Verordening naamgeving en nummering Renswoude 2013

Geldend van 25-03-2013 t/m heden

Intitulé

Verordening naamgeving en nummering Renswoude 2013

De raad van de gemeente Renswoude;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 november 2012, nr. 1 ;

Gelet op artikel 6 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen, artikel 147 van de Gemeentewet (medebewindstaken), de artikelen 108, eerste lid, en artikel 149 van de Gemeentewet (autonome taken) en artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet (delegatiebesluit);

Overwegende dat:

De gemeente een belangrijke taak heeft als beheerder van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen;

Dat diverse instanties verplicht zijn om deze basisregistraties te gebruiken en dat ze mogen rekenen op een hoge mate van kwaliteit en actualiteit;

Dat er om die reden eisen worden gesteld waaraan de registraties dienen te voldoen;

Dat die eisen ook betrekking hebben op de wijze waarop de besluiten voor naamgeving en nummering worden genomen;

Besluit vast te stellen de:

Verordening naamgeving en nummering renswoude 2013

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.

  • 1. In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt verstaan onder:

    • a.

      Adres: door het college aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats toegekende benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats.

    • b.

      Afgebakend terrein: een terrein met een kunstmatige of natuurlijke afbakening, waarop zich geen verblijfsobjecten bevinden en dat betreedbaar en afsluitbaar is.

    • c.

      College: het college van burgemeester en wethouders van Renswoude.

    • d.

      Convenant: het tussen de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Koninklijke TPG Post BV gesloten Kader Convenant en Nader Convenant inzake postcodes.

    • e.

      Ligplaats: door het college als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, die is bestemd voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikt vaartuig.

    • f.

      Nadeel: kosten of eventuele financiële schade die een direct gevolg zijn van de adreswijziging

    • g.

      Nummeraanduiding: door het college als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject, een standplaats, een ligplaats en een afgebakend terrein dat bestaat uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- en/of cijfercombinatie.

    • h.

      Onderneming: een onderneming – als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet – die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • i.

      Openbare ruimte: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen.

    • j.

      Pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

    • k.

      Rechthebbende: een ieder die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht of een persoonlijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak dat hij naar burgerlijk recht bevoegd is om in die zaak te handelen zoals in de verordening is voorgeschreven, alsmede de beheerder.

    • l.

      Standplaats: door het college als zodanig aangewezen terrein of een gedeelte daarvan dat is bestemd voor het permanent plaatsen van een niet direct en duurzaam met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte ruimte.

    • m.

      Uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen inzake naamgeving en nummering (adressen).

    • n.

      Verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.

    • o.

      Wijk- en buurtindeling: een indeling van de gemeente in wijken en buurten conform de eisen die het CBS aan deze indeling verbindt.

    • p.

      Woonplaats: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorzien gedeelte van het grondgebied van de gemeente.

    • q.

      De Wet: Wet basisregistraties adressen en gebouwen.

HOOFDSTUK 2. Naamgeving en begrenzing van woonplaatsen, toekennen van namen aan de openbare ruimte, het nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen

Artikel 2.

  • 1. Het college stelt de grens en de naam van de woonplaats vast en kan desgewenst de woonplaats in wijken en buurten verdelen en aanduiden met namen, zo nodig met letters en nummers.

  • 2. Het college kent namen toe aan delen van de openbare ruimte en zonodig aan gemeentelijke gebouwen en bouwwerken.

  • 3. Onder vaststellen, verdelen, aanduiden en toekennen, zoals bedoeld in het eerste lid en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

Artikel 3.

  • 1. Het college stelt de lig- en standplaatsen vast.

  • 2. Het college kent binnen het grondgebied van de gemeente nummers toe aan verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen. Deze bevoegdheid kan door het college worden gemandateerd.

  • 3. Het college bepaalt de afbakening van panden, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.

