Beleidsregels verbranden snoeihout in de openlucht en buiten inrichtingengemeente Raalte

Geldend van 20-02-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels verbranden snoeihout in de openlucht en buiten inrichtingengemeente Raalte

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Raalte;

gelet op het bepaalde in de artikelen 10.2 en 10.63 lid 1 van de Wet milieubeheer (Wm) en artikel 5.34 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Raalte;

gelezen het besluit van de gemeenteraad d.d. 19 oktober 2017

overwegende dat:

- bij besluit van het college d.d. 8 maart 2016 de “beleidsregels paasvuren gemeente Raalte” zijn vastgesteld;

- het wenselijk is nieuwe beleidsregels vast te stellen voor het verbranden van snoeihout in het belang van bescherming van het milieu en in het belang van de openbare orde en ter bescherming van de woon- en leefomgeving;

besluit vast te stellen de:

Beleidsregels verbranden snoeihout in de openlucht en buiten inrichtingen gemeente Raalte

1. Het college kan voor het verbranden van snoeihout in de maanden november en december, voor locaties buiten de bebouwde kom een ontheffing op grond van artikel 10.63 Wet Milieubeheer en een ontheffing op grond van artikel 5.34 APV gemeente Raalte verlenen.

Toelichting

Artikel 10.2 Wet milieubeheer

•Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden.

•Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, voor daarbij aangegeven categorieën van gevallen vrijstelling worden verleend van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 10.63 eerste lid Wet milieubeheer

Burgemeester en wethouders kunnen, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, ontheffing verlenen van het in artikel 10.2 eerste lid, gestelde verbod om zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting te verbranden, voor zover het geen gevaarlijke afvalstoffen betreft.

Gelet op deze wettelijke regeling zal er dus altijd sprake moeten zijn van een ontheffing door het college in het geval van het verbranden van snoeihout in de maanden november en december. Daarnaast is van belang het verbod op het verbranden van afvalstoffen geregeld in de APV Raalte.

Artikel 5.34 APV: Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken.

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

2. Het verbod geldt niet voor zover het betreft:

a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

c. vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

d. mobiele kampvuren met een afmeting van 90 bij 90 centimeter als er geen afvalstoffen worden verbrand en waarbij wordt voldaan aan nadere door het college te stellen voorwaarden.

3. Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.

4. De ontheffing kan worden geweigerd:

a. in het belang van de openbare orde en veiligheid;

b. ter bescherming van de woon- en leefomgeving;

c. ter bescherming van de flora en fauna.

Het college kan van beide verboden ontheffing verlenen. Beide ontheffingen (hierna: de ontheffing) kunnen aangevraagd worden met 1 aanvraagformulier en worden verleend door het afgeven van 1 beschikking. Hierin moet wel duidelijk zijn dat het gaat om 2 verschillende ontheffingen.

Indien de ontheffing op grond van artikel 10.63 Wet Milieubeheer wordt geweigerd is er geen ruimte voor een ontheffing op grond van artikel 5.34 van de APV. Dit volgt uit het systeem van de wet. Een hogere regeling (een wet) gaat boven de lokale verordening.

De onderhavige beleidsregels zijn complementair aan de Beleidsregels paasvuren gemeente Raalte. Deze beleidsregels hebben alleen betrekking op de kleinschalige verwerking van snoeihout, anders dan in de vorm van een paasvuur.

2. Het college verleent op aanvraag een eenmalige ontheffing.

Toelichting

Gekozen is voor het afgeven van een eenmalige ontheffing. Het is niet mogelijk vaker dan één keer gebruik te maken van de ontheffing. Per keer dat men snoeihout wil verbranden dient dus een ontheffing te worden aangevraagd.

Gemeenten kunnen zelf vorm en inhoud geven aan de wijze waarop zij met verzoeken om ontheffing omgaan. Dit kan variëren van een absoluut verbrandingsverbod tot een terughoudend verlenen van ontheffingen (bijvoorbeeld alleen bij snoeihout in het kader van landschapsbeheer). Met name in het buitengebied is het branden van snoeihout een ingeburgerde praktijk en wordt door vrijwel iedereen “geaccepteerd”.

Wij kiezen voor het terughoudend verlenen van stookontheffingen. Slechts in die gevallen waarin geen alternatieven voor handen zijn, kan een stookontheffing worden verleend.

Alternatieven voor verbranding

Men kan snoeiafval zelf ter plekke versnipperen en verwerken, op rillen leggen, verbranden met energieopwekking en (gratis) wegbrengen naar het milieu-brengstation in Raalte. Daarnaast wordt als pilot gedurende twee jaar met ingang van 2018 snoeiafval opgehaald via een zogenoemde takkenroute.

