Regeling vervallen per 01-01-2010

Rookregeling

Geldend van 08-01-2013 t/m 31-12-2009

Rookregeling

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    ARH:Arbeidsvoorwaardenregeling Hilversum.

  • b

    Bezoekers:bezoekers van een gebouw en/of terrein van het gewest Gooi en Vechtstreek.

  • c

    Medewerker:degene die aan te merken is als:

    • 1

      werknemer in dienst van het gewest;

    • 2

      persoon die (betaalde of niet-betaalde) werkzaamheden voor het gewest verricht, anders dan in ambtelijk dienstverband.

  • d

    Gewest:gewest Gooi en Vechtstreek.

  • e

    Werkplek:de hele werkomgeving van de medewerker.

Artikel 2 Doel en reikwijdte

Deze regeling heeft tot doel eenduidige regels over roken te stellen in het belang van rokers en niet-rokers.

Deze regeling is van toepassing op alle medewerkers en bezoekers van het gewest.

Artikel 3 Rookverbod

In alle gebouwen van het gewest is roken verboden, zowel in publieke ruimten als op alle werkplekken.

Roken is ook verboden op werkplekken, anders dan in gebouwen van het gewest. Denk hierbij onder andere aan de scheidingsstations van de GAD en in en rond de voertuigen van het gewest zoals ambulances en huisvuilauto’s.

Het rookverbod geldt zowel binnen als buiten kantooruren.

Bij de ingang van elk gebouw is aangegeven dat in het betreffende gebouw een algemeen rookverbod van kracht is.

Artikel 4 Rookruimte binnen

In de gebouwen van het gewest zijn geen speciaal daarvoor ingerichte rookruimtes aanwezig.

Het CMT heeft de keuze gemaakt, na overleg en instemming van de COR, geen rookruimtes aan te wijzen.

Artikel 5 Rookruimte buiten

Buiten de gebouwen van het gewest, maar nog wel op de terreinen, zijn één of meerdere plaatsen aangewezen waar gerookt mag worden. Deze plaatsen zijn voorzien van geschikte asbakken.

Met plakkaten/pictogrammen wordt aangegeven waar roken is toegestaan.

De plaatsen waar buiten gerookt mag worden mogen niet bij de ingang of in onmiddellijke nabijheid van te openen ramen zijn.

Artikel 6 Handhaving rookverbod

Het gewest is verplicht om maatregelen te treffen die voorkomen dat medewerkers tijdens het verrichten van hun werkzaamheden overlast of hinder ondervinden van het roken door anderen.

De leidinggevende is verantwoordelijk voor het handhaven van het rookverbod. De directeur van de dienst is eindverantwoordelijk.

Artikel 7 Rookoverlast

Indien een medewerker rookoverlast ervaart of ziet dat het rookverbod wordt overtreden wendt hij zich tot zijn direct leidinggevende.

Indien een bezoeker rookoverlast ervaart of ziet dat het rookverbod wordt overtreden, wendt hij zich tot de directeur van de dienst.

Artikel 8 Overtreding rookverbod

De directeur van de dienst heeft de bevoegdheid om maatregelen te nemen tegen overtreders van het rookverbod.

Medewerkers die zich niet houden aan het rookverbod, komen de aan hen opgelegde verplichtingen niet na. Dit kan worden aangemerkt als plichtsverzuim als bedoeld in artikel 16:1:1 ARH.

Overtreding van deze regeling kan voor medewerkers in dienst van het gewest resulteren in disciplinaire maatregelen als bedoeld in artikel 16:1:2 ARH of ontslag als disciplinaire straf als bedoeld in artikel 8:13 ARH.

Schending van het rookverbod door personen die (betaalde of niet-betaalde) werkzaamheden voor het gewest verrichten, anders dan in ambtelijk dienstverband, wordt opgenomen met de werkgever dan wel leidinggevende van deze persoon. Het schenden van het rookverbod kan resulteren in:

  • a

    het geven van een waarschuwing via de ingeleende organisatie;

  • b

    het herzien van de afspraken over de samenwerking;

  • c

    het herzien van de afspraken over de te factureren arbeidsduur;

  • d

    ontbinding van de overeenkomst.

Bezoekers die zich niet houden aan het rookverbod worden verzocht het gedrag te veranderen of het gebouw te verlaten.

Indien bezoekers het rookverbod blijven negeren kan de directeur van de dienst hen de toegang tot het gebouw ontzeggen.

Artikel 9 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de directeur van de dienst een bijzondere voorziening treffen.

Nummer: 09INT00376 Versie: 1.0 Vastgesteld door het DB d.d. 2 juli 2009 Instemming COR 17 juni 2009 Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2010

Ondertekening