Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de inrichting van de financiele organisatie, het financiele beheer en de uitgangspunten van het financiele beleid 2013

Geldend van 18-12-2013 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Financiele beheersverordening 2013

De raad van de gemeente Reusel-De Mierden,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 november 2013, nummer 2013-77;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid 2013

Artikel 1.Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    dienst:

    iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen verantwoordelijkheid aan het college heeft.

  • b.

    administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Reusel-De Mierden en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    financiële administratie:

    de financiële administratie is een onderdeel van de administratie en omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Reusel-De Mierden, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • -

      de financieel-economische positie;

    • -

      het beheer van vermogenswaarden;

    • -

      de uitvoering van de begroting;

    • -

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • -

      het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • d.

    administratieve organisatie:

    het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • e.

    financieel beheer:

    het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Reusel-De Mierden.

  • f.

    rechtmatigheid:

    ontvangsten en bestedingen vinden plaats in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen.

  • g.

    doelmatigheid:

    de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • h.

    doeltreffendheid:

    de mate waarin de gewenste prestaties op het beleidsveld daadwerkelijk worden behaald.

Hoofdstuk I: Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1. De raad stelt tenminste bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de raadsperiode vast.

  • 2. Jaarlijks stelt de raad een programmabegroting vast, welke voldoet aan alle voorschriften, zoals onder meer op basis van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3. Het college draagt zorg voor een zodanige verzameling en vastlegging van gegevens, zodat het beleid zoals vastgesteld door de raad, kan worden getoetst.

Artikel 3. Productenraming

  • 1. De onderverdeling van de programma's in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijziging; dit wordt dan bij de begroting expliciet gemeld.

  • 2. Het college stelt jaarlijks ter uitvoering van de programmabegroting een productenraming vast, waarin alle programma’s zijn uitgewerkt in producten en diensten.

  • 3. Bij iedere begroting en jaarstukken wordt inzicht gegeven in welke producten uit de productraming onder welk programma vallen.

  • 4. De productenraming is integraal en omvat dezelfde totaalbedragen als de programmabegroting.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Voorafgaand aan de begroting geeft de raad haar kaders aan in de Perspectiefnota. Deze wordt door het college voorbereid. De aangegeven kaders zullen financieel vertaald worden in de meerjarenbegroting.

  • 2. De raad stelt deze nota vast.

  • 3. Het college bereidt met inachtneming van de in dit artikel bedoelde kaders de programmabegroting, als bedoeld in artikel 2, voor.

Artikel 5. Uitvoering begroting

  • 1. Het college draagt zorg voor regels die bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting waar mogelijk rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt er zorgt voor dat:

    • a.

      de gemeentelijke deelproducten waaraan de werkelijke lasten en baten door middel van kostentoerekening worden toegerekend, in de financiële administratie eenduidig zijn toe te wijzen aan de producten van de door het college vastgestelde productraming;

    • b.

      de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen van de vastgestelde investeringsbesluiten eenduidig worden toegewezen aan de diensten;

    • c.

      de lasten van de programma's niet worden overschreden;

    • d.

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat het verwezenlijken van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt te staan.

Artikel 6. Interne controle

Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, waaronder de output, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage

  • 1. Behoudens incidentele tussentijdse informatieverstrekking informeert het college de raad door middel van tenminste twee tussentijdse rapportages over de realisatie van de doelstellingen zoals deze in de programmabegroting zijn geformuleerd.

  • 2. Periodiek wordt een totaaloverzicht toegevoegd van overige wijzigingen waarin ook de invloed van deze wijzigingen op het begrotingssaldo zal worden aangegeven.

  • 3. De rapportages gaan in op afwijkingen van enige omvang of importantie, zowel wat betreft de lasten en baten (input), als de geleverde goederen en diensten (output).

  • 4. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 5. Naast de tussentijdse rapportages wordt er in elke raadsvergadering een begrotingswijziging voorgelegd met daarin de financiële consequenties van de raadsvoorstellen waarover in de betreffende raadsvergadering wordt besloten. Daarnaast worden in deze begrotingswijzigingen verwerkt de financiële consequenties van collegebesluiten, voor zover die consequenties € 20.000 of hoger zijn. Dit geld zowel voor incidentele als structurele bedragen.

Artikel 8. Jaarrekening

  • 1. Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de diensten naar de productenrealisatie en naar de programmaverantwoording.

