Regeling vervallen per 08-06-2022

Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015

Geldend van 03-11-2015 t/m 07-06-2022

Intitulé

Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015

De raad van de gemeente Rheden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 september 2015;

gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer;

overwegende dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in een rioolvoorziening;

overwegende dat het gewenst is gebruik te maken van de mogelijkheid het afvloeiend hemelwater en het grondwater in een bepaald gebied vanaf inwerkingtreding van deze verordening niet meer te doen afvloeien in een openbaar gemengd riool;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Bouwwerk:elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • b.

    nieuw bouwwerk: bouwwerk dat wordt opgericht na inwerkingtreding van deze verordening, inclusief herbouw na sloop van een bestaand bouwwerk;

  • c.

    verhard oppervlak: alle oppervlakken die gemaakt zijn van steenachtig of ander materiaal, waaronder daken, tegels, bestratingen, asfaltoppervlakken, etc.;

  • d.

    nieuw verhard oppervlak: verhard oppervlak dat wordt aangelegd na inwerkingtreding van deze verordening, inclusief aanleg na verwijdering van bestaand verhard oppervlak;

  • e.

    eigenaar: degene op wiens terrein het hemelwater valt of onder wiens terrein zich het grondwater bevindt;

  • f.

    beheerder van het openbaar riool: het college;

  • g.

    gemengd riool: een riool bedoeld voor afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater;

  • h.

    vuilwaterriool: een riool niet bedoeld voor afvoer van hemelwater maar wel van huishoudelijk afvalwater;

  • i.

    VGS: verbeterd gescheiden stelsel; hemelwaterriolering met enige berging ten behoeve van verwerking vuil in hemelwater.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

  • 1. Deze verordening is niet van toepassing op inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer en op de openbare wegen in beheer bij de gemeente, de provincie, het waterschap en het Rijk.

  • 2. Deze verordening is, voor wat betreft het lozen van hemelwater, niet van toepassing op bouwwerken en verharde oppervlakken die ten tijde van de inwerkingtreding van de verordening reeds bestonden.

Hoofdstuk 2 Lozen van hemelwater

Artikel 3 Verbod op lozen van hemelwater op het gemengd riool

  • 1. Het is verboden vanaf een nieuw bouwwerk en nieuw verhard oppervlak hemelwater te lozen op het gemengd riool of de openbare weg, met uitzondering van de gebieden weergegeven op de kaarten van bijlage 1 en 2 bij deze verordening.

  • 2. De eigenaar heeft daarbij vrije keuze tussen de toe te passen voorzieningen op eigen terrein om het hemelwater te verwerken.

  • 3. De voorzieningen als bedoeld in lid 2 dienen uiterlijk 10 weken na het gereedkomen van het bouwwerk of aanleg van het verhard oppervlak gerealiseerd te zijn.

  • 4. De beheerder kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien van de eigenaar van het bouwwerk of het verhard oppervlak redelijkerwijs een te grote financiële inspanning wordt geëist in verhouding tot het doel van het verbod.

  • 5. De aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het vierde lid wordt tegelijk met de aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen ingediend. Bij de aanvraag wordt een door een ter zake kundig bureau opgestelde onderbouwing van de financiële inspanning aangeleverd.

  • 6. Indien geen andere lozing mogelijk is dan op het gemengd riool dan is eenmalig aansluitrecht, gerelateerd aan de grootte van het afwaterende oppervlak, verschuldigd.

Artikel 4 Vrijstelling voor kleine oppervlakken

  • 1. Het verbod, bedoeld in artikel 3, is niet van toepassing bij een totaaloppervlak van nieuwe bouwwerken en nieuw verhard oppervlak van minder dan 60 m2.

  • 2. Degene die een nieuw bouwwerk opricht of nieuw verhard oppervlak aanbrengt als bedoeld in het eerste lid, meldt dit bij de beheerder van het openbaar riool. Een aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen wordt gelijkgesteld met een melding.

