Regeling vervallen per 27-09-2011

Telecommunicatieverordening gemeente Renswoude

Geldend van 07-02-2000 t/m 26-09-2011

Intitulé

Telecommunicatieverordening gemeente Renswoude

Telecommunicatieverordening gemeente renswoude

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet : Telecommunicatiewet

  • b.

    openbaar telecommunicatienetwerk : telecommunicatienetwerk als genoemd in artikel 1.1, onder g, van de wet: c. omroepnetwerk : omroepnetwerk als genoemd in artikel 1.1, onder o, van de wet;

  • d.

    kabels : kabels, genoemd in artikel 1.1, onder r, van de wet;

  • e.

    openbare gronden : openbare wegen en wateren, als genoemd in artikel 1.1, onder s, van de wet;

f, aanbieder : aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroep-netwerk;

g.werkzaamheden : werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming

van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk in en op openbare gronden;

  • h.

    gedoogplichtige : degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet;

  • i.

    college : college van burgemeester en wethouders;

  • j.

    melding : melding als bedoeld in art. 5.2, derde lid, aanhef en onder a, van de wet;

  • k.

    instemmingsbesluit : besluit van het college als bedoeld in art. 5.2, derde lid, aanhef en onder b, van de wet

artikel 2 Tijdstip van melding van voorgenomen werkzaamheden

Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt in ieder geval acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden het voornemen daartoe bij het college.

Artikel 3 Melding werkzaamheden

  • 1. Voor de melding maakt de aanbieder gebruik van een daartoe door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Bij de melding verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit afgegeven registratie;

    • b.

      een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • c.

      naam, adres en het telefoonnummer van degene die de kabel in eigendom heeft, degen die de kabel beheert en degene die de kabel exploiteert;

    • d.

      een opgave van de soort kabel en het beoogde gebruik;

    • e.

      welke belanghebbenden en instanties vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • f.

      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:

      • ·

        een opgave van het gewenste tracé;

      • ·

        een opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst alsmede van de situering daarvan;

      • ·

        de omschrijving van eventuele opbrekingen;

      • ·

        de doorsnede van de kabel of kabelgoot;

      • ·

        de lengte en breedte van de kabelsleuf;

      • ·

        de maatregelen voor de bereikbaarheid van de in de openbare gronden aanwezige kabels en leidingen;

      • ·

        het voorgenomen tijdstip van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden;

      • ·

        naam, adres en telefoonnummer van de aannemer(s) of onderaannemer(s) die belast is (zijn) met de werkzaamheden en van een contactpersoon ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 3. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding, als genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen inzake de gegevens die bij de melding worden verstrekt.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen bij instemming

  • 1. Het college kan aan het instemmingsbesluit voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van schade of overlast;

    • c.

      de bruikbaarheid van de openbare gronden;

    • d.

      het veiig en doelmatig gebruik van de openbare gronden;

    • e.

      het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden;

    • f.

      de belemmering van doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden;

    • g.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • h.

      de bescherming van groenvoorzieningen

      • 2.

        Ter bescherming van de belangen als genoemd in het eerste lid, kan het college in ieder geval aan het instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen zoals kabelgoten en geleidingen en een zekerheidsstelling voor de nakoming van verplichtingen die gesteld zijn bij de voorschriften en beperkingen aan het instemmingsbesluit.

      • 3.

        De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen dient te geschieden ten genoegen van het hoofd openbare werken en conform diens technische aanwijzingen.

Artikel 5 Zakelijk karakter instemmingsbesluit

Indien de kabel wordt overgedragen aan een nieuwe aanbieder gaan de rechten plichten die betrekking hebben op de kabel van de oude aanbieder over op de nieuwe aanbieder.

Artikel 6 Melding wijziging

De aanbieder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of het feit dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in of op openbare gronden.

Artikel 7 Overgangsbepaling

De aanwezigheid van kabels en kabelwerken in of op openbare gronden, voor zover deze zijn aangelegd met toepassing van hoofdstuk VI van de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen, dient door de aanbieders binnen een jaar na inwerktreding van deze verordening te worden gemeld aan het college via het aanmeldingsformulier als genoemd in artikel 3, tweede lid.

Artikel 8 Inwerktreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van inwerktreding van artikel 5.2, vierde lid, van de wet.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Telecommunicatieverordening gemeente Renswoude.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Renswoude, gehouden op 18 januari 2000
De secretaris, De voorzitter,

Nota-toelichting

TOELICHTING TELECOMMUNICATIEVERORDENING GEMEENTE RENSWOUDE

 

Artikel 1         Begripsomschrijvingen

  • a.

