Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordeningvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning2015, 2e wijziging

Geldend van 09-06-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordeningvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning2015, 2e wijziging

De raad van de gemeente Reimerswaal;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2014;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, [eerste, tweede,] derde en zevende lid, [2.1.5, eerste lid,] 2.1.6, [2.1.7, 2.3.6, vierde lid,] en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

overwegende dat burgers (primair) een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

besluit vast te stellen

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Reimerswaal 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a)

    algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • b)

    bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • c)

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet;

  • d)

    hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • e)

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • f)

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • g)

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • h)

    voorziening in natura: een voorziening om de zelfredzaamheid of participatie van een ingezetene te verbeteren of te voorzien in de behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  • i)

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • j)

    Ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Reimerswaal.

k) formele ondersteuning: er is sprake van formele ondersteuning in de volgende situaties:

a. De organisatie is een gecontracteerde aanbieder van zorg in natura;

b. De organisatie die de ondersteuning aanbiedt voldoet aan de volgende criteria:

i. Staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

ii. Biedt een dienstverband aan minimaal twee medewerkers;

iii. Medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld en ontvangen een salaris dat daarmee overeenkomstig is;

iv. De medewerker is geen eerstegraads familie van degene aan wie ze ondersteuning bieden;

v. Beschikt in het geval van aanbieden van kortdurend verblijf en dagbesteding over een locatie waar meerdere hulpvragers verblijven en waar permanent toezicht aanwezig is.

c. De zelfstandig werkende hulp die huishoudelijke verzorging, begeleiding of persoonlijke verzorging biedt voldoet aan de volgende criteria:

i. Staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

ii. Voldoet aan de criteria die de Belastingdienst stelt aan zelfstandigen zonder

Personeel (ZZP);

iii. Voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden

gesteld en berekent een tarief dat marktconform is;

iv. De hulp is geen eerstegraads familie van degene aan wie ze ondersteuning bieden

v. Beschikt in het geval van aanbieden van kortdurend verblijf en dagbesteding over

een locatie waar meerdere hulpvragers verblijven en waar permanent toezicht

aanwezig is.

l) informele ondersteuning: er is sprake van informele ondersteuning in de volgende situaties:

a. Aanbieders en personen die niet voldoen aan de criteria voor een formele hulp (het gaat dan veelal om personen uit het informele circuit);

b. De locatie waar de zorg wordt gegeven dan wel de wijze waarop de ondersteuning is georganiseerd voldoet aan de gangbare eisen die aan de betreffende ondersteuning wordt gesteld.

Voor overige begripsbepalingen verwijzen wij naar artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna Wmo)

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 4. Ontvangstbevestiging en vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 5. Het gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 6. Het verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Binnen 5 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 5 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 4. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

  • 5. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Artikel 7. De aanvraag

  • 1. Het voeren van een gesprek zoals bedoeld in artikel 5 kan aanleiding zijn voor het indienen van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 van de wet.

  • 2. De aanvraag zoals bedoeld in lid 1 kan na afloop van het gesprek worden ingediend door middel van een aanvraagformulier dat terstond wordt ingevuld en ondertekend.

  • 3. Indien een aanvraag mondeling (via de telefoon of op een andere manier) plaatsvindt wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd.

  • 4. Bij de bevestiging zoals bedoeld in lid 3 wordt een aanvraagformulier meegezonden.

Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

  • a.

    ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

  • b.

    ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de

cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en

    • b.

      de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  • 6.

    Geen voorziening wordt toegekend als de belanghebbende door zijn gedrag het verstrekken, onderhouden of verantwoorden van de voorziening onmogelijk maakt.

Artikel 8a Weigeringsgronden

  • 1. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening:

    • a.

      indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 8;

    • b.

      indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijktoestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

  • 2. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie:

    • a.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is;

    • b.

      indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Reimerswaal.

