Regeling vervallen per 01-01-2019

Leidraad Participatiewet 2015 - 2017

Geldend van 20-01-2016 t/m 31-12-2018

Intitulé

Leidraad Participatiewet 2015 - 2017

1. Inleiding

1.1 Doel

De uitvoeringsleidraad Participatiewet beschrijft op welke wijze de gemeente Raalte invulling geeft aan het beleid, waaronder het Beleidsplan minima 2015-2017, dat op grond van de Participatiewet is vastgesteld. Tevens staan in deze leidraad de gemeentelijke regelingen beschreven, waarmee Raalte voorziet in situaties waarbij noodzakelijke kosten van het bestaan niet uit de algemene bijstand of een vergelijkbaar inkomen betaald kunnen worden. De uitvoeringsleidraad biedt voor deze regelingen een kader waarbinnen de uitvoering plaatsvindt. Waarbij zoveel mogelijk wordt uitgegaan van maatwerk.

Daarnaast zorgt de uitvoeringsleidraad ook voor meer inzicht bij de gemeente. Zo weet de gemeente beter hoe er ingezet kan worden op: het vergemakkelijken van het doen van aanvragen; het verbeteren van de kwaliteit van de te leveren voorzieningen/regelingen en het verlagen van de doorlooptijden voor het afhandelen van aanvragen.

1.2 Opbouw Uitvoeringsleidraad

De uitvoeringsleidraad is in een aantal hoofdstukken opgedeeld.

In hoofdstuk 2 worden de algemene wettelijke kaders voor de uitvoering weergegeven.

De hoofdstukken 3, 4 en 5 geven weer welke regelingen de gemeente Raalte kent op basis van het eigen minimabeleid en daarnaast hoe de regelingen zijn vormgegeven binnen de wettelijke kaders van de Participatiewet. De beleidskaders voor deze hoofdstukken zijn weergegeven in het beleidsplan minima 2015-2017.

2. Algemeen – uitleg wettelijk kader

2.1 Algemene bijstand

Op grond van de Participatiewet is het mogelijk bijstand te verstrekken. De definitie van algemene bijstand wordt gegeven in artikel 5 onder b van de Participatiewet: “de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.” Men kan alleen in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering wanneer men niet kan voorzien in het eigen levensonderhoud uit het inkomen of uit het eigen vermogen en diegene geen recht heeft op een andersoortige uitkering. Wanneer er sprake is van een gezamenlijk huishouden wordt het inkomen van deze persoon ook meegeteld bij het bepalen of iemand in aanmerking komt voor een uitkering.

In sommige gevallen is algemene bijstand onvoldoende om in bepaalde kosten te kunnen voorzien. In die gevallen kan er een recht op bijzondere bijstand bestaan. Deze uitvoeringsleidraad gaat in op de bijzondere bijstand: welke vormen biedt de gemeente Raalte en wanneer kom je hiervoor in aanmerking?

2.2 Bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand is bedoeld voor de alleenstaande of het gezin dat niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten niet kan betalen uit het inkomen, het vermogen, de bijstandsnorm of een andere regeling. Sinds de invoering van de Participatiewet is het aantal regelingen dat getroffen kan worden in het kader van bijzondere bijstand teruggedrongen. Dit blijkt ook uit de definitie die binnen de Participatiewet in artikel 5 onder c wordt gehanteerd: “de bijstand, bedoeld in artikel 35, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, en de individuele studietoeslag, bedoeld in artikel 36b.”

Bij het indienen van de aanvraag voor bijzondere bijstand moet de gemeente weten wat de kosten zijn om een goed besluit te kunnen nemen. Als de kosten nog niet kunnen worden opgegeven, wordt de klant in de gelegenheid gesteld om de aanvraag op dit punt aan te vullen. Als het besluit is genomen en de eventueel toegekende bijstand is uitbetaald, dan is de aanvraag en de gehele procedure afgerond.

De ingangsdatum voor bijstand is de datum waarop de kosten beginnen, dus niet wanneer de rekening wordt ontvangen. Indien bijvoorbeeld gezinszorg wordt verleend vanaf 1 januari en de eerste rekening is gedateerd 1 juli, dan is 1 januari de ingangsdatum van de kosten. Bijzondere bijstand kan slechts worden verleend over een periode waarop de cliënt in Raalte woont. De beëindigingsdatum zal in deze gevallen in principe niet voor de datum van de beschikking liggen. Wanneer er door onjuist handelen van de klant, of anderszins, teveel bijstand is verstrekt wordt de bijstand over een voorliggende periode herzien.

Naast de mogelijkheden die de Participatiewet biedt, biedt ook artikel 108 van de Gemeentewet een mogelijkheid om een voorziening te verstrekken ten behoeve van sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten. Omdat de gemeente Raalte het belangrijk vindt dat zoveel mogelijk mensen maatschappelijk kunnen participeren, maakt de gemeente ook gebruik van deze mogelijkheid.

2.3 Vaststellen bijzondere bijstand

De individuele bijzondere bijstand is met name bedoeld voor die situaties waarin cliënten noodzakelijke kosten moeten maken, maar waar zij vooraf geen rekening mee hebben kunnen houden. Bij het beoordelen van een aanvraag moeten altijd de volgende vier vragen gesteld worden:

  • 1.

