Regeling vervallen per 21-08-2012

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2011

Geldend van 01-09-2011 t/m 20-08-2012

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2011

Hoofdstuk 1 – Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming

Artikel 1.1

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening kan in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden op verzoek van de ondersteuningsbehoevende.

Artikel 1.2

Het persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor de beperking waarvoor men geïndiceerd is, dan wel voor de noodzakelijk geïndiceerde voorziening.

Artikel 1.3

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en rolstoelen wordt vastgesteld overeenkomstig de bruikleenvergoeding die de gemeente aan haar leverancier verschuldigd zou zijn voor de goedkoopst adequate voorziening inclusief standaardaanpassingen. Voor individuele aanpassingen aan de vervoersvoorziening of rolstoel wordt een eenmalig pgb verstrekt.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor voorzieningen van niet bouwkundige of niet-woontechnische aard wordt vastgesteld voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het pgb te verwerven voorziening.

Artikel 1.4

  • 1. De pgb-houder verantwoordt periodiek over het geheel van voorzieningen, dan wel op verzoek van de gemeente.

  • 2. De verantwoording bij de verstrekking van eenmalig pgb kan geschieden door overlegging van de aankoopnota of een aankoopbewijs.

  • 3. De verantwoording van een periodiek pgb kan geschieden door overlegging van een eigen verklaring dan wel door nota’s op verzoek van het college.

Artikel 1.5

Het college controleert, achteraf, steekproefsgewijs de besteding van de persoonsgebonden budgetten op basis van de afgelegde verantwoording.

Artikel 1.6

Bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming verantwoordt de ondersteuningsbehoevende, na aanschaf van de voorziening of, bij een bouwkundige voorziening, na afronding van de werkzaamheden, door overlegging van de nota.

Indien de financiële tegemoetkoming een bijdrage betreft in de kosten voor vervoer bij eigen auto, taxi of door derden, is geen verantwoording verschuldigd.

Artikel 1.7

Indien de financiële vergoeding wordt verstrekt voor een bouwkundige voorziening wordt de financiële vergoeding vastgesteld en uitbetaald na gereedmelding van de voorziening.

Hoofdstuk 2 – Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 2.1

Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 22.636,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

Artikel 2.2

Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 15.838,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

Artikel 2.3

Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 27.902,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

Artikel 2.4

Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 22.100,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

Artikel 2.5

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische voorziening aan een woning, wordt gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken een eigen bijdrage/eigen aandeel in rekening gebracht.

De berekening en de inning van de eigen bijdrage/eigen aandeel geschiedt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

Artikel 2.6

Voor de volgende voorzieningen is geen eigen bijdrage/eigen aandeel verschuldigd:

  • -

    Rolstoelen;

  • -

    vervoerkostenvergoedingen zoals bedoeld in artikel 5.2 en 5.3;

  • -

    vergoeding in de kosten van onderhoud, reparatie van woon-, vervoers- en rolstoelvoorzieningen

  • -

    vergoeding voor tijdelijke huisvesting en huurderving;

  • -

    verhuis en inrichtingskosten;

  • -

    voorzieningen waarvoor de aanschafkosten de € 250,- niet te boven gaan.

Hoofdstuk 3 – Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1

De ondersteuningsbehoevende kan, bij de voorziening hulp bij het huishouden in natura, een keuze maken tussen de zorgaanbieders die de gemeente na een aanbesteding voor het leveren van zorg heeft geselecteerd.

Artikel 3.2

Voor een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp bij het huishouden wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld:

  • a.

    categorie 1: € 15,08

  • b.

    categorie 2 en 3: € 15,08.

Het budget voor hulp bij het huishouden, indien geïndiceerd voor categorie 2 of 3, wordt vastgesteld op € 23,06 per uur indien de ondersteuningsbehoevende, aantoonbaar, hulp ontvangt van een professionele, op thuiszorg gerichte, organisatie.

Artikel 3.3

Voor ondersteunende dienstverlening zoals juridisch advies, loondoorbetaling bij ziekte, wettelijke aansprakelijkheidsverzekering en salarisadministratie bij werkgeverschap, kan de ondersteuningsbehoevende een beroep doen op de Sociale Verzekeringsbank mits de ondersteuningsbehoevende voldaan heeft aan de door de SVB gestelde voorwaarden.

Hoofdstuk 4 – Woonvoorzieningen

Artikel 4.1

Het college stelt voor woonvoorzieningen de voorlopige financiële tegemoetkoming vast:

  • 1.

    direct na de selectie indien de kosten vooraf duidelijk zijn te bepalen;

  • 2.

    na ontvangst van twee offertes.

Artikel 4.2

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding genoemd in artikel 4 lid 2 onder b en artikel 4.7 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt voor een alleenstaande € 2.626,96, voor een echtpaar 3.152,36 en voor een meeverhuizend gezinslid € 525,39 tot een maximum van € 4.728,53

Artikel 4.3

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in artikel 4.4 lid 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 3.677,75.