    Wet

De verordening is gebaseerd op de Telscommunicatiewet (TW). Deze wet is de opvolger van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, die  op zijn beurt d Telegraaf- en Telefoonwet van 1904 heeft vervangen.

 

  • b.

    Openbaar telecommunicatienetwerk

Een openbaar telecommunicatienetwerk wordt in artikel 1, onder g, TW omschreven als een telecommunicatienetwerk dat onder meer voor de verrichting van openbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt of een telecommunicatienetwerk waarmee aan het publiek de mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitingen ter beschikking gesteld telecommunicatienetwerk wordt gebruikt voor de verrichting van openbare telecommunicatiediensten. Dit betekent dat de desbetreffende telecommunicatiedienst beschikbaar is voor het publiek.Deze dienst wordt openbaar aangeboden en is beschikbaar voor eenieder die van dat aanbof gebruik wil maken. Dit betekent dat telecommunicatiediensten die uitsluitend beschikbaar zijn voor leden van een besloten gebruikersgroep, niet openbaar zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om een besloten netwerk op een bedrijventerrein.

 

In het tweede deel van de omschrijving wordt gesproken over de“mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten”. Hiermee wordt onder meer gedoeld op huurlijnen. Een huurlijn wordt in de TW, artikel 1, onder 1, gedefinieerd als aan het pubkiek  ter beschikking stellen van transparante transmiddelcapaciteit tussen twee netwerkaansluitpunten van een telecommunicatienetwerk, zonder routeringsfuncties waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn.

 

Met een voorbeeld zal worden verduidelijkt wat hiermee precies bedoeld wordt. Stel dat een bedrijf twee filialen met elkaar wil verbinden door middel van een kabel voor telecommunicatie en dataverkeer. De kabel is dan voor exclusief gebruik van het bedrijf..

Er doen zich twee mogelijkheden voor:

  • -                     Het bedrijf neemt een aanbieder  van openbaar telecommunicatienetwerken in de arm. Die zorgt ervoor dat de kabel wordt gelegd en exploiteert deze in het vervolg

  • -                     Het bedrijf huurt vervolgens de lijn. Deze huurlijn is te beschouwen als een openbaar telecommunicatienetwerk en moet dus worden gedoogd.

  • -                     Het bedrijf laat in eigen beheer een voor eigen kosten de kabel leggen en exploiteert de lijn zelf. Het betreft een niet openbaar netwerk, waarvoor de gemeente niet gedoogplichtig is.

 

c.omroepnetwerk

Een omroepnetwerk wordt in artikel 1, onder 0, TW omschreven als technische  inrichtingen, of onderdelen daarvan, die worden gebruikt om met gebruik van kabels of radioverbindingen tussen punten programma’s te verspreiden naar een of meer bij anderen in gebruik zijnde gronden, woningen of niet tot de woning dienende gebouwen. In de meeste gevallen zal het gaan om het kabeltelevisienetwerk , met behulp waarvan radio-en televisieprogramma’s worden doorgegeven.  De aanbieder van een omroepnetwerk kan via ditzelfde netwerk ook openbare telecommunicatiediensten aanbieden, dan wel het netwerk als openbaar telecommunicatienetwerk gebruiken. Voor beide activiteiten is een afzonderlijke registratie verplicht..

 

d. kabels

Onder het begrip kabels vallen, overeenkomstig artikel 1.1, onder r, TW, niet alleen de feitelijke kabels, maar ook ondersteuningswerken. Beschermingswerken en signaalinrichtingen. Tevens worden tot het begrip kabels gerekend: de inrichtingen bestemd om daarin verbinding tot stand te brengen tussen laatstgenoemde kabels onderling. Of een bepaald object dat een telecomaanbieder wil aanbrengen onder de omschrijving van het begrip kabels valt, is de eerste plaats een technisch vraagstuk. Daarnaast moet ook worden bezien welke objecten gemeenten in het verleden hebben gedoogd. Materieel bezien moet onder de TW namelijk hetzelfde worden gedoogd als onder de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen (WTV). Formeel bezien valt op dat de letterlijke omschrijving in de TW is verruimd ten opzichte van de omschrijving uit de WTV. Dit komt doordat nu ook kabelnetwerken onder de omschrijving van kabels zijn gebracht, terwijl deze in de WTV afzonderlijk waren gedefinieerd. De kabelnetwerken uit de WTV  moesten echter ook worden gedoogd. De invoering van de TW betekent op dit punt dus geen verruiming van de mogelijkheden voor aanbieders om objecten te plaatsen. 

