Regeling vervallen per 01-01-2017

Beleidsplan Bos en natuur, eigendommen gemeente Reusel-De Mierden

Geldend van 16-03-2009 t/m 31-12-2016

Intitulé

Beleidsplan Bos en natuur, eigendommen gemeente Reusel-De Mierden

Samenvatting

Gemeente Reusel-De Mierden bezit circa duizend hectare bos en enkele bijzondere natuurgebieden zoals het fraaie Panneven. De bossen zijn een belangrijk infiltratiegebied voor het water dat uiteindelijk het beekdal van de Reusel voedt en hebben sterke ecologische en landschappelijke relaties met de omgeving. De bossen en natuurterreinen van Reusel-De Mierden maken deel uit van een aantrekkelijke groene regio.

Vijf jaar geïntegreerd bosbeheer heeft het bos aantrekkelijker gemaakt om in te recreëren. Er is hard gewerkt om de bossen gevarieerder te maken en de natuurwaarden te verhogen. Zo zijn veel open plekken gekapt en biedt de toegenomen hoeveelheid dood hout in de bossen goede kansen voor versterking van de biodiversiteit. De soortensamenstelling van de natuurterreinen is de afgelopen decennia sterk achteruit gegaan door verzuring, verdroging, versnippering en vermesting. Herstelprojecten zijn de afgelopen jaren voorbereid en staan op het punt om uitgevoerd te worden. Zo zijn recentelijk de heideterreinen rond de vennen Het Voortje en het Panneven geplagd/gemaaid.

De grootte van het eigendom en de ligging binnen een groene regio zijn een belangrijke kwaliteit van de bossen. Reusel-De Mierden heeft letterlijk goud in handen. De bossen en natuurterreinen hebben als bouwsteen van een aantrekkelijk landschap een grote economische waarde voor de recreatieve sector en indirect voor de middenstand.

De gemeente richt zich in beleid en uitvoeringsprogramma op het versterken van de recreatieve functie van de bossen en op het herstel van natuurwaarden. Belangrijke punten daarbij zijn:

  • -

    herstel van hydrologie: water langer vasthouden aan de bron

  • -

    herstel van verbindingen tussen gebieden

  • -

    verdere versterking van de recreatieve poorten en de recreatieve projectlocatie Reusel Noord

  • -

    versterking van het leefgebied van de gladde slang/ nachtzwaluw

  • -

    de ontwikkeling van gevarieerde bosranden en een gevarieerde bosstructuur

  • -

    de aanleg van aantrekkelijke slingerpaden door de bossen

  • -

    de ontwikkeling van een speelbos voor de jeugd

  • -

    een herkenbaar gemeentebos door plaatsing van stijlvolle bebording en informatievoorziening

  • -

    natuurontwikkeling rond het Kruisven

De bossen en natuurterreinen zijn bij uitstek de plaats waar de speerpunten van beleid: natuur, recreatie en toerisme bij elkaar komen, de moeite waard om in te investeren en verder te ontwikkelen.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Gemeente Reusel-De Mierden is eigenaar van bijna 1.000 hectare bos en natuur. Dit bezit brengt uitdagingen en verantwoordelijkheden met zich mee. De gemeentebossen hebben te maken met meerdere doelstellingen en functies. De maatschappelijke en bestuurlijke wensen met betrekking tot het bosgebied nemen toe en veranderen met de tijd.

De wens om het bosbeleid in overeenstemming te brengen met de huidige maatschappelijke wensen en eisen is aanleiding voor het opstellen van een beleidsplan bos en natuur. Met het beleidsplan bos en natuur wordt een overkoepelende visie opgesteld waarmee aan de inrichting, de ontwikkeling en het beheer van het bos richting wordt gegeven voor de langere termijn.

1.2 Kader

Het beleidsplan bos en natuur is van toepassing op alle bossen in gemeentelijk eigendom en daarnaast op enkele heideterreinen en vennen. Een kaart met de gemeentelijke bos- en natuurterreinen is in dit rapport opgenomen als bijlage 1.

Het beleidsplan bos en natuur geeft antwoord op drie kernvragen: “wat hebben we?”, “wat willen we?” en “hoe kunnen we dat bereiken?”. Met de beantwoording van de eerste vraag wordt de huidige situatie in beeld gebracht, terwijl het antwoord op de vraag “wat willen we?” de visie weergeeft op het gemeentebos en de functievervulling daarvan. Het antwoord op de derde vraag beslaat het feitelijke bosbeleid. Een uitvoeringsprogramma geeft een overzicht van de ontwikkelingen die noodzakelijk zijn om de gestelde doelen te bereiken.

Het beleidsplan bos en natuur dient als toetsingskader voor ontwikkelingen binnen de gemeente. Omdat het bos een sterke samenhang heeft met het omringende landschap dienen zowel ontwikkelingen binnen de bos- en natuurterreinen als daarbuiten getoetst te worden aan het bosbeleid. Externe ontwikkelingen kunnen immers effecten hebben op het functioneren van bos- en natuurterreinen.

Het beleid wordt geformuleerd voor de periode tot 2020. Veel projecten die worden geformuleerd kunnen in deze periode zijn uitgevoerd. Doelstellingen met betrekking tot soortensamenstelling van bos en natuur gelden bij uitstek voor de langere termijn. In de periode tot 2020 moet de ontwikkeling sterk in de juiste richting gaan, maar de doelen kunnen pas op langere termijn volledig gehaald worden.

Na afloop van de periode waarvoor dit beleidsplan is opgesteld verdient het aanbeveling de behaalde resultaten te evalueren en de doelen voor de bossen en natuurterreinen te toetsen aan de maatschappelijke wensen van die tijd.

1.3 Proces

Het beleidsplan bos en natuur is tot stand gekomen in samenspraak met diverse betrokkenen. Vertegenwoordigers van de relevante gemeentelijke beleidsvelden en de externe adviseurs vormen samen de kerngroep. De kerngroep heeft de afwegingen gemaakt die hebben geleid tot de beleidskeuzes.

Verschillende belanghebbende partijen uit de samenleving hebben zitting gehad in een klankbordgroep. De klankbordgroep heeft de gemeentelijke beleidskeuzes getoetst en heeft een waardevolle bijdrage geleverd aan de verdere uitwerking en aanscherping van de gemaakte beleidskeuzes. In Bijlage 2 is de samenstelling van de kerngroep en de klankbordgroep opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Het plan is opgebouwd rondom de beantwoording van de in paragraaf 1.2 genoemde kernvragen. Hoofdstuk twee geeft een algemene beschrijving van het plangebied en de relatie met de omgeving. Het derde hoofdstuk geeft een beschrijving van het bos en de daaraan gekoppelde natuurterreinen en de huidige stand van zaken. Ook wordt hier aangegeven waar voor de toekomst de kansen en beperkingen liggen. Hiermee wordt de vraag “wat hebben we?” beantwoord.

De volgende twee hoofdstukken gaan in op de vraag “wat willen we? ”. De planologische context van het beleidsplan wordt toegelicht in hoofdstuk 4. Daarbij is aandacht voor Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Het is een korte samenvatting. Hoofdstuk 5 geeft de gemeentelijke visie weer. Het bosbeleid wordt in hoofdstuk 6 uiteengezet. In hoofdstuk 7 tot slot wordt een uitvoeringsprogramma weergegeven waarin projecten worden beschreven die noodzakelijk zijn om de gestelde beleidsdoelen te realiseren. Hoofdstuk 6 en 7 geven gezamenlijk antwoord op de vraag “hoe gaan we dat bereiken?”

Cursief gedrukte woorden in de tekst worden nader toegelicht in de begrippenlijst die als hoofdstuk 9 aan dit rapport is toegevoegd. Achtergrondinformatie, waaronder kaartmateriaal, is opgenomen in de bijlagen.

2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Plangebied

De gemeentelijke bossen en natuurterreinen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 1.000 hectare en liggen verspreid binnen de gemeente. De grotere boscomplexen zijn:

  • -

    Peelse heide in het zuiden,

  • -

    de Turnhoutse heide in het midden en

  • -

    de Wellenseindse heide in het noorden.

Binnen de grotere boscomplexen liggen enkele heideterreinen en vennen. Van deze natuurterreinen is het Panneven met de daaromheen gelegen heide het meest betekenisvol.

Los van de grotere boscomplexen heeft de gemeente diverse kleinere bosgebieden en losliggende bosjes in eigendom. Vaak hebben ze het karakter van landschappelijke elementen. Bijlage 1 toont de verspreiding van de gemeentelijke bos- en natuurterreinen. Op deze kaart zijn verschillende toponiemen opgenomen die in dit rapport worden gebruikt.

2.2 Relatie met de omgeving

2.2.1 Landschappelijke en ecologische relatie

De grotere boscomplexen liggen op de hogere zandgronden aan de zuid- en noordwest zijde van de gemeente. Ze staan niet op zichzelf, maar hebben landschappelijke en ecologische relaties met andere gebieden.

In noordelijke richting, via Landgoed De Utrecht en Landgoed Gorp en Rovert, worden de natuurgebieden in de richting van Tilburg verbonden met de Regte heide.

Via Landgoed De Utrecht, de Mispeleindsche en Neterselsche Heide en de vennen ten oosten van Westelbeers liggen verbindingen met de Oostelbeersche en Oirschotsche heide. Oostelijk liggen sterke verbindingen met de grote boscomplexen van Bladel en Bergeijk, met de daarbinnen gelegen Cartierheide.

Over de zuidelijke grens, in België, sluiten de gemeentebossen aan op grote boscomplexen die overgaan in een relatief kleinschalig landschap. Dit landschap loopt in zuidelijke richting door, voorbij het Kempisch Kanaal, tot aan de lijn Dessel-Lommel. Ook over de westgrens, eveneens in België, liggen uitgestrekte bossen en natuurterreinen tot aan Turnhout. Bijlage 3 toont bovenbeschreven verbindingen.

2.2.2 Hydrologische relatie

Als onderdeel van het Kempisch Plateau heeft de gemeente een bijzondere ligging. In het zuidelijke deel van de gemeente ligt de waterscheiding tussen Maas en Schelde. De bossen en natuurterreinen van de gemeente liggen voornamelijk op het hoge plateau waar het regenwater in de bodem infiltreert. Op deze gronden komen overwegend drogere natuurtypen voor. Bijlage 4 toont de hydrologische situatie.

Aan de voet van de hooggelegen bossen komt het geïnfiltreerde water als kwel aan de oppervlakte en ontspringen diverse beeklopen zoals de Belvensche loop, het Hoevensche loopje, de Raamsloop en de Rouwenbogtloop. Deze beeklopen voeden uiteindelijk de Reusel. Het hoogteverschil tussen de bossen en het Reuseldal loopt op tot ongeveer 10 meter.

Meer oostelijk in Bladel ontspringen beeklopen die de beek de Groote Beerze voeden.

2.2.3 Recreatief-toeristische relatie

Een bezoek aan bos of natuur wordt hoog gewaardeerd als besteding van de vrije tijd. In Reusel-De Mierden is dat niet anders. Op korte afstand van de woonkernen functioneren de gemeentebossen als een aantrekkelijk uitloopgebied. Als onderdeel van grotere boscomplexen (zie paragraaf 2.2.1) zijn de gemeentebossen tevens in trek voor langere wandel-, fiets- of ruitertochten. De combinatie met horeca en verblijfsrecreatie trekt naast lokale bezoekers ook bezoekers van buiten de regio.

De bossen en natuurterreinen van de gemeente leveren zo een bijdrage aan de “groene beleving” van de regio, zowel voor de inwoners als de bezoekers van buiten.

