Regeling vervallen per 01-01-2024

Erfgoedverordening 2013

Geldend van 11-04-2013 t/m 31-12-2023

Intitulé

Erfgoedverordening 2013

De raad van de gemeente Renkum gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 12-02-2013;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit vast te stellen de volgende Erfgoedverordening.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • b.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • c.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • d.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • e.

    beeldbepalend pand: pand dat in een bestemmingsplan voor een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht als zodanig is aangemerkt en dat, naast de beschermde gemeentelijke (en of rijks-)monument(en) in het als zodanig aangewezen gebied, als referentie dient voor het waardevol geachte / bedoelde beeld van de bebouwing in het dorpsgezicht;

  • f.

    beschermd gemeentelijk dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang is vanwege haar schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang of de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, waarin zich tenminste één of meer beschermde gemeentelijke monumenten bevinden;

  • g.

    beschermd martiaal object: onroerende zaak die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als zodanig is aangewezen;

  • h.

    beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • i.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • j.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

  • k.

    commissie ruimtelijke kwaliteit: de op basis van artikel 15 van de Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid;

  • l.

    gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart: (digitale) topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • m.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1, bij voorbeeld in de vorm van een buitenplaats of landgoed;

  • n.

    gemeentelijk monumentenregister: de lijst en/of het elektronische databestand waarin zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen, beschermd gemeentelijk martiaal object, beschermd gemeentelijk dorpsgezicht;

  • o.

    martiaal object: onroerende zaak die, al of niet visueel waarneembaar, een relict is van of een verwijzing is naar gebeurtenissen of oorlogshandelingen op gemeentelijk grondgebied uit de periode 1940-1945;

  • p.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • q.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

  • r.

    puntenstelsel: de systematiek van puntentelling zoals die in 2003 bij raadsbesluit is vastgesteld en door het college bij de selectie en beoordeling van kandidaat-objecten bij de aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument dient te worden toegepast;

  • s.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 2a Commissie ruimtelijke kwaliteit

De samenstelling, werkwijze en inrichting van de commissie ruimtelijke kwaliteit is geregeld in het Reglement van Orde van de commissie ruimtelijke kwaliteit.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Het college kan een beschermd martiaal object aanwijzen.

  • 3. Het college kan een beschermd dorpsgezicht aanwijzen.

  • 4. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de commissie ruimtelijke kwaliteit die in dit verband gebruik maakt van het puntenstelsel.

  • 5. Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 6. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de Monumentenverordening van de provincie Gelderland.

  • 7. De aanwijzing kan geen dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De commissie ruimtelijke kwaliteit adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de commissie ruimtelijke kwaliteit, maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 6 Registratie in het gemeentelijke monumentenregister

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument, beschermd martiaal object, beschermd gemeentelijk dorpsgezicht in het gemeentelijke monumentenregister.

  • 2. Dat register bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument en/of beschermd martiaal object en/of het beschermde gemeentelijke dorpsgezicht en foto's van het monument met detailopnamen van de in de beschrijving opgesomde delen.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2. Artikel 3, vierde en vijfde lid, alsmede artikel 5 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in het tweede lid, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden in het gemeentelijke monumentenregister aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De intrekking wordt in het gemeentelijke monumentenregister geregistreerd.

Hoofdstuk 3 Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 9 Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder m, sub 1, te beschadigen of te vernielen, in de zin van aantasten van het object in zijn cultuur- en/of architectuurhistorische waarde(n).

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder m, sub 1 en 2, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder m, sub 1 en 2, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

    • c.

      een in een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht of beschermd gemeentelijk landgoed gelegen bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken;

    • d.

      een beschermd martiaal object, een bouwwerk zijnde, geheel of gedeeltelijk af te breken.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4. Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 10 De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 9 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden kan schriftelijk of digitaal via Omgevingsloket Online worden ingediend. Een schriftelijke aanvraag wordt in viervoud ingediend.

Artikel 11 Termijnen advies

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de commissie ruimtelijke kwaliteit voor advies.

  • 2. De commissie ruimtelijke kwaliteit brengt advies uit aan het bevoegd gezag overeenkomstig het bepaalde in het Reglement van orde van de commissie ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 12 Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 4 Beschermde monumenten

Artikel 14 Vergunning voor beschermd monument

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de commissie ruimtelijke kwaliteit.

  • 2. De commissie ruimtelijke kwaliteit adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 5 Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 15 Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 te verstoren.

  • 2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg;

    • b.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg;

    • c.

      er wordt voldaan aan de nadere eisen die het college stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart;

    • d.

      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      · het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

      · de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

      · in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 16 Opgravingen en begeleiding

  • 1. Indien binnen het grondgebied van de gemeente Renkum onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, sub h, van de Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1, onder q, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek;

    • b.

      de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1, onder p, ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.

  • 2. In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3. Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de archeologische monumentenzorg.

Artikel 17 Procedure

De bepalingen uit artikel 10, 11, 12, en 13 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 15, tweede lid, onder d, en artikel 16, eerste lid, onder b.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 18 Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 9 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 9;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 9, derde lid;

  • d.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 15, tweede lid, onder c;

  • e.

    een aanwijzing als bedoeld in artikel 16, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 19 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 9 en artikel 15, met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 20 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de senior medewerkers toezicht van het team Vergunning, Toezicht & Handhaving.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 21 Intrekken oude regeling

De Erfgoedverordening 2012 gemeente Renkum, vastgesteld op 25 april 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 22 Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de onder artikel 21 ingetrokken Erfgoedverordening 2012 gemeente Renkum aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 21 ingetrokken verordening.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 10 april 2013.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 maart 2013.
de raad van de gemeente renkum,
de griffier,
mr. J.I.M. le Comte
de voorzitter,
drs. J.P. Gebben