  • 2. Het college legt verantwoording af over de programma’s door aan te geven:

    • -

      in hoeverre de gestelde (beleids-)doelen zijn bereikt,

    • -

      wat er is gedaan om die doelen te bereiken en

    • -

      wat het heeft gekost.

  • 3. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma's of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Hoofdstuk II: Financiële positie

Artikel 9. Tussentijdse informatieplicht

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor, dat het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

    De uiteenzetting van de financiële positie is in dit verband de raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en het nieuwe beleid dat in de programma's is opgenomen.

  • 2.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten voor het eerste begrotingsjaar van de meerjarenbegroting, tenzij het tegendeel nadrukkelijk wordt aangegeven, in welk geval de betreffende investering op basis van een afzonderlijk raadsbesluit wordt geautoriseerd.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 169 van de Gemeentewet informeert het college in ieder geval vooraf de raad en neemt het pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • -

      eenmalige verplichtingen groter dan € 50.000,00.

    • -

      nieuwe meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 20.000,00.

  • 4.

    Daarnaast heeft de raad extra richtlijnen gegeven aan het college en het MT over de inzet van ongedekte inhuur.

    • a.

      Er mag alleen ongedekt ingehuurd worden bij:

      • -

        Langdurige ziektes of

      • -

        bij specifieke deskundigheid die niet binnen de organisatie aanwezig of te creëren is of

      • -

        bij langdurig openstaande vacatures of

      • -

        bij niet te voorziene piekwerkzaamheden.

    • b.

      Naast de in lid 4a genoemde eisen worden hierbij de volgende richtlijnen gehanteerd.

      • -

        Eigen medewerkers de interessante klussen c.q. klussen met specifieke deskundigheid te lasten uitvoeren en inhuren om deze medewerkers dan op een ander vlak te ondersteunen.

      • -

        Vooraf moet bekeken zijn of zaken anders opgelost kunnen worden, bijvoorbeeld via het herprioriteren van werkzaamheden.

      • -

        Er wordt niet langer ingehuurd dan 3 maanden tenzij er sprak is van bijzondere omstandigheden.

  • 5.

    Aangegeven wordt aan wie en voor welk bedrag een garantie of waarborg is afgegeven.

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

Met inachtneming van hetgeen daaromtrent is bepaald in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten worden activa gewaardeerd en afgeschreven conform de “Nota reserves, voorzieningen en afschrijvingsbeleid”, vastgesteld door de gemeenteraad op 6 november 2012, of conform het afschrijvingsbeleid zoals dat in de toekomst door de raad zal worden vastgesteld ter vervanging van en/of aanvulling op het in die notitie vastgelegde beleid.

Artikel 11. Waardering debiteuren en overige vorderingen

De stand van zaken ten aanzien van openstaande vorderingen betreffende gemeentelijke belastingen en heffingen en overige vorderingen wordt uiteengezet in de jaarrekening. Daarbij wordt in elk geval ingegaan op de ouderdom van de vorderingen, de genomen invorderingsmaatregelen alsmede op vorderingen welke oninbaar worden geacht.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

Ten aanzien van de vorming en vrijval van reserves, de vorming en vrijval voorzieningen, de toerekening en verwerking van rente over de algemene reserves en bestemmingsreserves zal het beleid gevolgd worden, zoals dat op 6 november 2012 door de raad is vastgesteld middels de “Nota reserves, voorzieningen en afschrijvingsbeleid” of het beleid zoals dat in de toekomst door de raad zal worden vastgesteld ter vervanging van en/of aanvulling op het in die notitie vastgelegde beleid.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Reusel-De Mierden wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten ook indirecte kosten meegenomen, zulks op basis van de vastgestelde doorberekenings-systematiek.

  • 2. In de bij de kostentoerekening bedoelde indirecte kosten worden meegenomen de bijdragen aan reserves en/of voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging en/of onderhoud van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. Het percentage voor de rentetoerekening aan de kapitaallasten wordt bepaald bij de vaststelling van de kaders, als bedoeld in artikel

Hoofdstuk III: Paragrafen

Artikel 14. Lokale heffingen

  • 1.

    Het college biedt in de bij de begroting behorende paragraaf Lokale heffingen inzicht in de lokale heffingen. Daarbij wordt zoveel mogelijk ingegaan op de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen, de kostendekkendheid van de heffingen en het tarievenbeleid.

