Regeling vervallen per 01-07-2011

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 1 juli 2004

Geldend van 01-07-2004 t/m 30-06-2011

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 1 juli 2004

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 1 juli 2004

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:de wet: de Wet werk en bijstand;college: het college van burgemeester en wethouders van ReimerswaalDe begrippen die in deze verordening worden gehanteerd, zijn ontleend aan de Wet werk enbijstand, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders bepaald.

Artikel 2 Categorieën

  • 1 Voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2 De categorieën worden aangeduid als:• alleenstaande als bedoeld in artikel 4 onder a van de wet;• alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4 onder b van de wet;• gehuwden als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Artikel 3 Algemene criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

  • 1 De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2 De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 3 De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder waarop het tweede lid niet van toepassing is 50% van het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde bedrag, behoudens nadere bepalingen die elders in deze verordening zijn geregeld.

  • 4 De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande of de alleenstaande ouder, in afwijking van lid 3, bepaald op het in artikel 25, tweede lid, van de wet genoemde maximumbedrag, indien de kosten van het bestaan uitsluitend kunnen worden gedeeld met:a) kinderen die aanspraak kunnen maken op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet Studiefinanciering 2000, of op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan wel waarvoor aanspraak op kinderbijslag bestaat of;b) niet ten laste komende kinderen jonger dan 21 jaar die over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan het in artikel 21 onder a van de wet genoemde bedrag.

Artikel 4 Algemene criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm

  • 1 De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien de gehuwden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2 De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 50% van het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde bedrag.

  • 3 De verlaging als bedoeld in het eerste lid blijft achterwege indien de kosten van het bestaan uitsluitend kunnen worden gedeeld met:a) kinderen die aanspraak kunnen maken op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet Studiefinanciering 2000, of op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan wel waarvoor aanspraak op kinderbijslag bestaat of;b) niet ten laste komende kinderen jonger dan 21 jaar die over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan het in artikel 21 onder a van de wet genoemde bedrag;

Artikel 5 Specifieke woonsituaties - bijzondere criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag

  • 1 Indien belanghebbende, niet zijnde een schoolverlater als bedoeld in artikel 6 van de verordening, geen aantoonbare eigenaarslasten van de zelfbewoonde woning, (onder) huurlasten of kosten heeft die voortvloeien uit een kostgangersovereenkomst, verlagen burgemeester en wethouders de toeslag zodanig, dat belanghebbende alleen de beschikking heeft over de van toepassing zijnde bijstandsnorm, vermeld in artikel 21 onder a of b van de wet danwel 80% van het bedrag vermeld in artikel 21onder c van de wet.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op degene die daadwerkelijk inwonend is bij zijn ouder(s).

  • 3 Indien kosten worden gedeeld met een derde die niet het hoofdverblijf heeft in dezelfde woning, waardoor belanghebbende lagere algemene kosten van bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorziet, wordt de toeslag als bedoeld in artikel 3, vastgesteld op. 50% van het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde bedrag.

Artikel 6 Schoolverlaters

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 3 wordt de norm van de alleenstaande die een schoolverlater is zodanig verlaagd, dat belanghebbende beschikt over een bijstandsuitkering gelijk aan:• 60% van het bedrag vermeld in artikel 21 onder a van de wet voor de schoolverlater die thuiswonend is;• 100% van het bedrag vermeld in artikel 21 onder a van de wet voor de schoolverlater die niet thuiswonend is.

  • 2 Deze verlaging is van toepassing over een periode van uiterlijk zes maanden, gerekend vanaf de eerste dag dat belanghebbende niet langer aanspraak maakte op de studiefinanciering of toelage.

  • 3 Voor schoolverlaters is het bepaalde in artikel 4 niet van toepassing.

Artikel 7 Alleenstaanden van 21 of 22 jaar

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 3 wordt de toeslag voor een alleenstaande van 21 jarige vastgesteld op 10% van het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde bedrag.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in artikel 3 wordt de toeslag voor een alleenstaande van 22 jarige vastgesteld op 45% van het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde bedrag.

Artikel 8 Anti-cumulatiebepaling

De toeslag kan niet gelijktijdig worden verlaagd jegens een belanghebbende op wie het be-paalde in de artikelen 28, eerste lid, en 29, eerste lid, van de Wet van toepassing is. Indien belanghebbende zowel schoolverlater is als de leeftijd van 21 of 22 jaar heeft, wordt slechts toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 6.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1 Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2 In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 10 Overgangsbepaling

De verordening toeslagen en verlagingen Abw 2002 wordt ingetrokken met ingang van 1 juli2004 met dien verstande dat als een belanghebbende op 31 december 2003 recht heeft opeen uitkering op grond van de Algemene bijstandswet inclusief een toeslag op grond van deVerordening toeslagen/verlagingen Abw 2002, doch de Verordening toeslagen enVerlagingen Wet werk en bijstand leidt tot een lagere norm en/of toeslag, dan wordt de norm en/of toeslag ingevolge de verordening toeslagen en verlagingen Abw 2002 gehandhaafd voor de duur dat de belanghebbende uitkering blijft ontvangen, doch uiterlijk tot 1 januari 2005. Als het recht op bijstand na 31 december 2003 is beëindigd/ingetrokken en er voor 1 januari 2005 een nieuw recht op bijstand ontstaat, dan wordt de toeslag/verlaging vastgesteld op grond van de verordening toeslagen en verlagingen WWB.

Artikel 11

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als: "Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand".

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2004.

Ondertekening

De griffier,                 De voorzitter,
P.C.E. Kil                   A. Verbree