Regeling vervallen per 07-12-2021

Beleidsnotitie overige beleidsregels WWB 2004

Geldend van 28-08-2017 t/m 06-12-2021

Intitulé

Beleidsnotitie overige beleidsregels WWB 2004

Inleiding

Naast de beleidsvrijheid van de gemeenten die is of wordt geregeld via verordeningen (o.a. reïntegratieverordening, afstemmingsverordening) en beleidsnotities (o.a. langdurigheidstoeslag, minimabeleid) biedt de Wet wet en bijstand (WWB) ook op een aantal specifieke onderdelen beleidsvrijheid aan de gemeenten. Omdat deze onderdelen geen directe relatie hebben met de onderwerpen van eerdergenoemde verordeningen en notities, zijn deze samengebracht in deze notitie. Het betreft de volgende onderwerpen:

  • 1)

    Noodzakelijke betalingen en bijstand in natura (artikel 57 WWB)

  • 2)

    Buiten beschouwing te laten middelen

  • 3)

    Tijdstip betaling bijstand.

1.Noodzakelijke betalingen en bijstand in natura (art. 57 WWB)

  • In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om de eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de cliënt met betrekking tot de besteding van de uitkering tijdelijk los te laten en een op de persoon toegesneden pakket van voorzieningen aan te bieden. Het doel daarbij moet zijn het zo spoedig mogelijk hervinden van de zelfstandigheid.

    Artikel 57 WWB biedt daarvoor twee mogelijkheden:

    • ·

      het opleggen van de verplichting tot budgetbeheer

    • ·

      het verlenen van bijstand in natura.

    In het algemeen zal om de volgende redenen worden besloten artikel 57 WWB toe te passen:

    • ·

      de belanghebbende bevindt zich in een problematische schuldsituatie of dreigt daarin te geraken

    • ·

      de belanghebbende schiet tekort in zelfredzaamheid en moet beschermd worden tegen (verder) afglijden in de maatschappij (dakloosheid, psychosociale problemen, verslaving).

1.1 Verplicht budgetbeheer

  • De mogelijkheid tot het opleggen van de verplichting tot budgetbeheer was ook al in de Algemene bijstandswet opgenomen (artikel 109 Abw). Bij de behandeling van de Abw in de Tweede Kamer was destijds bepaald dat deze mogelijkheid beperkt moest worden tot het doorbetalen van de noodzakelijke betalingen, zoals huur, energie, ziekenfonds en noodzakelijke aflossingen op schulden. Het restant moest aan de belanghebbende zelf beschikbaar worden gesteld. Verder moest er sprake zijn van bestaande of dreigende problematische schulden.

    In de bijstandspraktijk is gebleken dat het toepassen van budgetbeheer ertoe kan leiden dat de primaire levensbehoeften veilig gesteld kunnen worden. Met het budgetbeheer kan bijvoorbeeld een huisuitzetting of afsluiting van de energievoorziening worden voorkomen. Bij schuldregelingen met verhuurders of energiebedrijven wordt dit ook vaak als eis gesteld. Aangezien budgetbeheer niet altijd in overleg met de cliënt tot stand kan worden gebracht, kan verplicht budgetbeheer nuttig zijn. Voorgesteld wordt daarom een beleidsregel vast te stellen die aansluit bij de uitvoeringspraktijk van artikel 109 Abw. Nadrukkelijk wordt hier gesteld dat in dat geval sprake moet zijn van bestaande of dreigende problematischeschulden. Het verplichte budgetbeheer beperkt zich verder tot het betalen van kosten waarmee de primaire levensbehoeften worden veilig gesteld. Het gaat daarom om betaling van de huur, de energielasten, de premie voor de ziektekostenverzekering en de aflossing op noodzakelijke schulden. Bij aflossingen op noodzakelijke schulden moet gedacht worden aan aflossingen op huurschulden, energieschulden en schuldregelingen voor het totale schuldenpakket. Bij deze schulden geldt immers ook dat door het niet aflossen de primaire levensbehoeften kunnen worden bedreigd.

    Beleidsregel

    Budgetbeheer wordt toegepast indien sprake is van bestaande of dreigende problematische schulden. Het budgetbeheer beperkt zich tot de kosten van huur, energie, ziektekosten en de aflossing op noodzakelijke schulden.