    Betreft het kosten waarin (op andere wijze) wordt of kan worden voorzien?

  • 2.

    Is er sprake van bijzondere omstandigheden?

  • 3.

    Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten?

  • 4.

    Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht (middelentoets)?

  • 5.

     

Bij iedere aanvraag voor bijzondere bijstand moeten deze vragen steeds in deze volgorde worden beantwoord. Uiteraard gaat daaraan vooraf de vraag of de aanvraag past binnen de mogelijkheden van de wet zelf.

2.4 Beperking voor jongeren – ophoging norm algemene bijstand

2.4.1 Beperking bijstand voor jongeren

In artikel 12 Participatiewet is opgenomen dat een persoon van 18, 19 of 20 jaar slechts recht heeft op bijzondere bijstand voor zover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan boven de bijstandsnorm uitgaan en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat:

  • -

    de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn;

  • -

    hij redelijkerwijs zijn onderhoudsplicht ten opzichte van zijn ouders niet te gelde kan maken.

Bij bijstandverlening aan zelfstandig wonende jongeren dient een terughoudend beleid te worden gevoerd. Hierbij dient gekeken te worden of het zelfstandig wonen wel noodzakelijk is of dat terugkeer naar de ouders tot één van de mogelijkheden behoort.

In artikel 13 lid 2 onder a is opgenomen dat een persoon van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijft geen recht heeft op algemene bijstand. Indien in een dergelijke situatie toch bijstand verstrekt moet worden wordt dit gedaan als bijzondere bijstand naar de jongerennorm waarbij bovengenoemd artikel 12 van toepassing is.

Bij bijstandverlening aan een jongere dient altijd de ouderlijke onderhoudsplicht te worden onderzocht. In principe dient de jongere zelf de ouders op hun onderhoudsplicht aan te spreken. In het geval dit niet mogelijk is dient de gemeente de ouder(s) te benaderen en te wijzen op hun onderhoudsplicht. Er wordt dan een verhaalsformulier aan de ouder(s) toegezonden. Als de ouders weigeren mee te werken is het mogelijk de kosten, volgens de daarvoor geldende wettelijke regels, te verhalen.

2.4.2 Ophoging van norm bij jongere – belaste bijzondere bijstand

Aan de jongere (alleenstaande ouder) wordt de norm verstrekt gelijk aan de norm die van toepassing is en daarnaast verhoogd met (belaste) bijzondere bijstand tot 50% van de gehuwdennorm.

Let op! Over de wettelijke norm wordt vakantiegeld ingehouden (en in mei/juni uitbetaald). Over het deel van de bijzondere bijstand wordt dit niet ingehouden. Een cliënt zal in deze situatie dus per saldo per maand iets meer netto bijstand ontvangen, maar in mei/juni een lager saldo vakantiegeld uitbetaald krijgen.

2.5 Noodzakelijke kosten en voorliggende voorziening

2.5.1 Noodzakelijke kosten

Op grond van artikel 14 Participatiewet worden de volgende kosten in ieder geval niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Deze kosten komen daarom niet in aanmerking voor het verlenen van bijzondere bijstand.

  • 1.

    de voldoening aan alimentatieverplichtingen;

  • 2.

    de betaling van een boete;

  • 3.

    geleden of toegebrachte schade;

  • 4.

    vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering;

  • 5.

    kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde.

Aanvragen voor bijzondere bijstand voor andere gemaakte kosten worden op individueel niveau aan de hand van de eisen uit artikel 35 Participatiewet beoordeeld.

2.5.2 Voorliggende voorziening

Op grond van artikel 15 van de Participatiewet bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor zover een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die, gezien het aard en het doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Er bestaat ook geen recht op (bijzondere) bijstand voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

2.6 Inleverdatum en ingangsdatum

Een aanvraag voor bijzondere bijstand moet formeel worden ingediend voordat de kosten worden gemaakt. Om praktische redenen is ervoor gekozen om toe te staan dat mensen gemaakte kosten gedurende een kalenderjaar op kunnen sparen.

Binnen één maand na afloop van het kalenderjaar waarin de noodzakelijke kosten zijn gemaakt, moet de aanvraag zijn ingediend. De fatale datum voor het indienen van een aanvraag is dus 31 januari: op deze datum moet een schriftelijke aanvraag bij ons binnen zijn. Wanneer de schriftelijke aanvraag dus wordt ontvangen op 1 februari of later, betekent dit dat alle rechten op bijzondere bijstand over het voorgaande kalenderjaar zijn vervallen.

2.7 Toekennen bijzondere bijstand

2.7.1 Vaststellen vermogen

Om in aanmerking te kunnen komen voor algemene of bijzondere bijstand is het inkomen en het eigen vermogen van de aanvrager en diens eventuele partner van belang. In artikel 34 van de Participatiewet staat vermeld wat onder vermogen wordt verstaan en hoe hoog dit vermogen mag zijn.

Bij de vaststelling van het vermogen, zowel bij een aanvraag voor algemene als voor bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de waarde van alle bezittingen waarover de aanvrager(s) beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden.

