Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelasting 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelasting 2015

De raad van de gemeente Renswoude;

Gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en wethouders d.d. 4 november 2014,

nr. 139135;

Gelet op de artikelen 220 tot 220h van de gemeentewet,

B E S L U I T:

Vast te stellen de

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN ONROERENDE ZAAKBELASTINGEN 2015

Artikel 1 Belastingplicht

  • 1. Onder de naam “onroerende zaakbelastingen” worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven;

    • a.

      een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak, die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit, of beperkt recht.

  • 2. Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:

    • a.

      gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b. van de gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie de zaak ter beschikking is gesteld.

  • 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 2 Belastingobject

Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet Waardering onroerende zaken.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

  • 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet Waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het in artikel 1 bedoelde kalenderjaar valt.

  • 2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet Waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 20, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4 Waardepeildatum

De waarde in het economisch verkeer is die op 1 januari 2014. Deze waarde vindt toepassing voor het kalenderjaar 2015.

Indien de waarde in het economisch verkeer gedurende de eerste 2 jaren sedert het tijdvak als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid wijziging ondergaat als gevolg van hetzij bouw, verbouw, verbetering of afbraak, hetzij verandering van bestemming, is de waarde die welke in aanmerking zou zijn gekomen, indien die bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of bestemmingsverandering zijn beslag had gekregen op het hiervoor bedoelde tijdstip.

Artikel 5 Belastingjaar

De belastingjaren vallen samen met de kalenderjaren.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:

    • a.

      de gebruikersbelasting:

  • 1. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1304%

    • b.

      de eigenarenbelasting :

  • 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0808%

  • 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1451%

  • 2. Indien de waarde in het economische verkeer van een onroerende zaak minder beloopt dan

    € 6.800,00 worden ter zake van die onroerende zaak de belastingen niet geheven.

  • 3. Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele euro’s.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • b.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarde met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • c.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door de rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, worden beheerd;

    • d.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer, per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • e.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • f.

      onroerende zaken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning. Tot de onroerende zaken behoren, daaraan al dan niet aard- of nagelvast verbonden werktuigen welke verwijderd kunnen worden met behoud van hun waarde als zodanig en niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • g.

      ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond,alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • h.

      een gebouwd eigendom voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond;

    • i.

      onroerende zaken, die in hoofdzaak worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente;

    • j.

      straatmeubilair, waaronder worden begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri'’, hekken en palen;

    • k.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

    • l.

      begraafplaatsen, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • m.

      onroerende zaken die worden gebruikt voor het geven van onderwijs.

  • 2. De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid, onderdelen a. en l., onroerende zaken, voor zover die dienen als woning, geldt niet voor de gebruikersbelasting. Evenmin geldt de vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel i. van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting voor zover de gemeente daarvan niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

Artikel 8 Wijze van belastingheffing.

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

De aanslagen moeten worden betaald in 3 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien de belastingplichtige de keuze maakt om via automatische incasso te betalen, worden de aanslagen in 8 gelijke termijnen geïnd, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    De verordening op de heffing van onroerende zaakbelastingen van 10 december 2013 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de datum van bekendmaking van de goedgekeurde verordening. Zij is met betrekking tot de invordering tevens van toepassing op alle aanslagen die na die datum worden opgelegd in verband met belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening onroerende zaakbelastingen 2015”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Renswoude, gehouden op 9 december 2014.
de griffier, de voorzitter,