  • 4. De toekenning of afbakening, zoals bedoeld in het tweede en derde lid, kan ook op voor personen toegankelijke objecten, zijnde niet verblijfsobjecten of op afgebakende terreinen worden toegepast, indien dat naar oordeel van het college noodzakelijk is.

  • 5. Onder vaststellen, toekennen en bepalen, zoals bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

Artikel 4.

  • 1. De door het college toegekende namen, zoals vervat in artikel 2, worden door of in opdracht van de gemeente blijvend zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.

  • 2. Aan objecten, zoals aangegeven in artikel 3, waarvoor een nummer is vastgesteld moet dat nummer op een doeltreffende wijze zijn aangebracht.

  • 3. Het is eenieder die daartoe niet is bevoegd is, verboden namen aan de openbare ruimte en woonplaatsen, wijken en buurten toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

  • 4. Het is een ieder die daartoe niet is bevoegd, verboden aan een pand of verblijfsobject, stand- of ligplaats of afgebakend terrein nummers toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

HOOFDSTUK 3. Plaatsen van naam- en nummerborden

Artikel 5. Gedoogplicht naamborden

  • 1. Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van de openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. Indien het college het noodzakelijk acht om een naambord, waarop de vervallen naam is doorgehaald, tijdelijk naast het naambord met de nieuwe naam te handhaven zal de rechthebbende dit toelaten als daaraan door het college een termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.

  • 3. De rechthebbende zorgt er voor dat de in het eerste en tweede lid bedoelde borden vanaf de openbare weg duidelijk leesbaar blijven.

Artikel 6. Verplichting tot aanbrengen van nummerborden

  • 1. 1.Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende van een object er voor dat de nummers, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, worden aangebracht op een wijze zoals krachtens artikel 7 is bepaald.

  • 2. 2 De rechthebbende draagt er zorg voor dat de in het eerste lid genoemde nummers binnen vier weken na kennisgeving van het besluit van het college zijn aangebracht.

  • 3. Indien een verblijfsobject, ligplaats, standplaats, of afgebakend terrein nog niet is voltooid, wordt het nummer binnen vier weken na voltooiing aangebracht.

  • 4. Indien het college heeft besloten om een nummerbord, waarop het vervallen nummer is doorgehaald, naast het nummerbord met het nieuwe nummer te handhaven zal de rechthebbende dit toelaten of daar uitvoering aan geven als daaraan door het college een termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.

  • 5. Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.

HOOFDSTUK 4. Nadere voorschriften

Artikel 7. Uitvoeringsvoorschriften

  • 1. Het college kan uitvoeringsvoorschriften vaststellen betreffende het proces en de wijze van:

    • a.

      naamgeving en van begrenzing van woonplaatsen, wijken, buurten en bouwblokken;

    • b.

      naamgeving en begrenzing van de openbare ruimte;

    • c.

      nummering van verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen en afgebakende terreinen;

    • d.

      opmaak van formulieren, besluiten en verklaringen.

  • 2. De uitvoeringsvoorschriften zijn niet strijdig met het convenant inzake postcodes.

Hoofdstuk 5. vergoeding

Artikel 8. Het recht op een vergoeding

  • 1. 1.Het college kent op aanvraag van een particulier en een onderneming die nadeel heeft geleden als gevolg van een wijziging of toekenning van een plaatsnaam, straatnaam of huisnummer, nadeelcompensatie toe.

  • 2. Deze vergoeding bedraagt € 45,00 voor een particulier en € 255,00 voor een onderneming.

  • 3. Indien het college een object vernummert op aanvraag van de eigenaar/gebruiker van dat object bestaat er geen recht op een vergoeding.

Artikel 9. De aanvraag tot nadeelcompensatie

  • 1. De aanvraag tot genoemde vergoeding dient uiterlijk binnen zes weken na de dagtekening van het besluit tot adreswijziging door het college te zijn ontvangen;.

  • 2. De aanvraag wordt ondertekend en bevat tenminste: .

