coördineren en verlenen van instemmingen en vergunningen. Indien en voor zover de bevoegdheden op het gebied van coördinatie, het verlenen van vergunningen en instemmingbesluiten en het houden van toezicht gemandateerd zijn aan een of meer functionarissen, wordt met ‘college’ tevens deze functionaris bedoeld.

 

Artikel 1.1 e huisaansluiting

De definitie van ‘huisaansluiting’ is afgeleid uit de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. Hiermee is een objectief criterium gehanteerd, zodat niet voor verschillende soorten kabels en leidingen verschillende definities van ‘huisaansluiting’ hoeven te gelden. In de Wet waardering onroerende zaken wordt in artikel 16 als een onroerende zaak aangemerkt:

a. een gebouwd eigendom;

b. een ongebouwd eigendom;

c. een gedeelte van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

e. een geheel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen, of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan, of in onderdeel d bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd.

 

Artikel 1.1 f instemmingsbesluit

De Telecommunicatiewet bevat een gedoogplicht voor de aanleg van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. De bevoegdheid is daarmee gegeven. De aanbieder dient echter wel instemming te verkrijgen van de gemeente binnen wier grondgebied de uit te voeren werkzaamheden plaats zullen vinden. De instemming geldt enkel voor de aanlegwerkzaamheden.

Voor andere kabels en leidingen geldt de Telecommunicatiewet en de daarin opgenomen gedoogplicht niet. De bevoegdheid om netten aan te leggen, in stand te houden en te verwijderen dient bij deze netten door middel van een vergunning plaats te vinden. In verband met de verschillende regimes is het noodzakelijk om tussen een instemmingsbesluit en een vergunning verschil te maken.

 

Artikel 1.1 g kabel

De definitie van ‘kabel’ in de Telecommunicatiewet luidt:

fysieke geleidingsdraden bestemd voor de rechtstreekse overdracht van signalen tussen punten en de bij deze fysieke geleidingsdraden behorende ondergrondse ondersteuningswerken, beschermingswerken en signaalinrichtingen.

Hieronder worden in ieder geval begrepen koper- en glasvezelverbindingen, handholes en kasten. Hieronder vallen tevens ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken (zoals mantelbuizen) waarin of waarop geen fysieke geleidingsdraden bestemd voor de rechtstreekse overdracht van signalen tussen punten zijn aangebracht, en die aangelegd worden of zijn met het oogmerk deel uit te gaan maken van een openbaar elektronisch communicatienetwerk.

 

Artikel 1.1 h leiding

‘Leiding’ is zodanig gedefinieerd dat hier in principe alle kabels en leidingen onder vallen, waaronder mede wordt begrepen lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken. Kabels die onder de Telecommunicatiewet vallen en die in openbare gronden liggen of worden gelegd vallen buiten de definitie van leiding.

 

Artikel 1.1 j net

Onder de definitie van ‘net’ vallen zowel kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk, als overige kabels en leidingen.

 

Artikel 1.1 k netbeheerder

Deze definitie is ontleend aan de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. In de verordening wordt een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk gelijkgesteld met een netbeheerder, tenzij uitdrukkelijk gesproken wordt van een ‘aanbieder’.

 

Artikel 1.1 m openbaar elektronisch communicatienetwerk

Artikel 1.1, onder h van de Telecommunicatiewet kent de volgende definitie van ‘openbaar elektronisch communicatienetwerk’: elektronisch communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om openbare elektronische communicatiediensten aan te bieden, waaronder mede wordt begrepen een netwerk, bestemd voor het verspreiden van programma's voor zover dit aan het publiek geschiedt.

