Regeling vervallen per 01-05-2013

Afstem- en handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2011

Geldend van 01-04-2011 t/m 30-04-2013

Intitulé

Afstem- en handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2011

De raad van de gemeente Reimerswaal; 

gezien het advies van de Opinieraad en de Cliëntenraad WWB Kapelle/ Reimerswaal,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal nummer 11.006962;

gelet op de artikelen 147 lid 1 van de Gemeentewet, 8 lid 1 onderdeel b Wet werk en bijstand (WWB), 8a WWB, 18 WWB, 12 lid 1 onderdeel b en c Wet investeren in jongeren (WIJ), 41 lid 1 van de WIJ, 20 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), 35 lid 1 onderdeel b en c IOAW, 20 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en 35 lid 1 onderdeel b en c IOAZ;

overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen;

B e s l u i t : 

 

vast te stellen de volgende “Afstem- en handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ van de gemeente Reimerswaal”

en  

in te trekken per 1 april 2011 de volgende verordeningen:- Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Reimerswaal, (2004)- Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren gemeente Reimerswaal (1 juli 2010) en - Fraudeverordening WWB en WIJ gemeente Reimerswaal (1 juli 2010) 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:a WWB : Wet werk en bijstand;b WIJ : Wet investeren in jongeren;c IOAW : Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;d IOAZ : Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);e WI : Wet inburgering;f Wet Suwi : Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;g Awb : Algemene wet bestuursrecht;h uitkering: bijstandsnorm op grond van artikel 5 onder c WWB en/of inkomensvoorzieningnorm op grond van artikel 5 lid 1 WIJ, en/of een uitkering op grond vanartikel 9 lid 1 IOAW of artikel 9 lid 1 IOAZ;i re-integratie instrument : een werkleeraanbod, een trajectplan of een individueel plan gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces of deelname aan sociale activiteiten; j maatregel : het verlagen van de bijstand op grond van art 18 lid 2 WWB, het verlagen van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41 lid 1 WIJ, het verlagen van de uitkering op grond van art 20 lid 1 en 2 IOAW en het verlagen van de uitkering op grond van art 20 lid 1 en 2 IOAZ;k benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting of als gevolg van een tekortschietend besef van van verantwoordelijkheid ten onrechte is verleend als uitkering of re-integratie instrument;l college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal.

  • 2 Alle overige begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de WWB, WIJ, IOAW, IOAZ, WI en Awb.

Artikel 2 Maatregel

  • 1 Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, dan wel de uit de WWB, WIJ, IOAW, IOAZ, WI, Wet Suwi voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder het zich jegens het college ernstig misdragen, wordt op grond van het bepaalde in deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2 De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1 De maatregel wordt toegepast op de uitkering.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:a aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 WWB ofb de verwijtbare gedraging van belanghebbende in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft.

Artikel 4 Het besluit tot het opleggen van een verlaging

In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de van toepassing zijnde uitkering wordt verlaagd. Indien van toepassing wordt ook de reden vermeld waarom wordt afgeweken van de standaard verlaging.

Artikel 5 De zienswijze van belanghebbende

  • 1 Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. 

  • 2 De in lid 1 gestelde mogelijkheid kan achterwege blijven indien:a de vereiste spoed zich daartegen verzet;b belanghebbende reeds in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;c de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college op grond van de artikelen 7 lid 4 WWB, 11 lid 4 WIJ, 34 lid 3 IOAW en 34 lid 3 IOAZ werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in de artikelen 17 WWB, 44 WIJ,13 IOAW en 13 IOAZ; d. het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.e. de maatregel wordt toegepast wegens zeer ernstige misdragingen zoals bedoeld in artikel 20 van deze verordening.

Artikel 6 Waarschuwing

Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 7 Afzien van het opleggen van een verlaging

Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:a elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, ofb de gedraging meer dan één jaar vóór de constatering van die gedraging door het college, heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte of teveel uitkering is verleend. Eenmaatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van5 jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 8 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1 De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan belanghebbende is bekendgemaakt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voorzover de ingangsdatum daardoor niet voor de datum van de gesanctioneerde gedraging komt te liggen en de uitkering of langdurigheidstoeslag nog niet is uitbetaald.

  • 3 Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd, een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd, heroverwogen.

Artikel 9 Samenloop

Indien een belanghebbende zich schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 stelt het college de maatregel vast met inachtneming van artikel 2 lid 2, tot maximaal de som van het totaal van de maatregelen.

Artikel 10 Recidive

Indien belanghebbende zich bij herhaling schuldig maakt aan maatregelwaardige gedragingen zoals genoemd in artikel 2 lid 1, wordt de duur van de verlaging afgestemd op het aantal keren dat de belanghebbende zich in de afgelopen 24 maanden aan eerdergenoemde gedraging heeft schuldig gemaakt en waarbij een besluit tot het opleggen van een maatregel is bekend gemaakt.

Met een besluit waarbij een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld: - het besluit om af te zien van een maatregel wegens dringende reden, bedoeld in artikel 7 lid 1 onder c- een waarschuwing op grond van artikel 6.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemene geaccepteerde arbeid

Artikel 11 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbende waardoor de verplichting op grond van artikel 9 WWB, 45 WIJ, 37 IOAW of 37 IOAZ niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:1) eerste categorie:a het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;b het niet, niet tijdig of onvolledig nakomen van de administratieve verplichtingen in verband met het recht op uitkering;c het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;d het zonder geldige reden en tijdige afmelding niet verschijnen op een oproep, cursus of scholingsmogelijkheid;e het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard;f het niet tijdig of vooraf melden van een voorgenomen verblijf in het buitenland, waarbij onder tijdig wordt verstaan minimaal twee weken voor vertrek;g het langer in het buitenland verblijven dan is toegestaan.