3 Analyse

3.1 Huidige situatie

3.1.1 Bossen

Bossamenstelling in 2008

De gemeentebossen van Reusel-De Mierden zijn ontstaan tijdens de heideontginning in het begin van de 20e eeuw. Anno 2008 verraadt het regelmatige padenpatroon nog altijd de grootschalige rationele aanpak van bebossing.

De in die tijd gewaardeerde boomsoort grove den werd geplant voor de productie van hout voor de kolenmijnen. Ook nu nog is dit de meest voorkomende boomsoort. Daarnaast komen de naaldsoorten Corsicaanse den en in mindere mate ook lariks, douglas en fijnspar voor.

Loofbomen komen in een meer bescheiden hoeveelheid voor. Dit betreft soorten als inlandse eik, Amerikaanse eik en berk. De struiken die voorkomen zijn met name lijsterbes en vuilboom.

Wanneer het bos wordt beschouwd tegen het licht van de groeiplaats, moet worden geconcludeerd dat de boomsoortensamenstelling niet aansluit op het bostype dat hier zonder menselijk ingrijpen zou zijn ontstaan. Slechts een klein deel van de huidig voorkomende boomsoorten zou van nature op deze droge en arme gronden groeien.

Het bos bestaat overwegend uit grootschalige en gelijkvormige eenheden, waarin de wijze van aanleg te herkennen is. Delen van het bos zijn verjongd door middel van kleinschalige verjongingsgroepen. Deze groepen doorbreken plaatselijk het eenvormige karakter.

Doordat het bos regelmatig wordt gedund, hebben de bomen voldoende groeiruimte. Hierdoor is de natuurlijke boomsterfte laag. Oud bos en de daarbij behorende natuurlijke aftakeling van bomen is nog niet aanwezig. Met het oog op de relatief jonge leeftijd van het bos kan dit ook nog niet worden verwacht. De hoeveelheid dood hout in het bos is dan ook voor een groot deel het gevolg van kunstmatige ingrepen met als doel de ontwikkeling van de biodiversiteit.

Een deel van de gemeentebossen bestaat uit kleinere losliggende bosjes of bosstroken waarvan de oppervlakte vaak kleiner is dan een hectare. In deze bosjes komt ten opzichte van de gemiddelde waarden van het gemeentebos meer loofhout voor, waaronder veel inlandse eik. Ook staan er doorgaans meer struiken.

Deze bosjes vervullen een belangrijke landschappelijke functie en zijn van grote waarde voor flora en fauna. In de eerste plaats als verblijf- en voortplantingsplaats, maar ook als stapsteen in de verbinding tussen verschillende leefgebieden.

Door de kleine schaal zijn deze bosjes gevoelig voor invloeden uit het omringende landschap. Vermesting, verdroging en vaak ook verstoring hebben een negatieve invloed op het functioneren ervan.

Het gemeentebos in cijfers

Boomsoortensamenstelling en menging

Het aandeel naaldboomsoorten in de gemeentebossen is 83%. 72% bestaat uit grove den en Corsicaanse den en 11% uit soorten als douglas, fijnspar en lariks. Een aandeel van 17% betreft loofbomen, waarvan 7% inlandse eik, 3% Amerikaanse eik en 7% overige soorten, waaronder berk. Ruim een derde van het bos is gemengd.

Inheems/uitheems

Inheemse bomen beslaan ongeveer 50% van het bos. Slechts circa 10% van de bomen, namelijk berk en inlandse eik, zijn soorten die in een natuurlijk bos op deze gronden voor zouden komen.

Voorraad en bijgroei

De houtvoorraad is gemiddeld 153 m3/ha, de lopende bijgroei gemiddeld 6 m3/ha. Voor dit type bossen zijn dit normale hoeveelheden.

Schaal en ontwikkelingsfasen

65% van het bos bestaat uit gelijkvormige eenheden, groter dan 1ha. Slechts 14% van de oppervlakte wordt ingenomen door eenheden kleiner dan 0,25ha. Veel bos (63%) is van een volwassen leeftijd. Oud bos komt nog niet voor. De open ruimte en het jonge bos beslaan circa 17%. De overige 20% zijn de dichte, vaak nog ongedunde halfvolwassen opstanden.

Dood hout

In de gemeentebossen komt zowel liggend als staand dood hout voor. De hoeveelheid staand dood hout is 3,9 kubieke meter per hectare. De hoeveelheid liggend dood hout 2,4 kubieke meter per hectare.

Ecologie binnen de bossen

In de bossen van Reusel-De Mierden komen veel dier- en plantensoorten voor. Zoals verwacht kan worden binnen dit type bos, betreft dit grotendeels algemene soorten. Er zijn geen gerichte inventarisaties gedaan in het kader van dit beleidsplan, maar uit bekende verspreidingsgegevens en kennis van lokale belangengroeperingen wordt dit beeld bevestigd.

De meest waardevolle soorten zijn:

  • -

    levendbarende hagedis

  • -

    nachtzwaluw

  • -

    heikikker en poelkikker

Voor de twee genoemde amfibieën zijn de bossen vooral van belang als landbiotoop en overwinteringplaats.

Hoewel er in gemeentebossen geen recente waarnemingen bekend zijn van gladde slang, is ook de aanwezigheid van een populatie van deze soort in de Reuselse Moeren, op steenworp afstand van de gemeentebossen, van groot belang. Ook in de omgeving van de Moerbleek (Landgoed De Utrecht) zijn waarnemingen van gladde slang bekend en vermoedelijk komt hij ook in de omgeving van het Zwartven voor.

De kruidlaag van de bossen wordt gedomineerd door pijpenstrootje en bochtige smele en is eenvormig van opbouw. De dichte grasmat en het voorkomen van onder andere rankende helmbloem duiden op een sterke invloed van depositie. Uit onderzoeken in het kader van de regeling EGM blijkt keer op keer dat de bodem erg zuur is. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit zeer nadelig is voor het bodemleven en dat afbraak van organisch materiaal sterk wordt belemmerd. Dat leidt vervolgens tot verdergaande verarming van de vegetatie. De thema’s verdroging, verzuring en vermesting zijn in sterke mate van toepassing op de gemeentebossen.

Recreatief gebruik van de bossen

De gemeentebossen worden door verschillende doelgroepen gebruikt als plaats om in te recreëren. Het zijn fietsers, wandelaars, trimmers en ruiters.

De intensiteit waarmee de verschillende boscomplexen voor recreatie worden gebruikt varieert. Het gebruik wordt bepaald door het voorzieningenniveau en de ligging ten opzichte van de woonkernen.

Op verschillende plaatsen maken de omstandigheden het aantrekkelijk om juist van daaruit het bos te bezoeken. Van belang zijn een veilige plek om auto of fiets achter te laten, de aanwezigheid van een horecagelegenheid en de gelegenheid gebruik te kunnen maken van recreatieve routes en andere recreatieve voorzieningen. De recreatieve poort Peelse Heide is hiervan een goed voorbeeld. In de huidige situatie fungeert deze locatie al als veel gebruikte uitvalsbasis voor bosbezoekers. De ontwikkelingen die hier zijn voorzien zullen deze functie in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid nog aanzienlijk versterken.

Binnen de bossen vinden jaarlijks diverse evenementen plaats. Vaak zijn dat sportevenementen zoals veldtoertochten c.q. ATB-tochten, atletiekwedstrijden en wandeltochten. De Kempische ruiterdagen en recentelijk de outdoor-manifestatie bij D’n Ouwe Brandtoren zijn grotere evenementen die veel bezoekers naar de bossen trekken.

Het recreatieve gebruik wordt minder intensief naarmate de afstand tot dit soort locaties toeneemt. Buiten de periferie van deze locaties beperkt het recreatieve gebruik zich grotendeels tot de wandel-, ruiter- en fietsroutes.

3.1.2 Natuurterreinen

Samenstelling

De natuurterreinen in de gemeentebossen zijn restanten van de uitgestrekte heideterreinen van vóór de ontginning. Ze zijn sterk versnipperd geraakt.

De heideterreintjes, vroeger vaak natte heide, zijn verdroogd door ontwatering van omliggende bossen en landbouwgronden. Waar vroeger soorten van natte heide voorkwamen domineert nu struikheide en zijn veel bijzondere soorten verloren gegaan. De heide is onderhevig aan vergrassing door verregaande verrijking als gevolg van stikstof dat vanuit de lucht in de bodem terecht komt. Het areaal heide staat nog steeds onder druk doordat de heide verbost.

Als onderdeel van de voormalige heideterreinen zijn ook enkele vennen in eigendom van de gemeente. Deze vennen; waaronder het Panneven en het Voortje, zijn gespaard gebleven tijdens de heideontginning. De vennen zijn in ernstige mate verdroogd waardoor veel bijzondere natuurwaarden verloren zijn gegaan. Veel andere vennen die vroeger binnen de gemeente voorkwamen zijn ontwaterd en ontgonnen en maken nu deel uit van de uitgestrekte landbouwgebieden.

Ecologie binnen de natuurterreinen

Binnen de heideterreinen komen nog steeds enkele bijzondere soorten voor. Zo worden op de heide rond het Panneven soorten als tormentil en klokjesgentiaan waargenomen. Bijzondere soorten waaronder ronde zonnedauw en bruine snavelbies zijn in het recente verleden verloren gegaan. De zaden van deze soorten komen zo goed als zeker nog in de bodem voor, wat kans biedt voor herstel.

Recreatief gebruik van de natuurterreinen

De natuurterreinen vormen een aantrekkelijke afwisseling in het landschap. Uit onderzoek blijkt dat dergelijke elementen in belangrijke mate bijdragen aan de belevingswaarde. Los van oneigenlijk gebruik als paardrijden, fietsen en wandelen door het soms droogstaande Panneven worden de natuurterreinen op afstand beleefd; vanaf het fietspad, wandelpad en de aanwezige bankjes. Doordat de vennen geheel of gedeeltelijk zijn ingesloten door bos, komt de beleving van deze elementen niet altijd even goed uit de verf.

3.2 Beheer en ontwikkeling

De huidige situatie als beschreven in paragraaf 3.1 is een momentopname. Zowel beheersingrepen als natuurlijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat bossen en natuurterreinen aan verandering onderhevig zijn.

3.2.1 Huidig beheer

In 2002 en in 2003 zijn beheerplannen opgesteld voor respectievelijk de Reuselse bossen en de Mierdse bossen. Deze plannen zijn opgesteld met steun van de provincie, die het gebruik van en de omschakeling naar, de beheermethode “geïntegreerd bosbeheer” wilde bevorderen.

De beheermethode geïntegreerd bosbeheer is gericht op het samengaan van de functies natuur, recreatie en houtproductie. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke processen. De gemeente heeft destijds bewust gekozen voor deze wijze van beheer en heeft inmiddels ruim vijf jaar maatregelen genomen om toe te werken naar:

  • -

    meer inheems loofhout

  • -

    meer variatie en menging

  • -

    meer oud bos ofwel dikke bomen

  • -

    meer struiken

  • -

    meer dood hout

  • -

    eliminatie van Amerikaanse vogelkers en bestrijding van Amerikaanse eik

  • -

    goed ontwikkelde bosranden

  • -

    lage investeringen en kostenneutraal beheer

Om te sturen richting het gewenste bos zijn veel werkzaamheden uitgevoerd. Dunning en kleinschalige kap zijn effectieve en in het oog springende maatregelen geweest waarmee de bossamenstelling is beïnvloed.

3.2.2 Bosontwikkeling

De bosontwikkeling kan herleid worden door een vergelijking van de inventarisaties van 2002 en 2003 met die van 2008. Onderstaand worden de belangrijkste elementen beschreven.