De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering. Ook gelden die voor een bepaalde tijd zijn vastgezet behoren tot het vermogen, bijvoorbeeld een spaarloonrekening of een verzekering. Het saldo van de spaarloonrekening behoort geheel tot het vermogen. Bij een verzekering behoort de contante waarde bij afkoop tot het vermogen. Een uitzondering hierop zijn de bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden, noodzakelijk zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de gebruikelijke inrichting van de woning en een auto die past bij de situatie van de aanvrager. Indien de inrichting van de woning luxer is dan gebruikelijk of indien er sprake is van kostbaarheden zoals kunst, antiek of verzamelingen van bijvoorbeeld postzegels, dan is er reden voor een nader onderzoek.

Bij het bezit van één of meerdere auto’s wordt geen rekening gehouden met de waarde, voor zover deze lager is dan 2.500 euro. Wanneer de totale waarde van auto/auto’s meer waard is, wordt alleen het bedrag boven de 2.500 euro bij het vermogen opgeteld. De waarde van de auto wordt vastgesteld op de prijs die er volgens de ANWB koerslijst voor ontvangen zou worden bij verkoop ten tijde van de vaststelling van het vermogen. Mocht dit geen uitkomst bieden, dan wordt door middel van een gemiddelde waarde via bijvoorbeeld Autotrader de waarde van de auto bepaald. Daarnaast is het mogelijk dat de waarde van de auto moet worden meegenomen als inkomen in natura. Dit geldt wanneer er sprake is van een auto waarvan men niet de eigenaar is (het kenteken staat niet op hun naam), maar waarover men grotendeels wel de beschikking heeft. Dit wordt gezien als inkomen in natura. Voor het vaststellen van de hoogte van het inkomen in natura worden de ANWB-normen gehanteerd. Met andere woorden: wat kost de auto per maand? Op dit bedrag kunnen eventueel de afschrijvingskosten in mindering worden gebracht als de auto minder waard is dan 2.500 euro en andere kosten die de cliënt voor eigen rekening neemt.

In artikel 31 lid 2 van de Participatiewet zijn de middelen opgenomen die bij het berekenen van het vermogen voor bijstand vrijgelaten worden. Deze vrijlatingen gelden niet voor het bepalen van het recht op bijzondere bijstand en/of regelingen op grond van het minimabeleid.

2.7.2 Vaststellen middelen

Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend, waarover iemand beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. In paragraaf 3.4 Participatiewet, artikelen 31 tot en met 34 Participatiewet, is hieraan een nadere uitwerking gegeven. Vrijlating van vermogen (artikel 34 lid 2) is niet van toepassing bij bijzondere bijstandsverlening op grond van artikel 35 Participatiewet. Het college bepaalt op basis van artikel 35 lid 1 Participatiewet het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking worden genomen.

2.7.3 Bepalen draagkracht

Uitgangspunt voor de vaststelling van de draagkracht bij bijstandsverlening is dat rekening wordt gehouden met het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, evenals het vermogen voor zover dit het vrij te laten bescheiden vermogen overtreft. Hierbij wordt uitgegaan van al het inkomen en het vermogen waarover men daadwerkelijk de beschikking heeft, dan wel redelijkerwijs kan beschikken. De draagkracht wordt vastgesteld voor het kalenderjaar waarin de bijzondere kosten worden gemaakt. Hierbij is het niet van belang wanneer in een kalenderjaar de kosten worden gemaakt. De draagkrachtruimte is dus altijd 12 keer het verschil tussen in aanmerking te nemen maandinkomen en 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Uit het oogpunt van doelmatigheid wordt bij de toetsing van het netto inkomen aan het bijstandsniveau een marge van € 2,00 per maand aangehouden.

Draagkrachtpercentage

Het invoeren van draagkracht is de bevoegdheid van het college. Voor de kosten welke als bijzonder noodzakelijk op grond van de individuele situatie zijn aan te merken geldt een draagkrachtpercentage van 70% van het inkomen boven 110% van de geldende bijstandsnorm. Wanneer de aanvrager deelneemt aan een vastgestelde minnelijke schuldregeling, dan wel een WSNP-traject wordt de draagkracht op nihil gesteld.

Draagkrachtperiode

Als draagkrachtperiode geldt een heel kalenderjaar, dus van 1 januari tot en met 31 december van het betreffende jaar.

Verrekenen draagkracht

De jaardraagkracht wordt volledig verrekend met alle bijzondere kosten welke in een kalenderjaar worden gemaakt en die in aanmerking komen voor bijstandsverlening onder aftrek van draagkracht. Binnen de gemeente Raalte is besloten om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand dat toekenning niet mogelijk is onder aftrek van de draagkracht, deze kosten kunnen dan ook niet verrekend worden met eventueel aanwezige draagkracht. Pas nadat de jaardraagkracht in zijn geheel is verrekend komen we toe aan bijstandverlening. Alleen op deze manier is volledige verrekening van de draagkracht gewaarborgd. Het is niet van belang wanneer in het kalenderjaar de kosten zijn gemaakt. Ook indien slechts in één maand bijzondere kosten worden gemaakt wordt de volledige jaardraagkracht verrekend.

