Regeling vervallen per 02-03-2011

Monumentenverordening Renswoude 2010

Geldend van 26-01-2010 t/m 01-03-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Monumentenverordening Renswoude 2010

Nr 1706/68

De raad der gemeente Renswoude;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 12 januari 2010, nr.68;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 12 en 15 van de Monumentenwet 1988;

B E S L U I T :

Vast te stellen de volgende

Monumentenverordening Renswoude 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepaling

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monumenten:

    • 1.

      alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

    • 2.

      terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten;

  • c.

    beschermde gemeentelijke monumenten: onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

  • d.

    beschermde rijksmonumenten; onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolgde de Monumentenwet vastgestelde registers;

  • e.

    kerkelijke monumenten: onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst

  • f.

    monumentencommissie: de door de raad ingestelde commissie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet en deze verordening.

Artikel 1.2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 De monumentencommissie

Artikel 2.1

  • 1. De monumentencommissie bestaat uit:

    • a.

      een onafhankelijk voorzitter, door de raad te benoemen;

    • b.

      minimaal 3 en maximaal 5 leden, door de raad te benoemen;

    • c.

      de portefeuillehouder Monumentenzaken of diens plaatsvervanger als adviseur.

  • 2. Burgemeester en wethouders doen een voordracht, waarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de deskundigheid van de kandidaten op het terrein van de monumentenzorg, de architectuur of de lokale geschiedenis.

  • 3. Burgemeester en wethouders benoemen een ambtelijk secretaris en kunnen ambtelijke adviseurs aanwijzen.

  • 4. De zittingsduur van de leden van de commissie is, behoudens tussentijdse aftreding, gelijk aan de zittingsduur van de gemeenteraad.

  • 5. De leden zijn onmiddellijk herbenoembaar.

  • 6. Een lid, ter vervulling van een, anders dan ten gevolge van een periodieke aftreding, opengevallen plaats wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden.

  • 7. De commissie werkt naar de bepalingen van een door burgemeester en wethouders te maken verordening

  • 8. De vergaderingen van de commissie zijn openbaar.

Hoofdstuk 3 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3.1

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek op belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven een beschikking over de aanwijzing van onroerende monumenten als gemeentelijke monumenten, nadat de monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.

  • 3. Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beschikking tot aanwijzing als gemeentelijke monumenten dan na overleg met de eigenaar.

  • 4. Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken nadat de monumentencommissie is gehoord, een beslissing als bedoeld in het tweede lid en derde lid. De beschikking wordt bekend gemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijke gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisen en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker Bij overschrijving van de termijn van acht werken worden burgemeester en wethouders geacht niet tot aanwijzing te hebben besloten.

  • 5. Burgemeester en wethouders maken de plaats in op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 6. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstig toepassing van de leden 2 en 3 achterwege.

  • 8. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Utrecht, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 9. Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 3.2

De gemeentelijke monumentenlijst ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2 Vergunning tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 3.3

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 3.4

  • 1. Bij de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 33 worden de door burgemeester en wethouders verlangde gegevens overlegd.

  • 2. Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in het eerste lid, alsmede an de eisen die gelden ingevolge de artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.

  • 3. Indien een aanvraag in behandeling wordt genomen, leggen burgemeester en wethouders de aanvraag in het gemeentehuis voor een ieder ter inzage. Indien in de aanvraag gegevens voorkomen of uit de aanvraag kunnen worden afgeleid, waarvan de geheimhouding met het oog op de bescherming van bedrijfsgeheimen gerechtvaardigd is, besluiten burgemeester en wethouders op een daartoe strekkend verzoek van de aanvrager dat die gegevens niet ter inzage worden gelegd De burgemeester doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze en vermeldt daarbij de mogelijkheid om binnen een termijn van twee weken zienswijze naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders.

  • 4. Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag en de naar voren gebrachte zienswijzen, als bedoeld is in het derde lid, terstond ter kennis van de monumentencommissie.

  • 5. Binnen acht weken na afloop van de termijn waarbinnen een ieder zijn zienswijze naar voren kan brengen, brengt de monumentencommissie haar advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 6. Burgemeester en wethouders geven binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, doch in ieder geval binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag, een beschikking op de aanvraag om vergunning.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen, indien daartoe naar hun oordeel gegronde redenen bestaan, de in het zesde lid bedoelde termijn, met ten hoogste acht weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennisgeven binnen de in het zesde lid bedoeld termijn.

  • 8. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het zesde lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 9. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van hun beschikking aan de monumentencommissie en aan degenen die hun zienswijze naar voren hebben gebracht.

  • 10. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend dan wel van de rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt ingevolgde de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op dat bezwaar en een eventueel ingesteld beroep en hoger beroep is beslist. Belanghebbenden, onder wie de vergunninghouder, kunnen de president van de rechtbank, onderscheidenlijk de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken de opschorting op te heffen. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.5

Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 3.4 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het en beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 3.6

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 3.7

  • 1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 3.6 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

  • 2. De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Hoofdstuk 4 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 4.1

  • 1. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijze aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van veertien dagen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 2. De monumentencommissie adviseert over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 5 Schadevergoeding

Artikel 5.1

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

    • b.

      de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen of

    • c.

      voorschriften door de burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijke monument.

    schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen last behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Strafbepalingen

Artikel 6.1

  • 1. Hij, die handelt in strijd met artikel 3.3 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 3.3 van deze verordening kan bovendien wordt gestraft openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 7.1

  • 1. De opsporing van de in artikel 6.1 strafbare gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafverordening genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft de in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij dor het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 7.2

Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten wordt zij bekendgemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2, van de Monumentenwet.

Artikel 7.3

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Renswoude, gehouden op 26 januari 2010.
de voorzitter,
de griffier,