De soortensamenstelling is op verschillende punten gewijzigd. Opvallend zijn:

  • -

    een toename van het aandeel inlandse eik;

  • -

    een afname van het aandeel Amerikaanse eik;

  • -

    een afname van het aandeel grove den, wat voornamelijk komt door de aanleg van groepenkappen;

  • -

    een toename van het aandeel Corsicaanse den. Ook in opstanden van deze snelgroeiende soort zijn groepenkappen gelegd, maar er is meer hout bijgegroeid dan gekapt.

Het aandeel inheemse loofboomsoorten is gestegen, terwijl het aandeel inheemse naaldboomsoorten is afgenomen. Het totale aandeel inheemse boomsoorten is daarmee ongeveer gelijk gebleven.

Bos wordt gemengd genoemd als minder dan 80% uit dezelfde boomsoort bestaat. De afgelopen 5 jaar is het aandeel gemengd bos licht toegenomen.

Enkele cijfers van de bosontwikkeling tussen 2002 en 2008 (voor meer informatie zie bijlage 6)

2002/2003

2008

soortensamenstelling

aandeel inlandse eik

3%

7%

aandeel Amerikaanse eik

5%

3%

aandeel grove den

43%

39%

aandeel Corsicaanse den

22%

24%

inheems-uitheems

aandeel inheemse boomsoorten

50%

50%

aandeel inheemse loofboomsoorten

5%

10%

menging

aandeel gemengd bos

31%

36%

houtproductie

gemiddelde houtvoorraad

156 m3/ha

153 m3/ha

lopende bijgroei

7,4 m3/ha/jr

6,2 m3/ha/jr

bosstructuur

aandeel eenheden 0-5 en 5-25 are

9%

14%

aandeel eenheden 25 are-1 ha

9%

21%

dood hout

voorraad staand dood hout

1,3 m3/ha

3,9 m3/ha

Ondanks de vele verjongingsgroepen die gekapt zijn, is de houtvoorraad nagenoeg gelijk gebleven. Er is op duurzame wijze omgegaan met de houtvoorraad. Wel is een afname van de bijgroei waargenomen, wat voor het toekomstig beheer een punt van aandacht is.

Doordat de bosverjonging in kleine eenheden heeft plaatsgevonden, is een eerste aanzet gemaakt naar een kleinschaliger bos. Zowel de kleinere als middelgrote eenheden zijn in aandeel gestegen.

Ook is een verschuiving zichtbaar in de leeftijdsopbouw die gemeten wordt aan de fase waarin het bos verkeert. Een deel van het volwassen bos heeft plaats gemaakt voor jong bos en open ruimte waardoor er een meer natuurlijke en evenwichtige verhouding is ontstaan.

De hoeveelheid staand dood hout is verdrievoudigd. Uit de inventarisatie blijkt dat de hoeveelheid liggend dood hout nagenoeg gelijk is gebleven, terwijl er met het oog op de hiervoor geleverde inspanningen ook een forse stijging wordt verwacht. Wellicht ligt een verschil in inventarisatiemethode of interpretatie ten grondslag aan deze opmerkelijke uitkomst.

Concluderend kan gesteld worden dat vijf jaar geïntegreerd bosbeheer heeft bijgedragen aan een beter functionerend bos. Het bos wordt langzaam gevarieerder, krijgt een meer natuurlijke samenstelling en blijft op duurzame wijze een bijdrage leveren aan de productie van hout.

Een meer gedetailleerde en cijfermatige beschrijving van de bosontwikkeling van de afgelopen 5 jaar, is opgenomen als bijlage 6.

3.2.3 Beheer en ontwikkeling van natuurterreinen

Het beheer van heide en vennen is in het recente verleden extensief geweest. Rond Het Voortje is de verbossing teruggedrongen. Grootschalige beheeringrepen zoals plaggen van heide en venherstel zijn de afgelopen jaren voorbereid en zijn/ worden op korte termijn uitgevoerd. Het gaat specifiek om het herstel van de heide rond het Panneven en het plaggen van Het Voortje en omgeving.

De natuurterreinen worden negatief beïnvloed door verdroging, vermesting en verbossing. Hoe dit op de vegetatie en de fauna doorwerkt is niet bekend omdat inventarisatiegegevens ontbreken. Het is de verwachting dat verdroging en vermesting tot steeds verdergaande vergrassing leiden en dat de verbossing het areaal en de kwaliteit negatief beïnvloedt.

3.3 Kwaliteiten, kansen en punten voor herstel

Een studie naar de algemene kenmerken van het bos, zoals ligging en ontstaansgeschiedenis, en de analyse van de bosontwikkeling brengt verschillende aandachtspunten voor de gemeentebossen aan het licht.

3.3.1 Kernkwaliteit

De gemeentelijke bos- en natuurterreinen bezitten een belangrijke eigenschap die bijdraagt aan de waarde; de kernkwaliteit. De kernkwaliteit van de gemeentebossen is:

Oppervlakte en ligging

De gezamenlijke oppervlakte van het gemeentelijke bosgebied is groot. Daarbij komt dat de gemeentebossen deel uitmaken van een veel groter grensoverschrijdend complex van bossen en natuurterreinen. Binnen dit complex van bos- en natuurterreinen neemt de gemeente Reusel-De Mierden een centrale plaats in.

De bosoppervlakte en de centrale ligging bieden een goede kans voor Reusel-De Mierden om zich te profileren als groene gemeente met bijbehorende recreatieve mogelijkheden. De bossen zijn daarmee een belangrijke economische factor.

3.3.2 Herstelpunten en potenties

Met het formuleren van bosbeleid worden ambities uitgesproken voor de langere termijn. Daarbij is aandacht voor onder andere die zaken die hersteld of (verder) ontwikkeld dienen te worden. De belangrijkste herstelpunten en potenties zijn hieronder beschreven.

Variatie

Hoewel het bosbeheer hier de afgelopen jaren al één en ander in heeft veranderd, is het karakter van het bos nog altijd eenvormig. De belangrijkste reden hiervoor ligt in de ontstaansgeschiedenis. De grootschalige bebossing heeft geleid tot een gebrek aan variatie wat de beleving en de natuurwaarde negatief beïnvloedt. Een voortzetting van het reeds ingezette beheer zal leiden tot een steeds gevarieerder en aantrekkelijker bos. De ontwikkeling naar het gewenste bos gaat niet van vandaag op morgen, maar kost enkele decennia.

Soortenrijkdom

Het bos van Reusel-De Mierden is soortenarm. Het grootste deel van het gemeentebos staat op de arme en droge gronden. Het bos en de bosbodem zijn relatief jong. De omstandigheden zijn niet gunstig om op korte termijn veel bijzondere soorten te verwachten, maar gerichte maatregelen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het behoud en de versterking van populaties en aan de vestiging van nieuwe soorten.

Verzuring, verdroging en vermesting

Verzuring, verdroging en vermesting hebben bijgedragen aan het verlies van natuurwaarden. Gerichte herstelmaatregelen zijn noodzakelijk om resterende bijzondere natuurwaarden te behouden en waarden die verloren zijn gegaan zo veel als mogelijk te herstellen.

Verbroken relaties

Steeds intensiever gebruikte landbouwgebieden en infrastructuur vormen een toenemende fysieke barrière tussen bos- en natuurgebieden. Voor veel planten en dieren vormen de landbouwgebieden en wegen een onneembare hindernis waardoor de natuurlijke verspreiding van veel soorten is beperkt.

De hydrologische relatie tussen de infiltratiegebieden en de lagergelegen kwelgebieden is verstoord.

Landschappelijke relaties

De relatie tussen de bosgebieden en het omliggende landschap en tussen de bosgebieden onderling kan fysiek en visueel worden versterkt. De grootschalige landschapsstructuren zijn hierbij richtinggevend.

Ecologische relaties en biodiversiteit

In de omgeving van de gemeentebossen komen populaties voor van zeldzame en bedreigde diersoorten. Met maatwerk kunnen delen van het gemeentebos aan het leefgebied van deze soorten worden toegevoegd. De populaties worden daardoor versterkt en de biodiversiteit binnen de gemeentebossen wordt verhoogd.

De gemeentelijke eigendommen kunnen ook een belangrijke rol spelen als leefgebied en vooral als migratieroute voor specifieke diersoorten. Het herstellen van bestaande en het inrichten van nieuwe verbindingen komt ten goede aan de migratiemogelijkheden voor flora en fauna.

Hydrologische relaties

De functie van de gemeentebossen als brongebied voor de Reusel kan worden versterkt en gedeeltelijk hersteld. Een deel van de hydrologische samenhang tussen de hogere, droge gronden en de natte beeksystemen kan worden versterkt. Het water wordt daarmee langer vastgehouden aan de bron: een natuurlijke waterberging.

Een aantal gebieden lenen zich daar bij uitstek voor: de voormalige Torenbroeksche vijver, delen van de Rijtsche heide en het Kruisven (inclusief omliggende landbouwgronden).

Recreatieve mogelijkheden

Gemeente Reusel-De Mierden ligt op een knooppunt van grootschalige groene structuren. Dit biedt de mogelijkheid de gemeente als ‘groene gemeente om in te recreëren’ op de kaart te zetten en te ontwikkelen tot een belangrijke recreatieve poort voor de gehele regio.

4 Bestaand beleid

4.1 Rijksbeleid

Natura 2000

Vanuit Europa zijn in het kader van Natura 2000 gebieden aangewezen die Europees gezien voor zeldzame soorten en hun habitat van groot belang zijn. Nabij de gemeentebossen ligt Natura 2000gebied Kempenland West. De gemeentebossen maken hier geen deel van uit maar grenzen er nabij Bungalowpark Hertenwei direct aan.

Naast gebieden worden ook soorten beschermd, onafhankelijk van het gebied waar ze zich bevinden. Dit geldt voor alle Europese vogels en voor 68 soorten andere flora en fauna. Dit zijn de soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Onafhankelijk van de locatie waar de soorten worden aangetroffen dienen deze soorten strikt beschermd te worden. Voor de bossen en natuurgebieden van Reusel-De Mierden heeft dit in ieder geval betrekking op: heikikker, gladde slang, poelkikker, en mogelijk op diverse soorten vleermuizen.

Ecologische hoofdstructuur

Vanuit het nationaal beleid is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geformuleerd als eenheid van natuurgebieden die met elkaar worden verbonden tot een ruimtelijk netwerk. Het bestaat in hoofdzaak uit natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Dit netwerk van natuurgebieden geniet planologisch bescherming.

4.2 Provinciaal beleid

Groene Hoofdstructuur en natuurdoeltypen

Op provinciaal niveau is de EHS in het Streekplan opgenomen, aangevuld en uitgewerkt. Natuur en landschapswaarden in het buitengebied worden beschermd door begrenzing van de zogenaamde Groene Hoofdstructuur (GHS) en de Agrarische Hoofdstructuur Landschap (AHS-landschap). In het provinciale beleid is per (sub)zone bepaald op welke wijze de aanwezige natuur en landschapswaarden binnen een gebied op planologische wijze worden beschermd. Bijlage 10 toont de begrenzing van de GHS. Hieruit blijkt dat alle terreinen waarop dit beleidsplan van toepassing is, zijn gelegen binnen de GHS-natuur. In het Natuurgebiedsplan zijn de in de GHS-natuur gelegen terreinen verder uitgewerkt in natuurdoeltypen. Hiermee is aangegeven welke vorm van natuur gewenst is op de betreffende locaties (zie bijlage 9).

Soortbeschermingsplan Nachtzwaluw Noord-Brabant

De nachtzwaluw dient behoed te worden voor uitsterven door het bieden van een geschikte leefomgeving. De gemeentebossen liggen dicht bij een (deel)populatie van de nachtzwaluw. Een geschikte leefomgeving kan worden verkregen door te zorgen voor voldoende open plekken en brede zandpaden in het bos.