Tussentijdse wijziging

De draagkracht wordt in principe eenmalig vastgesteld voor een kalenderjaar. Na afloop van deze periode wordt een nieuwe draagkracht vastgesteld voor het volgende kalenderjaar. Dit wordt niet automatisch gedaan, maar gebeurt indien er een nieuwe aanvraag voor het nieuwe kalenderjaar wordt ingediend. Slechts bij aanzienlijke wijziging van de draagkracht, zowel in positieve als in negatieve zin, waaraan redelijkerwijs niet voorbij kan worden gegaan, wordt deze tussentijds aangepast. Onder een aanzienlijke wijziging moet worden verstaan een mutatie van de draagkrachtruimte van € 100,00 per maand of meer.

2.8 Doorbetalen vaste lasten en omzetting norm bij opname

Indien een alleenstaande tijdelijk wordt opgenomen in een instelling zoals een ziekenhuis of een kliniek, kan na een bepaalde periode bijzondere bijstand worden verstrekt voor de vaste lasten in verband met het aanhouden van de woning. De normen die voor verstrekking hiervan worden gehanteerd zijn te vinden in de ‘Uitvoeringsrichtlijn wijziging norm naar in instelling verblijvend’. Ingeval van een opname in een instelling dient de bijstand ongewijzigd voortgezet te worden gedurende de lopende maand (maand van opname) plus de daaropvolgende maand.

3. Bijzondere bijstand

3.1 Inleiding

Zoals in het vorige hoofdstuk al even is aangegeven is het aantal mogelijkheden voor het verstrekken van bijzondere bijstand door de invoering van de Participatiewet in 2015 afgenomen. In artikel 35 van de Participatiewet staat de mogelijkheid tot het verstrekken van bijzondere bijstand beschreven. Mensen komen in aanmerking voor bijzondere bijstand wanneer zij “de noodzakelijke kosten van het bestaan” niet kunnen voldoen uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag of de individuele studietoeslag of het vermogen of het inkomen.

3.2 Duurzame gebruiksgoederen

3.2.1 Inleiding

De kosten van de aanschaf, vervanging of reparatie van duurzame gebruiksgoederen moeten worden gezien als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke in beginsel uit de bijstandsnorm dienen te worden bestreden, door reservering of gespreide betaling achteraf (zie TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p.74-75 en CRvB 25-04-2006, nr. 05/922 NABW). Overige inrichtingskosten zijn te beschouwen als incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan, welke ook in beginsel uit de bijstandsnorm dienen te worden bestreden, door reservering of gespreide betaling achteraf (zie CRvB 13-06-2006, nr. 05/4554 WWB).

3.2.2 Wat houdt de regeling in?

Als bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan worden de kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen aangemerkt, die bedoeld zijn voor huishoudelijk gebruik. De bijdrage wordt verstrekt aan personen die hiervoor daadwerkelijk kosten maken omdat zij een zelfstandig huishouden voeren. Dit moet kunnen worden aangetoond met bijvoorbeeld een huurcontract. De bijdrage wordt per huishouden verstrekt en niet per persoon.

Wanneer is vastgesteld dat het gebruiksgoed noodzakelijk is, gelden de volgende uitgangspunten:

  • -

    de bijdrage bedraagt maximaal 50% de Nibud normering;

  • -

    de bijdrage voor hetzelfde goed wordt 1 keer per 5 jaar verstrekt;

  • -

    het inkomen moet ten tijde van de aanvraag minimaal 3 jaar onafgebroken lager zijn dan 110%;

  • -

    de bijdrage kan pas worden verstrekt nadat de aanvrager gedurende minimaal 3 jaar een zelfstandige huishouding heeft gevoerd;

  • -

    bijstand voor duurzame goederen verstrekken om niet;

  • -

    voor inrichtingskosten (bank, stoel, eettafel etc.) kan er mogelijk bijstand in de vorm van een lening verstrekt worden (zie paragraaf 3.3).

  • -

    voor de volgende goederen staat deze noodzaak bij voorhand vast:

    • °

      Koelkast;

    • °

      Kooktoestel;

    • °

      Televisie ;

    • °

      Wasmachine.

3.2.3 Bijdrage

De bijdrage voor het gebruiksgoed is de normering volgens het Nibud. Uitbetaling kan plaatsvinden op basis van een offerte. Men is dan wel verplicht de factuur in te leveren zodat beoordeeld kan worden of de cliënt de kosten daadwerkelijk maakt.

3.3 Inrichtingskosten

De kosten van (her)inrichten (denk hierbij aan het aanschaffen van een bank, stoel, eettafel, laminaat of gordijnen) en babyuitzet behoren in principe tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die moeten worden voldaan uit het inkomen. Dit betekent dat iedereen zelf geld en middelen dient te reserveren voor het maken van deze kosten. Bijvoorbeeld door vooraf te sparen, of door achteraf te financieren. Slechts in zeer bijzondere situaties wordt een uitzondering gemaakt op dit uitgangspunt. De financiering wordt dan in principe gedaan door middel van een lening bij de gemeente Raalte. De lening moet binnen 36 termijnen terugbetaald worden. Het aflossingsbedrag wordt vastgesteld op 10% van de geldende norm en wordt dus ook aangepast bij wijzigingen in de norm. Wanneer een cliënt zich hier aan houdt, kan na 36 termijnen besloten worden de eventuele restschuld kwijt te schelden. Wanneer minder is afgelost wordt niet tot kwijtschelding overgegaan. Voor het bepalen van de hoogte van de lening, wordt 50% van de NIBUD richtprijs gehanteerd. De lening geldt alleen in geval er sprake is van inrichtingskosten. Stofferingskosten worden in alle gevallen om niet verstrekt.

