Regeling vervallen per 01-07-2012

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand Reimerswaal

Geldend van 01-10-2004 t/m 30-06-2012

Intitulé

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand Reimerswaal

De raad der gemeente Reimerswaal;gelet op de Wet werk en bijstand, Staatsblad 2003, nummer 375;gelet op de Invoeringswet Wet werk en bijstand, Staatsblad 2003, nummer 386;gelet op de artikelen 8, 8a, 9, 17, 18, 36, 48, 49, 51, 54, 55 en 56 van de Wet werk en bijstand;gelet op de artikelen 28 en 29 van de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen, Staatsblad 2001 nummer 624;gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;b e s l u i t :

vast te stellen de "Verordening tot afstemming van de hoogte van de bijstand op het betoonde besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan door belanghebbenden aan wie bijstand en/of langdurigheidstoeslag wordt of kan worden verleend".

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. de wet:de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003, 375);b. wet Suwi:de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen (Staatsblad 2001, 692);c. college:het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal;d. belanghebbende:degene, waaronder ook wordt verstaan diens gezin, wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;e. fraude:het verwijtbaar informatie achterhouden, of verwijtbaar onjuiste informatie verstrekken, met het doel een (hogere) uitkering te ontvangen anders als waar men op grond van de juiste en/of volledige informatie recht op zou hebben;f. inlichtingenverplichting:de in artikel 17, lid 1, van de wet genoemde verplichting;g. benadelingsbedrag:het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingen-verplichting ten onrechte is verleend als bijstand;h. grens aangiftebedrag Openbaar Ministerie:het bruto uitkeringsbedrag waarvoor de gemeente is benadeeld door een belanghebbende en waarboven het college aangifte doet bij het Openbaar Ministerie;

    i. recidive:het binnen een in deze verordening benoemde termijn opnieuw plegen van een verwijtbare handeling uit dezelfde of hogere categorie;j. onverwijld uit eigen beweging:het via een daartoe beschikbaar gesteld formulier het RechtmatigheidsOnderzoekFormulier (ROF) of ander mutatieformulier op de daarop opgenomen wijze en/of tijdstip mededeling doen van alle van belang zijnde feiten en omstandigheden;k. norm:de som van de norm zoals genoemd in hoofdstuk 3, paragraaf 2, van de wet, de gemeentelijke toeslag en de periodiek bijzondere bijstand voor de algemene kosten van het bestaan, inclusief vakantiegeld, zonder rekening te houden met verlagingen als gevolg van schaalvoordelen wegens het kunnen delen van de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan of met het ontbreken van kosten in verband met de woonsituatie of met andere inkomstenkortingen;l. workfirsttraject:een intensief integraal traject gericht op het verwerven van arbeid waarbij het opdoen van werkervaring, (arbeidsritme, arbeidshouding, arbeidsvaardigheden), al dan niet in de vorm van werken met behoud van uitkering, een belangrijke component vormt en waarbij het aanwezigheidsvereiste van groot belang is.

  • 2 Voor zover daar in deze verordening niet van wordt afgeweken, zijn de gehanteerde begrippen gelijk aan die in de wet.

Artikel 2 Indeling in categorieën met betrekking tot bepaalde verwijtbare gedragingen

1. Algemeen1. Ten aanzien van belanghebbenden, die naar het oordeel van het college blijk geven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit deze wet, dan wel de wet Suwi, dan wel de WIN, voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomen, wordt de bijstand afgestemd op dit tekortschietend besef van verantwoordelijkheid en wordt de ernst van het verwijtbare gedrag onderverdeeld in de navolgende categorieën.