 

Artikel 1.1 n openbare gronden

Onder ‘openbare gronden’ dient te worden verstaan: openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken, maar ook wateren met daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

 

Artikel 1.1 p werkzaamheden van niet ingrijpende aard

Het definiëren van het onderscheid tussen werkzaamheden van al dan niet ingrijpende aard vloeit voort uit artikel 5.4, lid 5 Telecommunicatiewet, maar geldt ook voor kabels en leidingen die niet onder de Telecommunicatiewet vallen. Om welke werkzaamheden het gaat wordt door het college vastgesteld in de nadere regels. Naast huisaansluitingen worden andere niet ingrijpende werkzaamheden aan een lichter regime onderworpen, zolang de werkzaamheden voldoen aan de vastgestelde eisen en randvoorwaarden Dit kan omdat deze werkzaamheden veelal slechts gedurende relatief korte tijd in een beperkt gedeelte van het netwerk worden verricht, en de impact relatief beperkt en kortstondig is. Voor deze niet ingrijpende werkzaamheden geldt een verkorte meldingsprocedure.

Het college kan ook bepalen dat voor werkzaamheden aan bepaalde categorieën kabels en leidingen, of binnen een bepaald gebied, niet met een melding kan worden volstaan, maar altijd een vergunning of een instemmingsbesluit moet worden aangevraagd.

 

Artikel 1.2.

Zoals in de toelichting bij het begrip ‘openbare gronden’ reeds is aangegeven, vallen ook kunstwerken onder dit begrip.

De verordening heeft ten doel de regie en coördinatie te regelen met betrekking tot kabels en leidingen van derde partijen die in door de gemeente beheerde grond willen werken. Door de toenemende drukte in de ondergrond neemt het belang van regie en coördinatie toe. Ten aanzien van telecommunicatiekabels is deze taak reeds aan de gemeente opgedragen in de Telecommunicatiewet. Om een efficiënte regie en coördinatie door de gemeente mogelijk te maken is het noodzakelijk dat de gemeente ook ten aanzien van overige kabels en leidingen deze taak op zich neemt. Deze verordening biedt de instrumenten daartoe.

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) behelst de zogenaamde lex silencio positivo (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen). Dit leerstuk is niet van toepassing op de beschikkingen op grond van deze verordening. Dat betekent dat bij het verstrijken van de beslistermijnen de vergunning niet van rechtswege als verleend wordt geacht. Gelet op de grote publieke belangen die in het geding kunnen zijn, zoals het waarborgen van bereikbaarheid voor politie, brandweer en ambulance en de veiligheid voor het publiek, is het niet verantwoord dat zonder meer met de graafwerkzaamheden mag worden begonnen als de gemeente verzuimd zou hebben binnen de gestelde termijn te beslissen. Dat laat natuurlijk onverlet dat, indien de gemeente in gebreke is, daartegen rechtsmiddelen openstaan.

Hetzelfde geldt overigens voor de instemming voor de werkzaamheden in verband met aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk (de instemming als bedoeld in artikel 5.4, lid 1, sub b, Tw). Het maatschappelijk risico van het stilzwijgend verlenen van de instemming wordt onwenselijk groot geacht, afgezet tegen het maatschappelijk voordeel van een tijdige vergunningverlening (zie de opvatting in de brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer, d.d. 9 juni 2009, TK 29515, nr.293, in het bijzonder de bijlage 2; laatstelijk herbevestigd door de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen, TK 32549, nr.3, pp.29-31).

Deze verordening is zoveel mogelijk opgesteld in overeenstemming met hogere wet- en regelgeving. Mocht er desondanks sprake zijn van bepalingen die strijdig zijn met hogere wet- en regelgeving, dan gaat laatstgenoemde categorie uiteraard voor.

 

2. Instemmingsbesluit en vergunning

 

Artikel 2.1.

Uitgangspunt van de AVOI is dat werkzaamheden in openbare gronden verboden zijn, tenzij men beschikt over een vergunning of een instemmingbesluit.

Voor een categorie werkzaamheden van niet ingrijpende aard kan worden volstaan met een lichtere meldingsprocedure (zowel voor telecommunicatiekabels als overige kabels en leidingen). De categorie werkzaamheden waarvoor dit geldt wordt door het college van B&W vastgesteld in de nadere regels. Het college kan ook een geografisch gebied vaststellen (opgenomen in de nadere regels) waarbinnen altijd een vergunning of instemmingsbesluit moet worden aangevraagd.

