Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Renkum 2020

Geldend van 05-11-2020 t/m heden

Intitulé

Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Renkum 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

Gelet op de bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo), het besluit tot wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met de verhoging van het minimaal aantal uren aanbod voorschoolse educatie en de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker, artikel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, lid 3 van de Algemene subsidieverordening Renkum 2014;

Overwegende dat:

De regels betrekking hebben op het verlenen, verantwoorden en vaststellen van subsidie voor peuteropvang voor peuters van ouders die niet onder de Wet kinderopvang (Wko) vallen en voor VVE aanbod voor VVE-peuters;

BESLUIT vast te stellen de volgende Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Renkum 2020

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Aanbieder: een in het LRK geregistreerde aanbieder, die VVE en/of peuteropvang aanbiedt;

  • b.

    ASV: Algemene Subsidieverordening Gemeente Renkum 2014;

  • c.

    College: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Renkum;

  • d.

    Inkomensverklaring: de Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI), te verkrijgen bij de Belastingdienst;

  • e.

    Kinderopvangtoeslag: een inkomensafhankelijke financiële tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van kinderopvang;

  • f.

    Landelijk uurtarief: het maximum uurtarief voor dagopvang (peuter- en kinderopvang), opgesteld door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • g.

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang waarin aanbieders van peuteropvang en VVE die voldoen aan de Wko zijn opgenomen;

  • h.

    Ouderbijdragetabel: adviestabel ouderbijdragen van de VNG;

  • i.

    Ouderbijdrage of eigen bijdrage: de inkomensafhankelijke bijdrage die door de ouders betaald wordt aan de aanbieder;

  • j.

    Peuter: kind van 2 tot 4 jaar dat nog niet tot een school kan worden toegelaten;

  • k.

    Peuteropvang: een aanbod opvang voor peuters van minimaal 1 en maximaal 2 dagdelen tot maximaal 6 uur per week gedurende maximaal 46 weken;

  • l.

    VGGM: Veiligheids- en Gezondheidsregio Midden-Gelderland;

  • m.

    VVE-aanbod of voorschoolse educatie: (het aanbieden van) een door het college gesubsidieerd programma voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE) dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor VVE-peuters, die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten;

  • n.

    VVE indicatie: een indicatie afgegeven aan een kind door de jeugdverpleegkundige van de VGGM voor het deelnemen aan VVE-aanbod;

  • o.

    VVE-peuter: een peuter van 2,5 tot 4 jaar met een VVE-indicatie;

  • p.

    VVE uurtarief: dit tarief wordt vastgesteld door het college en bedraagt € 10,43. Dit uurtarief wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de jaarlijkse indexatie op het landelijk uurtarief. Het gehele VVE uurtarief zal met hetzelfde percentage worden geïndexeerd.

Artikel 2 ASV/nadere regels

De ASV is van toepassing op subsidies die op basis van deze nadere regels worden verleend, tenzij in deze regels anders wordt bepaald.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan een subsidie per jaar verlenen voor peuteropvang voor een peuter van wie de ouder(s) niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    Het college kan een subsidie per jaar verlenen voor VVE aanbod voor een VVE-peuter.

Artikel 4 Criteria voor subsidie

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen voor opvang van peuters die deelnemen aan peuteropvang, indien de peuter deel neemt:

    • a.

      maximaal 6 uur per week en

    • b.

      minimaal 1 en maximaal 2 dagdelen per week en

    • c.

      gedurende minimaal 40 en maximaal 46 weken per jaar.

  • 2.

    Het college kan subsidie verlenen voor opvang van VVE-peuters die deelnemen aan VVE-aanbod, indien deze peuter deel neemt:

    • a.

      960 uur in anderhalf jaar en

    • b.

      minimaal 3 dagdelen per week en

    • c.

      maximaal 6 uur per dag en

    • d.

      minimaal 40 en maximaal 46 weken per jaar.

  • 3.

    Het college kan subsidie verlenen voor de opvang van VVE-peuters die in de periode voorafgaand aan 1 augustus 2020 al deelnemen aan VVE-aanbod van de aanbieder en die VVE-aanbod daarna blijven volgen, indien deze peuter deel neemt:

    • a.

      10 of 16 uur per week en;

    • b.

      minimaal 40 en maximaal 46 weken per jaar.

  • 4.

    De aanbieder draagt ervoor zorg dat de ouder(s) vanaf de start van peuteropvang of het VVE-aanbod een overeenkomst met hem heeft/hebben gesloten terzake van de peuteropvang of het VVE-aanbod.

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanbieder vraagt in afwijking van het bepaalde in de ASV, uiterlijk 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de subsidie aanvraag betrekking heeft, subsidie aan.

  • 2.

    De aanbieder dient zijn aanvraag om subsidie in op het daartoe door het college in het kader van deze regels vastgestelde formulier.

