Regeling vervallen per 13-06-2023

Verordening maatschappelijke ondersteuning Reimerswaal 2020

Geldend van 22-12-2021 t/m 12-06-2023

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Reimerswaal 2020

De raad van de gemeente Reimerswaal

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 oktober 2019, poststuknummer 19.018283;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, (eerste, tweede,) derde en zevende lid, (2.1.5, eerste lid,) 2.1.6, (2.1.7, 2.3.6, vierde lid,) en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (en artikel(en 3.8, tweede lid, en) 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015);

gezien het advies van de Wmo-raad Reimerswaal;

besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Reimerswaal

Artikel 1. Definities

1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

- algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen;

- andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

- arbeidsmatige dagbesteding: een maatwerkvoorziening gericht op participatie waarbij activiteiten met een arbeidsmatig karakter worden uitgevoerd gericht op het maken van producten voor de verkoop of het leveren van diensten, geschikt voor mensen die (nog) niet in een gewone baan kunnen werken of veel begeleiding nodig hebben tijdens het werk en mogelijk als onderdeel van een re-integratietraject en mogelijk als opstap naar een andere vorm van werk;

- bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de wet;

- dagbesteding: een maatwerkvoorziening gericht op participatie met activiteiten om de tijd prettig of zinnig in te vullen voor mensen met een beperking of een langdurige ziekte, bedoeld als ontspanning en gericht op het in zo goed mogelijke conditie houden (het activeren / stimuleren van persoonlijke interacties) van de deelnemers of ter ontlasting van mantelzorgers waarbij voorbeelden van dagbesteding zijn: helpen op een zorgboerderij, bewegingsactiviteiten, gezamenlijk een maaltijd bereiden en creatieve activiteiten;

- pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

- wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 2. Aanbod algemene en maatwerkvoorzieningen

1. De volgende algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

a. Indicatieloze dagbesteding Gast& Hof

2. De volgende maatwerkvoorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

a. begeleiding

b. hulp bij het huishouden

c. rolstoelvoorzieningen

d. vervoersvoorzieningen

e. woonvoorzieningen

Artikel 3. Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

1. Een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld. Als de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de cliënt op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning en op de mogelijkheid om gedurende zeven dagen na de melding een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet te overhandigen.

3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding direct een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 4. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

1. Het college onderzoekt in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel zijn vertegenwoordiger en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:

a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, dan wel de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

g. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie of aan beschermd wonen of opvang;

h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

i. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

j. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.

3. Het college informeert de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

4. Als uit onderzoek van het college blijkt dat een inwoner met grote waarschijnlijkheid aanspraak kan maken op hulpmiddelen en/of ondersteuning vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) of Zorgverzekeringswet (Zw) waarmee de beperkingen voldoende worden gecompenseerd, dient de inwoner eerst een aanvraag in te dienen en een schriftelijke afwijzing aan het college te overleggen.

Artikel 5. Verslag

Binnen de onderzoekstermijn van zes weken na het onderzoek verstrekt het college aan de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek (het verslag). Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 6. De aanvraag

1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van:

a. een door het college vastgesteld aanvraagformulier, of

b. een door de cliënt ondertekend verslag als bedoeld in artikel 5.

2. Het college geeft de beschikking binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 7. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    • a.

      Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

    • b.

      Het college verstrekt geen voorziening Wmo aan inwoners die zelf in staat zijn om in een oplossing te voorzien.

  • 3. Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en een cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4. Een cliënt komt enkel in aanmerking voor een financiële maatwerkvoorziening voor zover:

    • a.

      hiermee naar oordeel van het college een passende bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

    • b.

      het betreft een voorziening waarvoor niet tijdig een passende voorziening in natura beschikbaar is.

  • 5.

    • a.

      Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, besluit het college dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.

    • b.

      Als het college van oordeel is dat de cliënt door het maken van bepaalde keuzes de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning zou kunnen verminderen, stemt het college de te bieden ondersteuning hierop af.

  • 6. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 7.

    • a.

      Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.

  • 8. Geen voorziening wordt toegekend als de cliënt door zijn gedrag het verstrekken, onderhouden of verantwoorden van de voorziening onmogelijk maakt.

  • 9. Inwoner is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor zijn leven en dus ook voor zijn zelfredzaamheid en participatie. Van een inwoner wordt verwacht dat zij eerst zelf en/of samen met hun omgeving kijken naar de mogelijkheden tot het verbeteren van de situatie.

  • 10. Het college compenseert inwoners tot een aanvaardbaar niveau middels een passende bijdrage en houdt daarbij rekening met het volgende:

    • a.

      personen in vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben;

    • b.

      de ondersteuning gaat niet zo ver dat de aanvrager in exact dezelfde of wellicht zelfs betere positie wordt gebracht dan waarin hij verkeerde voor hij de ondersteuning nodig had;

    • c.

      of van de inwoner met redelijkheid kan worden gevergd dat hij zich zekere beperkingen getroost en keuzen maakt.

  • 11. Als een maatwerkvoorziening dienstverlening wordt ingezet onderzoekt het college tijdens de looptijd of de ingezette voorziening nog passend is en op de afgesproken manier wordt ingezet en stelt indien nodig de indicatiestelling bij, schaalt af of beëindigt de voorziening.

