Regeling vervallen per 08-12-2012

Verordening brandveiligheid en hulpverlening met toelichting

Geldend van 17-10-1999 t/m 07-12-2012

Intitulé

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

De raad der gemeente Reusel-De Mierden,

gelet op artikel 1, tweede lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985, artikel 8, tweede lid, van de Woningwet, artikel 8.11, derde lid, en 8.40 van de Wet milieubeheer en artikel 149 van de Gemeentewet,

overwegende dat:

burgemeester en wethouders de zorg hebben voor:

a het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

b het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen en zware ongevallen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet Rampen en zware ongevallen tot de taak van de brandweer behoort;

burgemeester en wethouders andere werkzaamheden, dan hierboven bedoeld, kunnen aanwijzen die de gemeentelijke brandweer verricht;

de Brandbeveiligingsverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van inrichtingen voor zover dit geen bouwwerken zijn als bedoeld in de Woningwet en de Bouwverordening;

de Bouwverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot onder meer brandveiligheid;

de Wet Milieubeheer beoogt het milieu te beschermen, onder meer door de brandveiligheid te bevorderen;

de gemeente deelneemt in de regionale brandweer Zuid-Oost Noord-Brabant;

het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid en hulpverlening in samenhang te treffen,

besluit vast te stellen de:

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.Veiligheidsketen:

De taken en werkzaamheden van de brandweer die zijn gericht op de brandweerzorg en rampenbestrijding, waarbij de volgende fasen worden onderscheiden:

pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg

  • a.

    Pro-actie: is het structureel voorkomen van onveiligheid, onder andere door vanuit veiligheidsoptiek invloed uit te oefenen op het maken van ruimtelijke plannen;

  • b.

    Preventie: is het voorkomen van directe oorzaken van onveiligheid en het beperken van de gevolgen ervan door het doorvoeren van preventieve maatregelen in een bepaald gebied, onder andere door aan vergunningen voorwaarden te verbinden met het oog op veiligheid;

  • c.

    Preparatie: is het daadwerkelijk voorbereiden op de bestrijding van mogelijke aantasting van de veiligheid, onder andere door het opstellen van en het oefenen met aanvals- en rampenplannen;

  • d.

    Repressie: is het bestrijden van onveiligheid en het verlenen van hulp in acute noodsituaties door de daadwerkelijke inzet van brandweer, politie en andere hulpverleningsdiensten;

  • e.

    Nazorg: is alles wat nodig is om zo snel mogelijk terug te keren naar de normale verhoudingen, onder andere door de opvang van slachtoffers en hulp bij de afwikkeling van schadeclaims;

    • 2.

      Regionaal beleidsplan

Het periodiek door het verantwoordelijke bestuur vast te stellen plan waarin de organisatie van de brandweerzorg in de regio Zuid-Oost Noord-Brabant is vastgelegd;

3.Gemeentelijk brandweerbeleidsplan

Het periodiek door de raad vast te stellen plan waarin de organisatie van de gemeentelijke brandweer alsmede het hierop van toepassing zijnd beleid en doelstellingen worden vastgelegd;

4.Gemeentelijk werkplan

Het jaarlijks door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen plan waarin opgenomen de door de gemeentelijke brandweer in een jaar te verrichten activiteiten op basis van het brandweerbeleidsplan;

5.Regionale Brandweer Zuid-Oost Noord-Brabant

Het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de zogenoemde gemeenschappelijke regeling waaraan de gemeente deelneemt.

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

  • 1. Burgemeester en wethouders beschikken over een gemeentelijke brandweer.

  • 2. De Gemeentelijk brandweer is onderdeel van de sector Inwonerszaken waarvan het beheer is geregeld in de organisatieverordening van de Gemeente Reusel-De Mierden.

Artikel 3 Taken gemeentelijke brandweer

  • 1. De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, behoudens de in artikel 5 aan de Regionale Brandweer Zuid-Oost Noord-Brabant opgedragen taken, uit de feitelijke uitvoering van de taken van de veiligheidsketen in de eigen gemeente, een en ander overeenkomstig de uitwerking in het ingevolge artikel 4 van deze verordening vast te stellen gemeentelijk brandweerbeleidsplan en in overeenstemming met het regionaal beleidsplan.