1.2 Bijstand in natura

  • Bijstand in natura is een vorm van bijstand waarbij de uitkering geheel of gedeeltelijk niet in de vorm van geld, maar rechtstreeks in de vorm van goederen en/of diensten wordt verstrekt. De gemeente kan bijvoorbeeld fungeren als inkoper van goederen en diensten en die leveren aan de belanghebbende. Een voorbeeld hiervan is het voorzien in een slaapplaats voor een dak- of thuisloze. De met in natura verstrekkingen gemoeide kosten kunnen, zowel feitelijk als forfaitair, worden verrekend met de uitkering. Een afgeleide vorm van bijstand in natura is die waarbij de bijstand zelf in de vorm van een geldbedrag wordt toegekend en aan dat geldbedrag een bepaalde bestedingsverplichting wordt verbonden.

    De mogelijkheid van bijstand in natura is nieuw en daarmee een verruiming van beleidsruimte voor gemeente. Er is weinig voorgeschreven voor de bijstand in natura: de invulling wordt geheel overgelaten aan de gemeenten.

    Bovenstaande maatregelen gelden in algemene zin voor personen die aantoonbaar niet in staat zijn om zelf te voorzien in de algemene levensbehoeften. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan dak- en thuislozen of verslaafden.

    Bijstand in natura kan o.a. bestaan uit:

    • 1.

      Woonruimte met gebruik van water, gas en licht;

    • 2.

      Verzekeringen;

    • 3.

      Duurzame gebruiksgoederen;

    • 4.

      Kleding;

    • 5.

      Etenswaren.

    Het uitgangspunt van de WWB is de eigen verantwoordelijkheid en verantwoordelijkheidsbesef. In dit kader strookt artikel 57 WWB niet helemaal met dit uitgangspunt. Toch zullen er belanghebbenden zijn waarvoor artikel 57 WWB een uitkomst is. De vraag is voor hoeveel cliënten het zinvol kan zijn artikel 57 WWB toe te passen. Het is duidelijk dat de tekst van dit artikel vooral in de WWB is opgenomen om de grotere steden een mogelijkheid te geven bepaald typische grote stedenproblemen aan te pakken. Zo kan met dit lid bijvoorbeeld aan een dakloze een slaapplaats en warme maaltijd worden aangeboden in plaats van geld beschikbaar te stellen voor deze doelen. In de praktijk blijkt immers dat daklozen met dusdanige problemen kampen dat het beschikbaar gestelde geld niet altijd aan het daarvoor gestelde doel wordt besteed.

    In een kleine gemeente zullen deze problemen zich maar zeer zelden voordoen. Indien het noodzakelijk is bijstand in natura te verstrekken, dan kan op grond van artikel 57 daarvoor een individuele oplossing worden bedacht. Het is echter niet noodzakelijk daarvoor een algemene beleidslijn te formuleren.

    Beleidsstandpunt

    Geen algemene beleidslijn voor bijstand in natura. In specifieke individuele gevallen kan eventueel wel gebruik worden gemaakt van deze mogelijkheid.

2. Buiten beschouwing te laten middelen

  • Niet al het vermogen dat een cliënt bezit dient te worden betrokken bij de middelentoets. De wet biedt mogelijkheden voor het buiten beschouwing laten van bepaalde vermogensbestanddelen. Het uitgangspunt daarbij is altijd dat het vermogen slechts buiten beschouwing wordt gelaten voor zover dit, gelet op de aard en de hoogte van de uitkering, uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Enkele voorbeelden van buiten beschouwing te laten middelen kunnen zijn:

    Goederen in natura

    In de WWB blijven bij de vermogensvaststelling in ieder geval buiten beschouwing goederen in natura die wat hun aard en waarde betreft algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn. Onder datgene wat algemeen gebruikelijk is, wordt bijvoorbeeld een normale woninginrichting verstaan.

Auto

Een auto wordt pas in de vermogensvaststelling meegenomen als de waarde van de auto uitgaat boven het normbedrag van € 2.300,--. De waarde van de auto is gelijk aan de inkoopprijs van de meest recente ANWB/BOVAG-koerslijst.