  • 12. Hulp of ondersteuning is algemeen gebruikelijk wanneer deze niet is opgenomen in het vergoedingenpakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw).

  • 13. Geen voorziening wordt toegekend indien het een voorziening betreft die de inwoner na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld.

  • 14. Geen voorziening hulp bij het huishouden wordt toegekend:

    • a.

      aan inwoners met een jaarinkomen hoger dan 150% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • b.

      aan inwoners met een vermogen hoger dan 150% van het vrij te laten vermogen van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • c.

      zo lang inwoners op de wachtlijst staan voor deze voorziening;

    • d.

      aan inwoners die tot een half jaar voor hun melding particuliere hulp hadden.

Artikel 8. Advisering

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 9. Inhoud beschikking

1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

a. welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;

b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en

d. indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

a. voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

d. welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

e. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

f. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

4. Als er sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

5. Als uit onderzoek blijkt dat de woning van aanvrager op basis van zijn beperkingen op termijn niet meer geschikt is, neemt het college de afspraken die hierover gemaakt zijn op in de beschikking. Ook in beschikkingen niet aangaande woonvoorzieningen.

Artikel 10. Regels voor pgb

1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

2. De hoogte van een pgb

a. wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan waarin in ieder geval uiteen is gezet:

1. welke diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren de cliënt van het budget wil afnemen, en

2. indien van toepassing, welke hiervan de cliënt wil afnemen van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

b. wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen formele en informele ondersteuning:

1. waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken;

2. waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de cliënt diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren wil betrekken;

3. waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het derde lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de cliënt de mogelijkheid heeft om de betreffende diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, en

4. wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

c. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

3. Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden afnemen van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

a. het tarief of de prijs, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1, bedraagt voor maatschappelijke ondersteuning verleend door een derde, niet zijnde op onverplichte basis verleende maatschappelijke ondersteuning door een hulp uit het sociale netwerk als bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, minimaal 100% van het wettelijke minimumloon of meer, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura, als noodzakelijk is om:

1. te verzekeren dat het budget de cliënt in staat stelt tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden af te nemen, en

2. op gepaste wijze rekenschap te geven van de gezinssituatie en van de relevante werkervaring en kwalificaties van deze persoon;

b. tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

Artikel 10a. Aanvullende regels voor pgb zaak

1. De aanvullende vergoeding voor onderhoud en verzekering van de maatwerkvoorziening kan niet hoger zijn dan wat onderhoud en verzekering zouden kosten indien de maatwerkoplossing/voorziening in natura zou zijn geleverd.

2. Indien de maatwerkoplossing een tweedehands voorziening betreft wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

3. Indien de kosten van de activiteiten om het resultaat te behalen bij een tweedehandsvoorziening minder zijn dan de gemiddelde maatwerkvoorziening in natura wordt de werkelijke kostprijs als pgb vastgesteld.

4. Voor de aanschaf van een sportvoorziening draagt het college maximaal € 3.060,00 per drie jaar bij.

Artikel 10b. Aanvullende regels voor pgb individuele vervoersvoorzieningen

1. Een pgb voor individueel vervoer kan worden toegekend wanneer de cliënt vanwege zijn specifieke situatie geen gebruik kan maken van het collectief vervoer.

2. De hoogte van een pgb voor individueel taxi- en rolstoelvervoer wordt vastgesteld op basis van het in de regio gangbare toepasselijke tarief rekening houdend met het feitelijk vervoerspatroon van de cliënt, met een maximum van 2000 kilometer per jaar. Het tarief voor het gebruik van de regiotaxi voor maximaal 2000 kilometer per jaar wordt hierop in mindering gebracht.

3. De hoogte van een pgb voor individueel vervoer per eigen auto wordt vastgesteld op basis van de NIBUD-norm per kilometer voor een kleine middenklasse auto.

Artikel 10c. Aanvullende regels voor pgb woningaanpassingen

1. Het pgb voor woningaanpassingen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door de door het college geaccepteerde offerte.

2. Bij verkoop van een woning die op grond van de Wmo is aangepast, dient de cliënt de aangetoonde meerwaarde van de verbouwing terug te betalen. De meerwaarde wordt bepaald door een taxatie van de woning uit te voeren voor en na verbouwing. Deze taxatie wordt uitgevoerd door een door het college aangewezen taxateur. Bij terugbetaling wordt de volgende afschrijvingstermijn gehanteerd:

a. Bij verkoop van de woning binnen een jaar na verbouwing moet 100% van de meerwaarde worden terug betaald;

b. Bij verkoop van de woning tussen het tweede en twintigste jaar na verbouwing: voor elk jaar 5% van de meerwaarde;

c. In alle gevallen minus het bedrag dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

3. Terugvordering van een persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening vindt slechts plaats indien de kosten van de woningaanpassing ten minste € 12.000 heeft bedragen.

4. De hoogte van een pgb voor verhuis- en inrichtingskosten wordt vastgesteld: voor de huur van een vervoermiddel op basis van de laagste kostprijs. Voor stoffering gelden maximaal de bedragen uit de NIBUD-tabellen “inventarispakket”.