In geval van storingen waarbij reparatie geen uitstel kan lijden, kan uiteraard geen procedure van 5 werkdagen gelden. Deze dienen wel onverwijld, dus zo spoedig mogelijk en bij voorkeur nog voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd, te worden gemeld. De burgemeester kan om redenen van openbare orde en veiligheid besluiten dat de werkzaamheden op een ander tijdstip moeten plaatsvinden.

Voor werkzaamheden rond de kabels en leidingen van de gemeente zelf, zoals de riolering maar ook eventuele andere kabels en leidingen, is om praktische redenen de verordening (en het daarin opgenomen verbod) niet procedureel van toepassing. Om redenen van effectiviteit en kwaliteit zullen intern binnen de gemeente de doelstellingen van deze verordening zoveel mogelijk worden nageleefd.

 

Artikel 2.2.

In geval van voorgenomen werkzaamheden moet de melding of aanvraag bij de gemeente plaatsvinden. Dat kan formeel bij het college van burgemeester en wethouders, maar in de praktijk bij de gemachtigde ambtenaar. Op het verlenen van een vergunning of instemmingsbesluit zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing zoals het gelijkheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.

De maximale termijn van 8 weken is conform het bepaalde in de Awb. De termijn voor niet ingrijpende werkzaamheden is korter. Voorts wordt een uitzondering gemaakt voor spoedeisende werkzaamheden. In dit geval kan worden volstaan met een kennisgeving, die onverwijld dient te worden gedaan.

Een aanvrager kan vooroverleg voeren met het college om de aanvraag, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, voor te bereiden.

De in lid 3 opgenomen verplichting stelt de gemeente in staat regie te voeren en erop toe te zien dat alle bij de werkzaamheden betrokken belanghebbenden worden betrokken. De aanvrager van een vergunning of instemmingsbesluit dient rekening te houden met het tijdig bereiken van overeenstemming met andere grondeigenaren en -beheerders.

 

Artikel 2.3.

De gemeente heeft als beheerder van openbare gronden informatie nodig voor een juiste beoordeling van werkzaamheden en inzicht in de belangen die worden geraakt. De te verstrekken gegevens worden om praktische redenen niet in de verordening zelf opgesomd maar in door het college van B&W vast te stellen nadere regels.

 

Artikel 2.4.

Dit artikel regelt in het eerste lid dat er in beginsel binnen 8 weken moet worden beslist op de aanvraag. De beslistermijn is gelijk aan de aanvraagtermijn zodat de werkzaamheden op de geplande datum kunnen aanvangen, mits aan de voorwaarden tijdig en geheel voldaan is. Lukt het niet om binnen deze termijn een besluit te nemen dan geeft het derde lid de mogelijkheid om de beslistermijn met nog eens 8 weken te verlengen. Uiteraard zal er naar worden gestreefd om zo spoedig mogelijk op de aanvragen te beslissen en gelden de genoemde termijnen als maximale beslistermijnen.

De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van overige benodigde vergunningen voor zijn werkzaamheden (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning). Als de aanvrager hierom verzoekt, zal de gemeente inhoudelijke afstemming van de beoordeling van de ingediende aanvragen bij andere bestuursorganen bevorderen. De gemeente zal van haar bevoegdheid tot aanhouding slechts gebruik maken indien dit wordt gevergd ter bescherming van de belangen die de AVOI beoogt te beschermen.

In geval dat de netbeheerder niet, of niet langer, van een vergunning of instemmingsbesluit gebruik wenst te maken, doet hij hiervan schriftelijk mededeling aan het college. Deze zal in reactie hierop de vergunning of het instemmingsbesluit intrekken met daarbij zo nodig de verplichting om de betreffende kabel of leiding ook te verwijderen. Met het intrekken van het instemmingsbesluit of de vergunning vervallen alle rechten die daaraan verbonden waren.