  • 3.

    Bij de aanvraag is gevoegd:

    • a.

      een opgave van het aantal peuters en VVE-peuters dat op de peildatum 1 september van het jaar van de aanvraag deelnam aan peuteropvang of VVE-aanbod van de aanbieder;

    • b.

      indien het een subsidieaanvraag voor VVE-aanbod betreft een beschrijving waaruit blijkt op welke wijze de aanbieder invulling geeft aan de criteria van artikel 4, lid 2 en lid 3;

    • c.

      indien het een aanvraag voor peuteropvang betreft een beschrijving waaruit blijkt op welke wijze de aanbieder invulling geeft aan de criteria van artikel 4, lid 1.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie wordt voor peuteropvang bepaald aan de hand van:

    • a.

      de opgave van het aantal peuters dat op 1 september in het jaar van de aanvraag deelneemt aan peuteropvang van de aanbieder;

    • b.

      de uurprijs van de aanbieder met als maximum het landelijk uurtarief;

    • c.

      de door de aanbieder ontvangen ouderbijdrage, die bij de vaststelling van de subsidie in mindering gebracht wordt op de te ontvangen subsidie.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie wordt voor VVE-aanbod bepaald aan de hand van:

    • a.

      de opgave van het aantal VVE-peuters dat op 1 september in het jaar van de aanvraag deelneemt aan VVE-aanbod van de aanbieder;

    • b.

      het VVE uurtarief;

    • c.

      de door de aanbieder te ontvangen ouderbijdrage voor peuters van ouders die aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, die in mindering gebracht wordt op de te ontvangen subsidie;

    • d.

      de maximum uurprijs die de Rijksoverheid hanteert voor kinderopvang voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag, die in mindering gebracht wordt op de te ontvangen subsidie.

Artikel 7 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    Het college verbindt aan de beschikking tot subsidieverlening de verplichting dat de aanbieder voldoet aan de eisen in de Wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie, de Wet Kinderopvang, de Wet op primair onderwijs, de Wet op onderwijstoezicht en het Besluit basisvoorwaarden voorschoolse educatie.

  • 2.

    Indien het een subsidieaanvraag voor VVE-aanbod betreft kan het college aan de beschikking tot subsidieverlening verplichtingen verbinden ter zake van onder andere monitoring van de taalontwikkeling van de VVE-peuter, afspraken met scholen m.b.t. een warme overdracht, het betrekken van ouders en kwaliteitseisen.

Artikel 8 Rapportage

  • 1.

    De aanbieder verstrekt aan het college vóór 1 augustus van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft een opgave van het aantal peuters en VVE peuters dat in de periode 1 januari t/m 30 juni van dat jaar heeft deel genomen aan VVE-aanbod en peuteropvang. Deze opgave bevat de volgende gegevens:

    • a.

      de gehanteerde uurprijs van de aanbieder voor peuteropvang met als maximum het landelijk uurtarief;

    • b.

      de start- en einddatum van de deelname aan VVE-aanbod/peuteropvang per peuter;

    • c.

      hoeveel uren er is deelgenomen aan VVE-aanbod/peuteropvang per peuter.

  • 2.

    De aanbieder verstrekt aan het college vóór 1 maart van het jaar na het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft een opgave van het aantal peuters en VVE peuters dat in de periode 1 juli t/m 31 december van het jaar waarop de subsidieverlening betreft heeft, heeft deel genomen aan VVE-aanbod en peuteropvang. Deze opgave bevat de volgende gegevens:

    • a.

      de gehanteerde uurprijs van de aanbieder voor peuteropvang met als maximum het landelijk uurtarief;

    • b.

      de start- en einddatum van de deelname aan VVE-aanbod/peuteropvang per peuter;

    • c.

      hoeveel uren er is deelgenomen aan VVE-aanbod/peuteropvang per peuter.

  • 3.

    De aanbieder maakt bij het doen van opgave als bedoeld in dit artikel gebruik van het door het college daarvoor vastgestelde formulier.

Artikel 9 Bevoorschotting

  • 1.

    Het college verstrekt voor de eerste 7 maanden van het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft een voorschot op basis van de opgave die de aanbieder heeft gedaan volgens artikel 5 lid 3a.

  • 2.

    Het college verstrekt voor de laatste 5 maanden van het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft een voorschot op basis van de opgave die de aanbieder heeft gedaan volgens artikel 8 lid 1.