Artikel 5 Vrijstelling bij extreme buien

  • 1. Het verbod, bedoeld in artikel 3, geldt niet indien de te verwerken hoeveelheid hemelwater groter is dan de hoeveelheid die bij een regenperiode met een overschrijdingsfrequentie van 1 maal per 5 jaar ontstaat.

  • 2. De eigenaar is verplicht de overstortvoorziening, waarmee hemelwater bij extreme buien op het gemengde riool wordt geloosd, zodanig in te richten dat controle van de werking en het onderhoud door de beheerder van het openbaar riool kan plaatsvinden. Hiertoe dient hij een ontwerptekening en revisietekening ter goedkeuring aan de beheerder te overleggen.

  • 3. De op eigen terrein te verwerken hoeveelheden water mogen niet tot overlast op naburige percelen leiden.

Artikel 6 Kwaliteit af te voeren water

Het afstromende water dat geloosd wordt op het hemelwater- of gemengde rioolstelsel mag niet sterker verontreinigd zijn, en geen andere verontreinigingen bevatten, dan het hemelwater dat van openbare wegoppervlakten afstroomt.

Hoofdstuk 3 Lozen van grondwater

Artikel 7 Verbod op lozen van grondwater op het gemengd riool

  • 1. Het is verboden grondwater af te voeren naar het gemengde rioolstelsel.

  • 2. De beheerder kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a.

      het bestaande gemiddelde hoogste grondwaterpeil (GHG) op het perceel hoger ligt dan 70 cm onder maaiveld;

    • b.

      het lozen niet tot een onaanvaardbare grondwaterstandsverlaging in de omgevende percelen leidt; en

    • c.

      van de perceeleigenaar redelijkerwijs geen andere wijze van lozen kan worden gevergd.

  • 3. Een ontheffing als bedoeld in het tweede lid vervalt zodra het mogelijk is om te lozen op een openbaar hemelwaterstelsel of drainagestelsel.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 8 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 9 Voorbereiding, uitvoering, toezicht en handhaving

  • 1. Aansluiting van hemelwaterleidingen op gemeentelijke voorzieningen, zoals straatkolken, leidingen en de openbare weg, dienen volgens de eisen van de gemeente uitgevoerd te worden.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 10 Onderhoud en beheer

De eigenaar is verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer van zijn voorzieningen.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 20 oktober 2015, nr. 7.

Ondertekening

De Steeg, 20 oktober 2015
De raad voornoemd,
voorzitter.
griffier.

Bijlage 1 en 2: Gebiedsaanwijzing van gebieden waar geen verbod op het lozen van hemelwater op het gemengd riool of openbare weg geldt.

De gebieden waar het verbod op het lozen van hemelwater op het gemengd riool niet geldt zijn:

Bijlage 1

In Velp-Zuid het gebied ten zuiden van de Reigerstraat en ten oosten van de President Kennedylaan.

Bijlage 2

In Dieren en Ellecom het gebied dat samenvalt met het grondwaterbeschermingsgebied.

Bijlage 1

Niet infiltreerbaar gebied in nieuw Velp-Zuid

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2

Grondwaterbeschermingsgebied Dieren en Ellecom

afbeelding binnen de regeling

Toelichting

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke watertaken per 1 januari 2008 is o.a. de Wet milieubeheer gewijzigd. In artikel 10.32a van de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenteraden een nieuwe bevoegdheid hebben en in het belang van de bescherming van het milieu bij verordening regels kunnen stellen aan het lozen van afvalwater op de riolering. Hiermee hebben gemeenten een nieuw instrument gekregen om de gemeentelijke watertaken (zorgplichten) vorm te geven. De wet geeft een bevoegdheid. Dit betekent dat gemeenten niet verplicht zijn een verordening voor het lozen van afvalwater op de riolering te hebben. In het rioleringsbeleid, dat is neergelegd in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), bepaalt de gemeente of de inzet van dit nieuwe instrument nodig is, gelet op de lokale omstandigheden.

Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering staan voorschriften in het Bouwbesluit 2012. De onderhavige verordening is aanvullend en komt niet in strijd met plichten die elders zijn vastgelegd. Bij strijd zou de hogere regeling -het Bouwbesluit- voorgaan.

Toelichting op de artikelen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Bouwwerk

Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Wet milieubeheer of Woningwet niet, in de bouwverordening wordt een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aangehouden:

bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Deze omschrijving is in deze verordening overgenomen. Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk: 1 constructie, 2 van enige omvang, 3 met de grond verbonden, 4 bedoeld om ter plaatse te functioneren, wordt bepaald op een object een bouwwerk is of niet. Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is.

Beheerder openbaar riool

De in verschillende artikelen van deze verordening genoemde beheerder van het openbaar riool is het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

De waterverordening is niet van toepassing op inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer. Het lozen van hemelwater en grondwater op de riolering is voor inrichtingen geregeld in het Activiteitenbesluit. Daarin staat dat lozing van afstromend hemelwater op een vuilwaterriool alleen is toegestaan als lozing in een schoon-waterstelsel, het oppervlaktewater of de bodem niet mogelijk is. Daarmee wordt dus hetzelfde geëist als wat in de verordening is aangegeven en is het dus niet nodig om de verordening van toepassing te verklaren op inrichtingen volgens het Activiteitenbesluit. Er bestaat wel een verschil in de complexiteit van lozingen bij inrichtingen en de overige bouwwerken, in die zin dat bijv. de verontreinigingen van het hemelwater bij de eerstgenoemde veel groter kunnen zijn. Dit brengt met zich mee dat vaker eisen t.a.v. voorzuivering aan de orde zijn.

Artikel 3 Verbod op lozen van hemelwater op het gemengd riool

De gemeenteraad is verplicht een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) vast te stellen ingevolge artikel 4.22 Wet milieubeheer. Dit plan bevat beleid en normering voor het rioleringsstelsel in de gemeente en geeft aan wanneer vernieuwing en onderhoud plaatsvindt. Daarnaast heeft de gemeente de zorgplichten voor het afvalwater, hemelwater en grondwater in het (verbreed) GRP 2013-2017 geformuleerd. De basis voor het verbod om hemelwater bij nieuwbouw te lozen op het gemengd riool of de openbare weg -inclusief de afweging van de redelijkheid en de kosten- is in het GRP aangegeven. Het GRP bevat een beleidsvoornemen over het niet lozen op het gemengd riool van zowel openbaar als particulier terrein. De voorkeursvolgorde is:

  • 1.

    hergebruik;

  • 2.

    infiltreren in de bodem;

  • 3.

    bergen; en

  • 4.

    afvoeren.

In principe moeten de kosten van het verbod redelijk zijn t.o.v. de bouwkosten van het desbetreffende gebouw of de aan te leggen verharding. Dit is veelal het geval bij nieuwbouw en ingrijpende verbouwing. Vanwege deze eis is ervoor gekozen het verbod tot aansluiten niet te laten gelden voor bestaande gebouwen en verhardingen. Eigenaren worden dan voor hoge kosten geplaatst, terwijl het effect maar beperkt is. Ook is er de mogelijkheid ontheffing te verlenen indien er technische beperkingen zijn in de vorm van een slechte doorlatendheid of verontreiniging van de bodem (zie lid 4 en 5 van dit artikel).

Verder geldt dat de af te koppelen oppervlakte een redelijke omvang moeten hebben (> 60m2). Dit om te voorkomen dat teveel overhead (voorbereiding, toezicht en administratie en controle en handhaving) nodig zijn (zie verder artikel 4).

Uitzondering voor Velp, Dieren en Ellecom

In het grootste deel van de gemeente Rheden zijn de mogelijkheden om water op eigen terrein te verwerken meer dan voldoende. De doorlatendheid van de grond is zodanig en de grondwaterstanden zo laag dat het hemelwater zonder problemen kan worden geïnfiltreerd in de bodem. Er zijn enkele uitzonderingen.