 

Artikel 2.5.

Dit artikel biedt de basis om aan een instemmingsbesluit of vergunning voorschriften en beperkingen te verbinden of de vergunning te weigeren. De verordening en de nadere regels zoals opgenomen in het Handboek AVOI vormen daarvoor gezamenlijk het kader. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de voorschriften en beperkingen slechts mogen strekken tot de bescherming van die belangen welke deze AVOI beoogt te beschermen.

Meestal kan door het verbinden van voorschriften en beperkingen aan het instemmingsbesluit of de vergunning worden bereikt dat aan hetgeen in deze verordening is gesteld kan worden voldaan en de belangen waartoe deze verordening strekt voldoende worden beschermd. Indien ook door het stellen van voorschriften en beperkingen de genoemde belangen niet kunnen worden beschermd dan moet de vergunning worden geweigerd. Een instemmingsbesluit kan op basis van de Telecommunicatiewet formeel niet worden geweigerd. Aan een instemmingsbesluit kunnen wel voorschriften en beperkingen worden verbonden. Daarnaast geldt dat een aanbieder, ondanks het ontbreken van een vergunningplicht, ingevolge artikel 5.2, lid 10 van de Telecommunicatiewet gebonden is aan voorschriften die gelden bij of krachtens andere wetten, zoals de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de Monumentenwet.

Het tweede lid beperkt de werkingsduur van het instemmingsbesluit of vergunning om uitvoering geruime tijd na afgifte te voorkomen. Eventueel gewijzigd gebruik van gronden kan de werkzaamheden inmiddels onwenselijk maken. Zo nodig kan in het instemmingsbesluit of de vergunning de werkingsduur van het besluit worden verlengd.

De in de nadere regels voorgeschreven wijze van uitvoering van werkzaamheden aan kabels en leidingen dient altijd te worden nageleefd door de aanvrager, tenzij hiervan expliciet is afgeweken in het instemmingsbesluit of de vergunning.

De aanvrager van een instemmingsbesluit of vergunning is verantwoordelijk voor de naleving van die besluiten en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen en kan daar op worden aangesproken, ook wanneer hij werkzaamheden laat uitvoeren door ondergeschikten of derden (bijvoorbeeld (onder)aannemers).

 

Artikel 2.6.

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een vergunning in te trekken of te wijzigen indien sprake is van één of meer van de in het eerste lid genoemde situaties.

Allereerst kan de vergunning worden ingetrokken indien de netbeheerder niet binnen zes maanden, of binnen een eventueel in de vergunning opgenomen afwijkende termijn, is begonnen met het werk en in de situatie waarin de werkzaamheden langer dan een periode van zes maanden stil liggen.

Ook in de situatie waarin de betreffende leiding definitief buiten gebruik wordt gesteld, kan de vergunning worden ingetrokken. In gevallen waarin leidingen nog wel worden onderhouden of waarbij sprake is van leidingen die nog in reserve worden gehouden zal er in beginsel geen sprake zijn van het intrekken van een vergunning.

Indien de netbeheerder het bepaalde bij of krachtens de AVOI, waaronder de nadere regels, of de vergunning(voorschriften) niet naleeft, kan het college de vergunning intrekken.

Onderdeel g is een vangnetbepaling, die het college de bevoegdheid geeft om in te grijpen indien er ernstige gevolgen voor de gezondheid of het milieu dreigen als gevolg van het in stand houden van de vergunning. Deze bevoegdheid kan echter als laatste middel gebruikt worden aangezien eerst moet worden bezien of de dreiging kan worden weggenomen door aanpassing van de vergunning of door het stellen van nadere eisen.