5. De hoogte van een pgb voor bezoekbaar maken van de woning voor een cliënt die in een instelling verblijft en die de indicatie voor langdurig verblijf heeft verzilverd, bedraagt maximaal € 2.875,32. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het prijsindexcijfer op basis van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het CBS (methode Schulinck).

6. Der hoogte van een pgb voor het logeerbaar maken van de woning voor een cliënt die in een instelling verblijft en die de indicatie voor langdurig verblijf heeft verzilverd, bedraagt maximaal € 5.750,65. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het prijsindexcijfer op basis van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het CBS (methode Schulinck).

Artikel 10d. Aanvullende regels voor pgb dienstverlening

1. Voor de pgb’s voor hulp bij het huishouden in individuele begeleiding gelden uurtarieven. Voor dagbesteding gelden dagdeeltarieven waarbij uitgegaan wordt van vier uur dagbesteding per dagdeel. Voor kortdurend verblijf gelden vastgestelde tarieven per etmaal.

2. Er wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele zorg. Hieraan zijn vastgestelde tarieven verbonden. Deze tarieven worden jaarlijks geïndexeerd op basis van het prijsindexcijfer op basis van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het CBS (methode Schulinck) en bekend gemaakt via de website.

Artikel 11. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening of pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

2. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een bij verordening aangewezen algemene voorziening zolang de cliënt van deze voorziening gebruik maakt.

3. De bij verordening aangewezen voorzieningen zijn:

a. Indicatieloze dagbesteding Gast& Hof

4. De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb en voor bij verordening aangewezen algemene voorzieningen, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste de wettelijk vastgestelde eigen bijdrage per periode voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of het volgende lid geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

5. In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor de maatwerkvoorzieningen:

a. arbeidsmatige dagbesteding

b. 18 tot en met 22-jarigen

6. In afwijking van het tweede lid is geen bijdrage verschuldigd voor de volgende bij verordening aangewezen algemene voorzieningen:

a. Indicatieloze dagbesteding Gast&Hof

7. In afwijking van lid 1 tot en met lid 6 is voor de collectieve vervoersvoorziening bepaald dat:

a. De cliënt een betaling verschuldigd is voor het gebruik van het collectief vervoer per rit, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer;

b. De betaling van de cliënt door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.;

c. Kinderen tot vier jaar gratis mee mogen;

d. Er een reiziger mag meereizen voor begeleiding van de cliënt tegen hetzelfde tarief dat van toepassing is voor de cliënt;

e. Indien sprake is van het meereizen van een medisch begeleider, op grond van een daartoe verstrekte indicatie, geen tarief aan de begeleider in rekening wordt gebracht;

f. Het reizen met de collectieve vervoersvoorziening voor het gereduceerd tarief beperkt is tot 2.000 kilometer per jaar;

g. Als de kilometergrens is overschreden kan de cliënt tegen het kostendekkend tarief gebruik blijven maken van het collectief vervoerssysteem, tenzij in het besluit tot de maatwerkvoorziening extra kilometers noodzakelijk worden geacht.

8. In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet bedraagt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor vervoer een vastgesteld bedrag per kilometer of rit.

9. De kostprijs van een:

a. maatwerkvoorziening of bij verordening aangewezen algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

b. maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening hetzij bruikleen, huur of in eigendom;

c. pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

10. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

11. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 12. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen, met uitzondering van de bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

De cliënt is geen bijdrage verschuldigd voor het gebruik van de indicatieloze dagbesteding Gast & Hof.

Artikel 13. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

d. voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening direct aan de toezichthoudend ambtenaar.

3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 15. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

2. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of direct uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

3. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

d. de cliënt langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringwet;

e. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden;

f. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt;

g. het beleid gewijzigd is;

h. er een andere (nieuwe) voorziening is ontstaan die voorliggend is, die een oplossing biedt voor het probleem dat de cliënt ervaart;

4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

6. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 16. Opschorting betaling uit het pgb

1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15, derde lid, onder d.

3. Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Artikel 17. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maat-werkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 18. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

1. Mantelzorgers van cliënten in de gemeenten kunnen door middel van een melding bij het college voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht.

2. Het college kan bij nadere regeling regels stellen over op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Artikel 19. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

Artikel 20. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met de derde; of

b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

i. een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

ii. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

a. de kosten van de beroepskracht;

b. redelijke overheadkosten;

c. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

d. reis en opleidingskosten;

e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 21. Klachtregeling

1. Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 22. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen;

2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 23. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

1. Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

2. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

3. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 24. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25. Evaluatie

De werking van de verordening wordt doorlopend in de praktijk getoetst. Indien blijkt dat er aanpassingen noodzakelijk zijn, zal er een wijzigingsvoorstel worden ingediend.

Artikel 26. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

1. De Verordening Wmo gemeente Reimerswaal 2015 wordt ingetrokken.

2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Wmo gemeente Reimerswaal 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Reimerswaal 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Reimerswaal 2015 wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Reimerswaal

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Reimerswaal in zijn openbare vergadering van 26 november 2019