3.4 Overige bijzondere kosten met draagkracht

3.4.1 Bewindvoering

Wanneer iemand door geestelijke beperkingen niet meer in staat is om zijn geld en goederen te beheren, kan de rechter een beschikking tot onder bewindstelling afgeven. In deze beschikking geeft de rechter aan wie de bewindvoerder wordt. Soms is dat een familielid voor wie niets betaald hoeft te worden. In die gevallen is bijstand dan ook niet aan de orde. Steeds vaker ziet de gemeente echter dat er een professionele bewindvoerder wordt aangewezen. Deze rekent voor zijn diensten wel kosten en deze kosten komen in aanmerking voor bijstandverlening.

Indien de bewindvoerder extra werkzaamheden moet verrichten, bijvoorbeeld voor een boedelverdeling, en hij vraagt hiervoor een extra vergoeding, dan dient hij hiervoor een aparte beschikking van de rechter aan te vragen. Ook deze kosten komen in aanmerking voor bijstandverlening.

De tarieven zijn in te zien via de website van de Branchevereniging Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders.

NB: De bovenstaande regeling met betrekking tot bewindvoering geldt alleen voor beschermingsbewind. De kosten voor bewindvoering welke men ontvangt gedurende het doorlopen van een WSNP-traject komen niet voor verstrekking van bijzondere bijstand in aanmerking.

3.4.2 Maaltijdvergoeding

Inwoners van de gemeente, die gedurende langere tijd niet in staat zijn om zelf de warme maaltijden te verzorgen, kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand om deze maaltijden te ontvangen via een leverancier van maaltijden. In de rapportage moet duidelijk de indicatie gesteld worden waarom de maaltijden niet zelf verzorgd kunnen worden. Het geen zin hebben in koken of de kookkunst niet machtig zijn, is geen indicatie voor bijstandverlening. In Raalte is Apetito een leverancier van warme maaltijden. Binnen de gemeente zijn ook andere leveranciers actief, zoals restaurants en verzorgingshuizen. De prijzen van deze leveranciers zijn over het algemeen iets hoger dan de prijzen van Apetito. De prijzen die Apetito hanteert zijn dan ook het uitgangspunt voor het bepalen van de hoogte van bijstand. Indien voor een andere leverancier (met hogere prijzen) wordt gekozen, komen de meerkosten voor eigen rekening. Omdat sprake is van een besparing omdat niet zelf de maaltijd wordt gemaakt, vindt een aftrek op de bijstandsverlening plaats. Deze aftrek is de hoogte van de norm welke de belastingdienst hiervoor hanteert.

3.4.3 Rechtsbijstand

De kosten van rechtsbijstand komen in principe in aanmerking voor bijzondere bijstand wanneer toevoeging noodzakelijk is. De noodzaak voor de toevoeging van een advocaat bij gerechtelijke procedures wordt vastgesteld door de Raad voor Rechtsbijstand. Indien de Raad een toevoeging verleent komen de kosten van de eigen bijdrage advocaat en de griffierechten in principe in aanmerking voor bijstandverlening. Mensen kunnen zich voor gratis advies melden bij het Juridisch Loket. Dit kan per e-mail, via de chat op www.juridischloket.nl of telefonisch op telefoonnummer 0900-8020. Hier ontvangt de cliënt gratis juridisch advies over zijn/haar probleem. Wanneer het Juridisch Loket de cliënt doorverwijst naar een advocaat, ontvangt de cliënt een diagnosedocument. Met dit document krijgt de cliënt vervolgens korting op zijn/haar eigen bijdrage, welke kan worden opgevat als een voorliggende voorziening waardoor de gemeente een lager bedrag aan bijzondere bijstand hoeft te verstrekken. Cliënten kunnen zich melden bij het Juridisch Loket in Zwolle. Wanneer bij een echtscheiding gekozen wordt voor een alternatieve procedure (bijvoorbeeld een mediation traject) kunnen daar andere, soms hogere, kosten aan verbonden zijn. Dit is een oplossing waarbij de hogere kosten niet per definitie noodzakelijk zijn, in dat geval komen deze kosten dan ook niet voor bijstandverlening in aanmerking. Alleen de kosten welke met een toevoeging bij een advocaat verschuldigd zouden zijn, kunnen worden vergoed.

3.4.4 Reiskosten

Reiskosten in verband met deelname aan het maatschappelijk verkeer behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan welke moeten worden voldaan uit het inkomen. Dit betekent dat iedereen deze kosten zelf moet betalen uit het inkomen. Dit geldt ook voor reiskosten in verband met woon - werk verkeer. In sommige situaties kunnen reiskosten worden aangemerkt als bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. In die situaties moet met cliënt gesproken worden over mogelijk voorliggende voorzieningen, zoals financiering door de zorgverzekeraar, of vervoer via de Wmo.