    Het college kan ervoor kiezen om eens per 4 jaren een nota Lokale heffingen ter vaststelling aan de raad aan te bieden, waarin de beleidskaders ten aanzien van de lokale heffingen zijn vastgelegd.

  • 2.

    Voor het vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen door de raad verstrekt het college aan de raad op aanvraag per verordening informatie over de wijze waarop de tarieven, heffingen en prijzen zijn berekend.

  • 3.

    Bij de jaarstukken doet het college in de paragraaf Lokale heffingen verslag van de opbrengsten per lokale heffing, de kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing, een en ander in relatie tot de ramingen in de begroting.

Artikel 15. Weerstandsvermogen

  • 1. Het college geeft in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico's van materieel belang aan en een inschatting van de kans dat deze risico's zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de actuele risico's in beeld.

    Het college kan ervoor kiezen om eens per 4 jaar een nota weerstandsvermogen en risicomanagement ter vaststelling aan de raad aan te bieden.

  • 2. Het college geeft in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit aan en in hoeverre schaden en verliezen als gevolg van de risico's van materieel belang met het weerstandsvermogen kunnen worden opgevangen.

Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt periodiek een (bijgestelde) nota wegenbeheerplan aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau alsmede de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag inzake het onderhoud van wegen. In de begroting wordt aangegeven of deze nota herzien wordt.

  • 2. Het college biedt periodiek een (bijgestelde) nota rioleringsplan aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de vervanging en uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. In de begroting wordt aangegeven of deze nota herzien wordt.

  • 3. Het college biedt periodiek een (bijgestelde) nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. In de begroting wordt aangegeven of deze nota herzien wordt.

  • 4. Het college biedt periodiek een (bijgestelde) nota groenonderhoud aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het kwaliteitsniveau op basis waarvan het groenonderhoud zal plaatsvinden. Daarnaast wordt inzicht gegeven in het meerjarig budgettair beslag. In de begroting wordt aangegeven of deze nota herzien wordt

  • 5. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan wegen (inclusief kunstwerken en straatmeubilair), riolering, water, verlichting, groen en gebouwen.

Artikel 17. Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering verslag van de kasgeldlimiet, de renterisiconorm, de omvang en samenstelling van het vreemd vermogen, de omvang en samenstelling van de uitzettingen en de financieringsbehoefte en de rentevisie. Het “Treasurystatuut Gemeente Reusel-De Mierden” is hierbij onverkort van toepassing.

Artikel 18. Bedrijfsvoering

  • 1. Het college kan een nota bedrijfsvoering vaststellen en ter kennisgeving aan de raad zenden, waarin aandacht geschonken wordt aan de dienstverlening aan de burgers.

  • 2. Indien geen nota bedrijfsvoering wordt vastgesteld, wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting ingegaan op de inzet van de werkorganisatie ter verbetering van de dienstverlening aan de burgers. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting wordt mede ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering.

Artikel 19. Verbonden partijen

  • 1. Het college kan een nota verbonden partijen ter behandeling en vaststelling aan de raad aanbieden, waarin van elk van de verbonden partijen wordt weergegeven het openbaar belang, het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente. Daarnaast wordt in deze nota aangegeven wat het beleid is aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties met name ten aanzien van hoe het publieke belang is gediend met de verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële condities.

    Indien geen nota verbonden partijen wordt vastgesteld, worden de verbonden partijen genoemd in de desbetreffende paragraaf van de begroting.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten wordt in de begroting en de jaarstukken in de paragraaf Verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe participaties, het beëindigen van bestaande participaties, het wijzigen van bestaande participaties en het voordoen van problemen bij bestaande participaties.

Artikel 20. Grondbeleid

  • 1. Het college biedt periodiek een (bijgestelde) nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • -

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • -

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • -

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • -

      de systematiek van de berekening van de te hanteren verkoopprijzen voor bouwgrond.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid in de begroting en jaarverslag wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies- of winstverwachtingen, de verwerving van gronden e.d.

Artikel 21. Verstrekking subsidies

De kaders voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies wordt vastgelegd in een afzonderlijk door de raad vast te stellen subsidienota.