Soortbeschermingsplan Gladde Slang Noord-Brabant

Voor de gladde slang is het verbinden van geschikte leefgebieden van groot belang. De gemeentebossen vormen in potentie een belangrijke stapsteen in de verbinding van de populatie van de Reuselse Moeren met die van de Cartierheide. Door de juiste inrichtingsmaatregelen te treffen kan deze verbinding worden gerealiseerd.

4.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan buitengebied ‘98 Gemeente Reusel De Mierden:

In het vigerende bestemmingsplan zijn voor Multifunctioneel bos en Natuur de volgende doeleinden geformuleerd׃

  • -

    Behoud en herstel of ontwikkeling van natuur, abiotische, landschappelijke, bosbouwkundige en cultuurhistorische waarden.

  • -

    Behoud van specifieke natuur en/of abiotische waarden, op de plankaart door middel van differentiaties aangegeven

  • -

    Water en waterlopen

  • -

    Extensief recreatief medegebruik

En tevens specifiek voor de bestemming multifunctioneel bos:

-Intensief dagrecreatief medegebruik, uitsluitend voor zover dit op plankaart 2 door middel van een aanduiding is aangegeven (trimbaan, mountainbikeroutes).

Waterplan Reusel-De Mierden

Voor de infiltratiegebieden van de beken die in de gemeente ontspringen is de ambitie vastgelegd om per 2010 goed water vast te houden. Kunstmatige ontwatering, grondwateronttrekkingen en drainage worden beëindigd. De invloed van grondwateronttrekkingen en afwateringen in de omgeving wordt middels het creëren van bufferzones tegengegaan. Er wordt niet meer water vastgehouden dan passend is voor het toegekende natuurdoeltype.

Behoud en herstel van natuur en landschap in de gemeente Reusel-De Mierden

Behoud en ontwikkeling van de gemeentelijke natuurgebieden wordt benadrukt. Ten behoeve van specifieke soorten en soortgroepen dienen aanpassingen aan de inrichting gedaan te worden. Daarnaast dient een verbinding te worden gerealiseerd tussen de Reuselse Moeren en de Peelsche heide (ook wel Cirkelbos genoemd).

Nota Gronden voor Beleid (1998)

In de nota Gronden voor Beleid heeft de gemeente Reusel-De Mierden vastgelegd dat landbouwgronden in eigendom er niet zijn om het gemeentelijk landbouwbedrijf in stand te houden. Ze moeten en kunnen ingezet worden voor doelstellingen op het gebied van ruimtelijke ordening en ruimtelijke kwaliteit.

Toeristisch-recreatief ontwikkelingsplan

Reusel-De Mierden hecht groot belang aan de ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve sector. Ten noorden van Reusel is een gebied aangewezen waar ontwikkelingen worden gesteund. Dat kan ingevuld worden met kleinschalige initiatieven, in combinatie met landgoedontwikkeling of met grootschalige initiatieven met dag- en verblijfsrecreatieparken.

Beleidskader Recreatieve Poorten Reusel-De Mierden

Ter versterking van recreatie en toerisme is het van belang dat binnen de gemeente een tweetal recreatieve poorten wordt ontwikkeld, te weten aan de Burgemeester Willekenslaan, nabij D’n Ouwe Brandtoren en aan de Weeldsedijk, in de omgeving van de Spartelvijver. Voor beide locaties is een pakket aan projecten opgesteld. Met de uitvoering daarvan worden beide locaties (verder) ontwikkeld tot een uitvalsbasis van waaruit men in staat is het omringende landschap te bezoeken en waar men tevens gebruik kan maken van parkeergelegenheid en horeca. Ook vindt men hier informatie over het gebied en de recreatieve mogelijkheden daarvan.

De in dit plan opgenomen projecten betreffen in hoofdzaak het aanleggen of verbeteren van de voorzieningen en het verbeteren van de landschappelijke inpassing. De ontwikkeling van de recreatieve poort Peelse Heide is reeds in volle gang.

5 Visie

5.1 Afweging

De bossen in eigendom van Reusel-De Mierden vervullen een aantal belangrijke functies. Voor de inwoners van en de bezoekers aan de gemeente zijn ze een hoog gewaardeerde plek om te recreëren. Als drager van landschappelijke en groene kwaliteiten hebben de bossen een grote economische waarde. Niet alleen voor de recreatiesector, maar ook voor andere (middenstand)bedrijven.

Voor veel algemeen voorkomende dieren en plantensoorten zijn de bossen en natuurterreinen een belangrijk leefgebied. Enkele zeldzame en bedreigde soorten vinden in de bos- en natuurterreinen, met name in en rond de heideterreinen en vennen een geschikt biotoop. Als infiltratiegebied spelen de bossen op een groter schaalniveau een rol voor het beekdal van de Reusel. De productie en oogst van hout draagt (bij aan) de kosten van het beheer en het hout wordt als duurzaam product gebruikt voor diverse doeleinden.

Het belang van alle functies is groot en het ligt dan ook niet in de rede om een koers te volgen die de nadruk op één van de functies legt. Het multifunctionele karakter dat de bossen hebben en waar het beheer op is gericht zal als koers behouden worden.

Er zijn aanzienlijke investeringen, inzet van gronden, maatschappelijk draagvlak en een daadkrachtig beheer noodzakelijk om oorzaken van schade aan natuurwaarden weg te nemen. De randvoorwaarden voor ontwikkeling moeten goed zijn! Verbindingen en relaties moeten worden hersteld en externe invloeden als verdroging, verzuring, vermesting en versnippering dienen ongedaan te worden gemaakt.

5.2 Doelstelling

De gemeente Reusel-De Mierden heeft tot doel haar bossen en natuurterreinen in te zetten voor de brede maatschappelijke behoeftes. Dit uit zich in een multifunctionele functievervulling waarbij natuur en recreatie leidend zijn. De gemeente zet zich in om de juiste randvoorwaarden te creëren voor natuurherstel. Op enkele plaatsen zal ter versterking van de natuur het areaal worden uitgebreid. De bossen worden verder ontwikkeld tot gevarieerde eenheden die aantrekkelijk zijn voor mensen en waarin de natuurkwaliteit steeds verder toeneemt.

5.3 Financiën

Met het eigendom van de bossen en natuurterreinen zijn kosten en baten gemoeid. De belangrijkste inkomsten komen voort uit de verkoop van hout, verhuur van jachtrechten en subsidies. De belangrijkste kosten zijn beheerkosten, advieskosten, waterschapslasten en interne gemeentelijke kosten.

Er is een vaste, jaarlijkse subsidie als bijdrage voor het beheer en als de beloning voor de openstelling van het bos voor recreanten, dit is de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer. Naast deze vaste subsidie zijn er diverse incidentele subsidies te verwerven die vaak gekoppeld zijn aan uitvoeringsprojecten in het kader van natuurherstel en recreatie.

Mede door de aanzienlijke oppervlakte kunnen de bossen en natuurterreinen efficiënt beheerd worden en kan het reguliere beheer met een positief saldo worden uitgevoerd.

Onderstaand zijn de inkomsten en uitgaven met betrekking tot het beheer van de gemeentelijke bossen globaal weergegeven.

De gemiddelde inkomsten, welke hoofdzakelijk zijn opgebouwd uit de houtverkoop, verhuur van jachtvelden en de Subsidieregeling Natuurbeheer bestaan uit ongeveer

€ 145.000,- per jaar. Dit bedrag is exclusief incidentele subsidie(s) welke zijn gekoppeld aan bepaalde uitvoeringsprojecten.

De gemiddelde uitgaven (exclusief doorberekening kostenplaatsen eigen dienst), welke hoofdzakelijk zijn opgebouwd uit belastingen, heffingen, uitvoeringskosten en advies-, toezicht- en beheerkosten bedragen ongeveer € 75.000,- per jaar.

6 Beleid bos en natuur 2008 - 2020

6.1 Bossen

6.1.1Bossamenstelling

Boomsoortensamenstelling

In de komende periode wordt een lichte stijging (circa 5%) van het aandeel inheemse boomsoorten nagestreefd. De stijging zal met name gerealiseerd moeten worden door een toename van het inheems loofhout: inlandse eik en berk. Een stijging tot circa 15% is in deze periode gewenst.

Er wordt gestreefd naar een verdere verhoging van het aandeel gemengd bos. Op de langere termijn dient circa 75% van het totale bosareaal te bestaan uit gemengde bosopstanden. Met name de eenvormige naaldhoutopstanden verdienen hierbij aandacht.

Het aandeel uitheemse loofboomsoorten wordt teruggedrongen. De soort Amerikaanse vogelkers wordt op systematische wijze bestreden. De soort Amerikaanse eik wordt gelijkmatig teruggedrongen door vooral zaadbronnen van deze soort bij dunningen te benadelen. Amerikaanse eiken leveren op verschillende plaatsen nog een belangrijke bijdrage aan de boomsoortenmenging. Het ongeremd bestrijden van deze soort leidt dan tot een afname van het aandeel gemengd bos. Het terugdringen van de Amerikaanse eik geschiedt daarom gelijkmatig en wordt afgestemd op de toename van het aandeel inheemse loofboomsoorten.

Ontwikkelingsfasen en bosstructuur

De evenwichtige verdeling in bosontwikkelingsfasen wordt in stand gehouden door blijvend verjongingsgaten met een oppervlakte variërend van 1.000 tot 3.000 m2 te creëren. De hoeveelheid open ruimte en jong bos mag iets toenemen. De onderstaande faseverdeling wordt nagestreefd:

  • -

    Open fase (bos is 0 tot 2 meter hoog) 10 - 15%

  • -

    Dichte fase (bos is 2 – 15 meter hoog) 15 - 25%

  • -

    Boomfase (bos is hoger dan 15 meter) 40 - 75%

Binnen bosopstanden wordt gestreefd naar een verhoging van de diversiteit door het bevoordelen van verjonging en het bevorderen van een goed ontwikkelde struiketage.

Dood hout

Het aandeel dood hout wordt ten behoeve van de ontwikkeling van de biodiversiteit verder verhoogd. Voor de komende periode is een stijging tot circa 15m³ per hectare wenselijk. De stijging wordt geleidelijk gerealiseerd zodat er steeds ‘vers’ dood hout aanwezig is en uiteindelijk alle verteringsstadia voorkomen. Het aandeel dood hout wordt verhoogd door stormhout niet te ruimen en door bomen te ringen. Er wordt aandacht besteed aan de locatie van dood hout. Nabij de recreatieve poorten wordt de hoeveelheid beperkt. Daarbuiten wordt dood hout gecreëerd op die locaties waar de bijdrage aan de biodiversiteit het grootst is.

Bosbeelden

In de directe omgeving van de recreatieve poorten wordt extra aandacht besteed aan een gevarieerd en visueel aantrekkelijk bos. Dit betreft die delen van het bos die vanaf de parkeervoorzieningen en horecagelegenheden kunnen worden gezien. Esthetiek weegt hier zwaarder dan elders in het bos. Ook in de rest van het bos wordt voldoende aandacht besteed aan een gevarieerd bos en beeldbepalende elementen zoals markante bomen.

6.1.2Ecologie

Over de hele linie wordt gestreefd naar een verhoging van de biodiversiteit. Om deze doelstelling te behalen worden twee wegen bewandeld.

  • 1.

    gerichte ingrepen in de bossamenstelling;

  • 2.

    soortgerichte maatregelen.

Ad 1, gerichte ingrepen in de bossamenstelling

Het bosbeheer is de komende periode gericht op een toename van het aantal soorten flora en fauna. Daarnaast wordt gestreefd naar grotere populaties van soorten. Binnen het reguliere beheer zijn daartoe voldoende mogelijkheden. Met name in bosranden en bermen is veel winst te halen. Ook meer dood hout, ouder bos en extra open ruimte leveren een goede bijdrage. Aanvullend wordt op enkele locaties in het bos meer rust gecreëerd door het afsluiten en laten vervallen van bospaden. Deze kleinschalige rustgebieden komen vooral ten goede aan zoogdieren en vogels. Op korte termijn leiden deze maatregelen vooral tot een toename van algemene soorten.