    • a.

      de naam en het oorspronkelijke adres van de aanvrager;

    • b.

      de naam van de onderneming waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      de dagtekening;

    • d.

      het gewijzigde adres van de particulier of onderneming;

    • e.

      een uittreksel van de onderneming uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • f.

      een opgave van de aard en de omvang van het geleden nadeel en een zo nauwkeurig mogelijke specificatie van het bedrag van het nadeel;

    • g.

      het rekeningnummer met tenaamstelling waarop het bedrag kan worden overgemaakt;

  • 3. Indien naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het tweede lid van dit artikel stelt hij de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een termijn van vier weken na dagtekening van de brief waarin op het verzuim is gewezen.

Artikel 10. Niet in behandeling nemen aanvraag

Indien de aanvraag niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 is ingediend of tijdig is aangevuld, neemt het college de aanvraag niet in behandeling als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 11. De beslissing op de aanvraag

  • 1. 1.Het college beslist op de aanvraag tot nadeelcompensatie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmaal verlengen met ten hoogste zes weken. Het college deelt dit schriftelijk en onder opgaaf van redenen mee aan de aanvrager.

HOOFDSTUK 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12. Strafbepaling

  • 1. Overtreding van artikel 4, tweede en derde lid, artikel 5 en artikel 6, eerste tot en met het vierde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie;

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast de afdeling Omgevingsbeheer.

Artikel 13. Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de datum van bekendmaking.

Artikel 14. Vervallen oude regels

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen alle eerdere gemeentelijke regels en voorschriften voor het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de daaraan liggende objecten.

Artikel 15. Overgangsbepaling

  • 1. Namen en nummers die op grond van de in artikel 14 genoemde regels en voorschriften aan objecten zijn toegekend, blijven na inwerkingtreding van deze verordening bestaan.

  • 2. Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening naamgeving en nummering Renswoude 2013’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 maart 2013.
De griffier,
De voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

De begripsomschrijvingen zijn aangepast aan de omschrijving zoals opgenomen in artikel 1 van de wet. Daardoor zijn de voorheen in de verordening gehanteerde begrippen straatnaam, huisnummer, object, gebouw, complex en bouwwerk komen te vervallen. Verblijfsobject, pand, nummeraanduiding, wijk- en buurtindeling, wooonplaats en convenant zijn aan de begripsomschrijvingen toegevoegd. De overige begrippen zijn ongewijzigd gebleven. Voor de goede orde wordt gewezen op het feit dat het begrip ’openbare ruimte’ onder punt g niet precies overeenkomt met de openbare ruimte die wordt gebezigd in het spraakgebruik.

Artikel 2.

Het eerste lid regelt het vaststellen en begrenzen van de woonplaats(en). Het totale grondgebied van de gemeente moet in een of meer woonplaatsen worden opgedeeld. Dit betekent, dat de gemeentegrens altijd samenvalt met de woonplaatsgrenzen. Verder biedt het eerste lid de mogelijkheid om woonplaatsen te verdelen in wijken en buurten. In het kader van de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term CBS wijk- en buurtindeling. Deze indeling werd noodzakelijk geacht, omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied. Sinds 1971 heeft het echter ontbroken aan systematisch interbestuurlijk overleg waardoor onduidelijkheid kon ontstaan over de te hanteren wijk- en buurtindeling. De minister van Economische Zaken is voornemens zijn coördinerende rol inzake wijk- en buurtindeling te reactiveren, maar dat heeft nog niet geleid tot nadere bijhoudingsregels. Gemeenten doen er voorlopig verstandig aan - bij het opdelen van een woonplaats in wijken en buurten - de CBS-voorschriften inzake de wijk- en buurtindeling uit 1970 aan te houden.