2. Categorieëna. Categorie 1Het niet, dan wel onvoldoende nakomen van de aan de bijstand verbonden verplichtingen en voorwaarden, dan wel het niet, dan wel onvoldoende verlenen van gevraagde medewerking aan de uitvoering van de wet die nodig is voor een adequate en juiste wetstoepassing en een efficiënte gemeentelijke uitvoering. Daaronder wordt in ieder geval verstaan:1. niet ingeschreven staan of blijven bij de Centrale organisatie Werk en Inkomen (CWI);2. het niet onverwijld uit eigen beweging of binnen de door of namens het college of het CWI daartoe gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is of kan zijn voor de verlening van bijstand of de voortzetting hiervan;3. het niet of niet tijdig voldoen aan een oproep om in verband met de inschakeling in de arbeid of (sociale) activering of ter informatieverstrekking op een aangegeven plaats en tijdstip te verschijnen in verband met de uitvoering van de wet;4. het niet op verzoek tonen van een identiteitsbewijs;5. het niet of niet tijdig vooraf melden van een (voorgenomen) vakantie, waarbij onder tijdig wordt verstaan minimaal twee weken voor de vakantie aanvangt;6. het langer dan is toegestaan met vakantie gaan;7. het niet of niet tijdig melden via het rechtmatigheidsonderzoekformulier van het verrichten van vrijwilligerswerk of wijzigingen daarin.

b. Categorie 2Het niet of onvoldoende meewerken aan (de voorbereiding op) de arbeidsinschakeling en (sociale) activering waaronder begrepen onderzoek naar de mogelijkheden daartoe of deze belemmeren, dan wel niet of onvoldoende meewerken aan het bewerkstelligen van mogelijke verlaging van de te verstrekken bijstand. Daaronder wordt in ieder geval verstaan:1. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan onderzoek naar mogelijkheden met betrekking tot scholing, (sociale) activering en/of arbeidsinschakeling;2. een aangeboden trajectplan niet ondertekenen of niet of niet tijdig retourneren;3. het niet of onvoldoende trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;4. gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;5. het niet of onvoldoende meewerken aan noodzakelijke scholing of opleiding;6. het niet voldoen aan verplichtingen, niet zijnde die op grond van hoofdstuk 2 van de wet, die het college op grond van artikel 55 van de wet oplegt aan belanghebbende;7. het niet vragen van alimentatie conform artikel 56 van de wet indien de verplichting hiertoe door het college is opgelegd;8. het niet of onvoldoende meewerken aan de uitvoering van aan de bijstand te verbinden dan wel verbonden verplichtingen zoals bedoeld in artikel 57 van de wet;9. het als zelfstandige verwijtbaar niet komen tot een doelmatige bedrijfsvoering of beroeps-uitoefening dan wel het niet voeren van een behoorlijke administratie;10. het niet behoorlijk meewerken aan het vestigen van een krediethypotheek of andere zeker-heidstelling.

c. Categorie 3Het in ernstige mate verwijtbaar handelen ten aanzien van het verkrijgen of behouden van alge-meen geaccepteerde arbeid of een andere vorm van inkomen. Daaronder wordt in ieder geval ver-staan:1. het niet aanvaarden of door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid;2. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;3. het door eigen toedoen verwijtbaar verliezen of niet verkrijgen van een inkomstenbron, anders dan onder lid 2;4. het weigeren van deelneming aan een door de gemeente aangeboden workfirsttraject.

Artikel 3 Hoogte en wijze van de afstemming en recidive

  • 1 De verlaging van de norm als gevolg van verwijtbaar handelen van belanghebbende zoals bedoeld in artikel 2 is voor:

     

    eerste maal

     

    bij recidive

    recidiveperiode

    categorie 1

    0% en waarschuwing

    10% 1 maand

    12 maanden

    categorie 2

    20% 1 maand

    40% 1 maand

    24 maanden

    categorie 3

    100% 1 maand

    100% 2 maanden

    36 maanden

     

  • 2 In afwijking van lid 1 wordt de verlaging van de norm met 100% bij een gedraging zoals genoemd onder categorie 3, onder 4 voortgezet, zolang belanghebbende volhardt in zijn weigering en opgeheven per de datum dat volledig wordt meegewerkt aan deelneming.