Onderdeel h is van toepassing wanneer de gemeente vanwege de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak van oordeel is dat aanpassing van leidingen noodzakelijk is. Dit is het geval wanneer de gemeente werken uitvoert die het algemeen belang dienen, waardoor deze leiding niet kan blijven liggen of moet worden aangepast. Wanneer de gemeente puur handelt als private/commerciële partij is geen sprake van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak. Uit jurisprudentie blijkt echter wel dat een zeker commercieel belang niet in de weg staat aan de toepassing van de verordening (ABRvS 5 december 2012, 201108899/1/A3, r.o. 6.1). Het is echter op een dergelijk moment ter beoordeling aan het college hoe wordt omgegaan met het al dan niet toekennen van nadeelcompensatie, althans vergoeding.

In de meeste gevallen zal hierbij sprake zijn van een gedeeltelijke verlegging van de bestaande leiding. Per situatie zal door het college worden beoordeeld of met het wijzigen van de bestaande vergunning kan worden volstaan, of dat er een nieuwe vergunning afgegeven wordt. Bij deze keuze houdt het college rekening met de gerechtvaardigde belangen van de vergunninghouder.

Voor wijzigingen in leidingen die in het verleden zijn gelegd en waarvoor geen expliciete vergunning is verleend dient een nieuwe vergunning op grond van deze AVOI te worden aangevraagd. De leges die verbonden zijn aan deze vergunning kunnen door de netbeheerder worden teruggevraagd met een beroep op de Verlegregeling.

De hoorplicht in lid 2 vloeit voort uit de eisen die de Awb stelt aan de zorgvuldige voorbereiding van besluiten.

Lid 3 geeft het college de bevoegdheid om aan het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning de verplichting te koppelen om de betreffende leiding te verleggen/verplaatsen of deze zelfs in zijn geheel te verwijderen. Wordt deze verplichting opgelegd dan geeft dit de netbeheerder vervolgens de mogelijkheid om een beroep te doen op de Verlegregeling, waarin de procedure en voorwaarden voor tegemoetkoming in de schade die de netbeheerder door de opgelegde verplichting lijdt, is geregeld. Overigens zal per geval ook altijd worden bezien of verwijdering van leidingdelen wel wenselijk is en ook technisch mogelijk is.

 

3. Overige bepalingen

 

Artikel 3.1.

De in dit artikel neergelegde bepalingen over medegebruik zijn ontleend aan de Telecommunicatiewet en zijn alleen van toepassing op kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk. Medegebruik beperkt het graven in de openbare gronden.

Voorschriften bij het instemmingsbesluit kunnen het medegebruik van voorzieningen bevorderen. Het medegebruik kan aan de orde komen in het vooroverleg over het af te geven instemmingsbesluit. In lid 2 is de verplichting voor de aanbieder opgenomen om van vooraangelegde voorzieningen gebruik te maken, indien daartoe een redelijk aanbod wordt gedaan.

 

Artikel 3.2.

De verplichtingen in lid 1, 3 en 4 van dit artikel zijn erop gericht dat de gemeente over de actuele informatie beschikt die zij nodig heeft om de doelstellingen van de AVOI te kunnen behartigen.

Lid 2 is van belang in verband met artikel 5.2, lid 8 van de Telecommunicatiewet, waarin is bepaald dat aan de gedoogplicht een einde komt als gedurende tien jaar een kabel

geen onderdeel uitmaakt van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. Om die reden is het van belang dat de gedoogplichtige gemeente in kennis wordt gesteld van het in- of uit gebruik stellen van kabels ten einde bij overschrijding van die termijn over te kunnen gaan tot een verzoek tot verwijdering van de kabel.

 

Artikel 3.3.