Ad 2, soortgerichte maatregelen

De tweede weg die moet leiden tot een verhoging van de biodiversiteit richt zich op de populatieontwikkeling van specifieke, minder algemene soorten. Speerpunt daarbij zijn de gladde slang en de nachtzwaluw. Voor beide soorten is in opdracht van Provincie Noord-Brabant een soortbeschermingplan opgesteld waarin is aangegeven welke inrichtings- en beheermaatregelen kunnen bijdragen aan de duurzame instandhouding en uitbreiding van de plaatselijke populaties. De gemeente streeft naar de realisatie van de voorgestelde inrichtingsmaatregelen.

Het kappen van groepen en het behouden van brede zandpaden ten behoeve van de nachtzwaluw wordt in het reguliere bosbeheer geïmplementeerd. Voor de gladde slang is het realiseren van een verbindingszone in het zuiden van de gemeente noodzakelijk. Prioriteit heeft het verbinden van de Peelsche heide (Groote Cirkel) en het gebied de Reuselse Moeren, waarin zich een populatie gladde slangen bevindt. Deze verbinding wordt tot stand gebracht door het creëren van corridors in het bestaande bos en aan de randen daarvan (bosranden). Daarnaast dient er een brede verbindingszone tussen de Postelsedijk en de Peelsche heide aangelegd te worden. Een faunapassage onder de Postelsedijk maakt daar onderdeel van uit.

Afbeelding 1; Globale ligging van de te ontwikkelen verbindingszone t.b.v. de gladde slang

6.1.3 Recreatief gebruik

Bereikbaarheid en toegankelijkheid

Om de recreatiefunctie beter te kunnen benutten en om de recreatiestroom beter te kunnen reguleren, worden de twee recreatieve poorten verder ontwikkeld (zie ook bijlage 7).

Deze twee locaties worden de belangrijkste vertrekpunten voor aan bos en natuur gerelateerde recreatieve activiteiten. Goed toegeruste parkeervoorzieningen met nabijgelegen horecagelegenheden moeten een groot deel van de recreanten stimuleren om hun bezoek bij één van deze recreatieve poorten te beginnen. Vanaf de doorgaande wegen moeten deze locaties duidelijk zijn aangegeven. Bij de recreatieve poorten wordt informatie over het gebied verstrekt en is extra aandacht voor aantrekkelijke bosbeelden.

De recreatieve poorten functioneren als startpunt voor diverse wandel-, fiets- en ruiterroutes. In de directe nabijheid van de recreatieve poorten kunnen themabijeenkomsten, natuur- of cultuurgerelateerde manifestaties en sportactiviteiten plaatsvinden. Op dit moment is het niet toegestaan dat activiteiten die in strijd zijn met de bepalingen van de Flora- en faunawet binnen het vogelbroedseizoen, lopende van 15 maart tot en met 15 juli, plaatsvinden in de bos- en natuurterreinen. Dit houdt in dat activiteiten als de Kempische ruiterdagen en de Outdoordag Reusel feitelijk gezien zonder ontheffing van het Ministerie van LNV niet meer op de gebruikelijke tijdstippen (binnen het vogelbroedseizoen) mogen plaatsvinden. In de nabije toekomst dient daarom nader te worden bekeken hoe hiermee dient te worden omgegaan. Reguliere activiteiten waarbij niet wordt afgeweken van het normale gebruik van bos- en natuurterreinen op de daarvoor bedoelde wegen en paden, zijn in de regel niet in strijd met de Flora- en faunawet en worden daarom in principe toegestaan binnen het broedseizoen.

Toegangsmogelijkheden en parkeervoorzieningen buiten de recreatieve poorten worden beperkt.

Het gehele gemeentelijke boseigendom is opengesteld op de daarvoor bedoelde wegen en paden. De bossen zijn afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Handhaving verdient daarbij bijzondere aandacht. Vormen van recreatie die strijdig zijn met het bosbeleid worden uit het bos geweerd. Voor gewenste recreatievormen waartussen conflicten kunnen optreden worden waar mogelijk gescheiden voorzieningen aangelegd, bijvoorbeeld wandel-, ruiter- en mountainbikepaden.

Het netwerk van wegen en paden behoeft geen intensivering. Ook met een toenemend aantal bosbezoeken wordt gestreefd naar een toename van rust in delen van het bos. De recreatieve infrastructuur wordt dusdanig ingepast dat de recreatiedruk wordt geconcentreerd rondom de recreatieve poorten.

Enkele langere routes leiden de recreanten verder de bossen in. Onderdeel van deze routes zijn nieuw aan te leggen smalle slingerpaden met een hoge belevingswaarde. De aanleg van deze paden wordt gecombineerd met het afsluiten en laten vervallen van enkele bestaande paden. De recreatieve zonering die hiermee ontstaat, komt ten goede aan de natuurfunctie.

Betrokkenheid en herkenbaarheid

Bezoekers van bossen en natuurterreinen voelen zich vaak verbonden met het gebied waarin zij recreëren. Hiermee rekening houdend, geeft de gemeente voldoende voorlichting over de bosgebieden, de daarin voorkomende natuurwaarden en de werkzaamheden die in het bos worden uitgevoerd. Algemene informatie over het betreffende bos- of natuurgebied en het beheer wordt bij de recreatieve poorten weergegeven op informatiepanelen. Meer specifieke informatie wordt op kleinere informatieborden verstrekt op de relevante locaties. Uitleg over de reden waarom honden binnen de bossen aan de lijn moeten is daar een goed voorbeeld van. Boswerkzaamheden worden tijdig aangekondigd d.m.v. persberichten en ter plaatse verduidelijkt met tijdelijke informatieborden.

Ook de bekendheid van de gemeentelijke bos- en natuurterreinen draagt bij aan de betrokkenheid. Door openstellingborden, routemarkeringen en informatieborden uit te voeren in een uniforme uitnodigende huisstijl, streeft de gemeente naar een herkenbare identiteit van haar eigendommen. Onderdeel daarvan is het gebruik van historische toponiemen bij de verwijzing naar verschillende bosgebieden.

Afbeelding 2; (Tijdelijke) informatieborden bereiden bezoekers voor op werk in uitvoering.

Recreatieve voorzieningen

Recreatieve voorzieningen dienen met name geconcentreerd te worden binnen bepaalde zones rondom de recreatieve poorten en de projectlocatie Reusel Noord. Dit geldt zowel voor recreatief meubilair als bebording, informatiepanelen en bankjes als voor elementen van meer bijzondere aard. Daarnaast kunnen buiten de zones, als aangegeven op de kaart in bijlage 7 langs de langere wandel-, fiets- en ruiterroutes sporadisch voorzieningen voorkomen. Daarbuiten worden “gebiedsvreemde” elementen geweerd.

Voor de jongere bosbezoekers is het wenselijk dat een speelbos wordt gerealiseerd. In een speelbos spelen kinderen in en met de natuur. De natuur is er extra aantrekkelijk gemaakt om te spelen en sluit aan op het landschap in de omgeving. In een bosrijk gebied zal het bos een inspiratiebron zijn, in een waterrijk gebied spreekt water meer tot de verbeelding. De speelvoorzieningen passen bij het karakter van het speelbos en dagen kinderen uit de natuur verder te onderzoeken. De ideale locatie hiervoor is de nabijheid van de recreatieve poort bij de Spartelvijver.

6.1.4 Houtoogst

De productie en oogst van hout past binnen de multifunctionele doelstelling van de gemeente. Ook de komende periode levert de gemeente een bijdrage aan de productie van deze duurzame grondstof. Een geringe afname van de productiecapaciteit wordt aanvaard met het oog op de recreatieve functie en de ontwikkeling van de biodiversiteit.

Het te oogsten hout komt hoofdzakelijk uit dunningen. Al dan niet in combinatie met een dunning worden plaatselijk kleinschalige kapvlakten gemaakt met een oppervlakte van 1.000 tot 3.000 m2. Daarnaast komt een klein deel van het hout vrij uit het creëren van bosrandzones en open bos.

Afbeelding 3; Houtproductie en natuurontwikkeling kunnen hand in hand gaan.

De houtvoorraad dient tussen 150 en 170 m3 per hectare te liggen. Jaarlijks wordt 50 tot 75% van de bijgroei geoogst, wat neerkomt op een gemiddelde oogst van 3.000 tot 4.000 m3 per jaar. De huidige voorraad van circa 153 m3 per hectare zal daarmee iets toenemen.

6.2 Natuurterreinen

6.2.1 Samenstelling

Herstel van natuurwaarden staat de komende periode centraal bij het beheren van de natuurterreinen. Op deze van oorsprong open terreinen wordt de verbossing teruggedrongen. Daarnaast worden vennen en heidevegetaties hersteld door vernattingsmaatregelen en plaggen. Het aandeel struikheide en dopheide dient toe te nemen en populaties van bijzondere soorten zoals klokjesgentiaan worden versterkt.

6.2.2 Ecologie

Herstelwerkzaamheden als vernatting en plaggen richten zich op het herstel van de habitat van bijzondere soorten. Het is van groot belang dat voorafgaand aan werkzaamheden de actuele natuurwaarden goed in beeld zijn gebracht. Restpopulaties moeten worden beschermd tijdens de uitvoering van werkzaamheden. Daarnaast dienen de werkzaamheden gericht te zijn op het herstel van verdwenen soorten. Goed ecologisch onderzoek en begeleiding zijn daarbij onontbeerlijk. De vegetatieontwikkelingen worden door gerichte inventarisaties gevolgd.

Afbeelding 4; Panneven.

6.2.3 Recreatief gebruik

Recreatief gebruik van de natuurterreinen wordt afgestemd op de draagkracht van de betreffende terreinen. De vennen zijn erg gevoelig voor verstoring en vernieling en kunnen dan ook uitsluitend vanaf de omringende paden worden beleefd. De heideterreinen zijn minder gevoelig, maar ook voor deze terreinen geldt dat beleving vanaf de paden voldoende is.

De gevoelige natuurgebieden worden voorzien van voldoende informatieborden. De borden geven inzicht in de bijzondere kwaliteiten van het gebied en verklaren het kwetsbare karakter ervan.

Handhaving van de openstellingregels is met name bij het Panneven van groot belang.

6.3 Landschap en hydrologie

De gemeente Reusel-De Mierden kent een grote diversiteit aan landschapstypen. De landschappen zijn op verschillende wijzen met elkaar verbonden. De relatie tussen de infiltratiegebieden op de hogere zandgrond en de kwelzones in de beekdalen is daarvan een duidelijk voorbeeld. De gemeente streeft ernaar de landschappelijke samenhang tussen de bos- en natuurgebieden onderling en tussen de bosgebieden en de overige landschappen te verbeteren.

Om dit te bereiken wordt de harde overgang van bos naar open terrein plaatselijk omgevormd tot een geleidelijke golvende bosrand. Een goed ontwikkelde bosrand bestaat uit een rand van grassen en kruiden, overgaand in een mantelvegetatie van struikvormende soorten waarin een enkele solitaire boom kan voorkomen.

De hydrologische relatie tussen de hoger gelegen bosgronden en de beekdalen wordt zo veel mogelijk hersteld. Er wordt naar gestreefd water zo lang mogelijk in het infiltratiegebied vast te houden. Dit leidt niet alleen tot een matiging van de piekafvoeren, maar ook tot een langere en gelijkmatigere nalevering van water naar de kwelgebieden. Om dit te bereiken worden de kunstmatige ontwateringen binnen de gemeentebossen en aangrenzende natuurterreinen opgeheven. Ook wordt in de directe nabijheid van de bos- en natuurterreinen kunstmatige ontwatering, grondwateronttrekking en drainage tot een minimum beperkt. De kwantitatieve en kwalitatieve effecten van de maatregelen op de waterhuishouding worden vooraf goed onderzocht en na uitvoering gemonitoord.