Hoofdstuk IV: Financiële organisatie en administratie

Artikel 22. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de diensten;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van kapitaalgoederen, voorraden, vorderingen en schulden c.a.;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het bevorderen van en het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid van het gevoerde bestuur en beheer in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid van het gevoerde bestuur en beheer in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 23. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het Rijk, de Provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan de gemeente.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de diensten;

  • b.

    een zo adequaat mogelijke scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

Artikel 25. Financieringsfunctie

De raad stelt een treasurystatuut vast. Het college draagt binnen de kaders van de Wet financiering decentrale overheden (FIDO) en het treasurystatuut zorg voor de uitoefening van de financieringsfunctie en kan daarvoor nadere regels vaststellen.

Artikel 26. Aanbesteding en Inkoop

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.

Hoofdstuk V: Slotbepalingen

Artikel 27. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 18 december 2013 en werkt terug tot en met 1 januari 2013. Deze verordening is van toepassing op de accountantscontrole van de jaarrekening (en deelverantwoordingen) van het verslagjaar 2013 en latere verslagjaren.

  • 2. Per gelijke datum wordt de “Financiële beheersverordening 2009”, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 april 2009, ingetrokken.

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële beheersverordening 2013”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 december 2013.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
J.C.M. van Berkel H.A.J. Tuerlings

Artikelsgewijze toelichting Financiele beheersverordening 2013

Artikel 1. Definities

In dit artikel worden een aantal begrippen, zoals die in deze verordening worden gehanteerd, nader gedefinieerd.

Artikel 2. Programmabegroting

Het eerste lid bepaalt dat de raad aan het begin van een nieuwe raadsperiode de programma-indeling vaststelt voor de gehele raadsperiode. Op deze wijze kan de (nieuwe) raad eigen prioriteiten stellen en accenten leggen. Het is niet wenselijk de programma-indeling tussentijds te wijzigen, omdat zulks afbreuk doet aan de vergelijkbaarheid van gegevens en aan de continuïteit in beleid.

Artikel 3. Producten

De programma-indeling voor een gehele raadsperiode vast staat, behoudens uitzonderingen, zal dit overzicht in die jaren geen of weinig veranderingen ondergaan.

Iedere begroting en jaarrekening wordt inzicht gegeven in welke producten bij welk programma horen.

De op- en vaststelling van een productenraming is een taak en bevoegdheid van het college. Het is vanzelfsprekend dat de productenraming dezelfde totaalbedragen omvat als de programmabegroting, zoals de raad die vaststelt.

Artikel 4. Kaders begroting

De opstelling van een programmabegroting, die zo goed mogelijk aansluit bij de wensen, verwachtingen en prioriteiten van de raad, kan het beste plaatsvinden als het college vroegtijdig een aantal kaders krijgt aangereikt van de raad. De raad kan op die wijze ieder jaar accenten leggen.

Artikel 5. Uitvoering begroting

Vanzelfsprekend is het college gehouden de begroting op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende wijze uit te voeren. De aandachtspunten, zoals die in het tweede lid zijn opgenomen, dienen dat doel.

Artikel 6. Interne controle

De verordening geeft aan het college het uitgangspunt mee bij de inrichting van de financiële organisatie verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle. Hierbij is te denken aan maatregelen als het treffen van een adequate functiescheiding.

De interne controle als bedoeld in dit artikel omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening ex artikel 213a Gemeentewet.

 

Artikel 7. Tussentijdse rapportage

Het college legt in de jaarstukken achteraf verantwoording af over het gevoerde bestuur in het desbetreffende begrotingsjaar. Een raad heeft in de regel aan deze ene verslaglegging over de uitvoer van de begroting niet genoeg. Zo wil de raad inzicht hebben in de stand van zaken van en prognose voor het lopende begrotingsjaar. Dit om daarop bijvoorbeeld het beleid voor het komende jaar af te stemmen. De jaarstukken over het jaar voorafgaand aan het lopende jaar zijn daar in de regel niet actueel genoeg voor. Tussen deze laatstgenoemde jaarstukken en het te begroten jaar zit een vol jaar. In de loop van dat jaar kunnen zich tal van wijzingen hebben voorgedaan.

Artikel 7 regelt dat de raad over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd via tussentijdse rapportages op hoofdlijnen.

In het derde lid van het artikel geeft de raad kaders voor de inrichting van de tussentijdse rapportages. Het vierde lid geeft aan dat de tussentijdse rapportage dezelfde programma-indeling heeft als de begroting. Het vijfde lid regelt dat er elke raadsvergadering een begrotingswijziging aan de raad zal worden voorgelegd met daarin de financiële consequenties van de besluiten die aan de raad voorliggen. Daarnaast worden de consequenties verwerkt van de besluiten die tot dan zijn genomen door het college voor bedragen hoger dan € 20.000. Dit kunnen zowel incidentele als structurele bedragen zijn.