De gebieden waar de eigenaar van het perceel het daarop vallende hemelwater niet binnen dat perceel hoeft te verwerken zijn: 

  • 1.

    in Velp-Zuid het gebied ten zuiden van de Reigerstraat en ten oosten van de President Kennedylaan;

  • 2.

    in Dieren en Ellecom het gebied dat samenvalt met het grondwaterbeschermingsgebied.

Zie de kaarten uit bijlage 1 en 2. In Dieren en Ellecom gebieden bestaat in het grondwaterbeschermingsgebied een verbod om hemelwater te infiltreren.

De reden van uitsluiting van deze gebieden van de plicht om op eigen terrein te verwerken is:

Voor 1 Velp-Zuid: ter plaatse zijn te slecht doorlatende gronden om daar water kwijt te infiltreren. Er zijn hier vrij dikke klei- en veenlagen. Hoewel dit buiten het aangegeven gebied ook voorkomt is er dan vaak nog sprake van een diepere, goed doorlatende laag of een voldoende grote infiltratiecapaciteit in de aanwezige grond.

Voor 2 Dieren-West en Ellecom noordoost: ter plaatse is er kans op verontreiniging van het grondwater dat gebruikt wordt voor drinkwaterwinning. Omdat het hier gaat om een grondwaterbeschermingsgebied, wordt infiltratie door de provincie in een verordening verboden, tenzij er een voldoende zuiverende voorziening wordt aangelegd en geen uitlogende bouwmaterialen bij daken worden toegepast. Het is echter voor een particulier niet altijd duidelijk hoe deze voorzieningen en daken gemaakt moeten worden en worden onderhouden. Verder moet monitoring plaatsvinden en al met al zal het te hoge kosten voor de particulier met zich meebrengen. Daarom stelt de gemeente om risico’s en hoge kosten voor particulieren te vermijden dat hier hemelwater in principe naar de gemengde riolering mag worden afgevoerd.

Op eigen terrein verwerken

In wezen is de regel simpel: hemelwater mag niet meer op de gemengde riolering worden aangesloten. Dit houdt veelal in het op eigen terrein verwerken. Soms kan op open water worden geloosd.

In de methode van verwerken is de ‘ontdoener’ vrij. Infiltreren is een oplossing die vaak gekozen wordt maar niet als eis is gesteld. Ook hergebruik en toepassen van vijvers is een oplossing. In geval van klei in de bodem is dit een reële mogelijkheid. Door langzame infiltratie en/of door een voldoende grote vijver kan het eigen hemelwater gebufferd worden. Diepinfiltratie tot onder de kleilaag zou een oplossing kunnen zijn mits de grondwaterstand voldoende laag en er geen verontreinigd water wordt geloosd.

Afvoer naar een HWA- of VGS-systeem kan in de gemeente beperkt omdat dit systeem weinig voorkomt. Indien het riool berekend is op de aanvoer van de hoeveelheid hemelwater die een eigenaar zou willen lozen dan is dit toegestaan. De verordening voorziet in deze mogelijkheid omdat het onredelijk zou zijn de eigenaar voor extra kosten te plaatsen terwijl er een afvoerleiding in de openbare weg ligt.

Afvoer naar open water wordt alleen toegestaan door het waterschap als het geen ingrijpende peilverhoging of afvoerverhoging veroorzaakt en dit houdt meestal in dat er een buffer tussen gebouwd moet worden. Verder moet het water voldoen aan een bepaalde kwaliteit.

Ontheffing

Eventueel kan men op grond van het vierde lid ontheffing krijgen als er bijzondere omstandigheden gelden, waardoor het niet redelijk is om het verwerken op eigen terrein te eisen. Er is behoefte aan een ontheffing die kan worden toegepast in uitzonderingssituaties waarin toepassing van het verbod een bijzondere onbillijkheid met zich meebrengt die niet behoort tot de normaal beoogde gevolgen van het verbod. Enig nadeel is aanvaardbaar. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer een uitstel van de plicht tot niet aansluiten op het gemengd riool en op het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening of een zuiverende voorziening.