 

e. openbare gronden

In artikel 1, onder s, TW wordt het begrip openbare gronden beschreven. Hiertoe worden gerekend openbare wegen, met inbegrip van de daartoe behorende stoepen. glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken, alsmede wateren met daartoe behorende bruggen, plantsoenen en andere plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn. Onder het begrip openbare gronden wordt ook het begrip weg, zoals gebruikt wordt in de model –APV., aangezien hieronder ook de wateren met de daarbij behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn, worden gerekend.

 

f. aanbieder

Het begrip aanbieder wordt gedefinieerd als een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk. Voor deze aanbieders geldt de verplichting, zoals genoemd in artikel 5.2, derde lid, TW om voorafgaand aan de aanvang van werkzaamheden ten behoeve van een openbaar telecommunicatie of omroepnetwerk deze werkzaamheden te melden en vervolgens een instemmingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders af te wachten.

 

g.werkzaamheden

werkzaamheden in verban met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden betreffen ook de werkzaamheden die verband houden met het  medegebruik van voorzieningen. Bij het medegebruik van voorzieningen moet onder andere gedacht worden aan het medegebruik van kabelgoten of geleidingen. Voor dergelijke werkzaamheden geldt ook de meldingsplicht en is een eerst een instemmingsbesluit vereist voordat zij mogen worden uitgevoerd. Op het medegebruik van voorzieningen wordt nader ingegaan bij de toelichting op artikel 4.

 

h.gedoogplichtige

In artikel 5.1, eerste lid, TW wordt bepaald dat eenieder verplicht is om de aanslag en instandhouding van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden, alsmede de opruiming daarvan, te gedogen. De beheerders van openbare gronden moeten dus goedvinden (‘gedogen”) dat aanbieders van een openbaar  telecommunicatienetwerk of omroepnetwerk kabels in hun grond leggen. Tot de beheerders van het openbare gebied behoren gemeenten, provincies, waterschappen, het Rijk en particulieren in het bezit van een openbare grond.

 

i. college

Ten behoeve van de leesbaarheid van de verordening wordt het college van burgemeester en wethouders aangeduid met het college. Waar in hoofdstuk 5 van de TW wordt gesproken over “het college”wordt OPTA bedoeld, en niet het college van B&W.

 j/k.melding en instemmingsbesluit

In artikel 5.2, derde lid,TW staat dat een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk slechts overgaat tot het verrichten van werkzaamheden indien deze:

  • 1.

    het voornemen daartoe heeft gemeld bij burgemeester en wethouders van de desbetreffende  gemeente, en

  • 2.

    van burgemeester en wethouders instemming heeft verkregen over tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden.

Deze bepaling brengt met zich mee dat een aanbieder niet met de werkzaamheden mag beginnen voordat hij instemming daarvoor heeft verkregen van het college van burgemeester en wethouders.

 Artikle 2         Tijdstip en melding

 

In artikel 5.2, vierde lid, TW is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels stelt inzake het tijdstip, voorafgaand aan het verrichten van werkzaamheden waarop de melding uiterlijk moet zijn gedaan. Artikel 2 van deze verordening is hier een nadere uitwerking van. Gekozen is voor een termijn van acht maanden. Deze termijn sluit aan bij de termijn als genoemd in artikel4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Abw). Uiteraard dit verhindert niet dat eerder, bijvoorbeeld na drie weken, op een melding wordt besloten.

 

Het staat de gemeente vrij om een andere termijn dan acht weken in de verordening op te nemen, dan wordt aanbevolen om deze termijn ook als beslistermijn te hanteren. Het zou immers onlogisch zijn indien twee weken voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden een melding moet worden ingediend, terwijl binnen die tijd nog geen uitsluitsel kan worden gegeven over de instemming.

 

 

Het tijdstip van melding voorafgaand aan de aanvang van werkzaamheden zou afhankelijk gesteld kunnen worden van de plaats van de werkzaamheden. Het is voorstelbaar dat voor een graafwerkzaamheid in het centrum van de gemeente meer coördinatie van de zijde van de gemeente nodig is dan voor een graafwerkzaamheid in het buitengebied van de gemeente. Bij werkzaamheden in het centrum of op een hoofdroute door de gemeente moeten al dikwijls verkeersmaatregel worden getroffen of andere voorzieningen. Om die reden heeft de gemeente voor de coördinatie van werkzaamheden meer tijd nodig. Artikel 2 zou daarom kunnen worden uitgebreid met een zin luidende:

“Als werkzaamheden worden verricht op hoofdroutes en in het centrumgebied, zoals  omschreven op bijgevoegde kaart, of als bij werkzaamheden meerdere gedoogplichtigen zijn betrokken, wordt de melding uiterlijk 8 weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld bij het college. Vanzelfsprekend dient in dat geval een kaart van de gemeente met daarop getekend de hoofdroutes of het centrumgebied tezamen met de verordening te worden vastgesteld.”