 

Artikel 8. Jaarrekening

De jaarrekening moet dezelfde indeling kennen als de programmabegroting. Dit komt de duidelijkheid voor de raad ten goede. Omdat de programmabegroting is gebaseerd op de vragen:

  • 1.

    wat willen we bereiken,

  • 2.

    wat gaan we daarvoor doen en

  • 3.

    wat mag het kosten,

zal bij de jaarrekening de vraag beantwoord c.q. verantwoord moeten worden in hoeverre is voldaan aan datgene wat via de begroting is opgedragen.

De raad kan aan de hand van de resultaten, zoals die uit de jaarrekening blijken, bepalen of bepaalde beleidsdoelen bijgesteld moeten worden.

 

Artikel 9. Tussentijdse informatieplicht

In artikel 169 Gemeentewet is de actieve informatieplicht van het college aan de raad neergelegd. Het vierde lid van dat gemeentewetsartikel zegt onder andere, dat het college de raad vooraf inlichtingen verstrekt over het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Hij hoeft echter de raad hierover alleen te informeren, indien de raad hierom verzoekt of de uitoefening ingrijpende gevolgen voor de gemeente heeft. Het college mag in dergelijke gevallen geen besluit nemen dan nadat hij de raad in de gelegenheid heeft gesteld zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken.

Artikel 9 schrijft voor welke privaatrechtelijke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. In feite is dit een verzoek van de raad om informatie aangaande privaatrechtelijke rechtshandelingen, waaraan het college moet voldoen. De raad perkt hiermee de politieke vrijheid van het college in door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen. De raad schept op deze wijze echter ook zekerheid voor het college. Het college weet welke informatie hij in elk geval vooraf aan de raad moet mededelen.

De aangegeven grens voor eenmalige verplichtingen geldt niet als bij de vaststelling van de begroting de desbetreffende investering al is meegenomen.

Een limiet voor meerjarige verplichtingen is opgenomen, omdat met dat soort overeen-komsten het budgetrecht van de raad onder druk kan komen te staan. Het is immers goed denkbaar, dat een meerjarige overeenkomst wordt gesloten, waarvan de jaarlasten perfect passen binnen de budgetten van de (meerjaren)begroting. Het feit dat de overeenkomst meerjarig is, betekent echter dat de raad ten aanzien van die posten sterk verminderde mogelijkheden heeft tot wijziging van het beleid (bijv. om uit bezuinigingsoogpunt te snijden in bestaand beleid). Omdat het budgetrecht een van de belangrijkste instrumenten van de raad is, dient een grens aangelegd te worden die dat recht beschermt, zonder daarmee een voor het college onwerkbare barrière op te werpen.

Het woord “nieuwe”in dit derde lid betekent, dat uitsluitend voor nog niet bestaande meerjarige verplichtingen de raad moet worden geïnformeerd; daaronder valt dus niet het verlengen van een bestaande meerjarige verplichting of het opnieuw afsluiten van dat soort meerjarige overeenkomsten.

Voor verschillende privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn in deze verordening limietbedragen aangegeven. Bij de rechtshandelingen boven deze limieten wordt het college verplicht vooraf het gevoelen van de raad in te winnen. Beneden deze bedragen blijft de actieve informatieplicht voor het college gelden, zoals neergelegd in artikel 169, lid 4 Gemeentewet.

Naast de hierboven genoemde budgettaire afspraken heeft de raad ook specifiek afspraken gemaakt over het ongedekt inhuren van personeel. Hiervoor heeft de raad aanvullende kaders gesteld waarbinnen ongedekte inhuur kan plaatsvinden. Voor ongedekte inhuur in het kader van langdurig openstaande vacatures moet minimaal een volledige interne en externe procedure doorlopen zijn zonder de gewenste resultaten. Als langer moet worden ingehuurd dan 3 maanden door bijzondere omstandigheden zal de portefeuillehouder in het fractieoverleg hierover uitleg geven.

Door eisen en richtlijnen op te nemen die gehanteerd worden bij het aangaan van inhuur creëren we een situatie die het voor medewerkers interessant maakt om voor de gemeente Reusel-De Mierden te werken, het ontwikkelt de functie en het geeft borging van de kennis in de organisatie. Bovendien is inhuur voor het “dagelijks werk” veelal goedkoper dan inhuur voor specialistisch werk.

