Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

Geldend van 14-01-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

De raad van de gemeente Rheden;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 november 2009;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 12, eerste lid, onderdeel a van de Wet investeren in jongeren

b e s l u i t :

vast te stellen de ‘Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet investeren in jongeren en de algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      de wet: de Wet investeren in jongeren;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden.

Paragraaf 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college doet een werkleeraanbod aan jongeren, zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, van de wet.

  • 2. De in het eerste lid genoemde groep van jongeren kan worden uitgebreid met jongeren die een door het UWV verstrekte uitkering ontvangen, indien daartoe een overeenkomst is gesloten met het UWV.

  • 3. Bij de keuze van het werkleeraanbod wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of het werkleeraanbod, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een jongere, het meest doelmatig is met het oog op arbeidsinschakeling. Het college beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

  • 4. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Beleid en verantwoording

  • 1. Het college biedt een Meerjarenbeleidsplan aan de raad ter besluitvorming aan, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de financiering.

  • 2. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 89 van de wet.

  • 3. Het Meerjarenbeleidsplan en verslag kunnen gelijktijdig worden aangeboden met het Meerjarenbeleidsplan en verslag voor de Wet werk en bijstand.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod komen in aanmerking voor ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde Meerjarenbeleidsplan.

Artikel 5 Verplichtingen van de jongere

  • 1. Een jongere die gebruikmaakt van een werkleeraanbod is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2. Indien een jongere die gebruikmaakt van een werkleeraanbod, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, dan kan het college de inkomensvoorziening verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren.

Paragraaf 3 Voorzieningen

Artikel 6 Voorzieningen

  • 1. Het college stelt nadere regels vast over welke voorzieningen in ieder geval kunnen worden ingezet alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een loonkostensubsidie handelt het college conform de beleidsregel die als bijlage is opgenomen in de verzamelbrief van het ministerie SZW van 7 april 2004.

  • 3. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 4. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de jongere die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet niet nakomt en hem dit te verwijten valt;

    • b.

      indien de jongere die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de jongere algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jongere afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren’.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking na publicatie van het besluit tot vaststelling van deze verordening.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 15 december 2009, nr. 7.

Ondertekening

De Steeg, 15 december 2009
De raad voornoemd,
voorzitter.
secretaris.

Toelichting

De Wet investeren in jongeren (WIJ) en het werkleeraanbod

Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.

De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de Wet werk en bijstand (WWB), waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een ‘paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’ in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij’.

Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De gemeente is onder bepaalde voorwaarden verplicht een werkleeraanbod en eventueel een inkomensvoorziening aan te bieden. De jongere is verplicht zich te houden aan diverse verplichtingen. Worden deze verplichtingen geschonden, dan kan het werkleeraanbod worden ingetrokken en dient de inkomensvoorziening verlaagd te worden (artikel 41, eerste lid WIJ). Die verlaging geschiedt conform de regels die in een gemeentelijke verordening moeten zijn vastgelegd (artikel 12, eerste lid onderdeel b WIJ). Dat is de Afstemmingsverordening WIJ.

 

Duurzame arbeidsparticipatie

Voor jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar ontstaat onder de voorwaarden die in de WIJ zijn genoemd, een individueel recht op een werkleeraanbod. Dat is meer dan een recht op een eenmalige voorziening. Zo nodig is het een recht op een reeks voorzieningen gericht op de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie. Langs welke route die weg verloopt, is een individueel gegeven dat wordt bepaald door de afstand van de jongere tot de arbeidsmarkt en de beschikbaarheid van voorzieningen. Onder duurzame arbeidsparticipatie wordt verstaan de arbeidsinschakeling waarbij jongeren gedurende langere tijd en op eigen kracht aan het arbeidsproces kunnen deelnemen en arbeid verrichten dat past bij hun kennis en vaardigheden of deze kennis en vaardigheden bevordert (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p. 11). Tot dat punt is bereikt is de gemeente verplicht de jongere (bij herhaling) een werkleeraanbod te doen gericht op arbeids-inschakeling. Er is nadrukkelijk voor gekozen om niet bij voorbaat te bepalen hoe lang de algemeen geaccepteerde arbeid zou moeten duren voordat over ‘duurzame arbeidsparticipatie’ kan worden gesproken (Handelingen TK 2008-2009, nr. 76, p. 6006). De jongere dient op het punt gebracht te worden dat hij geen ondersteuning van het college meer nodig heeft.