In de voorliggende verordening is vooralsnog gekozen voor een termijn van acht weken. Aan de hand van de ervaringen in het eerste jaar kan gekozen worden voor een termijn van acht weken. Aan de hand van de ervaringen in het eerste jaar kan gekozen worden  voor een langere termijn (eventueel op0 meerdere locaties).

 Artikel 3         Melding

 

Artikel 5.2, vierde lid, TW bepaalt onder meer dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels vaststelt over de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt, waaronder een uitvoeringsplan. Artikel 3 van de verordening is hiervan een nadere uitwerking. Gegevens die op basis van artikel 4.2 van deAbw, zoals de dagtekening van de aanvraag, moeten worden vermeld, zijn nog niet eens opgenomen in de opsomming van artikel 3. De verplichting om deze gegevens te verstrekken volgt immers rechtstreeks uit de Awb.

 

In artikel 3, eerste lid, is het gebruik van een aanmeldingsformulier voorgeschreven. Een ordelijke en efficiënte afhandeling van de aanvraag wordt immers bevorderd door de gebruikmaking van een speciaal daartoe bestemd formulier.

 

In de opsomming uit het eerste lid, is het gebruik van een aanmeldingsformulier voorgeschreven. Een ordelijke en efficiënte afhandeling van de aanvraag wordt immers bevorderd door de gebruikmaking van een speciaal daartoe bestemd formulier.

Een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel wordt genoemd in de opsomming van artikel 3. Indien getwijfeld wordt of de werkzaamheden gedoogd moeten worden, vormt de inschrijving bij de Kamer van Koophandel namelijk een aanwijzing voor het vermoeden dat het bedrijf in ieder geval openbare telecommunicatiediensten aanbiedt en daarmee hun werkzaamheden, werkzaamheden aan een te gedogen openbare kabel kunnen zijn.

 

Van belang is verder of er sprake is van een huurlijn. Om die reden wordt bij de melding gevraagd aan te geven om wat voort soort kabel het gaat. Een  huurlijn is te beschouwen als een openbaar telecommunicatienetwerk en moet dus worden gedoogd. Lijnen in eigen beheer of voor exploitatie vormen een niet-openbaar netwerk. De gemeente is voor deze lijnen niet gedoogplichtig op grond van de APV te worden verleend; zij bijvoorbeeld artikel 2.1.5.2 model APV van de VNG. Tevens moet worden aangegeven wie vooraf in kennis gesteld moeten worden van de voorgenomen werkzaamheden. Gedacht kan worden aan burgers en ondernemers die overlast zullen ondervingen van de werkzaamheden. In sommige gevallen kan het ook noodzakelijk worden dat de politie en de brandweer op de hoogte worden gesteld. Dit zal vooral voordoen wanneer de werkzaamheden met wegversperringen gepaard gaan.

 

Uit het uitvoeringsplan moet voorts blijken op welke wijze de werkzaamheden worden uitgevoerd. Van belang is onder andere dat de kabels zo worden aangelegd dat de bereikbaarheid van de in de grond aanwezige kabels blijft behouden. Om die reden is het van belang waar de kabelsleuf wordt gesitueerd.

 