Als de auto gelet op de omstandigheden van persoon of gezin noodzakelijk is, dan mag hij in elk geval buiten beschouwing worden gelaten. Dit zal zich in principe slechts voordoen bij een medische noodzaak. Er is in ieder geval een medische noodzaak als op grond van de WVG is vastgesteld dat de auto noodzakelijk is.

Goederen met een persoonlijke emotionele betekenis

Goederen met een persoonlijke emotionele betekenis, bijvoorbeeld sieraden of erfstukken, kunnen in sommige gevallen buiten beschouwing worden gelaten. In dat geval dient vastgesteld te worden dat van de belanghebbende redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat het betreffende goed te gelde wordt gemaakt.

Indien er, naast het goed met een persoonlijke emotionele betekenis, nog meer vermogensbestanddelen zijn, mag van de belanghebbende verwacht worden dat voor zover mogelijk op de overige vermogensbestanddelen wordt ingeteerd. Indien een alleenstaande bijvoorbeeld een waardevol familiejuweel van € 2.500,-- heeft geërfd en daarnaast beschikt over een banksaldo van € 7.000,--, dan mag verwacht worden dat op het banksaldo wordt ingeteerd totdat de grens van het bescheiden vermogen is bereikt. Voor het interen op het vermogen is het immers niet noodzakelijk dat de het juweel wordt verkocht.

Daarnaast geldt de algemene regel dat vermogen slechts buiten beschouwing kan worden gelaten voor zover dit, gelet op de aard en de hoogte van de uitkering, uit het oogpunt van bijstandsverlening nog verantwoord is. Het buiten beschouwing laten van een waardevolle verzameling (bijvoorbeeld munten, postzegels) of een uitgebreide collectie sieraden zal om die reden meestal niet mogelijk zijn.

Als de waarde van deze waardevolle goederen in geld wordt uitgekeerd na bijvoorbeeld brand of diefstal, dan wordt deze uitkering wél tot de vermogensbestanddelen gerekend. Verder worden deze vermogensbestanddelen alsnog tot het vermogen gerekend, indien de belanghebbende toch besluit dit vermogen te gelde te maken. Achteraf blijkt dan immers dat er onvoldoende reden was deze vermogensbestanddelen buiten beschouwing te laten.

Materiële schadevergoeding

Bij een schadevergoeding die ontvangen wordt voor materiële schade kun je denken aan brandschade. Als de uitkering die een cliënt ontvangt bedoeld is voor het verloren zijn gegaan van zijn huis en inrichting, dan wordt de volledige schadevergoeding buiten beschouwing gelaten.

Als de waarde van waardevolle niet te vervangen goederen in geld wordt uitgekeerd na bijvoorbeeld brand of diefstal, dan wordt deze uitkering wél tot de vermogensbestanddelen gerekend.

Immateriële schadevergoeding

Een uitkering voor geleden immateriële schade wordt buiten beschouwing gelaten voor zover dit, gelet op de aard en de hoogte van de uitkering, uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

Vaak is het zo dat een gedeelte van een immateriële schadevergoeding is bedoeld als een vergoeding voor misgelopen inkomen. Dit gedeelte kan niet worden vrijgelaten omdat het bedoeld is ter voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan.

Soms wordt aangegeven waar de uitkering voor bedoeld is, maar meestal wordt daarover niets bepaald. Het hangt van de individuele omstandigheden van de cliënt af welk gedeelte van de immateriële schadevergoeding wordt vrijgelaten. Zo is het van belang of een cliënt nog kansen heeft om zelf middelen te verwerven of dat hij aangewezen zal blijven op een bijstandsuitkering. Een cliënt kan hoge kosten hebben in verband met een handicap, waarvoor de schadevergoeding wordt ontvangen. Het is redelijk een extra gedeelte van de schadevergoeding daarvoor vrij te laten.

Bij immateriële schadevergoedingen kan aan de volgende uitkeringen worden gedacht:

·Uitkeringen van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

Dit fonds doet in bepaalde schrijnende gevallen uitkeringen aan mensen die zwaar lichamelijk letsel hebben geleden als gevolg van een geweldsmisdrijf waarbij zij buiten hun schuld zijn betrokken. Het karakter is een tegemoetkoming in schade die door letsel of overlijden is veroorzaakt.