Dit artikel heeft betrekking op het aantreffen van bodemverontreiniging en andere ondergrondse obstakels bij de aanleg van een kabel of leiding. De term “bodemverontreiniging” is in deze verordening breder dan de terminologie in de Wet bodembescherming. Aan de gemeente moeten alle stoffen en obstakels gemeld worden, die een nadelige invloed kunnen hebben op de staat van de leiding. Hiermee wordt duidelijk wat de kritieke plaatsen in een leidingtracé zijn. Deze verplichting staat los van de plichten die reeds gelden op grond van de Wet bodembescherming, die is opgesteld vanuit milieubeschermingoptiek. Dit artikel is aanvullend ten opzichte van het in voornoemde wet neergelegde regime. In geval een dergelijke verontreiniging of obstakels worden aangetroffen zodanig dat aanleg van een kabel of leiding niet verantwoord is als de verontreiniging of obstakels niet eerst zijn opgeruimd, kan het college de netbeheerder opdragen bepaalde maatregelen te treffen. De kosten voor deze maatregelen komen in beginsel ten laste van de netbeheerder zelf. In situaties waarbij het niet redelijk is om alle kosten bij de netbeheerder te leggen kan worden afgeweken van dit uitgangspunt.

Als sluitstuk kan het college opschorting van de werkzaamheden vorderen. Bij het opleggen van dergelijke maatregelen vormen de belangen die beschermd worden met deze verordening het beoordelingskader.

 

Artikel 3.4.

Deze bepaling heeft een algemene vangnetfunctie en verwoordt dat een netbeheerder (logischerwijs) primair verantwoordelijk is voor een goede staat van onderhoud van kabels of leidingen.

 

Artikel 3.5.

Dit artikel betreft een incidentenregeling en behelst verplichtingen voor de netbeheerder in geval van storingen en incidenten waarbij gevaar, hinder of verontreiniging plaatsvindt of dreigt plaats te vinden. Het geeft het college de bevoegdheid om in voorkomende gevallen (waaronder ook concrete dreiging) maatregelen te treffen ten aanzien van de kabel of leiding die het gevaar, de hinder of de verontreiniging veroorzaakt, maar ook – indien noodzakelijk – ten aanzien van naburige kabels of leidingen. Overigens zal bij de toepassing van deze bevoegdheden zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande incidentenregelingen. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek komt in beginsel voor rekening van de netbeheerder.

 

Artikel 3.6.

Dit artikel benadrukt de regisserende rol die de gemeente kan hebben bij projecten. De gemeente zal als beheerder van de openbare ruimte de belangen van diverse gebruikers van die openbare ruimte trachten te behartigen en voor zover mogelijk ook proberen samen te brengen.

De gemeente zal jaarlijks een overleg initiëren tussen alle betrokken partijen over alle uit te voeren projecten in de gemeente.

Het college neemt het initiatief tot overleg met alle betrokken partijen in de planfase dan wel voorafgaand aan de start van een specifiek werk met mogelijke gevolgen voor de ondergrondse infrastructuur.

 

Artikel 3.7.

In dit artikel is nadeelcompensatie (ofwel schadevergoeding voor rechtmatig overheidshandelen) voor aanpassingen aan kabels en leidingen geregeld. Hierbij is zoveel mogelijk geanticipeerd op de inwerkingtreding van Titel 4.5 van de Awb, waarin nadeelcompensatie in het algemeen is gecodificeerd. Tot het moment van inwerkingtreding van betreffende titel houdt dit artikel de grondslag in voor nadeelcompensatie en is de Verlegregeling hierop gebaseerd. Vanaf de inwerkingtreding van titel 4.5 Awb ligt de grondslag voor nadeelcompensatie in art. 4:126 Awb en fungeert de Verlegregeling als wetinterpreterende beleidsregel.

Ten aanzien van aanpassingen aan kabels en leidingen zijn er 3 situaties waarin een netbeheerder in aanmerking komt voor nadeelcompensatie:

1. de intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 2.6 onder g van de AVOI;

2. de intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 2.6 onder h van de AVOI;

3. de rechtmatige uitoefening door het college van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak, waarbij geen vergunning wordt gewijzigd of ingetrokken (bijvoorbeeld omdat de aan te passen kabel of leiding niet in openbare gronden van de gemeente ligt, de zogenaamde buitenleidingen).