Om de landschappelijke relatie tussen infiltratie en kwel te benadrukken worden rond de bronsloten “groene vingers” in het landschap ontwikkeld.

De gemeente streeft naar herstel van de retentiegebieden die van nature in en om het bos aanwezig waren. De gemeente stelt zich tot doel de komende periode de volgende retentie- en natuurgebieden te herstellen:

  • -

    het voormalige ven “de Torenbroeksche Vijver”

  • -

    de natte laagte in de Rijtsche heide

  • -

    het Kruisven en de omliggende landbouwgronden

Afbeelding 5; Te herstellen natuurlijke retentie.

De ligging van de Torenbroeksche Vijver sluit aan op de verbindingszone voor de gladde slang. De projecten kunnen elkaar in kwalitatieve en in kwantitatieve zin versterken. Ook de ontwikkeling van de twee andere natte gebieden versterkt het leefgebied en de migratiemogelijkheden voor de gladde slang.

6.4 Archeologie en cultuurhistorie

Binnen de gemeentebossen bevinden zich enkele archeologische monumenten. Gemeente Reusel-De Mierden zet zich in voor het behoud van deze monumenten en past daar zo nodig beheer- en inrichtingsmaatregelen op aan. Er worden geen maatregelen getroffen om de vaak kwetsbare monumenten voor het grote publiek in beeld te brengen.

In het padenstelsel binnen o.a. de Peelsche heide is de ontginningsstructuur duidelijk te herkennen en is daarom aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. Er wordt beperkte waarde gehecht aan de instandhouding hiervan. Als dit voor andere bosfuncties van belang is kunnen veranderingen in het netwerk van wegen en paden worden doorgevoerd. Bijlage 5 geeft een overzicht van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische aspecten.

6.5 Faunabeheer en jacht

Bossen maken van oudsher onderdeel uit van de jachtgronden binnen de gemeente. De gemeente beschouwt de jacht als één van de bosfuncties en ziet binnen de gemeentebossen ruimte voor het voortzetten daarvan. Voorwaarde daarvoor is dat handelingen in het kader van de jacht of de gevolgen daarvan op geen enkele wijze conflicteren met de flora- en faunawet en dat de beoefening van jacht in harmonie met de overige bosfuncties geschiedt.

Met het oog op de jacht worden geen aanpassingen gedaan aan de huidige situatie waarin het bos verkeert. Evenmin heeft de jacht invloed op de keuzes die gemaakt worden voor de ontwikkeling van bossen en natuurterreinen. Maatregelen en ontwikkelingen ten behoeve van wild en andere fauna staan in het teken van behoud en ontwikkeling van de biodiversiteit en zijn toegelicht in paragraaf 6.3.

De plaatsing van voorzieningen als eenvoudige hoogzits is in overleg met de beheerder in beperkte mate toegestaan, mits deze niet direct zichtbaar zijn vanaf recreatieve routes en er geen schade of verstoring optreedt aan flora (waaronder bomen) en fauna.

Reeën kunnen de bosontwikkeling beïnvloeden. Door hun voedselvoorkeur kunnen ze met name de ontwikkeling van het aandeel inheemse loofbomen negatief beïnvloeden. De grootte van de populatie dient afgestemd te zijn op de fase waarin de bosontwikkeling verkeert. Over de grootte van de populatie dient nadere afstemming plaats te vinden tussen wildbeheereenheid en de gemeente.

7 Uitvoeringsprogramma

Om de beleidsdoelen te realiseren moeten de ambities worden omgezet in daden. Hiervoor is een uitvoeringsprogramma opgesteld. In dit uitvoeringsprogramma staan concrete projecten genoemd die voortvloeien uit het in hoofdstuk 6 omschreven beleid en niet kunnen worden opgenomen in het reguliere beheer. Gezamenlijk dragen ze bij aan het halen de ambities die Reusel-De Mierden heeft voor haar bossen en natuurterreinen. Per project is aangegeven welke prioriteit hieraan is toegekend en wat, los van vooronderzoek, de planning is voor daadwerkelijke realisatie.

Het uitvoeringsprogramma beschrijft de projecten op hoofdlijnen. De uitvoering van veel projecten start met het opstellen van een goed onderbouwd uitwerkingsplan c.q. vooronderzoek, waarbij de uitvoeringskosten tevens begroot worden. Als voor de uitvoering van projecten aanvullende kredieten noodzakelijk zijn, zal daar bestuurlijke besluitvorming aan vooraf gaan.

In het uitvoeringsprogramma zijn enkele projecten opgenomen die nauw samenhangen met elkaar of elkaars effecten versterken. Hoewel de doelstellingen verschillend zijn, komen de daartoe te nemen maatregelen in die gevallen geheel of gedeeltelijk overeen of sluiten goed op elkaar aan. Het is aan te bevelen deze projecten tegelijkertijd en gebiedsgericht op te pakken.

Naast de projecten zal ook het reguliere beheer op basis van dit beleidsplan worden uitgevoerd. Dat gebeurt in een cyclus van 5 jaar. Het bosareaal is daartoe verdeeld in 5 werkblokken van min of meer vergelijkbare grootte (zie bijlage 8). Elk jaar wordt één van de werkblokken behandeld. Met dit Beleidsplan bos en natuur als leidraad stelt de gemeente jaarlijks een werkplan op waarin alle reguliere beheerwerkzaamheden voor het betreffende jaar zijn opgenomen.

Onderstaand is een overzicht weergegeven van de reguliere beheerwerkzaamheden ten behoeve van de verbetering van de bossamenstelling en/of landschappelijke relatie.

Werkzaamheden/ projecten als onderdeel van het regulier beheer

Verhogen aandeel inheems loofhout en gemengd bos ten behoeve van de verhoging van de natuurwaarde, de variatie in bosbeeld en de stabiliteit van het bos.

Bestrijden van Amerikaanse vogelkers in de gemeentebossen en deze te weren ten behoeve van natuurlijkheid en duurzaam bosbeheer.

Bestrijden van Amerikaanse eik op plekken waar deze geheel kan verdwijnen zonder andere doelen geweld aan te doen (b.v. menging en beleving) en waar op korte termijn de ontwikkeling van een geheel inheems bos te verwachten is. Daarnaast geleidelijk aansturen op afname van de soort in evenwicht met andere doelen.

Verbeteren van de bosstructuur door middel van groepsgewijze verjonging en duninningen voornamelijk op plaatsen waar spontaan ondergroei van gewenste bomen of struiken ontstaat.

Verhogen van aandeel dood hout ten behoeve van de natuurwaarde door het ringen van bomen en het laten liggen van stormhout op plaatsen waar dit geen gevaar of hinder oplevert.

Ontwikkelen gevarieerde bosranden door plaatselijke aanleg van golvende en geleidelijke bosranden. Versterken overgang tussen bos en open terrein en vergroten leefgebied struweel- en bosrandsoorten. De prioriteit ligt hier bij de te ontwikkelen toeristische poorten, projectlocatie Reusel Noord en de doelsoorten (gladde slang en nachtzwaluw)

Ambitie

Projectnr.

Project

Doel en methode

Prioriteit/ (Planning) *2

Geraamde totale projectkosten

Uitvoering overwegen bij (Co)financiering van:

Investeringen 2009

Investeringen 2010

Investeringen 2011

Verhogen recreatieve betekenis

1.1

Verhogen herkenbaarheid van de gemeentebossen (met name rondom de toeristische poorten)

Versterken van de gastheerrol en de herkenbaarheid van de gemeentebossen door het plaatsen van openstellingsborden en informatieborden in huisstijl en beschikbaar stellen van folders. (Cultuurhistorische) benamingen dienen vermeld te worden.

A

(2009)

€ 60.000,-

50%

Provincie / POP

€ 30.000,-

1.2

Herzien recreatieve infrastructuur rondom toeristische poorten (combinatie met project 2.4)

Afstemmen van recreatieve infrastructuur op recreatieve poorten. Aanleg van slingerpaden in combinatie met het afsluiten van bestaande bospaden. Plaatsen van informatieborden en routemarkeringen in gemeentelijke huisstijl. Versterken van de functie als recreatieve poort door aangepast voorzieningen niveau.

A

(2009)

€ 40.000,-

50%

Reconstructie kleine projecten

€ 20.000,-

1.3

Vooronderzoek en uitwerkingsplan versterking belevingswaarde en natuurwaarde Grote Cirkel (relaties met projecten 2.1, 2.2 en 3.3)

Ontwikkeling van heide binnen de Grote Cirkel. De herkenbaarheid van buitenste grens van de cirkel wordt versterkt.

B

(2009 t/m 2011 e.v.)

€ 5.000,-

Realisatiekosten

onbekend

Provincie (soortbescherming) / LIFE (m.b.t. de daadwerkelijke uitvoering)

€5.000,- en realisatiekosten*1 t.l.v. Best. res.Bui. en derden

Versterken biodiversiteit

2.1

Vooronderzoek en uitwerkingsplan

Verbinden Cirkelbos met Reuselse Moeren (combinatie met project 1.3 en 3.3)

Onderdeel : EVZ.

De ontwikkeling van een brede verbinding tussen de Peelse heide en de Reuselse Moeren. Naast de algemene verbindende functie dient de zone ook geschikt te worden gemaakt als stapsteen voor de gladde slang. Onder de Postelsedijk dient een royale faunapassage aangelegd te worden. Een deel van de verbindingszone krijgt een nat karakter waarmee de Torenbroeksche vijver gedeeltelijk wordt hersteld.

A

(2009 t/m 2011)

€ 10.000

Provincie / LIFE/ Brabants Landschap,/Staatsbosbeheer.

(m.b.t. de daadwerkelijke uitvoering)

€10.000,- en realisatiekosten*1 t.l.v. Best. res.Bui. en derden

2.2

Verbeteren migratiemogelijkheden gladde slang

(relatie met project 1.3)

Het ontwikkelen van aantrekkelijke corridors in het Cirkelbos en de Rijtsche heide waardoor de gladde slang kan migreren en waar hij kan fourageren. De versterking van de populatie levendbarende hagedis door de ontwikkeling van heide verdient daarbij aandacht.

A

(2009)

€ 50.000

100%

Provincie (soortbescherming)

2.3

Vooronderzoek en uitwerkingsplan Ontwikkeling natuur omgeving Kruisven

(o.b.v. Landschapsplan)

Het ontwikkelen van natuur door het verlagen van de bouwvoor en indien mogelijk het verhogen van de grondwaterstand.

B

(2011 t/m 2013)

€ 15.000,-

Realisatiekosten

onbekend

Provincie / LIFE/ Waterschap

(m.b.t. de daadwerkelijke uitvoering)

€15.000,- en realisatiekosten *1 t.l.v. Best.res. Bui. en derden

2.4

Creëren rustgebieden

(combinatie met project 1.2)

Afsluiten paden waarmee grotere aaneengesloten bosvakken ontstaan. Deze gebieden dienen als kleinschalige rustgebieden voor fauna

B

(2009)

€ 10.000,-

€ 10.000,-

Versterken hydrologische relaties

3.1

Vooronderzoek en uitwerkingsplan voor het ongedaan maken verdroging Panneven (combinatie met project 3.2)

Uitvoering van de adviezen van een reeds uitgezet onderzoek gericht op hydrologisch herstel Panneven.