Inhoud werkleeraanbod

Het begrip ‘werkleeraanbod’ moet ruim worden uitgelegd. Het werkleeraanbod kan allerlei vormen hebben, variërend van een ‘echte’ baan tot vakgerichte scholing of een combinatie van beide. Een werkleeraanbod kan ook bestaan uit voorzieningen die nodig worden geacht op weg naar arbeidsinschakeling, zoals een sollicitatietraining, een cursus gericht op de ontwikkeling van werknemersvaardigheden, een stageplaats, schuldhulpverlening, sociale activering, nazorg en gesubsidieerde arbeid. Afgezien van participatieplaatsen kan het gehele instrumentarium dat gemeenten hebben ontwikkeld voor de reïntegratie in het kader van de WWB, ook op jongeren toegepast worden. Daarom heeft deze Verordening werkleeraanbod WIJ de huidige Verordening activering en reïntegratie WWB als basis. Participatieplaatsen zijn uitgezonderd. Bij jongeren zal de situatie waarin de afstand tot de arbeidsmarkt dusdanig groot is dat die alleen met de maximale drie jaar additionele arbeid te overbruggen is zich niet in die mate voordoen dat de regering participatieplaatsen in de vorm van artikel 10a WWB noodzakelijk acht. Ook uitgezonderd is het reguliere onderwijs dat door het Rijk wordt bekostigd (zie ook artikel 23, eerste lid, onderdeel a WIJ). Het college kan de jongere weliswaar adviseren een dergelijke vorm van onderwijs te volgen of weer te gaan volgen als dit zinvol wordt geacht, maar het is geen voorziening die de gemeente kan inzetten om vorm te geven aan het werkleeraanbod. Een premie voor de arbeidsinschakeling past niet bij het uitgangspunt dat jongeren die daartoe in staat zijn moeten leren of werken. Daarom is er geen aanleiding om werken en/of leren te belonen met een financiële vrijlating van inkomsten uit deeltijdarbeid of van een premie in verband met arbeidsinschakeling bij de inkomensvoorziening. Dat geldt evenzeer voor een onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk, tenzij deze bestemd is voor aantoonbaar gemaakte kosten.

Het college bepaalt de inhoud van het werkleeraanbod. Dat geldt ook voor de vraag of het accent komt te liggen op werken of leren. Gelet op de duurzame arbeidsparticipatie als einddoel, zal werken de hoogste prioriteit hebben als de jongere daartoe in staat is. Zijn er echter belemmeringen op de weg daar naartoe, dan kunnen allerlei voorzieningen worden ingezet om dat einddoel te bereiken. Van belang daarbij is dat de startkwalificatie binnen het werkleeraanbod een ijkpunt vormt, omdat deze in belangrijke mate kan bijdragen aan duurzame arbeidsparticipatie. Het is aan de gemeenten overgelaten om te beoordelen in hoeverre de jongere in staat moet worden gesteld een dergelijke kwalificatie te behalen of anderszins scholing te ontvangen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

 

Maatwerk

Uitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd: dat het werkleeraanbod wordt afgestemd op de omstandigheden, krachten en capaciteiten van de jongere (artikel 17, eerste lid WIJ). De wensen van jongeren worden betrokken bij het vormgeven van het werkleeraanbod (artikel 14, tweede lid WIJ). Het college is verplicht die wensen vast te leggen in de rapportage die ten grondslag ligt aan het werkleeraanbod en dient daarbij tevens aan te geven op welke wijze die wensen bij het werkleeraanbod betrokken zijn.

Werken en leren niet direct mogelijk

Wanneer het doen van een werkleeraanbod bestaande uit werken en/of leren niet direct mogelijk is, dient een aanbod gedaan te worden dat op termijn perspectief biedt op arbeidsinschakeling. Dat kan betekenen dat voorzieningen worden ingezet in de vorm van zorg- of hulpverlening, waarbij ook aandacht kan worden besteed aan belemmerende factoren, zoals psychische, sociale en cognitieve problemen. Het werkleeraanbod omvat immers het geheel van reïntegratievoorzieningen, dat gericht is op duurzame arbeidsparticipatie. Is de jongere naar het oordeel van het college in het geheel niet in staat dat om redenen van lichamelijk, sociale of psychische aard uitvoering wordt gegeven aan een werkleeraanbod, dan kan daarvan vooralsnog worden afgezien (artikel 17, tweede lid WIJ). Zorgtaken kunnen worden aangemerkt als reden van sociale aard, voor zover daarmee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening.

