Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening van de raad van de gemeente Reimerswaal houdende regels omtrent forensenbelasting, Verordening forensenbelasting 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening van de raad van de gemeente Reimerswaal houdende regels omtrent forensenbelasting, Verordening forensenbelasting 2017

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder woning: een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet (Stb. 1993, 611).

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam “forensenbelasting” wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

  • 2. Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 3 Vrijstellingen

  • 1. Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een vertegenwoordigend openbaar lichaam, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft.

  • 2. De belasting wordt niet geheven indien belastingplichtige en zijn gezin in de voor zich en zijn gezin ter beschikking gehouden woning verblijven en er ter zake van dit verblijf ook toeristenbelasting wordt geheven overeenkomstig artikel 6 van de verordening toeristenbelasting.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerende zaakbelastingen zoals die voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de belasting geheven naar de waarde, indien de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld met toepassing van artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 3. In geval geen heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen is vastgesteld, wordt de belasting berekend naar de waarde.

  • 4. De vaststelling van de waarde geschiedt overeenkomstig de regels voor de in de artikelen 220 tot en met 220d van de Gemeentewet, met dien verstande dat daarbij artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken niet wordt toegepast.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt bij een waarde van:

minder dan € 50.000,-- € 160,00;

€ 50.000,-- of meer, doch minder dan € 100.000,-- € 218,00;

€ 100.000,-- en meer € 290,00.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt door middel van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen drie maanden en wel in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00 doch minder dan € 10.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande, dat het aantal termijnen tenminste vier en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in lid 1 en 2 gestelde termijnen.

    Artikel 9 Kwijtschelding

    Bij de invordering van de forensenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

    Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de forensenbelasting.

    Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

    1 De “Verordening forensenbelasting 2016” van 17 november 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

    • 2.

      De datum van wijziging van de heffing is 1 januari 2017.

    • 3.

      Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening forensenbelasting 2017”.