Eigenaren en beheerders van bossen, natuur- en landschapselementen vragen om de mogelijkheid van het verbranden van schoon snoeihout dat vrijkomt bij het onderhoud aan kleine natuur- en landschapselementen. De financiële consequenties van een stookverbod leiden er mogelijk toe dat agrariërs en andere particuliere eigenaren meer en meer zullen besluiten het beheer achterwege te laten met alle negatieve consequenties van dien. Ook zijn er bij de alternatieven, milieutechnisch gezien, kanttekeningen te plaatsen. Het alsnog vervoeren van afvalstoffen kost ook energie en belast daarmee ook het milieu.

Ontheffingscriteria

Op basis van de beleidsregels zal onderstaand toetsingskader worden gebruikt bij de beoordeling van aanvragen om ontheffing. Als de toepassing van het toetsingskader leidt tot een positieve beslissing op de aanvraag kan een locatiegebonden ontheffing (met voorschriften, zie onder punt 9) worden verleend. Deze voorschriften zien erop toe dat de nadelige milieu hygiënische effecten worden beperkt.

Toetsingskader

  • 1.

    Alternatieve verwerkingsmethoden gaan voor, tenzij dit gezien de plaatselijke omstandigheden en/of anderszins niet geëist kan worden. Als alternatieve verwerkingsmethoden voorhanden zijn, volgt een negatieve beslissing op de aanvraag;

  • 2.

    De verbranding mag alleen in de maanden november en december plaatsvinden;

  • 3.

    Er mag alleen takken- en snoeihout en oogstafval worden verbrand, afkomstig van eigen erf, tuin of terrein;

  • 4.

    Binnen de bebouwde kom mag oogstafval, takken- en snoeihout niet worden verbrand. Er mag geen oogstafval en takken- en snoeihout dat is ontstaan binnen de bebouwde kom, naar het buitengebied worden overgebracht om daar te verbranden;

  • 5.

    De totale hoeveelheid te verbranden takken- en snoeihout per brandstapel (en dus per ontheffing) mag niet meer bedragen dan 6 m3 in verband met de beheersbaarheid van de brandstapel;

  • 6.

    Binnen 25 meter van het vuur mogen zich geen opstallen, openbare weg, erftoegangswegen B en hoogspanningsmasten bevinden. De minimale afstand tot bomen, houtwallen, bosschages, bos, heide en andere houtopstanden is 50 m.

 

3. Iedere belanghebbende kan een aanvraag om ontheffing indienen. Als de aanvrager geen eigenaar is van het perceel waarop het verbranden plaatsvindt, vraagt het college bij de aanvraag in ieder geval een schriftelijke, ondertekende verklaring van de eigenaar van het perceel waarin deze toestemming geeft voor het branden van snoeihout op zijn/haar terrein.

Toelichting

In principe kan iedere belanghebbende de ontheffing aanvragen. De aanvrager dient eigenaar te zijn van de brandlocatie of schriftelijke toestemming hebben van de eigenaar van de brandlocatie.

4. Het college neemt een aanvraag alleen in behandeling als hierbij een situatieschets van de brandlocatie is gevoegd.

Toelichting

Bij deze aanvraag dient een situatieschets te worden gevoegd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de afstandseisen ten opzichte van brandgevaarlijke objecten genoemd onder punt 2.

5. Het college neemt een aanvraag alleen in behandeling als deze is voorzien van een gedegen onderbouwing of toelichting dat geen alternatieve verwerkingsmethoden voorhanden zijn.

6. Het college verleent alleen ontheffing voor het verbranden van snoeihout.

Toelichting

Onder snoeihout wordt snoeiafval verstaan, dat vrijgekomen is bij het onderhoud van landschapselementen, boerenerven en particuliere tuinen. Andere materialen mogen niet worden toegestaan. Wanneer deze op de brandstapel terecht komen dienen deze te worden verwijderd en te worden afgevoerd. Ook het ontbranden van de brandstapel met niet milieuvriendelijke stoffen is niet toegestaan.

7. Het college verleent alleen ontheffing als de afstand van de brandstapel ten opzichte van gebouwen, opslagen van derden, bebouwde kom en natuur (bos en heidevelden) voldoet aan de afstandseisen ten opzichte van brandgevaarlijke objecten genoemd onder punt 2.

Toelichting

Hinder door stank, walm en stof dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Dit is mede afhankelijk van de windrichting en weersomstandigheden.

Om de overlast zoveel mogelijk te voorkomen dient altijd een afstand van minimaal 25 meter in acht te worden genomen ten opzichte van gebouwen en clustering van woningen (bebouwde kom). Om verstoring van de natuur tegen te gaan dient eveneens minimaal 50 meter afstand van bos en heidevelden in acht te worden genomen. Met het voldoen aan de onder punt 2 genoemde afstanden wordt de houder van de ontheffing echter niet ontheven van aansprakelijkheid voor gevolgen aan derden voor het houden van een vuur. Denk daarbij aan ongevallen, het ontstaan van brand bij derden door vliegvuur, inroepen van de brandweer en dergelijke.