Het is natuurlijk niet de bedoeling dat het college bij elk wissewasje eerst de raad moet raadplegen. Hierdoor zou kostbare tijd van de raad en het college verloren gaan en de handelingsvrijheid van het college worden gefrustreerd. Iets wat de dualiseringsoperatie juist probeert te voorkomen.

 

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Artikel 10 voldoet aan deze eis door te verwijzen naar het vastgestelde beleid ter zake. Een verwijzing naar het afschrijvingsbeleid is praktischer dan het integraal opnemen van dat beleid in deze verordening. In de “Notitie Afschrijvingsbeleid Gemeente Reusel-De Mierden 2007” is het afschrijvingsbeleid met alle overwegingen en afwegingen opgenomen. Het vervatten van dat volledige beeld in een artikel in deze verordening zou deze nodeloos complex maken. Bovendien kan nu het afschrijvingsbeleid worden aangepast zonder dat dit leidt tot een aanpassing van deze verordening. Het artikel is zodanig geformuleerd dat ook bij toekomstige beleidswijzigingen de verordening intact kan blijven.

 

Artikel 11. Waardering debiteuren en overige vorderingen

Voor debiteuren en overige vorderingen kan -op basis van historische gegevens- een voorziening worden gevormd voor dubieuze of oninbare vorderingen. In deze verordening is ervoor gekozen zo’n voorziening niet in het leven te roepen, maar juist te sturen op tijdige invordering. Daartoe is de bepaling opgenomen dat het college bij de jaarrekening inzicht moet geven in de openstaande vorderingen. Daarbij moeten de ouderdom van de vorderingen, de genomen invorderingsmaatregelen en de eventuele oninbaarheid worden aangegeven. Op deze wijze kunnen eventuele problemen tijdig onderkend worden en kunnen oninbare vorderingen tijdig in de administratie en in het resultaat van enig jaar verwerkt worden.

 

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

Evenals bij de waardering en afschrijving van vaste activa (zie artikel 10) is ook hier om praktische redenen een verwijzing opgenomen naar het vastgestelde beleid terzake.

 

Artikel 13. Kostprijsberekening

In artikel 13 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Artikel 13, lid 1 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten worden meegenomen voor de kostprijsbepaling, zulks op basis van de vastgestelde doorberekeningssystematiek.

Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijk onderhoud en/of vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. Artikel 13, lid 2 van deze verordening bepaalt, dat deze beide ook daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde kostprijs.

Op grond van lid 2 moet ook worden meegenomen de compensabele BTW. Deze BTW-afdracht is namelijk geen belasting bruto toegevoegde waarde. De afdrachten worden via het BTW-compensatiefonds aan gemeenten gecompenseerd. Door de systematiek van het BTW-compensatiefonds valt het compensabele deel van de BTW weg bij activering en afschrijving van een investering, terwijl het wel door de gemeente gemaakte kosten zijn. Ze mogen in bepaalde gevallen voor de kostprijsberekening worden meegenomen. Dit wordt door de wet voor de rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing toegestaan.

Het rentepercentage van de toerekening van kapitaallasten is van invloed op de lasten, maar ook van invloed op de kostprijs. Artikel 13, lid 3 regelt het te hanteren rentepercentage. Dit percentage wordt door de raad bepaald bij de vaststelling van de kaders, zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening.

 

Artikel 14. Lokale heffingen

Het nieuwe artikel 212 Gemeentewet eist in lid 2, letter b dat de verordening ex artikel 212 Gemeentewet minimaal bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer (afvalstoffenheffing). In deze verordening is ervoor gekozen een en ander jaarlijks vast te leggen in de paragraaf Lokale heffingen van de begroting.

Het eerste lid van artikel 14 regelt, wat het college elk jaar in ieder geval moet opnemen in de betreffende begrotingsparagraaf. Tevens wordt de mogelijkheid opengelaten om de algemene kaders ten aanzien van de lokale heffingen vast te leggen in een 4-jaarlijkse nota.

Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer stellen echter randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. In afwijking van de voorgaande alinea is het, indien meerdere producten en diensten zijn opgenomen in één verordening, mogelijk dat een bepaald product hoger wordt geprijsd dan de geraamde kostprijs zolang het totaal van de geraamde opbrengst de totale kosten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening.

