Regeling vervallen per 31-12-2020

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m 30-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2020

De raad van de gemeente Renswoude;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 22 oktober 2019; Gelet op de artikelen 219 aanhef en letter 9 en artikel 224 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende verordening :

Verordening op de heffing en invordering toeristenbelasting 2020.

Artikel 1 Voorwerp van belasting; belastbaar feit

Terzake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantie-onderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetenen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn ingeschreven, wordt onder de naam “ toeristenbelasting” een directe belasting geheven.

Artikel 2 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens, dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn voor dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    niet-beroepsmatig verhuurde ruimte: woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden.

  • d.

    vaste standplaatsen: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, verblijf houdt.

Artikel 4 Belastinggrondslag

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen.

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de heffingsgrondslag

  • 1.

    Het aantal personen dat heeft overnacht wordt met betrekking tot:

    • a.

      vakantie-onderkomens en niet beroepsmatig verhuurde ruimten bepaald op het aantal slaapplaatsen;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen bepaald op:

      • 2.

        personen indien het aantal slaapplaatsen 3 of minder bedraagt;

      • 3.

        personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan 3 bedraagt;

    • c.

      mobiele kampeeronderkomens op niet vaste standplaatsen bepaald op de som van het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van maximaal 3 personen vermenigvuldigd met drie .

  • 2.

    a. 1. Het aantal malen dat door de in het eerste lid, onder a, bedoelde personen is overnacht wordt:

  • bepaald op 120 ingeval verblijf wordt gehouden in vakantie- onderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten, dan wel op vaste stand-plaatsen, welke geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende het hele jaar.

    • a.

      2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid onder a bedoelde personen is overnacht, wordt bepaald op 90 ingeval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens en niet- beroepsmatig verhuurde ruimten, welke geschikt zijn voor gebruik of gebruikt mogen worden gedurende een seizoenperiode van ten hoogste zes maanden.

    • b.

      1. Het aantal malen dat door de in het eerste lid onder b bedoelde personen is overnacht wordt bepaald op 65 in geval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste plaatsen welke geschikt zijn voor gebruik of gebruikt mogen worden gedurende het hele jaar.

b. 2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid onder b - bedoelde personen is overnacht, wordt bepaald op 55 ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen welke geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende een seizoenperiode van ten hoogste zes maanden.

  • c.

    1. Het aantal malen dat door de in het eerste lid onder c bedoelde personen is overnacht, wordt bepaald op 40 ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op niet vaste standplaatsen.

  • 3.

    Het aantal mobiele kampeeronderkomens als bedoeld in het eerste lid, letter c, wordt vastgesteld op het gemiddelde van een zestal tellingen gedurende het belastingjaar, waarbij iedere telling valt binnen een afzonderlijke periode van twee maanden.

Artikel 6 Opteren voor niet-forfaitaire heffingsgrondslag

In afwijking van het bepaalde in artikel 5 wordt op een door belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de heffingsgrondslag vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien door hem over te leggen bescheiden blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 5 berekende aantal overnachtingen.

Artikel 7 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per overnachting € 0,75.

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachten door degene die:

  • a.

    als verpleegde of verzorgde in een erkende inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;

  • b.

    als gebruiker van een woonwagen of woonschip als bedoeld in de Woonwagenwet (Stb.

  • 1968,98), onderscheidenlijk in de Wet op de woonwagens en woonschepen (Stb. 1918,492), daarin overnacht;

  • c.

    verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter zake van verblijf in, of het beschikbaar houden van die woning woonforensenbelasting is verschuldigd.

  • d.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 200, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c,d,f,g,h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers .

Artikel 10 Aangifte

De belastingplichtige aan wie niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die maand bij burgemeester en wethouders een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

Artikel 11 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 12 Aanslaggrens

Geen aanslag wordt vastgesteld indien het aantal overnachtingen waartoe gelegenheid wordt of is gegeven gedurende het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 13 Voorlopige aanslaggrens

Na de aanvang van het belastingjaar doch niet vóór 1 mei kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 14 Betalingstermijnen

  • 1.

    De voorlopige aanslagen worden ingevorderd in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die waarin het aanslagbiljet is gedagtekend, de tweede een maand na de eerste vervaldag en de derde een maand na de tweede vervaldag.

  • 2.

    De overige aanslagen worden ingevorderd in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede twee maanden later.

Artikel 15 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks aan burgemeester en wethouders schriftelijk te melden of aan de door burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b. en d. van de Gemeentewet.

Artikel 16 Strafbepaling

Onverminderd het bepaalde in artikel 247, eerste lid, van de Gemeentewet wordt op overtreding van deze belastingverordening een geldboete gesteld in de eerste categorie.

Artikel 17 Verzending van aanslagen

Het college van burgemeester er wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, voor de met deinvordering van gemeentelijke belastingen belaste gemeenteambtenaren en andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 18 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer gemeente ambtenaren aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en invordering van toeristenbelasting.

Artikel 19 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen, bedoeld in de artikelen 47,49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 245a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren belast met de heffing of invordering van gemeentelijke belastingen.

Artikel 20 Rente

  • 1.

    Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van de toeristenbelasting.

  • 2.

    De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 vindt daarbij

  • overeenkomstige toepassing.

    • 3.

      In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 22,69 niet te boven gaat.

Artikel 21 Inwerkintreding; citeertitel

  • 1.

    De "Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2019" van 11 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2020".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 10 december 2019

de griffier, de voorzitter,