Beleidsregels Taaleis Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI KRH)

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Taaleis Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI KRH)

Het Dagelijks Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug;

Gelet op artikel 18b van de Participatiewet;

Besluit:

Vast te stellen de beleidsregels Taaleis Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug:

Artikel 1. Begripsbepalingen

1.1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.

1.2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    DB: Het Dagelijks Bestuur van de RDWI;

  • b.

    Uitkering: de door het Dagelijks Bestuur verleende bijstand in het kader van de Participatiewet en de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ

  • c.

    Participatiewet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).

  • d.

    Wet Taaleis: de wet tot wijziging van de Participatiewet teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet Taaleis).

  • f.

    1F niveau: het referentieniveau (1F niveau) taal en rekenen volgens de richtlijnen van de Rijksoverheid.

Artikel 2. Aantonen kennis Nederlandse taal

2.1. Belanghebbende wordt geacht de Nederlandse taal in voldoende mate te beheersen indien hij/zij:

  • a.

    gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd;

  • b.

    diploma Inburgering als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a van de Wet Inburgering kan overleggen;

  • c.

    ander document kan overleggen waaruit blijkt dat hij/zij de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst;

Artikel 3. Afnemen van de taaltoets

3.1. Indien belanghebbende, voor wie het redelijke vermoeden bestaat dat hij/zij het 1F niveau niet beheerst neemt het DB bij hem/haar een taaltoets middels de Taalmeter 1F af.

3.2. Indien uit de uitkomst van de T aalmeter 1F blijkt dat de belanghebbende de Nederlandse taal in onvoldoende mate beheerst en hij/zij niet bereid is om aan een taaltraject deel te nemen, wordt hij/zij direct aangemeld voor de uitgebreide toets.

3.3. Indien het voor het DB evident is dat belanghebbende 1F niveau niet beheerst en als hij/zij niet bereid is om met een taaltraject te starten, wordt hij/zij direct aangemeld voor de uitgebreide toets.

3.4. Indien belanghebbende met een lopend taaltraject, inburgeringstraject of met een door het DB goedgekeurde opleiding/scholing bezig is, wordt hij/zij alleen getoetst als de geleverde inspanningen binnen zes maanden naar het oordeel van het DB aantoonbaar onvoldoende blijken.

3.5. Geen taaltoets wordt afgenomen als tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst.

3.6. Geen taaltoets wordt afgenomen als tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en dat op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap is vastgesteld dat belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden.

Artikel 4: Ontbreken van verwijtbaarheid

4.1. Het DB verlaagt de bijstandsuitkering niet bij de belanghebbende bij wie elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt (artikel 18b, zesde lid, onder b van de Participatiewet)

4.2. Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt bij de belanghebbende:

  • a.

    die een inburgeringsontheffing heeft gekregen, of

  • b.

    die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 4 WIA en op die grond een duurzame ontheffing heeft gekregen als bedoeld in de beleidsregels arbeidsontheffingen RDWI van 2015.

Artikel 5: Dringende redenen

5.1. Het DB verlaagt de bijstand niet indien naar zijn oordeel, gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen (zie toelichting) daartoe noodzaken.

Artikel 6. Hardheidsclausule

6.1. Het DB kan in bijzondere gevallen deze beleidsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de belanghebbende leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

7.1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2016.

7.2. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Wet Taaleis 2016”.

Aldus vastgesteld door het Dagelijks Bestuur RDWI op 13 januari 2016

Toelichting op de beleidsregels Taaleis RDWI

Algemeen

De Eerste Kamer heeft op 17 maart 2015 ingestemd met het wetsvoorstel ‘Wet Taaleis Participatiewet’ (hierna: Wet Taaleis). Dit wetsvoorstel is een uitvloeisel van een aantal afspraken uit het regeerakkoord “Bruggen slaan”.

Het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is nadrukkelijk géén uitsluitingsgrond of toegangsvoorwaarde voor bijstand. De Taaleis is alleen van toepassing, als er recht op bijstand bestaat en heeft betrekking op alle bijstandsgerechtigden. De Taaleis legt een inspanningsverplichting op aan belanghebbende. Voldoende is, dat de belanghebbende zich inspant om de Nederlandse taal voldoende machtig te worden. Doel van die inspanningsverplichting is om de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te verwerven:

  • ·

    Spreekvaardigheid;

  • ·

    Luistervaardigheid;

  • ·

    Gespreksvaardigheid;

  • ·

    Schrijfvaardigheid;

  • ·

    Leesvaardigheid.