Voor inzicht in de hoogte van de baten in begrotingstechnische zin heeft de raad ook informatie nodig over de geraamde afzet in hoeveelheid. Het tweede lid regelt, dat het college de geraamde kostprijs per verordening en de geraamde hoeveelheden per product/dienst op aanvraag aan de raad verstrekt voor vaststelling van de heffingen, tarieven en prijzen.

Het derde lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf Lokale heffingen bij de jaarstukken wordt geïnformeerd. Hier geeft de raad dus invulling aan haar eigen informatiebehoefte over de lokale lasten en heffingen. Overigens schrijft het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” enige feiten voor, die verplicht in de paragraaf moeten worden vermeld.

  

Artikel 15. Weerstandsvermogen

Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, maar voor een groot deel zijn de risico’s onverzekerbaar. De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt en dat ze deze beheerst. Het volledig uitsluiten van risico’s is echter niet mogelijk. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opvangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting.

Het eerste lid van artikel 15 eist dat het college jaarlijks in de begrotingsparagraaf Weerstandsvermogen uiteenzet hoe zij omgaat met de beheersing van risico’s. Daarbij kan het gaan om verzekeringsbeleid, maar betreft het vooral een inschatting van de kans dat bepaalde risico’s zich voordoen.

Het tweede lid regelt dat het college in de desbetreffende paragraaf van de begroting en de jaarstukken inzicht moet geven in het vermogen van de gemeente om risico’s te kunnen opvangen (weerstandsvermogen).

Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” verplicht het college een aantal zaken op te nemen in de paragraaf. Van jaar tot jaar kunnen echter andere items actueel zijn, hetgeen voor de raad aanleiding kan zijn daarover nadere informatie te verlangen.  Voorbeelden van dat soort items zijn:

  • 1.

    tegenvallende inkomsten uit algemene uitkering;

  • 2.

    tegenvallende rente-ontwikkeling op de kapitaalmarkt;

  • 3.

    tegenvallende resultaten of problemen in de grondexploitatie;

  • 4.

    tegenvallende realisatie op begrote subsidieverwachtingen;

  • 5.

    lopende en te verwachten claims van derden;

  • 6.

    nog niet getaxeerde kosten van (vermoedde) milieuverontreiniging;

  • 7.

    mogelijke overschrijding op openeinde regelingen;

  • 8.

    dreigend faillissement van verbonden partijen;

  • 9.

    dreigend failissement van derden bij wie borgstellingen, garanties, leningen of vorderingen uitstaan.

 

Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen

In artikel 16 stelt de raad regels voor de verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. De leden 1 t/m 4 regelen, dat er nota’s aan de raad worden aangeboden over het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteenzetten.

Er is voor gekozen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande praktijk.

Artikel 16, lid 5 regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van het onderhoud aan kapitaalgoederen de raad in de verplichte paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt. Hier geeft de raad invulling aan haar eigen informatiebehoefte over het onderhoud van kapitaalgoederen. Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” schrijft enige feiten voor, die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk het beleidskader, de daaruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling daarvan in de begroting van het onderhoud wegen, het onderhoud riolering en het onderhoud gebouwen, maar ook van het onderhoud water en het onderhoud groen.

 

Artikel 17. Financiering

Artikel 17 regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf Financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. Hier geeft de raad invulling aan haar eigen informatiebehoefte over de financieringsfunctie. Het “Treasurystatuut Gemeente Reusel-De Mierden” is en blijft uiteraard onverkort van toepassing.

 

Artikel 18. Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In het eerste lid van artikel 18 van deze verordening over het financieel middelenbeheer van de bedrijfsvoering wordt de mogelijkheid open gehouden dat het college de raad middels een nota kennis geeft van de hoofdlijnen van beleid op het gebied van onder meer dienstverlening aan de burgers. 

Het tweede lid regelt verder over welke feiten aangaande de bedrijfsvoering de raad in de verplichte paragraaf Bedrijfsvoering geïnformeerd wordt. In dit artikel geeft de raad invulling aan haar eigen informatiebehoefte over de bedrijfsvoering, met inachtneming van het feit dat het primaat hiervoor bij het college ligt. Onderwerpen, waaraan in de paragraaf Bedrijfsvoering aandacht zou kunnen worden besteed, zijn bijvoorbeeld:

  • 1.

    aantal personeelsleden in dienst onderverdeeld naar leeftijd en beloningsschaal;

  • 2.

    de instroom, uitstroom en het percentage ziekteverzuim van personeel;

  • 3.

    de directe loonkosten;

  • 4.

    de huisvestingskosten;

  • 5.

    de automatiseringskosten;

  • 6.

    vernieuwing, uitbreiding, herstructurering, reorganisatie en inkrimping van de ambtelijke organisatie, de gemeentelijke huisvesting, het gemeentelijk materieel en de gemeentelijke automatiseringssystemen.