Het tweede lid regelt het per woonplaats benoemen van openbare ruimte. In de Wet BAG zijn geen bepalingen opgenomen over de grenzen van benoemde delen van de openbare ruimte. Daar is in de verordening wel voor gekozen om te voorkomen dat delen van de openbare ruimte, onbedoeld, een dubbele naam krijgen of deels geen naam krijgen vanwege onduidelijkheid over de begrenzingen. Voor de meeste gemeenten is het vastleggen van begrenzingen van benoemde delen van de openbare ruimte al dagelijkse praktijk. Verder is in het tweede lid de naamgeving van gemeentelijke gebouwen en bouwwerken meegenomen.

Met de wettelijke regeling inzake de naamgeving van de openbare ruimte komt een einde aan discussies over de naamgeving van rijkswegen en provinciale wegen. De Wet BAG schrijft namelijk voor dat alle verblijfsobjecten van een nummer moeten zijn voorzien en dat geldt dus ook voor bijvoorbeeld benzinestations, restaurants of hotels die alleen via een rijks- of provinciale weg zijn te bereiken. Nummers kunnen alleen worden uitgegeven als zij worden gerelateerd aan een door het college vastgestelde naam aan een deel van de openbare ruimte. Gemeenten moeten derhalve ex artikel 6 van de Wet BAG voor rijks- en provinciale wegen een naambesluit nemen. Gemeenten moeten hier verstandig met hun bevoegdheid omgaan. In dit soort gevallen kan worden aangesloten bij de al jaren door veel gemeenten toegepaste werkwijze, waarbij de naamgeving louter wordt gebaseerd op de nummer en het type weg. Bijvoorbeeld door de A3 in een bepaalde woonplaats de naam Rijksweg A3toe te kennen. Daarmee blijft de A-nummering in tact en ook het type weg (rijksweg) blijft onveranderd. (E-aanduidingen moeten niet in de naamgeving van rijkswegen worden betrokken.) Zo kan ook bijvoorbeeld de provinciale weg N999 de naam <Provinciale weg N999> worden toegekend. Ook hier blijft het type weg en de N-nummering volledig in tact. Tot op heden hebben gemeenten zich aan deze werkwijze gehouden.

Het derde lid bepaalt, dat onder de termen bepalen, vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan omvat. Deze passage is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.

Artikel 3.

Het eerste en tweede lid regelen het vaststellen van standplaatsen en ligplaatsen en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen. Hier is niet voor de term huisnummer gekozen, omdat bij afgebakende terreinen, lig- en standplaatsen niet kan worden gesproken van huis. Vandaar dat de term nummeraanduiding wordt gebruikt.

Het toekennen, intrekken en wijzigen van nummers kan het college mandateren aan één of meerdere medewerkers van de gemeente Renswoude.

Een burger kan overigens een aanvraag voor een nummeraanduiding bij burgemeester en wethouders indienen. Deze aanvraag zal in de regel zijn aan te merken als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Op de afwikkeling van de aanvraag zijn de hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing (zie hierover ook de algemene toelichting).

De strekking van het derde lid spreekt voor zich en behoeft geen verdere toelichting. Het vierde lid regelt, dat het eerste tot en met het derde lid ook kan worden toegepast op andere betreedbare en afsluitbare objecten - zoals bijvoorbeeld afgebakende terreinen - als het college dat nodig oordeelt.

Het vijfde lid bepaalt dat onder de termen vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan omvat. Deze passage is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.

Artikel 4.

De toegekende namen moeten overeenkomstig de wens van het college worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente. De in het eerste lid vervatte zinsnede ‘in voldoende aantallen ter plaatse’ verdient nadere toelichting. Onder dit begrip wordt verstaan, dat een verkeersdeelnemer bij het oprijden van een kruising van wegen, door in voldoende aantallen aangebrachte naamborden, zonder omkijken en in een oogopslag de naam van de dwarsstraat moet kunnen lezen. Dit betekent doorgaans dat op alle hoeken van de kruising borden dienen te worden aangebracht.