Het derde lid ziet op de situatie dat de werkzaamheden ook betrekking hebben op gronden van andere gedoogplichtigen. In dat geval dienen ook de belangen van deze gedoogplichtigen bij het instemmingsbesluit te worden betrokken. Uit artikel 5.2, eerste en tweede lid, TW vloeit immers voort dat de gemeente met de coördinatie wordt belast van de werkzaamheden  aan telecommunicatie- en omroepnetwerken binnen haar grondgebied dat de gemeente hierbij andere belangen moet betrekken. Gelet hierop is in het derde lid van artikel 3 van de verordening opgenomen dat de uitkomst van het overleg tussen de aanbieders en andere gedoogplichtigen uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding aan het college van burgemeester en wethouders wordt gemeld. De aanbieder kan op deze wijze tegelijkertijd met de melding aan het college van burgemeester en wethouders de andere gedoogplichtigen benaderen. Om geen discussie te krijgen over de aanvang van de vier weken termijn is het gewenst om na de ontvangst van de melding een ontvangstbevestiging te sturen. Voordat tot instemming wordt besloten Voordat tot instemming wordt besloten dient het resultaat van dit overleg bij de gemeente bekend te zijn. Deze procedure  draagt bij aan een redelijke afdoeningstermijn door het college van burgemeester en wethouders. Indien de belangen van de andere gedoogplichtigen niet overeenkomen met de belangen van de gemeente, ligt het vervolgensop de weg van het college van burgemeester en wethouders om de belangen zo goed mogelijk tegen elkaar af te wegen.Daartoe zou bijvoorbeeld van de zijde van de gemeente een overleg kunnen worden geëntameerd met alle betrokken, waaronder in ieder geval de aanbieders en andere gedoogplichtigen.  Indien de partijen er niet in onderling overleg uitkomen, moet het college van burgemeester en wethouders na afweging van alle belangen een beslissing nemen.

 

In het vierde lid is opgenomen dat het college nadere regels kan stellen voor de gegevens die bij de melding worden verstrekt. Het is mogelijk dat het college bij werkzaamheden in het centrum andere eisen stelt aan het uitvoeringsplan dan bij de werkzaamheden in het buitengebied. Door het stellen van nadere regels kan hierin onderscheid worden gemaakt. De bevoegdheid tot het stellen van nadere regels is gebaseerd op artikel 156, derde lid, van de Gemeentewet. Indien het college bij een individuele melding meent dat er onvoldoende gegevens zijn overlegd om een beslissing te nemen over de instemming, kan op basis van artikel 4;5 van de Abw nadere gegevens opvragen.

 

Artikl 4          Voorschriften en beperkingen bij instemming

 

Uit artikel 5.2, tweede lid, TW volgt dat de gemeente bij de coördinatie andere werkzaamheden en andere belangen waarin de TW niet voorziet, moet betrekken. Gedacht kan worden aan belangen zoals genoemd in het eerste lid van artikel  5 van de verordening. Bij de formulering van deze belangen is aansluiting gezocht bij de terminologie uit het model-APV van de VNG.

 

De belangenafweging kan ertoe leiden dat aan het instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften of beperkingen mogen niet zodanig belemmerend werken dat niet meer gesproken zou kunnen worden van de gedoogplicht van de Gemeente. Een dergelijke aanpak zou in strijd zijn met de Telecommunicatiewet. Artikel 5.2, tweede lid, TW bepaalt immers dat de coördinatie niet mag leiden tot een zodanige vertraging van voorgenomen werkzaamheden dat redelijkerwijs niet meer kan worden gesproken van gedogen.

 

In het instemmingsbesluit kan ten tijde van aanvang van de werkzaamheden op enige tijd na het tijdstip van melding van de voorgenomen aanvang worden gesteld. De gedoogplicht wordt hierdoor in beginsel niet geschonden. In de Nota naar aanleiding van het verslag van 29 december 1997 zegt de minister hierover :”Of dit tijdstip één maand of zes maanden verder weg kan zijn gelegen is niet aan de wetgever om voor eens en altijd te bepalen. Van gemeente tot gemeente, maar zelfs binnen een gemeente, kunnen de omstandigheden verschillen. Denk hierbij aan omstandigheden als: buitenwijk, centrum, soort grond, wanneer meest recente opbreking”.

 

De wetgever heeft gelet op deze diversiteit geen termijn willen stellen waarbinnen met de werkzaamheden moet worden begonnen. Het college van burgemeester en wethouders zal daarom voor elke concrete situatie moeten afwegen of de op de voorgenomen aanvangsdatum van de werkzaamheden ook daadwerkelijk een aanvang kan worden gemaakt.

 

De wetgever heeft gelet op deze diversiteit geen termijn willen stellen waarbinnen met de werkzaamheden moet worden begonnen. Het college van burgemeester en wethouders zal daarom voor elke concrete situatie moeten afwegen of de voorgenomen aanvangsdatum van de werkzaamheden ook daadwerkelijk een aanvang kan worden gemaakt.

 

De coördinatieplicht brengt met zich mee dat vanuit de gemeenten zoveel mogelijk onderzocht t wordt of verschillende verzoeken tot werkzaamheden in openbare grond niet kunnen worden gecombineerd. Dit voorkomt dat een weg bijvoorbeeld om het halfjaar wordt opgebroken. Voor bijvoorbeeld burgers, ondernemers, etc. kan dit veel overlast met zich meebrengen. Daarnaast kan het ook in het belang van de aanbieders zijn om gezamenlijk de kosten van het openbreken van de grond te dragen.