3.5 Overige situaties

3.5.1 Uitvaartkosten

Begrafeniskosten behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan van de erfgenamen. Het mag van iedereen worden verwacht dat men zich voldoende verzekert tegen de kosten van een begrafenis. Het zijn immers kosten waarvan zeker is dat zij ooit gemaakt moeten worden. Indien er bij overlijden onvoldoende middelen zijn om de kosten van de begrafenis te betalen is sprake van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid. Bijstand is niet de weg om hierin te voorzien. Als bijstandverlening in bijzondere omstandigheden toch nodig is zal de bijstand de vorm van een lening hebben en op basis van geldende normbedragen. Wanneer er door erfgenamen geen opdracht wordt gegeven om te begraven, dan is de Wet op de Lijkbezorging van toepassing. De gemeente draagt dan zorg voor een sobere begrafenis waarbij de mogelijkheid bestaat om de kosten te verhalen op de erfgenamen. Indien de wens bestaat om - om welke reden dan ook - in het buitenland begraven te worden, worden voor de daarmee gepaard gaande meerkosten geen bijstand verleend omdat deze kosten niet behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan.

3.5.2 Overbruggingskosten

De cliënt dient in principe zelf de periode tot de eerste betaaldatum van de uitkering te overbruggen. Pas als is vastgesteld dat hiertoe de middelen ontbreken en deze situatie redelijkerwijs niet voorzienbaar was, kan voor zelfstandig wonende cliënten bijstand ter overbrugging worden verstrekt. Concreet moet hierbij worden gedacht aan:

  • -

    Personen die na verlating door de partner plotseling zonder inkomen zitten;

  • -

    Personen die van een weekbetaling overgaan naar een maandbetaling van de bijstand.

De hoogte van de overbruggingsuitkering wordt vastgesteld op 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag, waarop het aanwezige huishoudgeld in mindering wordt gebracht. De overbruggingsuitkering wordt in principe om niet verstrekt. Dit geldt echter niet in de volgende situaties:

  • -

    Er is sprake van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid;

  • -

    De beschikbare middelen waren toereikend om zelf te kunnen overbruggen, maar deze zijn voor andere doeleinden aangewend;

  • -

    Er is sprake van een vermogen in de vorm van een eigen woning.

 

In deze situaties is alleen bijstand in de vorm van een lening mogelijk.

3.5.3 Verblijf inrichting

In sommige situaties verblijft een cliënt in een instelling waarvoor kosten zijn verschuldigd welke voor bijstandverlening in aanmerking komen. Vaak betreft het een vergoeding voor persoonlijke uitgaven. Soms echter ook een vergoeding voor de opname. Deze laatste situatie kan zich alleen voordoen indien de Wet langdurige zorg (Wlz) geen, dan wel geen volledige, vergoeding verstrekt. Indien in deze situatie de cliënt een eigen inkomen heeft dan geldt een draagkrachtpercentage van 100%.

3.5.4 Woonkosten

In het kader van woonkosten geldt de huurtoeslag in principe als een voorliggende voorziening. Van dit uitgangspunt wordt alleen afgeweken indien men in een beperkte periode geen huurtoeslag ontvangt of wanneer iemand een zware terugval in inkomsten heeft. Aanvang en wijzigingen van de huurtoeslag gaan altijd in per de eerste van de maand volgend op de mutatie. Bijstandsverlening zal zich dan ook beperken tot een gedeelte van een maand bij aanvang van de huur. De huurtoeslag gaat uit van een correcte berekening per kalenderjaar.

Voor kamerbewoning bestaat geen recht op huurtoeslag en derhalve ook niet op woonkostentoeslag.

Huurtoeslag is voor bijstandverlening een voorliggende voorziening die toereikend en passend is. Indien geen of slechts beperkt recht op huurtoeslag bestaat, bijvoorbeeld door inkomen of vermogen van medebewoners, bestaat ook geen recht op bijstand.

De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend volgens de systematiek van de huurtoeslag onder aftrek van de werkelijk ontvangen huurtoeslag, subsidie eigen woningbezit en de draagkracht. Hierbij wordt uitgegaan van een draagkrachtpercentage van 100%.

Indien de woonkosten, zowel van een huurwoning als van een eigen woning, meer bedragen dan de maximaal subsidiabele huur kan een woonkostentoeslag voor maximaal 1 jaar worden verleend en wordt gelijktijdig een verhuisplicht opgelegd. Deze periode kan met maximaal 1 jaar worden verlengd als de cliënt er alles aan heeft gedaan om vervangende woonruimte te krijgen en hierin toch niet is geslaagd.

3.5.5 Kinderopvang

Om te bepalen of iemand in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang, worden de Beleidsregels Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang gehanteerd.