Het tweede lid bepaalt dat een object of plaats of terrein een door het college toegekend nummer ook feitelijk moet dragen. Het college wordt de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk dat de nummers, die door het college zijn toegekend, ook ter plaatse terug zijn te vinden.

Het derde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd, namen toe te kennen aan delen van de openbare ruimte door naamborden zichtbaar ter plaatse aan te brengen. Het komt steeds vaker voor dat burgers - om de meest uiteenlopende redenen - een straatnaambord in de tuin plaatsen of aan de onroerende zaak bevestigen. Dat geeft veelal verwarring met de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte. Het derde lid geeft de gemeente de bevoegdheid om hiertegen op te treden. Voor de goede orde wordt erop gewezen dat het iedereen vrij staat om een naam toe te kennen aan zijn onroerende zaak, zolang dat geen verwarring geeft met de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte.

Het vierde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd nummers toe te kennen aan onroerende zaken die prive bezit zijn door deze op zichtbare wijze aan te brengen. Het aanbrengen van zelf gekozen nummers door eigenaren, gebruikers of beheerders aan objecten, plaatsen en terreinen is de laatste decennia hand over hand toegenomen. Bovendien is bij de invoering van de BAG ook gebleken dat nummers vaak zijn verdwenen. Ook worden nummers soms zo abstract vormgegeven dat zij niet meer aan het criteria van doeltreffendheid, zoals bedoeld in het tweede lid, voldoen. Deze criteria kunnen worden uitgewerkt in de uitvoeringsvoorschriften, zoals bedoeld in artikel 7.

Artikel 5.

Vanuit een weloverwogen algemeen maatschappelijk belang dienen naamborden door of namens de gemeente ter plaatse goed zichtbaar en in voldoende mate te worden aangebracht. Veelal is het noodzakelijk om naamborden te bevestigen aan gebouwgevels, terreinafscheidingen of aan paaltjes die op prive-terrein worden geplaatst. De betrokken rechthebbenden zijn verplicht dat toe te laten. Het artikel houdt verder rekening met de omstandigheid dat de borden niet door de gemeente zelf, maar op verzoek van de gemeente door derden worden aangebracht.

Het tweede lid geeft de gemeente de mogelijkheid om een bord met de oude (doorgehaalde) naam enige tijd te handhaven naast een bord met de nieuwe naam. Op deze wijze wordt voorkomen dat zij, die niet van de herbenoeming op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen vinden.

Het derde lid is opgenomen om te voorkomen dat de leesbaarheid/zichtbaarheid van een aangebracht naambord door bijvoorbeeld hoog opschietend groen, zonnescherm of reclamebord wordt belemmerd. Vandaar dat is bepaald dat de rechthebbende ervoor dient te zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.

Artikel 6.

In de verordening is gekozen voor een formulering waarbij de rechthebbende het nummer conform de gemeentelijke voorschriften dient aan te brengen, tenzij het college anders besluit. Het laatste zal vaak het geval zijn bij nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht. Het verdient aanbeveling de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer in de tekst van het nummerbesluit te regelen.

In het tweede en derde lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid, moet het nummer vier weken na de voltooiing zijn aangebracht.

Het vierde lid biedt de gemeente de mogelijkheid om een bord met het oude (doorgehaalde) nummer enige tijd te handhaven naast een bord met het nieuwe nummer. Op deze wijze wordt voorkomen dat zij, die niet van de hernummering op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen vinden. Het handhaven van het oude (doorgehaalde) nummer wordt soms bij omvangrijke of ingewikkelde vernummering toegepast.

Het vijfde lid geeft het college de mogelijkheid de in het tweede en derde lid genoemde termijnen te verlengen.

Artikel 7.