 

Niet alleen beperkingen in de tijd kunnen aan het instemmingsbesluit worden verbonden mar ook voorschriften of beperkingen  omtrent de wijze van uitvoering. Een bepaald traject van de kabel kan, gelet op de belangen die genoemd worden in het eerste lid, op grote bezwaren stuiten. Het is dan van belang om samen met de aanbieder te onderzoeken of de kabel ook via een ander traject kan worden aangelegd. De gemeente kan vervolgens instemming geven voor een melding afwijkend traject.

 

Werkzaamheden ten behoeve van huisaansluitingen komen dikwijls in een gemeente voor. Deze kleine werkzaamheden dienen op grond van de TW te worden gemeld aan de gemeente. Om te voorkomen dat de gemeente voor elke huisaansluiting een apart instemmingsbesluit moet nemen, kan in het instemmingsbesluit voor het “moedertraject”worden opgenomen dat de instemming ook geldt voor toekomstige huisaansluitingen. Door in een voorschrift t3 b3palen dat de werkzaamheden hiervoor vooraf moeten worden gemeld aan het college van burgemeester en wethouders, blijft de gemeente op de hoogte van waar en wanneer de openbare grond wordt opengebroken.

 

Er kan ook een voorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbonden waarin wordt gemeld ho te handelen bij storingen aan het telecommunicatie- of omroepnetwerk.Indien zich een storing voordoet, dient deze immers dikwijls direct verholpen te worden. Het vooraf melden en het wachten op de vooraf gaande toestemming is dan niet in alle gevallen mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan een storing die zich in het weekeinde voordoet. Indien de storing direct verholpen moet worden, is het van belang dat wel achteraf melding wordt gemaakt van de werkzaamheden. Met het oog daarop kan het voorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbonden dat bepaald dat indien bij storingen de daarvoor uit te voeren werkzaamheden niet vooraf gemeld kunnen worden en het college van burgemeester en wethouders niet vooraf gevraagd kan worden om instemming, binnen 48 uur na de werkzaamheden het college alsnog hiervan in kennis wordt gesteld.

 

Bij de kamerbehandeling van de TW heeft de minister gesteld dat de gemeente een marktpartij ook kan verplichten om kabelgelden te gebruiken die voor andere telecomaanbieders toegankelijk zijn. In de verordening wordt uitdrukkelijk bepaald dat een voorschrift hierover aan het instemmingsbesluit kan worden verbonden. Dit betekent niet alleen dat een marktpartij  door het college van burgemeester en wethouders kan worden verplicht om van bestaande kabelgelden gebruik te maken, maar ook  een marktpartij kan worden verplicht om nog niet aanwezige kabelgoten te realiseren. Omdat dit grote kosten met zich mee kan brengen voor een aanbieder, moet de gemeente er zich terdege bewust van zijn dat het verbinden van een dergelijk voorschrift aan het instemmingsbesluit op een daadkrachtige motivering moet berusten. Overigens zijn de aanbieders van telecommunicatienetwerken verplicht, op basis van artikel 5.10, TW, om elkaar medegebruik van voorzieningen  (waaronder kabelgoten) te verlenen, mits daar een redelijke vergoeding tegenover staat. Dit is echter een zaak waar de gemeente buiten staat.

 

Ook kan de gemeente een voorschrift of beperking aan het instemmingsbesluit verbinden waarbij een zekerheid wordt verlangd voor d nakoming van b4pqaalde verplichtingen. In het bestuursrecht is het verbinden van een financiële voorwaarde aan een besluit in beginsel toegestaan als daarmee met het besluit meespelende belangen worden gediend. Als voorbeeld kan genoemd worden het verbinden van een voorschrift aan een instemmingsbesluit inhoudende dat een waarborgsom moet worden gestort om een wegoppervlak in oude staat terug te brengen.

 

Artikel 5.2, vierde lid, onder c, TW bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regel vaststelt over de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van medegebruik van voorzieningen. Gelet hierop moet in het derde lid van artikel 5 een verwijzing naar de gemeente gebruikte technische voorzieningen worden opgenomen.  Veel gemeenten gebruiken in de praktijk een handboek met technische gegevens waaraan graafwerkzaamheden moeten voldoen. Een verwijzing hiernaar in artikel 5 zorgt ervoor dat de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud en verplaatsing, alsmede de opruiming van kabels en het medegebruik van voorzieningen, dient te geschieden conform deze technische vereisten.