3.6 Individuele Inkomenstoeslag en Individuele Studietoeslag

Op grond van artikel 36 van de Participatiewet is het mogelijk een individuele inkomenstoeslag of een individuele studietoeslag te verlenen. De gemeente Raalte verstrekt deze toeslagen ook. De regels die voor verstrekking worden gehanteerd zijn te vinden in de Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag en in de Beleidsregels Individuele Studietoeslag.

4. Collectieve aanvullende zorgverzekering

4.1 Inleiding

De inwoners van de gemeente Raalte met een laag inkomen (tot 110% van de geldende bijstandsnorm) hebben de mogelijkheid om deel te nemen aan een collectieve ziektekostenverzekering. Dit is geen verplichting: cliënten hebben keuzevrijheid in het bepalen waar zij verzekerd zijn. De consequentie van het geen gebruik maken van de collectieve regeling, is echter wel dat er ook geen aanspraak bestaat op bijzondere bijstand voor kosten waarvoor binnen het Gemeente Pakket (GEP) een vergoeding plaatsvindt. De cliënten zijn (en worden) hier uitdrukkelijk over geïnformeerd.

Er zijn echter twee uitzonderingssituaties: cliënten die gedurende het lopende jaar een aanvraag doen en niet in de mogelijkheid zijn geweest om over te stappen naar de collectieve regeling van de gemeente, komen toch in aanmerking voor een vergoeding waarvoor binnen de collectieve regeling een vergoeding plaatsvindt. Daarnaast kan iemand met een inkomen boven 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm zich niet verzekeren via de collectieve regeling, maar is er eventueel wel bijstandsverlening onder aftrek van draagkracht mogelijk. Deze twee situaties worden nader toegelicht in paragraaf 4.4.

4.2 Wat houdt de regeling in?

Op grond van artikel 35 lid 3 Participatiewet is het mogelijk om bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering te verlenen, zonder dat wordt bekeken of die premie daadwerkelijk noodzakelijk is of dat de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn.

4.3 Bepalen van recht

Alle inwoners van de gemeente Raalte die voldoen aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand kunnen zich aansluiten bij deze collectieve verzekering. Dit betekent dus dat een aanvrager:

  • °

    een inkomen heeft dat niet meer bedraagt dan 110% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm (inclusief toeslag of verlaging). Wanneer er sprake is van een ander inkomen dan een bijstandsuitkering, dienen bewijsstukken van het inkomen en vermogen ingeleverd te worden; minder vermogen bezit dan hetgeen op basis van artikel 34 van de Participatiewet voor het toekennen van bijstand is toegestaan.

4.4 Vergoedingen

De verstrekkingen welke voortvloeien uit deze verzekering wordt aangemerkt als een passende en toereikende voorliggende voorziening. De vergoedingen worden per jaar vastgesteld en kunnen gevonden worden in het vergoedingenoverzicht van het betreffende jaar.

5. Maatschappelijke participatiebijdrage

5.1 Inleiding

Vanaf 2015 is het niet meer mogelijk om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken. Op grond van artikel 108 van de Gemeentewet is het echter wel mogelijk voorzieningen te verstrekken in het kader van de sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten. Binnen de gemeente Raalte wordt ook van deze mogelijkheid gebruik gemaakt omdat de gemeente het belangrijk vindt dat ook mensen met een laag inkomen in staat worden gesteld mee te doen en te participeren in de samenleving. Deze voorzieningen worden door de gemeente verstrekt als maatschappelijke participatiebijdrage.

5.2 Maatschappelijke participatie voor jongeren tussen de 4 en de 18 jaar, voor kinderen jonger dan 4 jaar en voor mensen boven de 18 met een laag inkomen

Op grond van artikel 108 Gemeentewet is het wel mogelijk aanvullende inkomensondersteuning te bieden in het kader van maatschappelijke participatie. Deze inkomensondersteuning dient dan wel betrekking te hebben op sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten. Deze aanvullende inkomensondersteuning is bedoeld om de maatschappelijke participatie mensen met een laag inkomen dan wel jongeren uit een gezin met een laag inkomen te vergroten. Op grond van de maatschappelijke participatiebijdrage kan een tegemoetkoming in de kosten voor sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten worden verstrekt. De gemeente Raalte biedt een inkomensondersteuning aan jongeren tussen de 4 en de 18 jaar, kinderen onder de 4 jaar en mensen boven de 18 met een laag inkomen. De regelingen voor jongeren tussen de 4 en de 18 jaar worden uitgevoerd door Stichting Leergeld Salland, in paragraaf 5.5 wordt hier verder op ingegaan.