In principe wordt alleen ontheffing verleend voor het lozen op het gemengd riool als er dikke slecht doorlatende lagen (klei en veen) in de bodem zitten en de grondwaterstand hoger dan 0,9 m beneden maaiveld komt. De GHG moet 0,9 m - maaiveld liggen.

In het vijfde lid is bepaald welk onderzoek bij de aanvraag van een ontheffing moet worden ingediend. Om aan te tonen dat infiltratie niet mogelijk is moet o.a. bodemonderzoek gedaan worden en aangetoond worden dat er bijv. ruimtegebrek is of dat er nadelige effecten op de omgeving kunnen ontstaan. Men denken bijv. aan aanwezige grondwaterverontreiniging in de nabijheid, die door infiltratie verplaatst kan worden.

Kosten voor rioolaansluitingen (lid 6)

Het is de gemeente niet toegestaan om hemelwater van nieuwe verhardingen via het gemengde rioolstelsel naar de zuivering af te voeren zonder daarvoor een compenserende voorziening te maken in de vorm van berging. Ook is soms vergroting van de leidingen noodzakelijk.

Voor het aansluiten van afvalwaterleidingen, hemelwaterleidingen en drainageleidingen op de openbare riolering wordt daarom een eenmalige heffing opgelegd. Deze heffing is bedoeld om de kosten die de gemeente moet maken voor de aanleg van de aansluitleidingen en infiltratievoorzieningen in openbaar gebied te dekken. De heffing wordt geregeld in een afzonderlijke Verordening eenmalig rioolaansluitrecht. De hoogte van de heffing zal, bij aansluiting van hemelwaterleidingen op de gemengde riolering op basis van een ontheffing, afhangen van de omvang van het verhard oppervlak. Bij aansluiting van hemelwaterleidingen op de gemengde riolering in de vrijgestelde gebieden (Velp, Dieren en Ellecom) geldt een vast bedrag per aansluiting.

Artikel 4 Vrijstelling voor kleine oppervlakken

In afwijking van het verbod van artikel 3 van de verordening, geldt een vrijstelling voor het lozen van hemelwater als het totale nieuwe oppervlak minder dan 60 m2 bedraagt. Indien nieuwe aan te leggen daken, inritten en verhardingen totaal meer dan 60 m2 groot zijn, dan mag geen hemelwater op de gemengde riolering worden geloosd. Dit artikel betreft dus niet alleen daken en dient om te voorkomen dat in de loop van de tijd een steeds groter afwaterend oppervlak van parkeerplaatsen en inritten en erven ontstaat (zie bijv. foto van fig 2 ). Dit zou tot te grote afvoeren en dus wateroverlast leiden.

Bij overschrijding van de grens van 60 m2, mag al het nieuw aangelegde afwaterend oppervlak niet aangesloten worden, dus niet alleen de extra oppervlakte boven de 60 m2.

Ook de eventueel nieuw gemaakte daken mogen, indien ze meer dan 60 m2 bedragen, niet op de riolering worden aangesloten.

Het ten dele op eigen terrein verwerken en ten dele lozen op het gemengde riool is bij een totaal oppervlak van nieuwe verharding en dak van meer dan 60 m2, niet toegestaan, behoudens het in artikel 3 lid 4 genoemde geval.

Voorbeelden

A Een nieuw gebouw met een dak van bijv. 80 m2 betekent verplicht op eigen terrein verwerken maar dit geldt ook voor een nieuw gebouw van 50 m2 en 30 m2 nieuwe inrit die afwatert op de weg. In de onderstaande figuur 1 is een en ander verduidelijkt. 

In de praktijk houdt de grens van 60 m2 in dat een gemiddelde nieuwbouwwoning moet worden afgekoppeld en een enkele nieuwe garage niet, tenzij de oprit daarnaar toe ook zo groot is dat het oppervlak van garage plus oprit meer dan 60 m2 bedraagt. De voorzieningen om afwatering van de inritten of parkeerplaatsen naar de weg te voorkomen kunnen bestaan uit straatkolken, goten, verlaging in het omliggende terrein etc. Ook kan de inrit bol gestraat worden waardoor het water zijdelings kan afvloeien.