Artikel 10 Subsidievaststelling

  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie peuteropvang en VVE-aanbod wordt ingediend voor 1 juli volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling subsidie peuteropvang gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag. De aanbieder voegt een overzicht toe met de volgende gegevens van het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft:

    • a.

      de gehanteerde uurprijs van de aanbieder voor peuteropvang;

    • b.

      de start- en einddatum van de deelname aan peuteropvang per peuter;

    • c.

      hoeveel uren er is deelgenomen aan peuteropvang per peuter;

    • d.

      wat de ouderbijdrage was per peuter;

    • e.

      welk deel van het uurtarief er voor subsidie in aanmerking komt per peuter;

    • f.

      het totaal aantal peuters dat in het jaar van de subsidieverlening deelnam aan peuteropvang.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling subsidie VVE-aanbod gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag. De aanbieder voegt een overzicht toe met de volgende gegevens van het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft:

    • a.

      de start- en einddatum van de deelname aan VVE-aanbod per VVE-peuter;

    • b.

      het aantal uren dat is deelgenomen aan VVE-aanbod per VVE-peuter;

    • c.

      per peuter of hun ouders wel/niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

    • d.

      bij peuters waarvan ouders geen kinderopvangtoeslag ontvangen, per peuter wat de ouderbijdrage was;

    • e.

      welk deel van het uurtarief voor subsidie in aanmerking komt per peuter;

    • f.

      het totaal aantal VVE-peuters dat deelnam aan VVE-aanbod.

  • 4.

    De aanbieder overlegt desgevraagd tot 2 jaar na het jaar waar de subsidieverlening betrekking op heeft aan het college:

    • a.

      bewijsstukken waaruit blijkt dat rechtmatig aanspraak gemaakt wordt op peuteropvang of VVE-aanbod, zoals een ouderverklaring waaruit blijkt dat er geen recht is op kinderopvangtoeslag en een indicatie de gesteld is door de jeugdverpleegkundige;

    • b.

      bewijsstukken waaruit blijkt dat de ouderbijdrage op de juiste manier is vastgesteld, zoals een inkomensverklaring van de belastingdienst.

  • 5.

    Het in artikel 6 lid 1 sub c en lid 2 sub c en d bepaalde is op de vaststelling onverminderd van toepassing.

Artikel 11 Ouderbijdrage

  • 1.

    Ouder(s) zijn aan de aanbieder een ouderbijdrage verschuldigd voor deelname van de peuter voor 6 uur per week aan de peuteropvang.

  • 2.

    Ouder(s) zijn aan de aanbieder voor 10 uur per week een ouderbijdrage verschuldigd voor deelname van de VVE-peuter aan VVE-aanbod. Voor de overige 6 uur per week zijn ouders geen ouderbijdrage verschuldigd.

  • 3.

    De aanbieder stelt de hoogte van de ouderbijdrage voor peuteropvang en VVE vast aan de hand van:

    • a.

      de door de ouder(s) aan de aanbieder overgelegde meest recente inkomensverklaring(en);

    • b.

      de adviestabel ouderbijdrage.

  • 4.

    Ouder(s) melden zo spoedig mogelijk bij de aanbieder per wanneer zij gewijzigd wel of niet voor kinderopvangtoeslag in aanmerking zijn gekomen of komen en per wanneer zij in een gewijzigde inkomenscategorie vallen.

  • 5.

    Wanneer op enig moment blijkt dat de inkomenssituatie van ouder(s) dusdanig wijzigt of gewijzigd is dat één van onderstaande situatie geldt:

    • a.

      de ouder(s) komen niet meer in aanmerking voor kinderopvangtoeslag waardoor er subsidie aangevraagd kan worden bij de gemeente;

    • b.

      de ouder(s) komen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag waardoor er geen subsidie meer aangevraagd kan worden bij de gemeente;

    • c.

      de ouder(s) vallen in een lagere of hogere inkomenscategorie in de adviestabel ouderbijdrage waardoor de ouderbijdrage wijzigt;

  • .

    toetst de aanbieder de ouderbijdrage zo spoedig mogelijk en stelt hij deze opnieuw vast.

  • 6.

    De aanbieder int de ouderbijdrage bij de ouder(s) en is zelf verantwoordelijk voor een eventueel debiteurenverlies.

Artikel 12 Doelgroep VVE-aanbod

Voor VVE-aanbod komen VVE-peuters in aanmerking die kans hebben op een achterstand in de (taal)ontwikkeling, omdat de (taal)omgeving in de thuissituatie onvoldoende stimulerend is. Het college kan hieromtrent nadere afspraken maken met het consultatiebureau. De jeugdverpleegkundige van het consultatiebureau indiceert deze peuters.

Artikel 13 Citeerregel

Deze nadere regels worden aangehaald als Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Renkum 2020.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking ervan.

Ondertekening

Aldus besloten op 7 juli 2020 te Oosterbeek,

Burgemeester en wethouders voornoemd,

De secretaris,

M.G.M. (Maurits) van de Geijn

de burgemeester,

A.M.J. (Agnes) Schaap