  • 3. Het college verstrekt geen woonvoorziening:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie‐ en recreatiewoningen, ADL‐clusterwoningen en gehuurde kamers;

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

    • d.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • e.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

Artikel 9. Advisering

  • 1. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2. Mocht het voor de beoordeling van de aanvraag van een voorziening van belang zijn dan kan het college de aanvrager of bij gebruikelijke hulp zijn huisgenoot/huisgenoten en/of personen uit zijn sociaal netwerk:

    • a.

      oproepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen doen bevragen en/of onderzoeken.

Artikel 10. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura wordt verstrekt of door middel van een pgb mogelijk wordt gemaakt en tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb dient te worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 11. Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het indienen van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3. De hoogte van een pgb:

  • a. wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

  • b. wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

  • c. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 4. Ten aanzien van de berekeningswijze van pgb’s wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele ondersteuning.

  • 5. Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk als:

    a. deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van derde lid van dit artikel en op grond van artikel 11 A tot en met D gehanteerde tarief, en

    b. tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

    Artikel 11 A Aanvullende regels voor pgb zaak

  • 1. De aanvullende vergoeding voor onderhoud en verzekering kan niet hoger zijn dan wat onderhoud en verzekering zouden kosten indien de maatwerkoplossing/voorziening in natura zou zijn geleverd.

    2. Indien de maatwerkoplossing een tweedehands voorziening betreft wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

    3. Indien de kosten van de activiteiten om het resultaat te behalen bij een tweedehandsvoorziening minder zijn dan de gemiddelde maatwerkvoorziening in natura wordt de werkelijke kostprijs als pgb vastgesteld.

    Artikel 11 B Aanvullende regels voor pgb individuele vervoersvoorzieningen

    1. Een pgb voor individueel vervoer kan worden toegekend wanneer de cliënt vanwege zijn specifieke situatie geen gebruik kan maken van het collectief vervoer.

    2. De hoogte van een pgb voor individueel taxi- en rolstoelvervoer wordt vastgesteld op basis van het in de regio gangbare toepasselijke tarief rekening houdend met het feitelijk vervoerspatroon van de cliënt, met een maximum van 2000 kilometer per jaar. Het tarief voor het gebruik van de regiotaxi voor maximaal 2000 kilometer per jaar wordt hierop in mindering gebracht.

    3. De hoogte van een pgb voor individueel vervoer per eigen auto wordt vastgesteld op basis van de NIBUD norm per kilometer voor een compacte middenklasse auto.

    Artikel 11 C Aanvullende regels voor pgb woningaanpassingen

    1. Het pgb voor woningaanpassingen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door de door het college geaccepteerde offerte.

    2. Bij verkoop van een woning die op grond van de Wmo is aangepast dient de cliënt de aangetoonde meerwaarde van de verbouwing terug te betalen. De meerwaarde wordt bepaald door een taxatie van de woning uit te voeren voor en na verbouwing. Deze taxatie wordt uitgevoerd door een door het college aangewezen makelaar. Bij terugbetaling wordt de volgende afschrijvingstermijn gehanteerd:

    a. Bij verkoop van de woning binnen een jaar na verbouwing moet 100% van de meerwaarde worden terug betaald;

    b. Bij verkoop van de woning tussen het tweede en twintigste jaar na verbouwing: voor elk jaar 5% van de meerwaarde;

    c. In alle gevallen minus het bedrag dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

    3. Terugvordering van een persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening vindt slechts plaats indien de kosten van de woningaanpassing ten minste

    € 12.000 heeft bedragen.

    4. De hoogte van een pgb voor verhuis- en inrichtingskosten wordt vastgesteld: voor de huur van een vervoermiddel op basis van de laagste kostprijs die hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder. Voor stoffering gelden maximaal de bedragen uit de NIBUD tabellen “inventarispakket”.

    5. De hoogte van een pgb voor bezoekbaar maken van de woning voor een cliënt die in een instelling verblijft en die de indicatie voor langdurig verblijf heeft verzilverd bedraagt maximaal € 2.875,32. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het door Schulinck vastgestelde prijsindexcijfer.