Fig 1: Nieuwbouw en aanleg nieuwe verharding

afbeelding binnen de regeling

Fig 2: Aanleg parkeerplaatsen langs openbare weg

afbeelding binnen de regeling B Bij nieuwbouw van woningblokken van meer dan 1 woning wordt het bedoelde totaaloppervlak uit lid 1 geacht te zijn het totaal van alle daken en verhardingen van de afzonderlijke woningen en bijgebouwen. Het betekent dus ook dat daken van schuurtjes die binnen een bouwproject van bijv. een serie woningen worden gebouwd niet mogen afwateren naar de gemeentelijke riolering of openbare weg.

Meldplicht

Om zicht te houden op de ontwikkeling van het verhard oppervlak, is in het tweede lid een meldplicht voorgeschreven. Degene die nieuwe bebouwing of nieuw verhard oppervlak aanbrengt, moet dit melden bij de gemeente. Deze melding geldt ook voor oppervlakken die kleiner zijn dan 60 m2. Een melding is niet vereist als de eigenaar een aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen heeft ingediend bij de gemeente. In dat geval is de aanleg van de bebouwing immers al bekend bij de gemeente.

Artikel 5 Vrijstelling bij extreme buien

Perceeleigenaren hoeven niet al het hemelwater te verwerken op eigen terrein. Zij mogen een overstortvoorziening aanbrengen, die het water bij extreme buien afvoert naar gemeentelijke voorzieningen. De hoeveelheid die geloosd mag worden hangt af van de overstortfrequentie (bij verwerken op eigen terrein) of het afwaterende oppervlak indien geloosd mag worden op het riool.

De eis is gesteld dat maximaal 1 maal in de 5 jaar een overstort naar gemeentelijke terreinen of voorzieningen mag plaatsvinden.

Er kan op vijf manieren geloosd worden bij extreme buien:

  • 1.

    op eigen terrein;

  • 2.

    op gemeentelijk terrein (weg/plantsoenen);

  • 3.

    op gemeentelijke riolering;

  • 4.

    op open water;

  • 5.

    op andermans eigendom (bijv. provincie, rijk) Dit moet dan uiteraard met deze partij worden afgesproken.

Eisen t.a.v. lozing op overstortvoorzieningen

De eigenaar van de voorzieningen voor opvang van hemelwater is verantwoordelijk voor de afvoer van het water als gevolg van de extreme buien en dient daarvoor doelmatige maatregelen te treffen. Er mag geen schade voor derden ontstaan door de afvoer van het water (door bijv. uitspoeling). Evenmin mogen er gevaarlijke situaties ontstaan door grote waterafvoer of -diepte (bijv. afvoer naar de openbare weg is soms toegestaan, maar moet niet tot schade in de vorm van vollopen van kelders, garages of panden leiden). Een en ander zal in het ontwerp van het gebouw en de inrichting van zijn terrein meegenomen moeten worden. Ook zal men een risico-inventarisatie moeten maken.

De overloop naar de openbare weg moet op het punt van overdracht bovengronds zijn, zodat controle op de werking mogelijk is. Ook dient men met de gemeente overeenstemming te bereiken over de wijze van lozen indien via een ondergrondse leiding afgevoerd moet worden.

Het te krap ontwerpen of te dicht naast een gebouw situeren van infiltratiekratten bijv. kan tot overlast leiden voor de bouwer maar ook voor de buren.

Overschrijdingsfrequentie noodoverstort

Eenmaal per 5 jaar betekent dat een berging van ongeveer 20 mm benodigd is. Indien de doorlatendheid van de bodem echter groot is kan dit gereduceerd worden. Bij wadi’s is doorgaans meer berging noodzakelijk vanwege de geringe doorlatendheid van de bodem.