·Uitkeringen van het Waarborgfonds Motorverkeer.

Iedere benadeelde kan een beroep doen op het Waarborgfonds, indien in Nederland de schade is ontstaan, veroorzaakt door:

  • een onbekend gebleven motorrijtuigbestuurder, die is doorgereden na het ongeval;

  • een niet-verzekerde motorrijtuigbestuurder;

  • een bestuurder van een gestolen motorrijtuig, die wist dat het voertuig gestolen was (schade aan het gestolen motorrijtuig wordt niet vergoed);

  • een motorrijtuig, verzekerd bij een failliete verzekeraar;

  • een motorrijtuigbestuurder die op grond van gewetensbezwaren is vrijgesteld van de verplichting tot verzekering en met wie de schade niet of niet volledig geregeld kan worden.

Het recht op schadevergoeding is even hoog als het recht op schadevergoeding op grond van aansprakelijkheid van de bestuurder.

·Uitkeringen van een voormalige werkgever.

Bij dergelijke uitkeringen is het van belang om te beoordelen welk gedeelte is bedoeld om de gederfde inkomsten te compenseren en welk gedeelte is bedoeld voor vergoeding van geleden immateriële schade. Een ontbindingsuitkering is bedoeld om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan gedurende de periode na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Er kan slechts sprake zijn van een immateriële schadevergoeding als voldoende en ondubbelzinnig blijkt dat de vergoeding een andere bestemming heeft dan te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan.

Beleidsregel

De volgende middelen worden bij bijstandsverlening (bij algemene en bijzondere bijstand) bij het bepalen van het vermogen buiten beschouwing gelaten:

  • Goederen in natura die algemeen gebruikelijk zijn en die voor de belanghebbende noodzakelijk zijn;

  • Een auto met een waarde van minder dan € 2.300,-- ;

  • Min of meer onvervangbare goederen met emotionele waarde;

  • Materiële schadevergoeding voor noodzakelijke goederen;

  • Immateriële schadevergoeding die niet is bestemd voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en niet bovenmatig hoog is.

3. Tijdstip betaling bijstand

Op grond van artikel 73 lid 1 Abw moest de bijstand achteraf worden betaald. Met achteraf werd hier bedoeld aan het eind van de maand. Door de Minister van SZW is later aangegeven dat ook betalingen omstreeks het einde van de maand (bijvoorbeeld rond de 25e) als betaling achteraf werden beschouwd.

Met de invoering van de WWB is de verplichting de bijstand achteraf te betalen komen te vervallen. De gemeente kan dus besluiten de bijstand bijvoorbeeld op de 1e van de betreffende maand te voldoen.

Een voordeel van het vooruitbetalen zou kunnen zijn dat de cliënt direct over de uitkering kan beschikken, zodat met deze uitkering de noodzakelijke kosten van het bestaan in de betreffende maand kunnen worden voldaan. Bij het ontbreken van middelen om de periode tot de eerste betaling te overbruggen is het dan niet noodzakelijk een overbruggingsregeling te treffen. Een belangrijk nadeel van vooruitbetalen is echter dat de situatie van een cliënt in de loop van een bepaalde maand kan wijzigen waardoor geen of minder recht meer op bijstand bestaat. In dat geval blijkt achteraf dat de uitkering ten onrechte is uitbetaald en dat een terugvorderingsprocedure noodzakelijk is. Het terugvorderen van uitkering leidt tot veel extra werk, terwijl aangenomen mag worden dat deze situatie zich bij vooruitbetaling van de uitkering regelmatig zal voordoen.

Uit het voorgaande wordt geconcludeerd dat de voordelen van het vooruitbetalen niet opwegen tegen de nadelen. Daarnaast kan het recht op bijstand over een bepaalde maand pas aan het eind van die maand worden vastgesteld. Het is daarom de vraag of het vooruitbetalen van de uitkering niet in strijd is met het beginsel dat slechts bijstand wordt verleend aan personen die niet over middelen beschikken om te kunnen voorzien in de algemene kosten van het bestaan.

Beleidsregel

Omdat het recht op bijstand over een bepaalde periode pas achteraf kan worden vastgesteld, wordt de algemene bijstand acheraf betaald.