Alleenstaande ouders

Bij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijke medische en/of fysieke beperkingen. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid WIJ).

Daarmee loopt deze regeling parallel met de WWB (artikel 9a WWB). Anders dan in de WWB echter is uit oogpunt van deregulering afgezien van een maximale termijn van zes jaar. Dit omdat gezien de maximale duur van het werkleerrecht (van 18 tot 27 jaar) deze maximale termijn in de meeste gevallen reeds in de werkleerperiode zal zijn geïncorporeerd.

 

Zelfstandigen

Besloten is om zelfstandigen uit te zonderen van het recht op een werkleeraanbod en van het recht op inkomensvoorziening (artikel 23, eerste lid, onderdeel e juncto artikel 42, eerste lid, onderdeel m, WIJ). Zij kunnen een beroep doen op algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van artikel 78f van de WWB, zodat de (jongere) zelfstandige zich geheel kan richten op zijn bestaan als zelfstandige. In het zesde lid van artikel 17 WIJ wordt evenwel bepaald dat het college de mogelijkheid (niet de verplichting) heeft om aan de jongere die als zelfstandige wil beginnen een werkleeraanbod te doen dat bestaat uit een voorbereidingsperiode op het bestaan als zelfstandige. Dit werkleeraanbod duurt maximaal twaalf maanden en kan slechts worden aangeboden op verzoek van de jongere.

 

Gehandicapten

Voor de groep jongeren met een medische beperking (die niet behoren tot de doelgroep van de WAJONG) is het van belang dat het aanbod aansluit bij hun mogelijkheden. Het uitgangspunt van maatwerk bij het werkleerrecht zal vooral voor deze groep een cruciale rol spelen. Aan de hand van de individuele situatie zal beoordeeld moeten worden welk aanbod past bij de jongere gelet op zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Het werkleeraanbod moet aansluiten bij de individuele mogelijkheden van de persoon in verband met gezondheid en belastbaarheid. Maatwerk betekent een zorgvuldige op de persoon toegesneden afweging bij de uiteindelijke keuze van een traject. Voor de groep jongeren die weinig perspectief heeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot de mogelijkheden. Als een werkleeraanbod vanwege de medische situatie in het geheel niet mogelijk is, wordt de gehandicapte geen aanbod gedaan. Wel kan aanspraak op een inkomensvoorziening bestaan.

 

Beleid werkleeraanbod in verordening

Om recht te doen aan de beleidsruimte die gemeenten nodig hebben om door maatwerk invulling te geven aan de gemeentelijke verantwoordelijkheid, worden aan de vormgeving van het werkleeraanbod en de mate waarin gemeente daartoe voorzieningen kan inzetten, geen wettelijke eisen gesteld. Gezien de verantwoordelijkheid die de gemeenteraad in het kader van dit wetsvoorstel heeft, en mede met het oog op de rechtszekerheid, is bepaald dat het gemeentelijk beleid inzake de voorzieningen in een verordening moet worden vastgelegd. De jongere moet uit de verordening kunnen afleiden welke voorzieningen het college kan inzetten om het doel, de duurzame arbeidsparticipatie, te bereiken. Tevens kan in de verordening in hoofdlijnen worden bepaald voor welke doelgroepen welke voorzieningen bij voorkeur kunnen worden ingezet. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan voorbereidingstrajecten voor startende zelfstandigen en speciale arbeids- of scholingstrajecten voor alleenstaande ouders, evt. in combinatie met kinderopvang, zodat scholing/arbeid en zorg kan worden gecombineerd. In de verordening is ook vastgelegd dat samengewerkt kan worden met het UWV, en als dat het geval is, op welke wijze de samenwerking plaatsvindt.

 

Procedureel of inhoudelijk

Omdat voor verordeningen geen vormvoorschriften gelden, is bij de vormgeving van de Verordening werkleeraanbod, net als bij de Verordening activering en reïntegratie WWB, gekozen voor een zgn. procedurele variant. Daarmee wordt bedoeld dat in de verordening belangrijke uitgangspunten van het gemeentelijk beleid worden vastgelegd. Het betreft dan onderwerpen als de bevoegdheidsverdeling tussen raad en college, de aanspraak op voorzieningen, de rechten en plichten van de jongere, het toekennen van loonkostensubsidies e.d.