 

De TW laat de publiekrechtelijke bevoegdheden van de gemeenten en andere overheden die zijn gebaseerd op specifieke wettelijke regelingen onverlet. Dit wil zeggen dat de aanbieder van een telecommunicatie- of omroepnetwerk bij deze overheden wel de benodigde vergunningen, ontheffingen etc. dient aan te vragen (bijvoorbeeld een vergunning op basis van de keur van het waterschap als de kabel in een dijklichaam wordt aangelegd). Het ontbreken van dergelijke vergunningen of ontheffingen kan echter geen reden zijn om het instemmingsbesluit te weigeren.

 

Bekendmaking

 

Het instemmingsbesluit zal bekend gemaakt moeten worden overeenkomstig artikel 3:41 Awb. Toezending van het instemmingsbesluit aan de aanvrager, welke meestal de aanbieder zal zijn, ligt dan in de rede. De awb vereist niet dat besluiten die, ingevolge artikel 3:41, aan een of meer belanghebbenden zijn gericht, openbaar gemaakt worden. Indien het gemeentelijk gebruik is dat dergelijke besluiten toch worden gepubliceerd, zijn ook anderen tijdig op de hoogte van de verlening.

 

Bezwaar, beroep en schadevergoeding

 

Tegen het instemmingsbesluit kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen bij het college van burgemeester en wethouders. Vervolgens staat ingevolge artikel 17.1, TW beroep open op de arrondisementsrechtbank te Rotterdam en ingevolge artikel 20 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB). Is er schade veroorzaakt die verband houdt met de gedoogplicht, dan beperkt het recht op openbare gronden tot vergoeding van de kosten van de voorzieningen en van meerdere kosten van onderhoud. Artikel 5.9 TW bepaalt dat een eis tot schadevergoeding aanhangig gemaakt dient te worden bij de kantonrechter in wiens ambtsgebied de onroerende zaak is gelegen waaraan schade wordt toegebracht. Hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter is voorts toegestaan.

 

Artikel 5.7, TW regelt de kostenvergoeding in het geval dat de kabels verplaatst moeten worden. Indien de gemeente als gedoogplichtige wil dat de kabel wordt verplaatst in verband met de oprichting  van een gebouw of de uitvoering van werken, dan dient de aanbieder dit op eigen kostenkosten te doen.

 

Artikel 5.8TW geeft een regeling voor bomen en beplanting die hinderlijk zijn voor de telecommunicatie- of omroepnetwerken. Rechthebbenden van bomen of beplantingen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de aanbieder van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk om deze te snoeien of in te korten indien deze hinderlijk zijn of worden voor de aanleg, instandhouding en exploitatie van deze netwerken. De OPTA is bevoegd om bestuursdwang toe te passen indien de rechthebbende niet voldoet aan een dergelijk verzoek van de aanbieder. De aanbieders kunnen, ingevolge het derde lid van artikel 5.9, TW ook zelf tot het opsnoeien of inkorten van wortels of takken overgaan. Er moet dan wel sprake  zijn van ernstige belemmering of storing van de telecommunicatie. Artikel 5.9, TW bepaalt ve4rder dat bepaalt verder dat de rechthebbenden  ten aanzien van bomen of beplantingen het recht op schadevergoeding aanhangig kunnen maken bij de kantonrechter. Hoger beroep hiervan is toegelaten.

 

Omdat er een geschil over de gedoogplicht ex artikel 5.1, tweede lid, TW van interlokale en internationale kabels in niet-openbare gronden, met uitzondering van huizen en aangrenzende tuinen, dan kan op basis van artikel 5.3, tweede lid, TW de OPTA als geschillenbeslechter optreden. De OPTA kan vervolgens een beschikking afgeven waarte4gen beroep openstaat bij de Rotterdamse arrondisementsrechtbank en hoger beroep bij het CBB. De wet kent ten aanzien van deze gedoogplicht geen beperkingen toe aan de omvang van het verzoek tot schadevergoeding. Alle schade kan opgevoerd worden in een procedure voor de kantonrechter. Hoger beroep is hierop mogelijk.

 

Worden kabels boven de grond aangebracht zonder dat deze de grond raken of in en aan gebouwen bijbehorende gronden. Dan is eenieder verplicht om deze te gedogen. Is er schade geleden, dan kan deze via de bovengenoemde procedure bij de kantonrechter aanhangig worden gemaakt. In de artikelen 5.5 en 5.9 TW is dit nader geregeld.