Met de Wet Taaleis krijgt het Dagelijkse Bestuur van de RDWI de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het immers veel moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Bovendien draagt kennis van de taal bij aan maatschappelijke participatie.

De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Gezien het belang van de beheersing van de Nederlandse taal voor arbeidsinschakeling is ervoor gekozen om de Participatiewet uit te breiden met een Taaleis. In artikel 18b is de inlichtingenplicht uitgebreid met de verplichting om aan te tonen dat de aanvrager de Nederlandse taal beheerst.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.

Artikel 2. Aantonen kennis Nederlandse taal

Hieronder een aantal voorbeelden van documenten die naar het oordeel van het DB kunnen aantonen dat de belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst:

  • -

    Een diploma van inburgering;

  • -

    een Nederlands diploma op het niveau Mbo-2 of hoger;

  • -

    certificaten of diploma’s van erkende Nederlandstalige onderwijsinstellingen (zowel basis- als voortgezet/beroepsonderwijs). Dit kan ook particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn;

  • -

    Certificaten of diploma’s van particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland:

    • o

      een Belgisch diploma met een voldoende voor het vak Nederlands + cijferlijst (beide documenten voorzien van een apostille);

    • o

      een Surinaams diploma met een voldoende voor het vak Nederlands + cijferlijst (beide documenten voorzien van een apostille);

    • o

      een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school, met Nederlands als 1e of 2e taal en een voldoende voor het vak Nederlands;

    • o

      een getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat met een voldoende voor het vak Nederlands.

  • -

    een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT-2), programma I of II;

  • -

    een WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met een voldoende niveau voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger) en een voldoende taalniveau op alle onderdelen (niveau A2);

  • -

    een Certificaat Inburgering Oudkomers met op alle taalonderdelen niveau A2;

  • -

    een document waaruit blijkt dat de Verkorte Vrijstellingstoets is afgelegd en behaald;

  • -

    een certificaat Naturalisatietoets (zoals dit luidde voor 1 april 2007). Hieruit moet blijken dat de belanghebbende geslaagd is voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

  • -

    De hierboven genoemde documenten zijn niet limitatief. Bij een ander document kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (deel)certificaten, waaruit naar het oordeel van het DB aannemelijk is dat men de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst.

Artikel 3. Afnemen van de taaltoets

De Taalmeter 1F is ontwikkeld door de Stichting Lezen & Schrijven. Daarmee kan de beheersing van de Nederlandse taal binnen twaalf minuten getoetst worden. Dat is geschikt voor iedereen tot en met een MBO 2-opleiding. De Taalmeter 1F is wetenschappelijk onderbouwd, gevalideerd en in de praktijk getest. Middels de Taalmeter 1F kan het DB beoordelen of de belanghebbende het vereiste taalniveau evident beheerst. Echter, de verlaging van de uitkering is alleen mogelijk op grond van een uitgebreide toets door een nader bepalend bureau.

Artikel 4. Ontbreken van verwijtbaarheid

  • a.

    De inburgeringsontheffing kan op grond van medische beperkingen, leerproblemen of voldoende inspanning zijn verleend.

  • b.

    Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (volgens artikel 4 WIA) is hij die op grond van een object medisch advies slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. In het eerste lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.

Artikel 5. Dringende redenen

De bijzondere omstandigheden die tot dringende redenen leiden, kunnen gelegen zijn in het maatschappelijk belang en de zorgplicht van de overheid in relatie tot individuele omstandigheden en kinderen in het gezin. Persoonlijke omstandigheden als dyslexie, leerproblemen, cognitieve problemen, gezondheidsredenen en/of medische gronden en audio- en visuele beperkingen zijn bijvoorbeeld omstandigheden die door het DB in de beoordeling een rol kunnen spelen.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Dit is een bevoegdheid van het DB.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

Voor nieuwe aanvragers geldt dat de Taaleis direct geldt per 1 januari 2016. Voor het op dat moment zittende bestand geldt overgangsrecht: de Taaleis geldt in dat geval vanaf 1 juli 2016.