A

(2010 t/m 2012)

€ 25.000,-

Realisatiekosten

onbekend

EGM / Provincie / Waterschap

(m.b.t. de daadwerkelijke uitvoering)

€25.000,- en realisatiekosten *1 t.l.v. Best.res. Bui. en derden

3.2

Vooronderzoek en uitwerkingsplan voor het opheffen van overbodige detailontwatering in bossen en natuurterreinen

Herstel van de functie van infiltratiegebied van de bossen. Buffering van water en uiteindelijk de realisatie van sterkere en langdurigere kwelstromen t.b.v. het beekdal.

A

(2010 t/m 2012)

€ 25.000,-

Realisatiekosten

onbekend

EGM/ Provincie/ Waterschap/ Brabants Landschap.

(m.b.t. de daadwerkelijke uitvoering)

€25.000,- en realisatiekosten *1 t.l.v. Best.res. Bui. en derden

3.3

Vooronderzoek en uitwerkingsplan voor het herstel Torenbroeksche vijver

(combinatie met projecten 1.3 en 2.1 en 2.2)

Het herstel van het ven de Torenbroeksche vijver nabij de Grote Cirkel en Rijtsche heide. Opheffen van detailontwatering en verwijderen bos t.b.v. ruimte voor ven en heischrale omgeving. Uit gebruik nemen en verwerving landbouwgronden waar deze op de locatie van het voormalige ven liggen.

B

(2009 t/m 2011 e.v.)

Inbegrepen bij 2.1

Realisatiekosten

onbekend

EGM / Provincie / Waterschap / LIFE/ Staatsbosbeheer.

(m.b.t. de daadwerkelijke uitvoering)

€10.000,- en realisatiekosten*1 t.l.v. Best.res. Bui. en derden

Versterken landschappelijke relaties

4.1

Vooronderzoek en uitwerkingsplan voor het landschappelijk versterken van brongebieden. (o.b.v. Landschapsplan)

Aanleg van “groene vingers” in het landbouwgebied rond de “bronsloten”. Dit ter versterking van landschappelijke betekenis en versterking van natuurwaarden.

B

(2011 t/m 2013 e.v.)

€ 15.000,-

Realisatiekosten

onbekend

Provincie / Waterschap / POP/ regeling groen- blauwe diensten.

(m.b.t. de daadwerkelijke uitvoering)

€15.000,- en realisatiekosten *1 t.l.v. Best.res. Bui. en derden

Totale investering m.b.t. begroting 2009-2012 excl. BTW

€ 0,-

€ 0,-

€ 0,-

Totaal t.l.v. Bestemmingsreserve Buitengebied

€ 85.000,-

€ 50.000,-

€ 30.000,-

*1 realisatiekosten worden geraamd op basis van de betreffende vooronderzoeken en uitwerkingsplannen

*2 bij de fasering is aan projecten, waarbij met relatief weinig kosten (i.c.m. subsidie(s)) een groot resultaat te behalen valt, de hoogste prioriteit toegekend.

8 Literatuur

  • -

    Adviesburo De Meent bv, Recreatief Medegebruik De Kempen, eindrapportage, Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, 1996

  • -

    Stichting het Noord-Brabants Landschap, Coördinatie Kleine Landschapselementen, Behoud en Herstel van natuur en landschap in de gemeente Reusel-De Mierden, gemeente Reusel-De Mierden, 1992

  • -

    Gemeente Reusel-De Mierden, Toeristisch-recreatief Ontwikkelingsplan, Gemeente Reusel-De Mierden, 2007

  • -

    Grontmij, Waterplan Reusel-De Mierden, Waterschap De Dommel, Brabant Water en gemeente Reusel-De Mierden, Eindhoven 2003

  • -

    Jagt, J.L. van der et al, Geïntegreerd Bosbeheer, praktijk, voorbeelden en achtergronden, Expertisecentrum LNV, Wageningen 2000

  • -

    Silve, Beheersplan Geïntegreerd Bosbeheer, Gemeente Reusel-De Mierden 2002, Bosgebied de Mierden, Gemeente Reusel-De Mierden, Wageningen 2003.

  • -

    Silve, Beheersplan Geïntegreerd Bosbeheer, Gemeente Reusel-De Mierden 2002, Bosgebied Reusel, Gemeente Reusel-De Mierden, Wageningen 2002.

  • -

    Sovon Vogelonderzoek Nederland, Soortbeschermingsplan Nachtzwaluw Noord-Brabant, Provincie Noord-Brabant, 2006

  • -

    SRE, Beleidskader recreatieve poorten Reusel-De Mierden, Gemeente Reusel-De Mierden, 2006

  • -

    Stichting Ravon, Wie is er bang voor de gladde slang, Beschermingsplan voor de gladde slang in Noord-Brabant, Provincie Noord-Brabant, 2006

  • -

    Stichting Recreatie, Kennis- en Innovatiecentrum, Vrij spel voor het speelbos, in opdracht van het Ministerie van LNV

  • -

    Taken Landschapsplanning bv, Visie Reuseldal, Waterschap de Dommel, 2006

9 Begrippenlijst

Depositie : Het neerslaan van stoffen zoals ammoniak, stikstof en fosfaat op een bepaald gebied.

Ecologische verbindingszone : Ook EVZ genoemd. Een zone die is ingericht ten behoeve van de migratie van flora en fauna tussen twee of meer leefgebieden. Voor veel verbindingszones zijn specifieke doelsoorten geformuleerd.

Geïntegreerd bosbeheer : Geïntegreerd bosbeheer is er op gericht om in een bos zowel natuur, bosbeleving als houtproductie tot hun recht te laten komen. De beheermaatregelen sluiten zoveel mogelijk aan op spontane processen en zijn bedoeld om de functies van het bos integraal te verbeteren of daarin een beter evenwicht te brengen. Door een actief beheer ontstaat een aantrekkelijk en een naar soorten en leeftijden gemengd bos.

Verbossing : Het verschijnsel waarbij open natuurterreinen door spontane opslag van bomen langzaam bos worden. Het bos verdringt andere vegetaties zoals heide.

Vergrassing : Het verschijnsel waarbij in natuurgebieden enkele grassen alle andere planten verdringen.

Blessen : Het markeren van bomen die gekapt gaan worden.

Vermesting : Het rijker worden van de bodem door depositie van met name

stikstof. Door vermesting komen bijzondere vegetatietypen onder

druk te staan.

Versnippering : Het van elkaar verwijderd raken van natuurgebieden of leefgebieden

van soorten doordat tussen de gebieden wegen, bebouwing,

landbouwgebieden en andere barrières liggen die moeilijk te

passeren zijn voor soorten. Populaties van soorten kunnen hierdoor

versnipperd raken en doordat deelpopulaties te klein worden

uitsterven.

Ringen : Het actief maken van dood hout door bomen onderaan de stam

rondom in te zagen. De boom zal sterven omdat de sapstroom

wordt onderbroken.

Broedseizoen : Het broedseizoen is de periode waarbinnen veel vogelsoorten broeden en hun jongen grootbrengen. Als periode wordt 15 maart tot 15 juli aangehouden. Er zijn echter ook vogelsoorten die voor of

na deze periode broeden.

Bijlage 1 Overzichtskaart

Wellenseind

De Flaes

Neterselsche

Heide

visvijver

visvijver

Spartelvijver

Hoogenberg

Kattenbosch

crossterrein

De Wielewaal

Torenbroek

Peelsche Heide

Koppenaardsche

Heide

Belevensche

Heide

Het Hoog

Hulsels venneke

Peelsche

bergen

(’t Goor)

Bijlage 2 Samenstelling kerngroep en klankbordgroep

De kerngroep is, naast enkele medewerkers van Staro, samengesteld uit medewerkers van gemeente Reusel-De Mierden, werkzaam binnen de voor het beleidsplan bos en natuur relevante beleidsterreinen. Binnen de kerngroep zijn de beleidskeuzes gemaakt zoals die in dit plan zijn weergegeven.

De klankbordgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de verschillende belanghebbende partijen. De klankbordleden hebben tijdens de beleidsvorming een bijdrage geleverd aan het toetsen van het geformuleerde beleid aan de maatschappelijke wensen en het externe beleid. De partijen als weergegeven in onderstaand overzicht zijn uitgenodigd deel te nemen aan respectievelijk de kerngroep en de klankbordgroep.

Kerngroep

Naam

Beleidsveld

J.van de Sande

Wethouder Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening, Milieu, Inrichting en beheer v/d openbare ruimte

S.Oomens

Projectleider ten behoeve van het beleidsplan bos en natuur, Bosbeleid, ontwikkeling en beheer

W.Panjoel

Beleidsmedewerker Recreatie en toerisme

M.van Meijl

Algemeen beleidsmedewerker, afdeling woonomgeving

G.Linden

Juridisch beleidsmedewerker, bestemmingsplan buitengebied, reconstructie

H.Wouters

Natuurontwikkeling

J.Rots

Bosgroep Zuid-Nederland, Regiobeheerder De Kempen

Klankbordgroep

Organisatie

Naam

Deelname

Adviescommissie WZW (WMO raad)

A.van de Ven

Amef-Fortis, Landgoed De Utrecht

B.Wolters

Schriftelijke bijdrage

Brabants Landschap

H.Schep

Brabantse Milieufederatie

G.Versteeg

Gemeente Arendonk (BE)

College van B&S

Gemeente Bladel

College van B&W

Gemeente Hilvarenbeek

College van B&W

Gemeente Mol (BE)

College van B&S

Gemeente Ravels (BE)

College van B&S

Heemkundewerkgroep De Mierden

A.Verhees

Heemkundewerkgroep Reusel

L.Vosters

IVN

J.Verspaandonk

Landgoed Wellenseind

K.van Haaren

Locaal Toeristische Adviesraad

A.van Dooren

Provincie Noord-Brabant (streekhuis)

Streekmanager

Staatsbosbeheer

J.G.H. Smits

Ravon

A.van Rijsewijk

Schriftelijke bijdrage

Vogelwerkgroep De Kempen

P.Wouters

Actieve deelname klankbordgroep

Waterschap de Dommel

N.Heegh

Schriftelijke bijdrage

Werkgroep Weidevogelbescherming Reusel-De Mierden

J.van Gompel

Actieve deelname klankbordgroep

Wildbeheereenheid Reusel

A.J.M. de Laat

Actieve deelname klankbordgroep

W.M. van de Voort

Actieve deelname klankbordgroep

ZLTO Reusel-De Mierden

K.van Gestel

Bijlage 3 Landschappelijke relaties

Bijlage 4 Hydrologische relaties

Bijlage 5 Cultuurhistorie en archeologie

Bijlage 6 Bosontwikkeling in gemeente Reusel-De Mierden 2003-2008

1 Inleiding

In 2002 en 2003 is voor de gemeentebossen van Reusel-De Mierden een tweetal beheerplannen opgesteld. Als onderdeel hiervan is een bosbouwkundige inventarisatie uitgevoerd. In het kader van het beleidsplan bos en natuur 2008-2020 is opnieuw een inventarisatie uitgevoerd. Beide inventarisaties geven een momentopname van het bos. Een vergelijking van de twee opnamen geeft een indruk van de ontwikkelingen die in de tussenliggende periode hebben plaatsgevonden.

Deze ontwikkelingen hebben een rol gespeeld bij de totstandkoming van het bosbeleid. Niet alleen worden hiermee de huidige processen in beeld gebracht, ook kan worden gevisualiseerd wat de resultaten zijn van het bosbeheer dat in de afgelopen jaren is gevoerd. Tot slot bieden de gegevens een doorkijkje naar de ontwikkelingsmogelijkheden voor de toekomst. In dit laatste ligt het belangrijkste raakvlak met het beleid.