  • 2. De gemeentelijke brandweer kan worden belast met de uitvoering van regionale taken, een en ander overeenkomstig de uitwerking in het ingevolge artikel 4 van deze verordening vast te stellen gemeentelijk brandweerbeleidsplan en in overeenstemming met het regionaal beleidsplan.

  • 3. Andere dan de onder 1 genoemde werkzaamheden, voor zover deze niet te maken

    hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mens en dier, te weten de

    zogenaamde dienstverlening, kunnen worden verricht overeenkomstig een vastgestelde

    brandweerrechtenverordening.

Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad eenmaal per 4 jaar een gemeentelijk brandweerbeleidsplan ter vaststelling voor waarin is beschreven op welke wijze aan de inhoud van de in artikel 3 omschreven taken van de veiligheidsketen uitvoering zal worden gegeven. Het gemeentelijk brandweerbeleidsplan omvat in elk geval een omschrijving van de taken en de bedrijfsvoering van de gemeentelijke brandweer, de beschikbare financiële en personele middelen, de voertuigen, het materieel, de huisvesting en een meerjaren opleidings- en oefenplan.

  • 2. De uitwerking van het gemeentelijk brandweerbeleidsplan vindt plaats in een jaarlijks door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen gemeentelijk werkplan.

Artikel 5 Regionale taken

Naast de in de artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 opgedragen taken, zijn aan de Regionale Brandweer Zuid-Oost Noord-Brabant opgedragen de taken van de veiligheidsketen die niet ingevolge artikel 3 van deze verordening zijn opgedragen aan de gemeentelijke brandweer, een en ander overeenkomstig de uitwerking in het regionaal beleidsplan.

Artikel 6 Personeel

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een adequate personeelsvoorziening ten behoeve van de gemeentelijke brandweer. Deze zorg komt tot uitdrukking in een personeelsplan, waarin de minimale vereisten met betrekking tot het brandweerpersoneel staan vermeld.

Artikel 7 Opleiding en oefening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel, dat voor de taakuitoefening noodzakelijk is.

Artikel 8 Instructie commandant

De commandant heeft de algemene leiding en het bevel over de brandweer, overeenkomstig de voor hem door burgemeester en wethouders vastgestelde instructie.

Artikel 9 Materieel

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het zoveel mogelijk in overeenstemming brengen en houden van het materieel van de gemeentelijke brandweer met de eisen die zijn vastgelegd in het regionaal dekkingsplan van de regio Zuid-Oost Noord-Brabant, zoals dat door de deelnemende gemeenten is vastgesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen de plaats en de wijze waarop het materieel en de overige goederen van de gemeentelijke brandweer worden ondergebracht overeenkomstig de uitgangspunten die zijn vastgelegd in het voornoemde regionaal dekkingsplan.

Artikel 10 Bluswatervoorziening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.

Artikel 11 Advisering regionale brandweer

  • 1. Het gemeentelijk brandweerbeleidsplan wordt ter advisering voorgelegd aan de commandant van de regionale brandweer.

  • 2. Een tussentijdse aanpassing van de taken van de gemeentelijke brandweer en/of de personele en/of materiële sterkte van de gemeentelijke brandweer, wordt ter advisering voorgelegd aan de commandant van de regionale brandweer.

  • 3. In de repressieve functie “Officier van dienst” kan worden voorzien middels een regeling, nader uitgewerkt en vastgelegd in een intergemeentelijke overeenkomst. Burgemeester en wethouders gaan niet over tot vaststelling van een dergelijke regeling dan nadat de commandant van de regionale brandweer ter zake heeft geadviseerd.

Artikel 12 Citeertitel en in werking treden

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening brandveiligheid en hulpverlening.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 17 oktober 1999.

  • 5.