Het eerste lid biedt de mogelijkheid om uitvoeringsvoorschriften vast te stellen ten aanzien van naamgeving en nummering. Deze uitvoeringsvoorschriften zijn gericht op vast gemeentelijk beleid. Dat kan van belang zijn bij beroeps- en bezwaarprocedures. De uitvoeringsvoorschiften kunnen bepalingen bevatten met betreking tot de bestuurlijke, taalkundige en inhoudelijke aspecten van de naamgeving, alsmede bepalingen over de wijk- en buurtindeling, de toekenning van nummers, de wijze van nummeren, de uitvoering en plaatsing van borden en voorschriften van administratief-organisatorische aard. Ook kunnen modellen worden voorgeschreven voor verklaringen, besluiten en formulieren.

Artkel 2 bepaalt dat de uitvoeringsvoorschriften niet in strijd mogen zijn met het postcodeconvenant.

Artikel 8.

Als de gemeente genoodzaakt is objecten te vernummeren kan dat overlast en financiële gevolgen hebben voor de eigenaars of gebruikers van die objecten. Hierbij valt te denken aan kosten van verhuisberichten, veranderen van briefpapier, advertenties, reclames, opdrukken en dergelijke. Deze kosten, die voortvloeien uit een in het algemeen belang genomen besluit, mogen gezien het algemeen rechtsbeginsel van gelijkheid voor de openbare lasten de eigenaar/gebruiker van het te vernummeren object niet onevenredig zwaar treffen. Er kan dan aanspraak op nadeelcompensatie bestaan.

Uit het oogpunt van efficiëntie is het wenselijk een standaardregeling voor nadeelcompensatie vast te stellen die in de overgrote meerderheid van de gevallen, waarin een naam of nummer (adressen) op grond van de Verordening naamgeving en nummering wordt toegekend, de geleden schade inderdaad compenseert. Dit voorkomt discussies over al dan niet werkelijk gemaakte kosten, het verzamelen en controleren van bonnetjes, nota's en dergelijke.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen particulieren en ondernemingen, omdat ondernemingen in het algemeen meer relaties zullen hebben en ook vaker over briefpapier, visitekaartjes, opschriften en dergelijke zullen beschikken.

Lid 4 regelt dat geen vergoeding wordt verkregen wanneer er op verzoek is vernummerd.

Artikel 9

Dit artikel regelt de vorm van een aanvraag om nadeelcompensatie en spreekt voor zich.

Artikel 10

Dit artikel ziet op het niet in behandeling nemen van een aanvraag als genoemd in artikel 10 en spreekt voor zich.

Artikel 11

Dit artikel regelt de termijn waarbinnen er een beslissing moet worden genomen op een aanvraag om nadeelcompensatie zoals genoemd in artikel 8.

Artikel 12.

Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer deze verplichtingen bij nalatigheid of overtreding kunnen worden afgedwongen, zodra deze worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te verbinden.

In het tweede lid wordt de afdeling of dienst aangewezen, die op de naleving van de bepalingen in de verordening moet toezien. Dat kan bijvoorbeeld de afdeling of dienst Bouwtoezicht zijn. De laatste jaren wordt dit toezicht steeds vaker opgedragen aan de afdeling waaraan de bijhouding van de BAG is opgedragen.

Artikel 13.

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 14.

Dit artikel regelt het vervallen van de oude bepalingen. De strekking van dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 15.

Het principe van het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen dateert al uit de vorige eeuw. In de loop der jaren zijn veel opvolgende voorschriften van kracht geweest. Het is niet zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle nummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals vervat in artikel 7. Nummers die onder het oude regime tot stand zijn gekomen, blijven gehandhaafd. Het college heeft wel de mogelijkheid om aanpassing van de nummers te eisen.

Artikel 16.

Omdat de term huisnummer in principe geen juiste term is voor het nummeren van verblijfsobjecten, afgebakende terreinen, standplaatsen en ligplaatsen en de term straatnaam geen juiste term is voor plantsoenen, wegen e.d., is gekozen voor de nieuwe citeertitel Verordening naamgeving en nummering.