5.3 Bepalen van recht

Een aanvraag kan toegekend worden wanneer een aanvrager:

  • -

    het een aanvraag betreft in de categorie sociaal culturele, educatieve en/of sportieve activiteiten;

  • -

    een inkomen heeft dat niet meer bedraagt dan 110% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm. Wanneer er sprake is van een ander inkomen dan een bijstandsuitkering, dienen bewijsstukken van het inkomen en vermogen ingeleverd te worden;

  • -

    minder vermogen bezit dan hetgeen op basis van artikel 34 van de Participatiewet voor het toekennen van bijstand is toegestaan;

  • -

    een aanvraag indient uiterlijk 1 maand na afloop van het kalenderjaar (dus voor 1 februari van het navolgende jaar) waarin de kosten gemaakt zijn;

  • -

    de aanvrager een bewijsstuk heeft van de gemaakte kosten voor een activiteit zoals in paragraaf 5.2 beschreven;

5.4 Bijdrage

De hoogte van de bijdrage is gebaseerd op het 18% van het gemiddelde van de alleenstaande- en de gehuwdennorm en bedraagt voor 2016 210 euro. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. In 2016 wordt er nog een apart bedrag verstrekt voor sportkosten. Deze bijdrage wordt verstrekt naast de bijdrage die in het kader van sociaal-culturele dan wel educatieve activiteiten door de gemeente wordt toegekend. De hoogte van deze bijdrage is gebaseerd op 20% van de gehuwdennorm en is voor 2016 vastgesteld op 275 euro. In beginsel geldt dat kleding – indien voor de sport geen specifieke kleding vereist is – niet voor vergoeding in aanmerking komt. Bij de aanvraag wordt het jaarbedrag toegekend en worden vervolgens de sportkosten tot het maximumbedrag uitbetaald op declaratiebasis.

5.5 Computerregeling

5.5.1 Inleiding

De gemeente Raalte vindt dat een computer bijdraagt aan de participatie van haar inwoners en ziet dit als een basisvoorziening die in elk huishouden thuishoort. De gemeente Raalte wil voor volwassenen vanuit de bijzondere bijstand voorzien in de aanschaf van een pc of laptop. Het uitgangspunt is daarbij dat er in ieder geval één pc of één laptop per huishouden is.

5.5.2 Bepalen van recht

In een aantal situaties kan een vergoeding worden verleend voor een pc of laptop. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • -

    De aanvrager heeft in de 12 maanden voorafgaand aan de datum van aanvraag ononderbroken een inkomen tot maximaal 110% van de voor hem of haar van toepassing zijnde bijstandsnorm gehad;

  • -

    Minder vermogen bezit dan hetgeen op basis van artikel 34 van de Participatiewet voor het toekennen van bijstand is toegestaan;

  • -

    Binnen een periode van 48 maanden bestaat slechts eenmaal recht op een vergoeding voor één pc of laptop per huishouding;

  • -

    De computer wordt verstrekt in de vorm van huurkoop waarbij de aanvrager in 24 maandelijkse termijnen in totaal 33% van de aanschafwaarde terugbetaalt;

  • -

    De vergoeding voor een pc of laptop wordt verstrekt aan alle inwoners met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum;

  • -

    Er is geen sprake van een toekenning onder aftrek van draagkracht.

5.5.3 Bijdrage

Dit is op basis van de afspraken met een leverancier (momenteel: Markvoort Computers). De leverancier levert een pc of laptop (en toebehoren) af op basis van de overeengekomen prijsafspraken. Van het factuurbedrag betalen cliënten 33% terug aan de gemeente, nadat de gemeente de factuur heeft betaald aan de leverancier. Met dit bedrag wordt een pc of laptop afgeleverd, waar belanghebbenden zich vervolgens vier jaar goed mee kunnen redden.

5.6 Stichting Leergeld Salland

5.6.1 Wat is Stichting Leergeld Salland?

Stichting Leergeld Salland ondersteunt schoolgaande kinderen (4 tot 18 jaar) die woonachtig zijn in Raalte van ouders met lage inkomens omdat ze vindt dat alle kinderen mogen meedoen. Schoolgaande kinderen - in de greep van de armoede - kunnen weinig of niet met andere kinderen meedoen. Het lidmaatschap van een sportclub of culturele vereniging is vaak te duur. Dit geldt ook voor activiteiten op school. Meedoen vergroot de horizon van kinderen. Zo maken zij sociale contacten, leren teamgeest, oefenen zich in het handhaven in een groep, leren winnen en verliezen. Als kinderen worden buiten gesloten en dit niet leren, komen niet alleen zij ernstig te kort, ook de samenleving verliest. Het is beter nu geld te geven om mee te doen dan later als maatschappij duur "leergeld" te betalen. Stichting Leergeld Salland ondersteunt door te bemiddelen en/of door financiële hulp te verstrekken. Ook verwijzen zij gezinnen naar andere organisaties als dat mogelijk of nodig is. Formeel is de stichting op 8 maart 2012 opgericht. Vanaf 1 januari 2013 voert de stichting enkele regelingen uit, zoals de gemeente deze tot dan zelf uitvoerde.

5.6.2 Welke regelingen voert Stichting Leergeld uit?

Zoals gezegd ondersteunt de stichting schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar. Zij voeren dan ook de maatschappelijke participatiebijdrage uit voor jongeren tussen de 4 en de 18 jaar.

Wanneer cliënten een aanvraag voor deze regelingen bij de gemeente willen doen, moeten zij doorverwezen worden naar Stichting Leergeld Salland. Kinderen komen in aanmerking voor een regeling via Stichting Leergeld Salland wanneer wordt voldaan aan de normen zoals omschreven in paragraaf 5.3 of wanneer hun ouders deelnemen aan een vastgestelde minnelijke regeling of WSNP-traject en derhalve een besteedbaar inkomen hebben dat niet uitkomt boven de 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.