    Op de in het tweede lid genoemde datum vervalt de Brandbeveiligingsverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 januari 1997, zoals deze sedertdien is gewijzigd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 september 1999.
De voorzitter, De secretaris,

TOELICHTING

1.Algemeen

De structuur van deze verordening is ontleend aan de door de VNG uitgebrachte modelverordening brandveiligheid en hulpverlening. In navolging van de VNG wordt met het vaststellen van de verordening beoogd, dat gemeenten aangeven op welke wijze zij hun verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid gestalte geven. Sleutelbegrip daarbij is het (brand)veiligheidsniveau. Dit begrip wordt overigens in de verordening zelf niet genoemd.

Het (brand)veiligheidsniveau wordt enerzijds bepaald door de gekozen repressieve sterkte van de gemeentelijke brandweer (in samenwerking met de regionale brandweer) en anderzijds het brandpreventieniveau van die gemeente. In de verordening wordt dit (brand)veiligheidsniveau aangegeven door de beschrijving van de taken en bevoegdheden op het gebied van de (brand)veiligheid en de daaraan gekoppelde verdeling tussen de gemeentelijke en de regionale brandweer. Hierbij is tevens rekening gehouden met het regionale project ‘De Brandweer Bestuurd’ en het landelijke project ‘Versterking Brandweer’. Bij de uitvoering van deze projecten is het gewenste zorgniveau, zowel regionaal als lokaal, vastgelegd. Het gewenste zorgniveau heeft betrekking op alle onderdelen van de brandweerzorg, hulpverlening en rampenbestrijding, ook wel genoemd de zgn. veiligheidsketen.

Het aldus aangegeven niveau wordt vervolgens voor wat betreft de consequenties voor de uitvoering nader uitgewerkt in het Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening, dat ingevolge van artikel 4 door burgemeester en wethouders tenminste 1x per vier jaar moet worden vastgesteld en voorgelegd aan de gemeenteraad.

De verordening regelt enerzijds de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bestuursorganen (het gezag) over de brandweer en anderzijds het beheer over de gemeentelijke brandweer. De verordening geeft de samenhang weer tussen de wettelijke kaders waarbinnen de brandweer opereert, de bestuurlijke en beleidsmatige kaders (artikel 4), de organisatorische kaders en taken (artikel 3 en 5), de bestuurlijke verantwoordelijkheden met betrekking tot het personeel, het opleiden en oefenen, het materieel en de bluswatervoorziening (artikel 6, 7, 9 en 10) en het beheer van de gemeentelijke brandweer (artikel 8).

2.Overwegingen

In de overwegingen zijn alle voor de brandweer relevante wetten en voorschriften genoemd waarbinnen de gemeentelijke brandweer opereert en die nodig zijn om de veiligheid van de burgers te garanderen. Genoemd worden de Gemeentewet, de Brandweerwet 1985, de Wet Rampen en zware ongevallen, de Woningwet en de Wet Milieubeheer. Naast de wettelijke taken volgens de Brandweerwet 1985 is tevens de positie vastgelegd van de Regionale brandweer Zuid-Oost Noord-Brabant, die ondersteunend en aanvullend werkt ten opzichte van de gemeentelijke brandweer. De bestuurlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot de regionale brandweer is vastgelegd in een gemeenschappelijke regeling.

3.Artikelsgewijze toelichting

3.Artikel 1 Begripsomschrijvingen

3.De in artikel 1 opgenomen begripsomschrijvingen zijn ontleend aan terzake gegeven definities in het Project Versterking Brandweer (PVB). De begrippen die voortvloeien uit de veiligheidsketen zijn specifiek bedoeld ten behoeve van de artikelen 3 en 5. Door de introductie van het begrip “veiligheidsketen” wordt aangegeven dat het takenpakket voor de brandweer meer omvat dan enkel preventief en repressief optreden. Voorts wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat ieder onderdeel van de veiligheidsketen voldoende kwalitatief ontwikkeld dient te worden om het gewenste (brand)veiligheidsniveau te bereiken c.q. te waarborgen.

3.Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

3.Artikel 1 van de Brandweerwet 1985 regelt, dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is, behoudens indien ingevolge samenwerking met andere gemeenten een regeling terzake tot stand gekomen is.