 

Handhaving

 

Indien de aanbieder zonder voorafgaande melding of zonder instemming van het college van burgemeester en wethouders werkzamheden verricht, wordt in strijd gehandeld met artikel 5.2, derde lid, TW. Dit vormt een economisch delict in de zin van de Wet op economische delicten (WED). Ook het handelen in strijd met artikel 5.2, derde lid, inhoudende het handelen in strijd met het instemmingsbesluit opgenomen tijdstip van aanvang of voltooiing en de wijze van uitvoering, is onder de werking van deWED gebracht. Handhaving van deze artikelen vindt plaats.door de daarvoor in artikel 17 WED aangewezen ambtenaren.

 

Naast deze strafrechrelijke is bestuursrechtelijke handhaving mogelijk.  Het college van burgemeester en wethouders kan via een bestuursdwangprocedure ex artikel 125 Gemeentewet juncto 5;31 Awb naleving van de bepalingen uit deze verordeningen afdwingen.

 

Artikel 5         Zakelijk karakter instemmingsbesluit

 

Het verdient aanbeveling om aan het instemmingsbesluit een zakelijk karakter mee te geven. In de situatie dat een  nieuwe aanbieder van de kabel gebruikmaakt, is het gewenst dat ook voor hem de voorschriften en beperkingen gelden die aan het instemmingsbesluit zijn verbonden. Hert is bijvoorbeeld van belang dat ook een nieuwe aanbieder zich houdt aan het voorschrift  over het ruimen van de kabel indien deze niet meer ten dienste staat van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk.

 

Artikel 6         Melding, wijziging

 

Voor de gemeente is het van belang om een actueel overzicht te houden van de ondergrondse infrastructuur. Daarbij gaat het niet alleen om waar welke kabels liggen, maar ook om wie de eigenaar is, de beheerder of de exploitant. Om deze reden is in de verordening een verplichting opgenomen om de wijziging van het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel te melden. Het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel kunnen in verschillende handen liggen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de aanbieder niet alleen degene is die gebruik maakt van de kabel, de exploitant, maar ook het eigendom van de kabel heeft, terwijl het beheer van de kabel is uitbesteed aan een aannemer die alle onderhoudswerkzaamheden uitvoert.. Tevens is het van belang voor de gemeente om te weten of de kabels nog steeds ten dienste staan ven een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk. Zijn de kabels niet meer openbaar, dan zijn ze niet meer gedoogplichtig. Dit is bijvoorbeeld van belang voor de precarioheffing. De heffing van precarioheffing is namelijk niet toegestaan over openbare kabels, maar wel over niet-openbare kabels.

 

Artikel 7         overgangsbepaling

 

Het is wenselijk dat de gemeente binnen afzienbare tijd een volledig overzicht heeft van de kabels die in het verleden in de grond zijn gelegd. Sommige gemeenten zijn aangesloten bij de KLIC, een stichting die registreert waar kabels zijn gelegen. Voor deze gemeenten en de gemeenten die zelf alle kabels hebben geregistreerd is artikel 7 wellicht overbodig.Voor gemeenten die een actueel overzicht ontberen, is in artikel 7 opgenomen dat aanbieders van kabels en kabelnetwerken die in het verleden zijn aangelegd de aanwezigheid daarvan moeten aanmelden bij het college met daartoe bestemde aanmeldingsformulier.Voor de toekomstige werkzaamheden aan  kabels en kabelnetwerken die voor de inwerkingtreding van de TW zijn aangebracht, geldt het regime van de TW. Dit is bepaald in artikel 20.5. eerste lid, TW. De gemeente Renswoude is aangesloten bij de KLIC.

 

 

Artikel 8 Inwerkingtreding

 

In artikel 5,2, vierde lid, Tw is de verplichting vastgelegd om een verordening vast te stellen. Dit artikel treedt op 1juni 19999 in werking. Voor werkzaamheden die na het tijdstip van de inwerkingtreding van de TW, zijnde 15 december 1998, moeten worden uitgevoerd maar voor inwerkingtreding van de verordening geldt wel de melding en het vereiste van een instemmingsbesluit. Aanbevolen wordt om deze meldingen op een gelijke wijze te behandelen als voor de inwerkingtreding van de TW.

 

Artikel 9         Citeertitel

 

Door toevoeging van de naam van de gemeente aan de citeertitel is hyet voor eenieder die de verordening opvraagt duidelijk dat dit de verordening betreft van die met name genoemde gemeente.