2 Methode

De bosinventarisatie is uitgevoerd volgens de methode Woodstock. Hierbij wordt een ruitennet over het te inventariseren boscomplex gelegd, waarbij op elk knooppunt van lijnen een meetpunt (plot) wordt gelegd. Door de systematische plaatsing van de plots geven alle plots gezamenlijk een representatief beeld van de werkelijke situatie. In 2003 is in totaal 870 hectare bos betrokken bij de inventarisatie. In 2008 zijn ook diverse kleinere bospercelen opgenomen waardoor de totale oppervlakte 923 hectare bedroeg. Om ondanks het verschil in oppervlakte een goede vergelijking te kunnen maken, zijn de resultaten in onderstaande tekst zo veel mogelijk weergegeven als gemiddelde waarden per hectare.

De grootte van een plot is variabel. De straal van de plot ligt tussen de 5 en 20 meter en wordt zó gekozen dat er minimaal 20 bomen binnen het plot vallen. Van elke plot wordt bepaald in welke ontwikkelingsfase het bos zich bevindt en over welke oppervlakte deze fase zich uitstrekt. Per plot wordt van elke boom, met een dbh van minimaal 5 cm, genoteerd wat de soort is. Daarnaast wordt van elke boom de dbh en de dominantie ten opzichte van de omringende bomen opgenomen. Van elke boomsoort binnen een plot wordt van één boom de hoogte en de toename in dikte over de afgelopen 5 jaar bepaald. Tot slot wordt gekeken naar de aanwezigheid van dood hout en de aanwezigheid en samenstelling van de struiklaag, bestaande uit bomen en struiken met een dbh van minder dan 5 cm.

Omdat niet het gehele bos wordt geïnventariseerd, maar alleen slechts kleine, verspreid liggende deeltjes (de plots) daarvan, spreken we van een steekproef. Zoals elke andere steekproef, heeft ook deze te maken met een zekere mate van betrouwbaarheid. De resultaten van de inventarisaties kunnen dan ook niet als absolute getallen worden beschouwd, maar dienen als indicatie te worden gebruikt. De daarvan afgeleide ontwikkelingen geven een trend weer.

3 Resultaten

3.1 Houtvoorraad

In 2003 bedroeg de houtvoorraad 156,3m3/ha. In 2008 bleek de gemeten houtvoorraad gedaald tot 153,0m3/ha. Met het oog op de uitgevoerde dunningen en de kap van een flink aantal verjongingsgaten, is de daling van de voorraad niet groot.

3.2 Boomsoortenverdeling

In de onderstaande cirkeldiagrammen is de verdeling van de houtvoorraad per boomsoort weergegeven. De soortgroep den overig betreft weymouthden, Oostenrijkse den en zeeden. De soortgroep overig naald betreft Japanse lariks, fijnspar, douglas en Abies grandis. De soortgroep overig loof betreft als belangrijkste soort de berk en daarnaast een klein aandeel populier, zwarte els, beuk, wilg en robinia. De soortgroepen zijn niet nader uitgesplitst omdat de betrouwbaarheid van de steekproef daarmee te klein wordt.

cirkeldiagram Houtvoorraad per boomsoort (groep) in % in 2003 en 2008

In beide diagrammen blijkt dat naaldsoorten en met name grove den het gemeentebos domineren. De staande houtvoorraad van grove den is tussen de twee opnames gedaald met 4%. Dit is te verklaren door de gekapte verjongingsgaten. Dit is veelal in grove dennenvakken is gebeurd. Hoewel ook verjongingsgroepen zijn gemaakt in vakken met Corsicaanse den, heeft de hoge bijgroei van deze soort zorg gedragen voor een stijging van het aandeel in de totale houtvoorraad.

Ten opzichte van 2003 is in 2008 een toename van het aandeel inheems loofhout (loof overig en inlandse eik) waar te nemen. Deze toename is gedeeltelijk veroorzaakt door het feit dat in 2008 meer landschappelijke elementen zijn opgenomen dan in 2003. Deze elementen bevatten vaak veel inlandse eik en hebben daarmee een positieve invloed op het gemiddelde van het gemeentebos.

3.3 Diameterverdeling

Onderstaande grafieken tonen de verdeling van de houtvoorraad per diameterklasse in 2003 en 2008. Let bij de interpretatie van de grafieken op de verschillende schaalverdeling.

Grafiek Houtvoorraad per soort per diameterklasse in 2003 en 2008

Een vergelijking van beide grafieken leert dat er een verschuiving is opgetreden in de diameterverdeling. Daar waar de diameterklassen 5 tot 20 en 20 tot 30 cm in aandaal zijn afgenomen, zijn de klassen 30 tot 40 en 40+cm juist toegenomen. De bomen in het bos worden dus over het algemeen dikker.

Opvallend is onder ander dat in de meeste diameterklassen het aandeel Amerikaanse eik is afgenomen. Deze afname is vooral sterk in de klasse 40+. Deze uitheemse soort is de afgelopen jaren sterk benadeeld vanwege het woekerende karakter ervan.

Om nader inzicht te krijgen in de verschuiving in voorraad per diameterklasse zijn in de volgende grafieken de gegevens van enkele afzonderlijke boomsoorten weergegeven.

Grafiek voorraad Amerikaanse eik en inlandse eik per diameterklasse

Door het benadelen van de Amerikaanse eik is de totale voorraad duidelijk gedaald. De verdeling over de diameterklassen is echter minder sterk veranderd, hoewel verhoudingsgewijs een daling is waar te nemen in de ingroei in klasse 5 tot 20 cm. Bij de inlandse eik is juist een algehele toename van de voorraad te zien. Ook hier is de verdeling over de diameterklassen verhoudingsgewijs weinig veranderd.

Bij de grafiek voor de soortgroep overig loof, waarin berk het grootste aandeel heeft, is in de verdeling over de diameterklassen wel een verschil waar te nemen. Mede door het vrijstellen van inheems loofhout is de berk in aandeel sterk toegenomen in de hogere diameterklassen. Ten opzichte van 2003 zijn veel bomen doorgegroeid in een volgende klasse.

Grafiek voorraad overig loof, grove den en Corsicaanse den per diameterklasse

De voorraad van de meest voorkomende soort grove den is in totaal afgenomen. Deze afname is het sterkst in de klasse 20 tot 30cm, die het meest voorkomt. Juist in die vakken zijn vaak verjongingsgaten gekapt en dunningen uitgevoerd. De soort Corsicaanse den vertoont een soortgelijke verschuiving van de voorraad per diameterklasse. Door de sterke bijgroei van deze soort is vooral in de klasse 30 tot 40cm, een flinke toename opgetreden, wat heeft geleid tot een stijging van de totale voorraad Corsicaanse den.

3.4 Bijgroei

De toename van de houtvoorraad als gevolg van de groei van bomen is uitgedrukt in kubieke meter per hectare per jaar en wordt de bijgroei genoemd. Veranderingen in bijgroei kunnen iets zeggen over de wijze waarop het bos reageert op beheermaatregelen, maar zijn ook het gevolg van de natuurlijke dynamiek zoals weersomstandigheden en calamiteiten.

In 2003 is de totale bijgroei van het bos vastgesteld op 7,43m3/ha/jr. Uit de meting in 2008 is gebleken dat dit is gedaald naar 6,25 m3/ha/jr. Dit heeft te maken met het verlagen van de totale voorraad, maar ook met het feit dat die daling vooral is bewerkstelligd bij de productieve soort grove den. Hieronder is in een staafdiagram weergegeven wat de verschillen zijn in bijgroei per boomsoort tussen 2003 en 2008.

Grafiek Bijgroei per hectare per jaar

3.5 Bosstructuur

Onder bosstructuur wordt hier verstaan de ruimtelijke verdeling van verschillende bosontwikkelingsfasen binnen het totale bosareaal. Om deze verdeling meetbaar te maken is onderscheid gemaakt tussen een zestal ontwikkelingsfasen:

  • ·

    Kale fase: permanente open plekken of kapvlaktes waarin boomvormende planten (nog) afwezig zijn

  • ·

    Jonge fase: open terrein waarin jonge bomen nog niet in sluiting staan

  • ·

    Dichte fase: fase waarin jonge bomen een gesloten begroeiing vormen

  • ·

    Stakenfase: fase waarin de lengtegroei van de bomen sterk toeneemt

  • ·

    Boomfase: de nadruk ligt op de diktegroei, doorgaans de langst durende fase

  • ·

    Oude of vervalfase: komt in Nederland nauwelijks voor, fase waarin bomen aftakelen en vervolgens sterven.

Onderstaande schijfdiagrammen geven de verdeling van de totale bosoppervlakte over de verschillende bosfasen weer in 2003 en 2008. De aftakelingsfase is in de gemeentebossen niet aanwezig.

Schijfdiagram Bosfaseverdeling 2003 en 2008

De kale fase is tussen 2003 en 2008 sterk toegenomen. Dit is vooral het gevolg van het grote aantal kleinschalige kapvlakten die zijn gecreëerd ten behoeve van de verjonging. Een gevolg hiervan is tevens een afname van het aandeel van de boomfase. Een deel van de bomen in de stakenfase is doorgegroeid in de boomfase waardoor ook deze fase in aandeel is afgenomen.

Schijfdiagram fase grootte verdeling 2003 en 2008

Tijdens de inventarisatie is per plot opgenomen hoe groot de

aaneengesloten oppervlakte is van de ontwikkelingsfase waarin het betreffende bos zich bevindt. Naarmate deze oppervlakte groter is kan worden gesproken over grootschaliger bos. Bovenstaande diagrammen geven voor 2003 en 2008 de verdeling weer van de totale bosoppervlakte over de grootteklassen. Hierin wordt zichtbaar dat de lage klassen toenemen, wat duidt op de ontwikkeling van een kleinschalig bos. De grootste klasse blijft echter vooralsnog de klasse van bos dat zich voor 100 of meer aaneengesloten aren in eenzelfde bosfase bevindt.

Onderstaande afbeeldingen tonen een gecombineerd beeld van de faseverdeling en de verdeling van de fasegrootte. De toename van de kleinschalige bosdelen in een vroege ontwikkelingsfase, is een direct gevolg van de gemaakte verjongingsgaten.

Grafiek Verdeling bosfase en fase grootte 2003

3.6 Menging

Een bos wordt gemengd genoemd als 20% of meer van het totale grondvlak bestaat uit een andere dan de dominante boomsoort. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen inheemse of uitheemse soorten of tussen naald- of loofboomsoorten. Hieronder staan de resultaten weergegeven uit 2003 en 2008. De cirkeldiagrammen geven het percentage van het aantal plots weer dat bestaat uit gemengd of ongemengd bos.

Schijfdiagram Menging 2003

Het is duidelijk dat het aandeel gemengd bos is toegenomen. Dit is vooral veroorzaakt doordat tijdens de dunningen veel aandacht besteed is aan het vrijstellen van inheemse loofboomsoorten en mengsoorten in het algemeen.

3.7 Dood hout

De aanwezigheid van dood hout is van belang voor vele organismen waaronder mossen, korstmossen, insecten en de diverse vogels die hierdoor worden aangetrokken. Bij de meting van de hoeveelheid dood hout is onderscheid gemaakt tussen staand en liggend dood hout. Hier onder is het aandeel staand dood hout af te lezen in de situaties van 2003 en 2008. Meteen wordt duidelijk dat de hoeveelheid dood hout is toegenomen. Dit is vooral bewerkstelligd door het ringen van bomen en het niet ruimen van stormhout.

Grafiek staand en liggend dood hout

Naast het staande dode hout is ook het liggend dode hout opgenomen. De wijze van inventariseren maakt echter dat de resultaten van de opname uit 2008 en die van 2003 niet met elkaar te vergelijken zijn. Onderstaande grafiek toont daarom uitsluitend het in 2008 gemeten liggend dode hout per groep boomsoorten.