3.Artikel 3 Taken gemeentelijke brandweer

3.Lid 1

3.De in artikel 3 genoemde taken van de gemeentelijke brandweer corresponderen met de door de gemeente vastgestelde hoofdlijnen van beleid, zoals die zijn geformuleerd in het gemeentelijk beleidsplan inzake brandweerzorg en hulpverlening. Kern daarvan is, dat de taken van de gemeentelijke brandweer tenminste bestaan uit de feitelijke uitvoering ter zake van werkzaamheden van het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

3.Voortvloeiend uit de veiligheidsketen gaat het om alle werkzaamheden op het gebied van pro-actie, preventie, preparatie, repressie, nazorg en het optreden bij rampen en zware ongevallen.

3.Deze werkzaamheden omvatten nadrukkelijk ook het optreden bij milieuincidenten. Milieu-incidenten onderscheiden zich niet van “gewone” hulpverlening of brand indien sprake is van een gevaarlijke situatie die onmiddellijk ingrijpen van de overheid (lees:brandweer) noodzakelijk maakt. Indien sprake is van een, vanuit milieu-oogpunt ongewenste situatie, die overigens niet accuut gevaarlijk of bedreigend is en geen onmiddellijk ingrijpen van de brandweer vraagt, kan de brandweer worden belast met de uitvoering van deze werkzaamheden. Het betreft dan dienstverlenende werkzaamheden, zoals in lid 3 van dit artikel aan de orde zijn.

3.Door gebruik van de zinsneden “overeenkomstig de uitwerking in het gemeentelijk brandweerbeleidsplan” en “in overeenstemming met het regionaal beleidsplan” wordt tot uitdrukking gebracht dat de vaststelling van het takenpakket van de gemeentelijke brandweer een bevoegdheid is (en blijft) van het gemeentebestuur (de raad), maar dat er een waarborg bestaat voor afstemming met het regionaal beleids- c.q. organisatieplan van de regio Zuid-Oost Noord-Brabant

3.Lid 2

3.Met dit artikellid wordt expliciet gemaakt dat aan de gemeentelijke brandweer de uitvoering van regionale taken kunnen worden opgedragen. Omtrent de vaststelling van het takenpakket geldt hetzelfde als is aangegeven in het vorige artikellid.

3.Lid 3

3.Hierin wordt bedoeld de algemene dienstverlening door de brandweer, anders dan de wettelijke taken.

3.Artikel 4 Beleidsplan en werkplan brandveiligheid en hulpverlening

3.Dit artikel regelt de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad met betrekking tot het vervullen van de voorwaarden voor een goede taakvervulling door de gemeentelijke brandweer. Deze verantwoordelijkheid ligt vast in artikel 1 van de Brandweerwet.

3.Artikel 4 voorziet in een voortschrijdend proces van beleidsvorming, waarin de relaties kunnen worden gelegd met de procedures en de bedrijfsvoering, die in de eigen gemeente gebruikt kunnen worden. In beginsel dient te worden uitgegaan van een 4-jarige periode om daarmee enerzijds de duurzaamheid van het beleidsplan aan te geven en anderzijds voor het verkrijgen van aansluiting met de bestuurlijke cyclus in de gemeente. Tevens dient er jaarlijks een werkplan voor het jaar daaropvolgend te worden vastgesteld. In dit werkplan wordt de beleidsvisie, opgenomen in het brandweerbeleidsplan, verder uitgewerkt.

3.Artikel 5 Regionale taken

3.Dit artikel, waarin de regionale taken worden aangehaald, correspondeert met de door de gemeenten in de regio Zuid-Oost Noord-Brabant vastgestelde hoofdlijnen van beleid, zoals die zijn geformuleerd in het regionaal beleidsplan. De bevoegdheden van de Regionale Brandweer Zuid-Oost Noord-Brabant liggen vast in een gemeenschappelijke regeling.

3.In artikel 5 gaat het om het op regionaal niveau organiseren en uitvoeren van de gemeentelijke taken. Deze taken kunnen:

  • -

    ondersteunend en aanvullend zijn ten opzichte van de basistaken van de gemeentelijke brandweer;

  • -

    naar de aard specialistisch zijn;

  • -

    naar de aard en omvang een bovengemeentelijke aanpak vergen.

