ERFGOEDVERORDENING RENSWOUDE 2018

Geldend van 18-04-2018 t/m heden

Intitulé

ERFGOEDVERORDENING RENSWOUDE 2018

De raad van de gemeente Renswoude;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 februari 2018;

gehoord de Monumentencommissie;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit

in te trekken de Erfgoedverordening Renswoude 2011, zoals vastgesteld op 1 maart 2011;

vast te stellen de navolgende

ERFGOEDVERORDENING RENSWOUDE 2018

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze of eerdere verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijk erfgoedregister: register als bedoeld in artikel 3.16, derde lid, van de Erfgoedwet, waarin zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen als bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    rijksmonument: monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • d.

    monumentencommissie: de op basis van artikel15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet, de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid;

  • e.

    gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • f.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge en lage trefkans;

  • g.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • h.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • i.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • j.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • k.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • l.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • m.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

  • n.

    gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.

  • o.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • p.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renswoude.

  • q.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • r.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2. DE MONUMENTENCOMMISSIE

Artikel 3. De monumentencommissie

  • 1.

    De monumentencommissie bestaat uit

    • a.

      een onafhankelijk, door de raad te benoemen voorzitter;

    • b.

      minimaal 3 en maximaal 5 door de raad te benoemen leden.

  • 2.

    de portefeuillehouder Monumentenzaken of diens plaatsvervanger is namens het college als toehoorder bij de vergaderingen aanwezig.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders doen een voordracht, waarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de deskundigheid van de kandidaten, waarbij bepaalde deskundigheden verenigd kunnen zijn in één persoon:

    • a.

      Minimaal twee leden met kennis van de monumentenzorg/restauratie;

    • b.

      Minimaal één lid met kennis van (landschaps)architectuur en historische stedenbouw;

    • c.

      Minimaal één lid met kennis van cultuurhistorie;

    • d.

      Minimaal één lid met kennis van bouwkunde, specifiek gericht op monumenten;

    • e.

      Minimaal één lid met kennis van de lokale geschiedenis van Renswoude.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders benoemen een ambtelijk secretaris en kunnen ambtelijke adviseurs aanwijzen.

  • 5.

    De zittingsduur van de commissieleden is, behoudens tussentijdse aftreding, gelijk aan de zittingsduur van de gemeenteraad.

  • 6.

    De leden zijn onmiddellijk herbenoembaar.

  • 7.

    Een lid, ter vervulling van een, anders dan ten gevolge van een periodieke aftreding, opengevallen plaats wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden.

  • 8.

    De vergaderingen van de commissie zijn openbaar.

  • 9.

    Bij het uitbrengen van haar adviezen laat de commissie zich uitsluitend leiden door overwegingen van cultuurhistorisch belang, dus over historisch stedenbouwkundig, historisch bouwkundig, historisch geografische en archeologische waarden.

  • 10.

    De vergoeding per bijgewoonde vergadering bedraagt voor de voorzitter 250 % van het bedrag dat in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, tabel IV gemeenteklasse 3 wordt genoemd en voor een lid 175 %.

HOOFDSTUK 3. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 4. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, hoort het college de eigenaar en vraagt het advies aan de monumentencommissie.

  • 3.

    Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      Rijksmonumenten, en

    • b.

      Monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid van de Erfgoedwet.

Artikel 5. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie bedoeld in artikel 8 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 11 tot en met 15 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie.

Artikel 7. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als eigenaren en/ of zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de aanvrager.

Artikel 8. Registratie in het gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed (locatie en kadastrale aanduiding, de datum van de aanwijzing, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument).

Artikel 9. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de gemeentelijke monumentenlijst wijzigen.

  • 2.

    Artikel 4, tweede en derde lid, alsmede artikel 5, 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden in het gemeentelijk erfgoedregister aangetekend.

Artikel 10. Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 4, tweede lid, en artikel 6 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien aanwijzing tot rijksmonument of tot provinciaal cultureel erfgoed heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    De intrekking wordt in het gemeentelijk erfgoedregister geregistreerd.

HOOFDSTUK 4. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 11. Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 12. vervallen

Artikel 13. Termijnen advies

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2.

    Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 14. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 15. Voorschriften

Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg, bijvoorbeeld met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden volgens de in de beroepsgroep geldende normen.

Artikel 16. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, als bedoeld in artikel 15 niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

HOOFDSTUK 5. RIJKSMONUMENTEN

Artikel 17. Vergunning voor rijksmonument

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een rijksmonument aan de monumentencommissie.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift.

HOOFDSTUK 6. INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Artikel 18. vervallen

Artikel 19. vervallen

Artikel 20. vervallen

HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 21. vervallen

Artikel 22. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met artikel 11 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 23. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 24. Intrekken oude regeling

De Erfgoedverordening Renswoude 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 25. Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de onder artikel 24 ingetrokken Erfgoedverordening Renswoude 2011 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld overeenkomstig de in artikel 24 ingetrokken verordening.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van vaststelling.

Artikel 27. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening Renswoude 2018.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de

raad van 17 april 2018

de griffier, de voorzitter,