Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet gemeente Rheden

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet gemeente Rheden

De raad van de gemeente Rheden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 september 2014 en het gewijzigd voorstel van 16 oktober 2014;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Participatiewet;

b e s l u i t :

vast te stellen: de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet gemeente Rheden

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Participatiewet;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;

    • c.

      bijstandsnorm: de toepasselijke bijstandsnorm, als bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

    • d.

      beslagvrije voet: beslagvrije voet, als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • e.

      recidiveboete: bestuurlijke boete, als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de wet;

    • f.

      gelden: geldbedrag waarover belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.

Artikel 2 Verrekenen bij voldoende gelden

  • 1. Indien belanghebbende redelijkerwijs over gelden kan beschikken ter hoogte van ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm, verrekent het college de recidiveboete gedurende drie maanden met de algemene bijstand zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 2. Indien belanghebbende redelijkerwijs niet kan beschikken over gelden ter hoogte van ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm, maar hij redelijkerwijs wel kan beschikken over gelden ter hoogte van tweemaal de toepasselijke bijstandsnorm, verrekent het college de recidiveboete gedurende twee maanden met de algemene bijstand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Het is aan belanghebbende om aan te tonen dat hij redelijkerwijs niet over voldoende gelden kan beschikken.

  • 3. Aansluitend op verrekening als bedoeld in het tweede lid, verrekent het college de recidiveboete in de daarop volgende maand op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 4. Tot het inkomen, bedoeld in het derde lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de wet.

  • 5. De verrekening, als bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de recidiveboete is opgelegd.

Artikel 3 Verrekenen bij geen of onvoldoende gelden

  • 1. Indien belanghebbende redelijkerwijs niet kan beschikken over gelden ter hoogte van ten minste tweemaal de toepasselijke bijstandsnorm, verrekent het college de recidiveboete gedurende een maand met de algemene bijstand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Het is aan belanghebbende om aan te tonen dat hij redelijkerwijs niet over gelden ter hoogte van ten minste tweemaal de toepasselijke bijstandsnorm kan beschikken.

  • 2. Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het college de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3. Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de wet.

  • 4. De verrekening, als bedoeld in het eerste lid, geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de recidiveboete is opgelegd.

Artikel 4 Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van de artikelen 2 en 3 kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien sprake is van dringende redenen. Daarvan wordt de belanghebbende schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, als bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de wet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive, vastgesteld d.d. 23 april 2013.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet gemeente Rheden.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 oktober 2014, nr. 10-g.

Ondertekening

De Steeg, 28 oktober 2014
De raad voornoemd,
voorzitter.
griffier.

Algemene toelichting bij Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Op 1 januari 2013 trad de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ in werking. Voor de Wet werk en bijstand (WWB) introduceerde deze wet de verplichte bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. De eerdere bevoegdheid om in deze situatie een maatregel op te leggen, is verdwenen. De hoogte van de boete is in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen. Is er sprake van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht (recidive), dan wordt deze boete in beginsel verhoogd tot 150% van het te veel ontvangen bedrag. Deze verplichte bestuurlijke boete is opgenomen in de Participatiewet die per 1 januari 2015 in werking treedt.

Het college van burgemeester en wethouders (verder college) is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. De wet verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Bij recidive krijgt het college de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete, de openstaande boetevordering met een eventueel bijstandsrecht te verrekenen zonder daarbij de beslagvrije voet in acht te nemen; volledige verrekening dus. Dit geldt zowel voor de recidiveboete als voor een wellicht nog openstaand bedrag in verband met de eerdere boete.

De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Daar waar terugvordering en invordering niet door de wetgever is verplicht, blijft sprake van een bevoegdheid van het college. Nadere (beleids)regels over deze bevoegdheid zijn vastgelegd in de ‘Beleidsregels Terugvordering’.

In deze verordening is vastgelegd op welke wijze de gemeente Rheden gebruikmaakt van de bevoegdheid tot verrekening van de recidiveboete.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening is het begrip gelden gebruikt om aan te geven dat het nadrukkelijk niet gaat om het begrip middelen, zoals gedefinieerd in de Participatiewet. Daarvan is immers een aantal posten uitgesloten. Denk dan bijvoorbeeld aan bedragen die belanghebbende heeft ontvangen in het kader van een immateriële schadevergoeding. Eventueel aanwezige schulden spelen in deze verordening geen rol, evenmin als de vrijlatingen van artikel 34, tweede lid, van de Participatiewet.

Artikel 2 en 3 Verrekenen bij voldoende, geen of onvoldoende gelden

Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening met de beslagvrije voet plaatsvindt voor de maximale termijn van drie maanden als een belanghebbende over voldoende gelden beschikt om dit op te kunnen vangen. Van voldoende gelden is sprake als belanghebbende beschikt (of redelijkerwijs kan beschikken) over gelden ter hoogte van ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm. Immers, bij aanwending van deze gelden zou een periode van drie maanden overbrugd moeten kunnen worden. In de verordening is vastgelegd dat het aan belanghebbende zelf is om aan te tonen dat hij redelijkerwijs niet over voldoende gelden kan beschikken.

De verrekening wordt aangepast aan de mate waarin belanghebbende over gelden kan beschikken. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in het beschikken over gelden ter hoogte van minimaal driemaal en ter hoogte van minimaal tweemaal de toepasselijke bijstandsnorm dan wel minder. Het college verrekent de recidiveboete gedurende drie maanden, respectievelijk twee maanden, respectievelijk één maand volledig (100%) met de bijstandsnorm. Bij twee maanden of één maand volledig verrekenen, vindt voor de overige maand, respectievelijk twee maanden, weliswaar verrekening met de beslagvrije voet plaats, maar niet volledig. Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Voor het percentage van 80% is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die de Belastingdienst heeft bij notoire wanbetalers. Onder omstandigheden kan deze de beslagvrije voet (90% van de toepasselijke bijstandsnorm) verlagen met 10% op grond van artikel 19, eerste lid, van de Invorderingswet 1990.

Na het verrekenen van de recidiveboete in de eerste drie maanden volgens vorenstaande methodiek volgt verrekening van het resterende boetebedrag met inachtneming van de beslagvrije voet. Wettelijk is bepaald dat verrekening plaatsvindt totdat het volledige boetebedrag is ingevorderd.

Een belanghebbende die vanwege de volledige verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, dient de gelden waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, volledig aan te wenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien.

Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r, van de Participatiewet worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het college laat deze inkomsten dus niet buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende nog over voldoende inkomen beschikt. Dat is geregeld in artikel 2, lid 4 en artikel 3, lid 3.

De gekozen opzet van verrekening geeft enerzijds uiting aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag een duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden met de zorgplicht van gemeenten. Het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, omdat de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten.

Artikel 4 Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

Bij aanwezigheid van dringende redenen kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Soms kunnen er zwaarwegende argumenten zijn om van volledige verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Men kan hierbij denken aan situaties waarin sprake is van een zodanige samenloop van omstandigheden dat deze, als de volledige verrekening wel zou worden uitgevoerd, tot gevolg hebben dat de belanghebbende in een acute noodsituatie terecht komt.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 6 en 7

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.