De omvang en vorm van de voorziening moet berekend worden met regenreeksen en is dus vrij kostbaar. Wel is winst te behalen met deze berekening doordat mogelijk een kleinere voorziening kan worden aangebracht. Bij een enkele woning is het raadzaam uit te gaan van globale bodemgegevens en 20 mm berging per m2 verhard oppervlak, omdat een berekening dan meer kost dan het oplevert.

Artikel 6 Kwaliteit af te voeren water

Het eventueel overstortende water, dat bij buien die vaker dan 1 maal per 5 jaar voorkomen, vrijkomt mag naar het openbare rioolstelsel stromen. Meestal zal het in de straatkolken lopen. Dit water mag uiteraard niet vuiler zijn dan het hemelwater dat doorgaans van die straat afstroomt.

Ook voor afgekoppeld water dat in een hemelwaterleiding stroomt geldt dit. Het is dus aan de eigenaar om de voorzieningen op zijn terrein goed aan te leggen en te onderhouden en de kwaliteit van ‘zijn’ water te controleren. Er is niet een echte norm voor de kwaliteit vastgesteld en er zal dus enige discussie kunnen ontstaan over dit punt. Er zijn inmiddels wel vergelijkende onderzoeken van straatwater voor handen en dus is er een vergelijkingsbasis ontstaan. Zolang als er geen verontreinigende activiteiten zoals autowassen, besproeiing met onkruidbestrijdende middelen, lozing van verfmiddelen (kalk of iets dergelijks) of lekkage van oliën plaatsvinden mag aangenomen worden dat de verontreinigingen verwaarloosbaar zijn. De ontdoener heeft een zorgplicht t.a.v. het af te voeren en te infiltreren water.

Bodemverontreiniging

De mogelijke verontreiniging van de bodem moet altijd goed worden nagegaan door de lozer van het hemelwater.

Het toepassen van filters is een mogelijkheid om, indien er wel te grote verontreiniging kan optreden, aan de zorgplicht te voldoen. Bij het zonder beperkingen toestaan van het lozen van afvloeiend hemelwater is er van uitgegaan, dat in de praktijk tijdens het afvloeien van het hemelwater enige verontreiniging bijna onontkoombaar is. De oppervlakken waarover het hemelwater afvloeit zijn immers niet volledig schoon, en afhankelijk van het materiaal waarmee het hemelwater in aanraking komt, vindt vaak enige mate van afspoeling of uitloging plaats. In de meeste gevallen leidt deze echter niet tot een zodanige verontreiniging van het hemelwater, dat het lozen in de bodem verboden moet worden.

Als wel sprake is van een grote verontreiniging, dan is het vaak mogelijk om door het treffen van preventieve maatregelen de verontreiniging terug te brengen en daarmee het hemelwater alsnog rechtstreeks in het milieu te brengen. Op basis van artikel 2.1 lid 3 van het Activiteitenbesluit kan het bevoegd gezag voor deze preventieve maatregelen een maatwerkvoorschrift opstellen. Ook voor niet-inrichtingen is dit mogelijk, op basis van artikel 2.1 lid 4 van het Besluit lozen buiten inrichtingen.

Zink en andere zware metalen

De gemeente ontraadt om afstromend hemelwater dat in contact is geweest met zink, koper of lood zonder zuiverende randvoorziening (zoals bodemverrijking) of bronmaatregel (zoals coaten of vervangen dakgoot) naar de bodem af te voeren.

Zorgplicht

De ontdoener van het water heeft een zorgplicht ten aanzien van het af te voeren en of te infiltreren water. Het hemelwater mag niet meer verontreinigd zijn dat het hemelwater dat van de openbare wegoppervlakten afstroomt. Het grondwater mag niet verontreinigd zijn geraakt.

Acceptabele kwaliteit

Wij gaan ervan uit dat bij het op een normale wijze afvoeren van grondwater het grondwater niet onacceptabel verontreinigd wordt. Onder normale wijze van hemelwaterafvoer verstaan wij dakgoten en regenpijpen van kunststof of zink en de toepassing van loodslabben.