 

Artikel 19. Verbonden partijen

Artikel 19 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste lid regelt, dat er een nota Verbonden partijen aan de raad kan worden aangeboden, waarin op de stand van zaken van de verbonden partijen wordt ingegaan en de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteen kan zetten.

Indien geen nota Verbonden partijen wordt aangeboden dient alles in de paragraaf Verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken aan de raad te worden verantwoord.

Artikel 19, lid 2 regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf Verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden. Het “Besluit begroting en verantwoording Gemeenten en Provincies” schrijft overigens enige feiten verplicht voor die in de paragraaf moeten worden vermeld.  

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, hetgeen in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.

Artikel 20. Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 20, lid 1 regelt, dat het college ten minste eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid. De raad kan de nota altijd tussentijds agenderen.

Het tweede lid van artikel 20 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover de raad in elk geval in de verplichte paragraaf Grondbeleid bij de begroting en jaarstukken moet worden geïnformeerd. Hier geeft de raad invulling aan haar eigen informatiebehoefte over het grondbeleid. Dit naast de verplichtingen die het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” voorschrijft. Het besluit schrijft voor: een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting; een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert; een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie; een onderbouwing van de geraamde winstneming; de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken. Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het opnemen van de financiële onderhandelings-ruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.

 

Artikel 21. Verstrekking subsidies

Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Hiervoor is geen paragraaf bij de begroting en de jaarstukken opgenomen. Artikel 4.23 Algemene Wet Bestuursrecht vereist dat een subsidie slechts door een bestuursorgaan kan worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. Het voorschrift moet regelen voor welke activiteiten subsidies kunnen worden verstrekt. Voor incidentele gevallen met een subsidieduur van ten hoogste vier jaar geldt het bovengenoemde vereiste niet.

In onze gemeente vormt een subsidienota de basis voor het subsidiebeleid. Dat wordt in dit artikel verder onderstreept.

 

Artikel 22. Administratie

In artikel 22 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen.

 

Artikel 23. Financiële administratie

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het “Besluit begroting en verantwoording gemeenten en provincies” zijn onder andere waarderingsgrondslagen, indelingen van te onderscheiden kostensoorten en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan de provincie, het rijk, de Europese Unie etc..

 

Artikel 24. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan zij zich moet houden.

Bij de letters a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatie-onderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. Bij letter c ligt de nadruk op het omgaan met budgetten.

 

Artikel 25. Financieringsfunctie

Het uitoefenen van de financieringsfunctie is een bevoegdheid van het college. Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet ligt het in de rede dat het treasurystatuut door de raad wordt vastgesteld. Bij de uitoefening van de financieringsfunctie geldt de Wet FIDO (Wet Financiering Decentrale Overheden).

 

Artikel 26. Inkoop

Artikel 26 legt aan het college de zorg op om regels voor de inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken in te stellen en vast te leggen. Bij deze regels kunnen we denken aan het aantal offertes dat bij een aankoop boven een bepaald bedrag moet worden aangevraagd.

Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of bij de inkoop en de aanbesteding van werken de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd. Daarbij kan de accountant ook het systeem van regels beoordelen. Op deze wijze geeft de accountant invulling aan de rechtmatigheidtoets.

 

Artikel 27. Inwerkingtreding

Deze nieuwe verordening treedt in de plaats van de verordening, welke op 21 april 2009 is vastgesteld. De datum van inwerkingtreding is 18 december 2013, maar omdat voor de onderwerpen, die in deze verordening worden geregeld, begrotingsjaren van belang zijn, heeft de verordening terugwerkende kracht tot 1 januari 2013. De verordening heeft dus betrekking op het verslagjaar 2013 en latere verslagjaren.

 

Artikel 28. Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.

 

Vaststelling

Op basis van artikel 214 Gemeentewet moet het college deze verordening binnen twee weken na vaststelling inzenden aan Gedeputeerde Staten.