Artikel 4.4

Indien een voorziening aan een woonschip of woonwagen niet verleend kan worden gelet op de in artikel 4.5 en 4.6 gestelde extra voorwaarden, kan een financiële tegemoetkoming voor de aanpassingskosten worden verstrekt tot een maximum van € 2.101,57

Hoofdstuk 5 – Vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de maandelijkse bruikleenvergoeding voor de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 5.2

Indien een ondersteuningsbehoevende in aanmerking komt voor deelname aan het collectief vraagafhankelijk vervoer maar in het bezit is van een eigen, in goede staat verkerende, auto kan hij in plaats van deelname aan het collectief vervoer in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van zijn auto tot een maximum bedrag van € 2.101,57.

Artikel 5.3

  • 1. Het bedrag dat per jaar wordt verstrekt voor:

    • a.

      het gebruik van een eigen auto, vervoer door derden of voor een taxi bedraagt € 1.059,59 per jaar (€ 88,30 per maand);

    • b.

      het gebruik van een eigen auto, vervoer door derden of voor een taxi indien men per rolstoel vervoerd wordt bedraagt € 1.589,38 per jaar (€ 132,45 per maand);

    • c.

      een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 684,66 per jaar (€ 57,06 per maand);

    • d.

      begeleidingskosten openbaar vervoer bedraagt € 529,79 per jaar (€ 44,15 per maand).

  • 2. Indien de ondersteuningsbehoevende bij de toekenning van een vervoerskostenvergoeding geheel afhankelijk is van vervoer door een taxi kan, in plaats van een forfaitaire vergoeding, een hogere vergoeding worden verstrekt op declaratiebasis. De vergoeding bedraagt voor taxivervoer maximaal € 5.437,82 per jaar en voor vervoer per rolstoeltaxi € 7.176,86 per jaar.

  • 3. In afwijking van het gestelde in het eerste lid gelden voor kinderen tot 16 jaar de onderstaande vergoedingen:

    • -

      0 tot 4 jaar: geen vergoeding

    • -

      4 tot 12 jaar: per jaar 25 % van het normbedrag

    • -

      12 tot 16 jaar: per jaar 50 % van het normbedrag

Artikel 5.4

Bij gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer worden aan de ondersteuningsbehoevende 700 zones op jaarbasis toegekend, tenzij de ondersteuningsbehoevende een inkomen heeft dat ligt tussen het Wmo-norminkomen en € 1.000,- daarboven. Dan wordt het aantal zones vastgesteld op 350 per jaar.

Artikel 5.5

Indien een ondersteuningsbehoevende, die recht heeft op deelname aan het CVV, geen verplaatsingsmogelijkheden heeft in de zeer directe woonomgeving komt hij in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming van € 262,69 per jaar.

Hoofdstuk 6 – Rolstoelvoorzieningen

Artikel 6.1

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de maandelijkse bruikleenvergoeding van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 6.2

De financiële tegemoetkoming voor de aanschaf van een sportrolstoel wordt vastgesteld op maximum van € 2.608,23 voor een periode van 3 jaar. In dit bedrag is tevens het onderhoud begrepen

Hoofdstuk 7 – Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 7.1

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de ondersteuningsbehoevende wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 7.4 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de ondersteuningsbehoevende;

  • b.

    de beperkingen die de ondersteuningsbehoevende in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de ondersteuningsbehoevende;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de ondersteuningsbehoevende;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de ondersteuningsbehoevende;

  • f.

    De behoefte van de ondersteuningsbehoevende.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit, wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8 – Slotbepalingen

Artikel 8.2

De in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4 genoemde bijdragen worden jaarlijks aangepast conform de aanpassingen in het (landelijke) Besluit maatschappelijke Ondersteuning.

Artikel 8.3

Conform artikel 8.3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning worden de bedragen genoemd in hieronder genoemde artikelen jaarlijks geïndexeerd conform de prijsontwikkeling op basis van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal bureau voor de Statistiek

  • -

    artikel 3.2: persoonsgebonden budgetten voor de hulp bij het huishouden;

  • -

    artikel 4.2: verhuiskostenvergoeding;

  • -

    artikel 4.3: bezoekbaar maken van een woning;

  • -

    artikel 4.4: financiële tegemoetkoming voor voorzieningen aan woonschepen of woonwagens;

  • -

    artikel 5.2: autoaanpassing;

  • -

    artikel 5.3: tegemoetkoming in de vervoerskosten;

  • -

    artikel 5.5: tegemoetkoming voor vervoer in de directe woonomgeving;

  • -

    artikel 6.2: sportrolstoel.

Artikel 8.4

Dit Besluit maatschappelijke ondersteuning 2011 treedt in werking op 1 september 2011.

Artikel 8.5

Dit Besluit wordt aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning 2011”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 26 juli 2011.
Burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden,
De secretaris, de burgemeester,
drs. L.J.M. Bertens H.A.J. Tuerlings