In algemene termen bestaat nadeelcompensatie uit schade die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die een netbeheerder in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft. De concrete toepassing en procedure van nadeelcompensatie voor aanpassingen aan kabels en leidingen worden uitgewerkt in de Verlegregeling kabels en leidingen die door het college als beleidsregel zal worden vastgesteld en wordt opgenomen in het Handboek AVOI.

Voor kabels die onder de Telecommunicatiewet vallen is geen sprake van nadeelcompensatie, maar van het regime van artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet.

 

Artikel 3.8.

De kosten voor het herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van de openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde (graaf)werkzaamheden worden bij de netbeheerder in rekening gebracht. Zie hiervoor in het bijzonder de Schaderegeling

Ingravingen dat een onderdeel vormt van het Handboek AVOI.

Het tweede lid heeft betrekking op werkzaamheden in openbare gronden die plaatsvinden binnen een periode van 5 jaar nadat er groot onderhoud aan of een herinrichting van deze gronden heeft plaatsgevonden.

Uiteraard zal worden getracht om te voorkomen dat er binnen een periode van 5 jaar na herinrichting of groot onderhoud werkzaamheden aan kabels en leidingen moeten plaatsvinden. In dat kader zullen gemeente en netbeheerder moeten bezien of een alternatief tracé mogelijk is, zodat daarmee de kosten voor de netbeheerder beperkt of zelfs voorkomen kunnen worden.

De gemeente kan in deze situaties eisen dat het herstel over de gehele straat- of trottoirbreedte zal moeten plaatsvinden. De kosten voor het herstel, beheer, onderhoud en degeneratie zullen dan conform de Schaderegeling Ingravingen in rekening worden gebracht bij de netbeheerder.

 

4. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 4.1.

Deze bepaling bevat het overgangsrecht. Aan de netbeheerders van de talloze leidingen die thans in openbare gronden aanwezig zijn, is in de meeste gevallen – al dan niet privaatrechtelijk dan wel door middel van een vergunning – een ligrecht gegund waaraan diverse voorwaarden verbonden zijn. Om redenen van efficiency en om te voorkomen dat de netbeheerders hoge kosten moeten maken is er voor gekozen de bestaande toestemmingen te beschouwen als een instemming of vergunning in de zin van deze verordening. Overigens geldt voor leidingen die onrechtmatig in de openbare grond liggen hoe dan ook dat een aanvraag moet worden ingediend om een vergunning op grond van deze verordening te kunnen verkrijgen.

In het verleden zijn tussen netbeheerders en de gemeente privaatrechtelijke overeenkomsten gesloten over het aanleggen, in stand houden en opruimen van kabels en leidingen. Indien een netbeheerder meent dat een dergelijke overeenkomst nog steeds van toepassing is, dient hij het bestaan en de geldigheid ervan aan te tonen.

De gemeente zal bij de toepassing van deze bepaling rekening houden met de omstandigheden waaronder in het verleden kabels en leidingen zijn gelegd en met de ouderdom van die kabels en leidingen. Het is voldoende wanneer aannemelijk gemaakt kan worden dat een kabel of leiding destijds rechtmatig is aangelegd.

 

Artikel 4.2.

Beoogd wordt één of meer gemeentelijke ambtenaren aan te wijzen als toezichthouders. Zij zullen toezicht houden op de naleving van de voorschriften bij of krachtens deze verordening, waaronder ook de verleende vergunningen en instemmingsbesluiten.

 

Artikel 4.3.

Deze bepaling biedt de mogelijkheid om in voorkomende gevallen strafrechtelijk op te treden. Over het algemeen zal gekozen worden voor bestuursrechtelijke handhavings-instrumenten en vormt de toepassing van strafrechtelijke sancties in beginsel een uiterst handhavingsmiddel.

 

Artikel 4.4.

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. De bekendmaking vindt plaats op de gebruikelijke wijze. Op hetzelfde tijdstip wordt de Telecommunicatieverordening ingetrokken.