 

2) tweede categorie:a het in de periode voorafgaand aan de uitkering en/ of gedurende de verlening van de uitkering niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;b gedragingen en/of het dragen van kleding die de arbeidsinschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;c het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen maatschappelijke participatieplaatsen en inburgering; d het stellen van onredelijke eisen in verband met de door belanghebbende te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren; e Het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;f het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

 

3) derde categoriea het niet aanvaarden of door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid;b het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;c het door eigen toedoen verwijtbaar verliezen van een andere inkomstenbron, anders dan onder b. 

Artikel 12 De hoogte en de duur van de verlaging bij gedragingen uit artikel 11

De verlaging van de uitkering wordt vastgesteld op1.  10 procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;2.  40 procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;3.  100 procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie.

Artikel 13 Gedragingen inburgeringsplichtigen

Gedragingen van belanghebbenden die inburgeringsplichtig zijn op grond van de WI en die de verplichtingen op grond van die wet niet nakomen of in onvoldoende mate meewerken aan het behalen van het inburgeringsexamen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1 eerste categorieIndien de inburgeringsplichtige of de persoon van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen gehoor geeft aan de oproep van het college zoals bedoeld in artikel 25 WI of onvoldoende meewerkt aan een onderzoek, bedoeld in artikel 25 lid 4 WI. 

2 tweede categorie- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringvoorziening bedoeld in artikel 23 lid 1 WI of aan de verplichtingen van artikel 23 lid 3 WI;- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7 lid 1 WI bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31 lid 2 onder a WI verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

 

3 derde categorie- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 WI vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 14 De hoogte en de duur van de verlaging bij gedragingen uit artikel 13

De verlaging van de uitkering wordt vastgesteld op1.  20 procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;2.  40 procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;3.  80 procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen inlichtingenplicht

Artikel 15 Te laat verstrekken van gegevens

Indien een belanghebbende de verplichting op grond van de artikelen 17 WWB, 44 WIJ, 13 IOAW of 13 IOAZ niet is nagekomen, door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt de uitkering verlaagd met 5% gedurende een maand.

Artikel 16 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder financieel nadeel

Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting op grond van de artikelen 17 WWB, 44 WIJ, 13 IOAW of 13 IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, wordt de uitkering verlaagd met 10% gedurende een maand.

Artikel 17 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met financieel nadeel

  • 1 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting op grond van de artikelen 17 WWB, 44 WIJ, 13 IOAW of 13 IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering wordt de maatregel afgestemd op het benadelingsbedrag.

  • 2 De maatregel bedraagt bij een benadelingsbedrag:- tot € 1000,-- :10% gedurende een maand;- van €1000,-- tot € 2000,- : 20% gedurende een maand;- van €2000,-- tot € 4000,--: 40% gedurende een maand;- van € 4000,-- of meer : 100% gedurende een maand.

  • 3 Van een maatregel wordt afgezien: a zodra ter zake van de gedraging strafrechtelijke vervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;b zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

  • 4 Indien door beëindiging van de uitkering de maatregel niet of niet volledig kan worden toegepast, wordt het restant van de maatregel ten uitvoer gelegd, zodra belanghebbende opnieuw recht op een uitkering heeft.

  • 5 Indien de maatregel bedoeld in lid 4 niet ten uitvoer is gelegd binnen een termijn van 12 maanden na de (fictieve) ingangsdatum van de maatregel, komt deze te vervallen.

Hoofdstuk 4 overig

Artikel 18 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in de artikelen 18 lid 2 WWB, 20 lid 2 IOAW en 20 lid 2 IOAZ wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op het eventuele benadelingsbedrag én op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op een uitkering.

Artikel 19 Zeer ernstig misdragen

Indien de belanghebbende zich tegenover het college of zijn ambtenaren of medewerkers zeer ernstig misdraagt als bedoeld in de artikelen 18 lid 2 WWB, 41 lid 1 WIJ, 20 lid 2 IOAW en 20 lid 2 IOAZ, wordt de uitkering verlaagd met - 20% gedurende een maand indien sprake is van verbaal geweld;- 100% indien sprake is van fysiek geweld of indien sprake is van recidive van een in dit artikel bedoelde gedraging, binnen een termijn van 12 maanden.

Artikel 20 Nadere verplichtingen

Indien aan een belanghebbende één of meerdere nadere of extra verplichtingen zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen, wordt de uitkering verlaagd met 10% gedurende een maand.

Artikel 21 Hardheidsclausule

  • 1 Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in deze verordening.

  • 2 In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Hoofdstuk 5 Handhavingsbeleid

Artikel 22 Handhavingsbeleid

  • 1 Het college stelt ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen een beleidsplan op ter beoordeling van de rechtmatigheid.

  • 2 In het hiervoor genoemde beleidsplan kunnen de volgende onderwerpen aan de orde komen:- voorlichting en communicatie- poortwachtersfunctie- controle bij aanvraag- controle tijdens en na beëindiging van de uitkering- validering van gegevens- terug- en invorderen van ten onrechte verstrekte uitkeringen- toepassing van deze verordening- aangiftebeleid ten aanzien van vermeende uitkeringsfraude- controle middelen- risicoprofielen en –signalen

  • 3 Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot terugvordering en verhaal van uitkeringen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2011.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Afstem - en handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Reimerswaal in zijn openbare vergadering d.d. 22 maart 2011.
 
 
De griffier,
T. Jansen
 
De voorzitter, A.J. Huisman