    6. Der hoogte van een pgb voor het logeerbaar maken van de woning voor een cliënt die in een instelling verblijft en die de indicatie voor langdurig verblijf heeft verzilverd, bedraagt maximaal € 5.750,65. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het door Schulinck vastgestelde prijsindexcijfer.

    Artikel 11 D Aanvullende regels voor pgb dienstverlening

    1. De hoogte van het tarief voor hulp bij het huishouden:

    a. uitgevoerd door formele ondersteuning bedraagt € 20,48 per uur;

    b. uitgevoerd door informele ondersteuning bedraagt € 15,37 per uur.

    2. De hoogte van het tarief voor Begeleiding Thuis en Begeleiding Thuis gespecialiseerd:

    a. uitgevoerd door formele ondersteuning bedraagt € 36,70 per uur;

    b. uitgevoerd door informele ondersteuning bedraagt € 20,48 per uur.

    3. De hoogte van het tarief voor Begeleiding gericht op participatie/dagbesteding (BD) en begeleiding gericht op gespecialiseerde dagbesteding (BDS):

    a. uitgevoerd door formele ondersteuning bedraagt € 45,37 per dagdeel;

    b. uitgevoerd door informele ondersteuning bedraagt € 25,61 per dagdeel.

    4. De hoogte van het tarief voor Kortdurend Verblijf:

    a. uitgevoerd door formele ondersteuning bedraagt € 103,44 per etmaal;

    b. uitgevoerd door informele ondersteuning bedraagt € 61,45 per etmaal.

Artikel 12. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2. . De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan maximaal de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

    3. In afwijking van lid 1 en lid 2 voor de collectieve vervoersvoorziening is bepaald dat:

    a. De ondersteuningsvrager een betaling verschuldigd is voor het vervoer met gebruik van het collectief vervoer, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer;

    b. De betaling van de ondersteuningsaanvrager door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

    c. Kinderen tot vier jaar gratis mee mogen;

    d. Er een reiziger mag meereizen voor begeleiding van de aanvrager tegen hetzelfde tarief dat van toepassing is voor de aanvrager;

    e. Indien sprake is van het meereizen van een medisch begeleider, op grond van een daartoe verstrekte indicatie, geen tarief aan de begeleider in rekening wordt gebracht;

    f. Het reizen met de collectieve vervoersvoorziening voor het gereduceerd tarief beperkt is tot 2.000 kilometer per jaar;

    g. Als de kilometergrens is overschreden kan de belanghebbende tegen het kostendekkend tarief gebruik blijven maken van het collectief vervoerssysteem, tenzij in het besluit tot de maatwerkvoorziening extra kilometers noodzakelijk worden geacht.

    4. De kostprijs van een:

  • a. maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

  • b. pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 5. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 6. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 13. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning.

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • d. voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliënt-ervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 15. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

  • c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden’

  • e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt;

  • f. het beleid gewijzigd is;

  • g. er een andere (nieuwe) voorziening is ontstaan die voorliggend is, die een oplossing biedt voor het probleem dat de cliënt ervaart.

    h) de cliënt langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

    4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb..

  • 6. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 15a. Opschorting betaling uit het pgb

1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15, derde lid, onder h.

3. Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 15b. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maat-werkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 16. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het college voor een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht.

  • 2.

    Jaarlijks wordt door de raad bij begroting het bedrag vastgesteld dat ter beschikking wordt gesteld voor de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers.

  • 3.

    Het college bepaalt op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers in de gemeente.

Artikel 17. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met de derde; of

    b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

    1. een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

    2. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

    2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

    3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    a. de kosten van de beroepskracht;

    b. redelijke overheadkosten;

    c. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    d. reis en opleidingskosten;

    e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

    4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

    5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 19. Klachtregeling

  • 1. Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënt-ervaringsonderzoek.

Artikel 20. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen;

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënt-ervaringsonderzoek.

Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 22. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt minstens eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe tijdig aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Reimerswaal 2012 wordt ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Reimerswaal 2012, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Reimerswaal 2012 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Reimerswaal 2012, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Reimerswaal 2015.