  • 3 Bij herhaalde recidive wordt een individueel besluit genomen afgestemd op de ernst van het feit, de verwijtbaarheid en de omstandigheden van belanghebbende.

  • 4 In bijzondere gevallen kan worden afgeweken van de hoogte en wijze van verlaging van de norm zoals genoemd in lid 1 en wordt de afstemming geëffectueerd conform artikel 48, lid 2, sub b, van de wet.

Artikel 4 Onverantwoord omgaan met vermogen

  • 1 Indien voorafgaand aan, dan wel ten tijde van de bijstandsverlening over een vermogen kon worden beschikt boven het bescheiden vrij te laten vermogen conform artikel 34, lid 2, sub b en lid 3, van de wet en hierop is ingeteerd op een wijze die getuigt van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, wordt de bijstand verlaagd en daarbij zoveel mogelijk afgestemd op:- de wijze van onverantwoord interen op het vermogen en;- de hoogte van het bedrag dat onverantwoord is ingeteerd en;- het eventueel resterende vermogen onder het vrij te laten bescheiden vermogen van belanghebbende.

  • 2 De verlaging bedraagt 10% van de norm gedurende maximaal 3 jaar als de middelen waarover belanghebbende beschikt dan wel redelijkerwijs kan beschikken, minder dan 2 maal de van toepassing zijnde norm bedragen, ten tijde van de constatering van genoemd feit.

  • 3 De verlaging bedraagt 100% van de van toepassing zijnde norm als belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken over middelen boven 2 maal de van toepassing zijnde norm ten tijde van de constatering van genoemd feit.

  • 4 De verlaging bedoeld in lid 3 wordt toegepast gedurende 1, 2 of 3 maanden als de middelen waarover belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken gelijk zijn aan of meer bedragen dan respectievelijk 2, dan wel 3, dan wel 4 of meer maal de van toepassing zijnde norm.

  • 5 Als belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken over middelen gelijk aan of meer dan:a. 2 maal de van toepassing zijnde norm maar minder dan 3 maal, wordt de verlaging bedoeld in lid 3 en 4 gevolgd door een verlaging van 10% van de norm gedurende maximaal nog 26 maanden;b. 3 maal de van toepassing zijnde norm maar minder dan 4 maal, wordt de verlaging bedoeld in lid 3 en 4 gevolgd door een verlaging van 10% van de norm gedurende maximaal nog 16 maanden;c. 4 maal de van toepassing zijnde norm, wordt de verlaging bedoeld in lid 3 en 4 gevolgd door een verlaging van 10% van de norm gedurende maximaal nog 6 maanden.

  • 6 Indien het onverantwoord ingeteerde vermogen meer bedraagt dan het bedrag genoemd onder artikel 34, lid 3, sub c, van de wet wordt op individuele basis een aanvullende verlaging van de uitkering bezien.

  • 7 Het totale bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd, berekend over de hele periode van verlaging, kan niet meer bedragen dan het bedrag dat onverantwoord is ingeteerd.

Artikel 5 Fraude en recidive

Indien door het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting ten onrechte (te veel) bijstand wordt of is verstrekt, wordt de bijstand verlaagd met:1. 10% van de norm gedurende 1 maand indien het benadelingsbedrag minder bedraagt dan € 500,--;2. 25% van de norm gedurende 1 maand indien het benadelingsbedrag minder bedraagt dan € 2.000,-- maar meer bedraagt dan of gelijk is aan € 500,--;3. 25% van de norm gedurende 2 maanden indien het benadelingsbedrag minder bedraagt dan het bruto bedrag van de grens aangiftebedrag Openbaar Ministerie, maar meer bedraagt dan of gelijk is aan € 2.000,--;4. bij recidive binnen een periode van 36 maanden na het vaststellen van een eerste fraude, wordt de bijstand verlaagd met 50% van de norm gedurende 2 maanden ongeacht de hoogte van het benadelingsbedrag;5. bij herhaalde recidive wordt een individueel besluit genomen met als uitgangspunt uitsluiting van het recht op bijstand gedurende minimaal 3 maanden.