3.Met de zinsnede “overeenkomstig de uitwerking in het regionaal beleidsplan” wordt tot uitdrukking gebracht dat het takenpakket van de regionale brandweer volgens de (gemeentelijke) verordening(en) moet overeenkomen met dit plan.

3.Artikel 6

3.De in dit artikel omschreven bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het personeel geeft aan, dat burgemeester en wethouders verantwoordelijk zijn voor een minimum aan gekwalificeerd brandweerpersoneel ter uitvoering van de taken volgens de veiligheidsketen. De omvang van de repressieve dienst is mede afhankelijk van het Regionaal Dekkingsplan van de regionale brandweer.

3.Artikel 7 Opleiding en oefening

3.Dit artikel over opleiden en oefenen regelt de verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders met betrekking tot de kwaliteit voor het brandweerpersoneel. Dit leidt onder andere tot het vaststellen van een meerjaren opleiding- en oefenplan.

3.Artikel 8 Instructie commandant

3.Het bepaalde in artikel 8 legt de grondslag vast voor de éénhoofdige leiding en de gezagsverhouding die voor een goed functioneren van de brandweer onmisbaar zijn. De instructie van de commandant zal naast de aan een juiste taakvervulling verbonden verplichtingen en bevoegdheden de regeling voor de vervanging van de commandant bevatten.

3.Artikel 9 Materieel

3.In dit artikel legt de gemeenteraad de verantwoordelijkheid voor het minimaal benodigde en het soort materieel van de brandweer vast. Deze verantwoordelijkheid wordt overgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij valt uiteen in twee leden. Het eerste lid regelt de verantwoordelijkheid voor de materieelvoorziening, aan de hand van het Regionaal Dekkingsplan. Dat bepaalt de aard en omvang van het materieel hetwelk moet worden ingezet.

3.Het tweede lid regelt de opslag van materieel en middelen in de gemeente.

3.Artikel 10 Bluswatervoorziening

3.Het blussen van branden is een belangrijke taak van de brandweer. Het blusmiddel water wordt naast andere blusmiddelen het meest gebruikt. De zorg voor de brandveiligheid, zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Brandweerwet 1985, geeft aan dat burgemeester en wethouders tevens verantwoordelijk zijn voor een adequaat bluswaterleidingnet, open water, speciale blusdrijvers en geboorde putten.

3.De openbare bluswatervoorziening dient van een kwantiteit en kwaliteit te zijn, die is gerelateerd aan de gebruiksvoorschriften zoals die zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het is aan te bevelen in elk bestemmingsplan aan te geven wat de capaciteit is / zal zijn van de openbare bluswatervoorziening.

3.Op dit moment is door het Ministerie van VROM een projectgroep Algemene Herziening Waterleidingwet ingesteld. Deze werkgroep bereidt momenteel de wetgeving voor die de drink- en overige watervoorziening in de volgende eeuw moet regelen, hetgeen wellicht effect zou kunnen hebben op de bluswatervoorziening. Vooralsnog worden de ontwikkelingen op de voet gevolgd in regionaal verband.

3.Artikel 11 Advisering regionale brandweer

3.Waar in de verordening nadrukkelijk wordt uitgegaan van een vergaande verwevenheid van de gemeentelijke en regionale brandweer, wordt met dit artikel expliciet gemaakt dat zowel omtrent het vierjaarlijkse gemeentelijk brandweerbeleidsplan, als eventuele tussentijdse aanpassingen van gemeentelijke taken en / of de personele en / of materiële sterkte van de gemeentelijke brandweer, voor finale besluitvorming om advies moet worden verzocht aan de regionale brandweer. Daarmee kan worden gewaarborgd dat de onderlinge verbondenheid van gemeenten en de regionale brandweer ook feitelijk in stand blijft.

3.Datzelfde geldt indien gemeenten op intergemeentelijke wijze invulling willen geven aan de functie van officier van dienst.

3.Artikel 12 Citeertitel en in werking treden

3.De Verordening brandveiligheid en hulpverlening moet op grond van artikel 2 van de Brandweerwet 1985 binnen een week na vaststelling aan gedeputeerde staten worden gezonden.