 

8. Het college verbindt aan de ontheffing de beperking dat van de ontheffing geen gebruik gemaakt mag worden, als de Brandweer Veiligheidsregio IJsselland code oranje of code rood heeft afgekondigd.

Toelichting

Code oranje of code rood worden afgekondigd bij extreem weer (bijvoorbeeld bij storm) en als het erg droog is in de natuur. De kans is aanwezig dat dan een snel uitbreidende natuurbrand ontstaat. Een natuurbrand kan zich in droge periodes en met harde wind snel en onvoorspelbaar ontwikkelen. Terreineigenaren en hulpdiensten zijn in deze periode extra alert maar vragen ook medewerking om natuurbrand te voorkomen. Voordat gebruik wordt gemaakt van de ontheffing, gaat de houder van de ontheffing na of sprake is van code oranje of rood door de website www.natuurbrandgevaar.nl te raadplegen.

9. Het college verbindt aan de ontheffing in ieder geval voorschriften ten aanzien van het opbouwen van de brandstapel, het branden en het opruimen van de verbrandingsresten op de brandlocatie.

Toelichting

Deze voorschriften zijn als bijlage 1 bij deze beleidsregels gevoegd. De voorschriften dienen om verstoring van de openbare orde te voorkomen en ongewenste situaties vooraf, tijdens en achteraf te vermijden in het kader van veiligheid, milieuwetgeving en bodembescherming.

10. De Beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Beleidsregels verbranden

snoeihout’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 13 februari 2018.
Het college van burgemeester en wethouders
de secretaris,
K.M. Cornelissen
de burgemeester,
M.P. Dadema

Bijlage 1 behorend bij de Beleidsregels verbranden snoeihout in de openlucht en buiten inrichtingen gemeente Raalte

Voorschriften verbranden snoeihout gemeente Raalte

  • 1.

    Alleen oogstafval en takken- en snoeihout afkomstig van onderhoud aan cultuurlandschap mogen worden verbrand.

  • 2.

    Het te verbranden oogstafval en het takken- en snoeihout moet uitwendig droog zijn.

  • 3.

    De ontheffing is geldig in de maanden november en december.

  • 4.

    Het verbranden van oogstafval, takken- en snoeihout moet plaatsvinden op een onbrandbare ondergrond.

  • 5.

    De omvang van de brandstapel mag niet groter zijn dan 6 m3.

  • 6.

    De aanvrager draagt zorg dat er geen bodemverontreiniging optreedt en daarmee artikel 13 van de Wet bodembescherming (zorgplicht) niet wordt overtreden. Voor het aanmaken van het vuur mag geen gebruik worden gemaakt van vloeibare brandstoffen.

  • 7.

    De verbrandingsresten worden binnen 7 dagen na de verbranding verwijderd en op een verantwoorde wijze afgevoerd. Het kan noodzakelijk zijn om na afloop aan te kunnen tonen dat de verbrandingsresten zijn afgevoerd naar een erkende instantie. Hiervoor kunnen afgiftebonnen worden opgevraagd.

  • 8.

    De weersomstandigheden moeten voldoen aan twee eisen:

    • a.

      Het moet droog weer zijn, bij regen of mist mag er geen verbranding plaatsvinden;

    • b.

      De windkracht mag maximaal 5 Beaufort zijn (max. 40 km/h).

  • 9.

    Er mag geen overlast voor de omgeving optreden. De minimaal aan te houden (veiligheid)afstand in meters is minstens 25 m. Binnen 25 meter van het vuur mogen zich geen opstallen, openbare weg, erftoegangswegen B en hoogspanningsmasten bevinden. De minimale afstand tot bomen, houtwallen, bosschages, bos, heide en andere houtopstanden is 50 m.

  • 10.

    Er moet continue toezicht van een volwassene op het vuur zijn.

  • 11.

    Verbranding mag alleen plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang.

  • 12.

    Er mag geen verbranding plaatsvinden op zon- en feestdagen.

  • 13.

    Er mag niet worden verbrand als een algeheel stookverbod voor het onderhavige gebied geldt. De aanvrager dient dit vooraf zelf te checken.

  • 14.

    De aanvrager moet op verzoek van een toezichthoudende ambtenaar (gemeente, politie of brandweer) de ontheffing tonen.

  • 15.

    De aanvrager draagt zorg dat de meldkamer van de brandweer en politie tijdig op de hoogte is van het voornemen om snoeihout te verbranden.

  • 16.

    Indien de aanvrager dit verzuimt te doen en de brandweer moet uitrukken in verband met een melding van bijvoorbeeld omwonenden of passanten, kunnen de kosten hiervan bij de aanvrager in rekening worden gebracht.