De verdere concretisering van het beleid wordt vervolgens in het Meerjarenbeleidsplan vastgelegd dat wordt vastgesteld door de gemeenteraad. In dat beleidsplan kunnen ook onderwerpen aan de orde komen als contractuele afspraken met opleidingsinstellingen en reïntegratiebedrijven, de uitwerking van het (loonkosten)subsidiebeleid en de afstemming met andere beleidsterreinen, zoals onderwijs, zorg en economie. Op die wijze is ook aan de verordeningsplicht van de WIJ voldaan. Voordeel van deze ‘tweetrapsraket’ is dat de hoofdlijnen van het beleid in beginsel voor langere tijd in de verordening vastliggen en dat het eenvoudiger is om minder fundamentele beleidswisselingen vast te leggen.

 

Relatie met reïntegratieverordening WWB

Het instrumentarium dat reeds beschikbaar is voor de reïntegratie in het kader van de WWB kan, uitgezonderd participatieplaatsen, vrijlating van inkomsten uit arbeid, premie bij werkaanvaarding en onkostenvergoeding vrijwilligerswerk, tevens worden ingezet voor de vormgeving van het werkleeraanbod.

Relatie met Afstemmingsverordening

De Verordening werkleeraanbod en de Afstemmingsverordening vormen twee kanten van dezelfde medaille. Immers, de WIJ legt het college de plicht op om jongeren een werkleeraanbod te doen. Het werkleeraanbod wordt door deze verordening gefaciliteerd. Anderzijds staat daar wel wat tegenover. De jongere is verplicht het aanbod te aanvaarden en verplichtingen die aan het werkleeraanbod zijn gekoppeld na te leven. Komt de jongere die verplichtingen niet na, dan vormt dat een grond voor verlaging van de inkomensvoorziening. Beide verordeningen sluiten dus op elkaar aan. In verband daarmee is in de Verordening werkleeraanbod herhaald dat onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ het werkleeraanbod ingetrokken kan worden.

 

Omdat met deze intrekking tevens het recht op inkomensvoorziening vervalt, is het van belang dat wordt afgebakend wanneer de inkomensvoorziening verlaagd en wanneer deze ingetrokken wordt. Uitgangspunt van de wetgever is daarbij geweest dat bij schending van verplichtingen primair een maatregel aangewezen is en pas in tweede instantie intrekking van het werkleeraanbod en daarmee tevens van de inkomensvoorziening aan de orde komt. Het opleggen van een maatregel is derhalve regel, het intrekken van het werkleeraanbod uitzondering. Het is aan de gemeenten overgelaten om beleid vast te stellen over de grensafbakening tussen maatregel en intrekking werkleeraanbod.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet investeren in jongeren (WIJ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Voordeel hiervan is dat indien in deze wetten een begrip van betekenis verandert de verordening niet behoeft te worden aangepast.

 

Paragraaf 2 Beleid en financiën

 

Artikel 2 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid, WIJ. Hoewel deze opdracht ook uit het samenstel van deze bepalingen en artikel 5, eerste lid, WIJ kan worden afgeleid, is er uit een oogpunt van duidelijkheid voor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven. Het werkleeraanbod kan ook samengesteld zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerd arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden. Het tweede lid regelt dat het college de doelgroep kan uitbreiden met personen die een door het UWV verstrekte uitkering ontvangen, indien daartoe een overeenkomst is gesloten met het UWV.

Het college stemt de inhoud van het werkleeraanbod zoveel mogelijk af op de mogelijkheden en capaciteiten van de jongere. Het college betrekt bij het vaststellen van een werkleeraanbod de wens van de jongere hierin en neemt dit op in de rapportage.

Het vierde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden.

 

Artikel 3 Beleid en verantwoording

De WIJ vraagt aan de raad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen.

Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van een Meerjarenbeleidsplan.

Het tweede lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. Daarom is er voor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Dit conform artikel 89 van de wet. Sinds de invoering van SISA (single information single audit) gebeurt dit door middel van een bijlage bij de jaarrekening.

 

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

Als spiegelbeeld van de opdracht van het college, zoals verwoord in artikel 2, eerste lid, komen jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Dit vloeit reeds voort uit artikel 13, eerste lid, WIJ maar is omwille van de herkenbaarheid en eenduidigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm van de ondersteuning is, bepaalt het college zelf (bijv. Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 3, p. 22).

Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht op een werkleeraanbod hebben. Dat is niet iedere ‘jongere’ in de zin van de WIJ (zie artikel 2, eerste lid, WIJ), want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. Artikel 13, eerste lid, WIJ kadert de doelgroep af.

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de jongere en de criteria die gesteld zijn voor het aanbieden van een werkleeraanbod. Daarbij wordt verwezen naar de verordening (en het beleidsplan waarin die criteria zijn uitgewerkt.

 

Artikel 5 Verplichtingen van de jongere

In artikel 44 en 45 van de WIJ is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een werkleeraanbod en de eventueel daaraan gekoppelde inkomensvoorziening.

Het tweede lid biedt de verbinding met de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand.

Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de jongere niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de inkomensvoorziening met een bepaald bedrag, gedurende een bepaalde periode.

Echter, voor personen zonder inkomensvoorziening, kan de gemeente de inkomensvoorziening niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

 

Paragraaf 3 Voorzieningen

 

Artikel 6 Voorzieningen

Het eerste lid geeft het college de opdracht nadere regels vast te stellen over voorzieningen die ingezet kunnen worden en de daarbij behorende voorwaarden.

Een aanbod kan ook bestaan uit een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 5 van de WIJ). Primair wordt hiermee bedoeld arbeidsinschakeling gericht op algemeen geaccepteerde arbeid. Het college is vrij om aan het werkleeraanbod invulling te geven en kan dezelfde voorzieningen inzetten als in de WWB (hierop zijn echter een aantal uitzonderingen, zie verder).

Naast scholing of een opleiding kan een werkleeraanbod bijvoorbeeld inhouden: stages, work first, begeleiding op de werkplek, inburgering, schuldhulpverlening, werknemersvaardigheden en nazorg. Sociale activering kan bijvoorbeeld ingezet worden voor jongeren die nu of in de nabije toekomst de stap richting betaalde arbeid nog niet kunnen maken. Het college kan aan jongeren één of meerdere werkleeraanbiedingen doen met voorzieningen die vooralsnog zelfstandige participatie als tussendoel hebben. Het college zal periodiek in overleg met de jongere moeten bekijken wat voor vervolg er mogelijk is om de afstand tot de arbeidsmarkt verder te verkleinen. Duurzame arbeidsinschakeling blijft daarbij het einddoel.

Het werkleeraanbod kunnen bijvoorbeeld zijn: loonkostensubsidie, stages, kinderopvang, reiskosten etc. Het werkleeraanbod kan niet bestaan uit:

  • -

    ’s rijks kas bekostigd onderwijs. Uitzonderingen hierop zijn opleidingen gericht op maatschappelijk functioneren en sociale redzaamheid, alsmede Nederlands als tweede taal op niveau 1 en 2; en

  • -

    participatieplaatsen, zoals bedoeld in artikel 10a van de WWB.

 

Verder komt de jongeren niet in aanmerking voor:

  • -

    inkomstenvrijlating bij deeltijdwerk zoals de WWB die kent; en

  • -

    vrijlating van premie en vrijwilligersvergoeding op de inkomensvoorziening. 

Het tweede lid geeft aan dat Nederland als lidstaat verplicht is aan de bepalingen van het EG-verdrag betreffende staatssteun en de Verordening de-minimissteun te voldoen. Dit brengt een aantal administratieve verplichtingen met zich mee wanneer er loonkostensubsidies worden verstrekt. Om de gemeenten hierin te ontlasten heeft het ministerie een beleidsaanbeveling laten opstellen, die voortvloeit uit de EG-regelgeving. Deze beleidsaanbeveling is als bijlage opgenomen in de verzamelbrief van 7 april 2004 van het ministerie van SZW. Door deze beleidsaanbeveling te incorporeren en een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling op te nemen, is de gemeente ontslagen van de verplichting om subsidieregels te melden aan de Europese Commissie.

Het derde lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bijvoorbeeld bepaald worden dat een jongere gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het vierde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Indien het werkleeraanbod eindigt, omdat de jongere niet voldoet aan de verplichtingen en hem dit te verwijten valt, dan stopt ook automatisch de inkomensvoorziening. Uit artikel 42 lid 1 valt af te leiden dat geen recht op inkomensvoorziening bestaat voorzover uit houding en gedragingen van de jongere ondubbelzinnig blijkt dat deze de verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5, niet wil nakomen.

 

Paragraaf 4 Slotbepalingen

 

Artikel 7 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 8 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.