Artikel 6 Het zich jegens het college zeer ernstig misdragen

  • 1 Indien een belanghebbende zich jegens het college, dan wel diens vertegenwoordigers, zeer ernstig misdraagt wordt de bijstand verlaagd conform de verlagingen genoemd in artikel 3.

  • 2 De ernst van de gedraging, de verwijtbaarheid en de omstandigheden van belanghebbenden bepalen de toepassing van de categorie.

  • 3 De respectievelijke recidiveperioden zoals genoemd in artikel 3 gelden ook voor de gedragingen zoals genoemd in lid 1 van dit artikel.

  • 4 Bij het zich meermalen binnen de recidiveperiode zeer ernstig misdragen van belanghebbende wordt een individueel afstemmingsbesluit genomen. Tijdelijke uitsluiting van het recht op bijstand behoort daarbij tot de mogelijkheden.

Artikel 7 Cumulatie

  • 1 Bij samenloop van gedragingen die een verlaging van de bijstand tot gevolg hebben zoals genoemd in de artikelen 3 tot en met 6 vindt cumulatie plaats van de percentages.

  • 2 Indien dit leidt tot cumulatie boven de 100% wordt de verlaging gemaximaliseerd op 100%.

  • 3 Het college kan op grond van individuele bijzondere omstandigheden besluiten af te wijken van lid 1 en 2.

Artikel 8 Incidentele (bijzondere) bijstand

  • 1 Bijstand aan een belanghebbende ten behoeve van goederen of diensten die naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit het reguliere inkomen en het beschikbare vermogen, wordt verstrekt in de vorm van een geldlening of borgtocht indien de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

  • 2 Bijstand ten behoeve van gehele of gedeeltelijke aflossing van een schuld wordt verstrekt in de vorm van een geldlening of borgtocht tenzij artikel 49, sub b, van de wet van toepassing is.

Artikel 9 Langdurigheidstoeslag

  • 1 Voor belanghebbenden die periodieke bijstand ten behoeve van levensonderhoud ontvangen op grond van de wet, dan wel daartoe een aanvraag hebben ingediend, wordt de af-stemming van de bijstand zoals bedoeld in artikel 18, lid 2, van de wet gerealiseerd door een verlaging van de bijstand conform deze verordening. Voor belanghebbenden die geen algemene bijstand ontvangen maar aanspraak maken op de langdurigheidstoeslag conform artikel 36 van de wet wordt de afstemming van de bijstand zoals bedoeld in artikel 18, lid 2 en artikel 36, lid 6, van de wet gerealiseerd door een verlaging van de langdurigheidstoeslag.

  • 3 Afstemming van de langdurigheidstoeslag vindt plaats als:a. artikel 2, lid 2, sub A onder 2, 3 of 4 van toepassing is;b. artikel 4, lid 1, van toepassing is;c. artikel 6 van toepassing is.

  • 4 De afstemming vindt plaats in de volgende vorm:a. indien lid 3, sub a, van toepassing is, wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing;b. indien lid 3, sub b, van toepassing is, wordt de langdurigheidstoeslag geweigerd;c. indien lid 3, sub c, van toepassing is, wordt de langdurigheidstoeslag verlaagd op basis van een individueel besluit afhankelijk van de ernst van de gedraging, de verwijtbaarheid en de omstandigheden van belanghebbende.

  • 5 De in artikel 3 benoemde recidiveperioden zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Horen van belanghebbende

  • 1 Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2 Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;c. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet of;d. het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 11 Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 12 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1 Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2 In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2004.

  • 2 Deze verordening kan worden aangehaald als "Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Reimerswaal".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Reimerswaal van 29 juni 2004. 
De griffier,P.C.E. Kil De voorzitter,
A. Verbree