Wij gaan er ook van uit dat de kwaliteit van het hemelwater door afvoer via een normaal regenwatersysteem niet onacceptabele verontreinigd raakt.

De beperkte verontreiniging van het afvloeiende hemelwater kan wel een probleem opleveren in het grondwater beschermingsgebied. Het hemelwater mag daarom binnen dit gebied dus gewoon op het rioolstelsel worden geloosd.

Niet acceptabele kwaliteit

Het afstromend regenwater kan wel onacceptabel verontreinigd raken door bijvoorbeeld het wassen van de auto, afkrabben van verf, het lozen van verf of andere chemische middelen, lekkage van olie of benzine, gebruik van onkruidbestrijdingsmiddel, dak- of gevelbekleding met uitlogende materialen (bijvoorbeeld koper of zink), koperen regenpijpen, vuurwerk, e.d.

Het is de verantwoordelijkheid van de ontdoener om verontreiniging te voorkomen.

De ontdoener kan de kwaliteit van het afstromend regenwater bijvoorbeeld verbeteren door:

 

afbeelding binnen de regeling

(Bronnen: NIBE, RIZA, W/E adviseurs, Milieu Centraal, CenterNovem.)

Zuivering

Op aan de zorgplicht te voldoen kan het nodig zijn een filter toe te passen. Door een vulmateriaal met hoge bindingeigenschappen te kiezen kan een redelijk tot goed zuiveringsrendement worden gehaald. Een beheersplan met daarin aandacht voor monitoring van het metalengehalte is bij deze maatregel essentieel. Via beheersmaatregelen (vervangen vulmateriaal, afvoeren verontreinigd vulmateriaal) moet voorkomen worden dat zink doorslaat. Na de voorziening kan het water in bodem of op oppervlaktewater worden geloosd.

Vanzelfsprekend hebben maatregelen aan de bron de voorkeur.

Artikel 7 Verbod lozen grondwater op het gemengd riool

Op grond van dit artikel is het lozen van grondwater op het gemengde riool in de gehele gemeente in principe verboden.

De HWA- en drainagestelsels en de infiltratievoorzieningen zijn op tekeningen weergegeven in het GRP.

In de afgelopen jaren is een deel van nieuw Velp zuid voorzien van een gecombineerd hemelwater - drainagestelsel en in de komende jaren wordt daar mee voortgegaan. De particuliere huiseigenaren hebben de mogelijkheid om met hun eigen ontwateringsstelsel (drains in de tuin en vanuit kruipruimte) aan te sluiten op dit stelsel.

Zolang in de weg dit stelsel nog niet aanwezig is mag op de gemengde riolering worden geloosd indien burgemeester en wethouders daarvoor toestemming verlenen. Dit is geregeld in het tweede lid van dit artikel. Het derde lid bepaalt dat de toestemming vervalt zodra een openbaar hemelwater(HWA)stelsel of een openbaar ontwaterings(drainage)stelsel is aangelegd. Vanaf dat moment zullen de perceeleigenaren op dat nieuwe stelsel moeten lozen en niet meer op het gemengde riool.

In andere gebieden met hogere grondwaterstanden dan gebruikelijk is er slechts sprake van incidentele overschrijdingen (Laag-Soeren en Ellecom) en zal meestal de wateroverlast ontstaan door regenwater dat niet door slecht doorlatende lagen kan wegzakken. In dit geval is drainage en afvoer naar het gemengde riool alleen toegestaan als burgemeester en wethouders ontheffing verleent vanwege bijzondere omstandigheden. Conform lid 2 onder c wordt daarbij getoetst of van de perceeleigenaar redelijkerwijs geen andere lozingsroute kan worden gevergd dan lozing op het gemengde riool.

Artikel 8 Strafbepaling

De Wet milieubeheer kent geen strafbepaling voor overtreding van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a. Deze wet bevat een uitgebreid systeem van bestuurlijke boetes, maar dit is niet gekoppeld aan artikel 10.32a. Daarom is in deze verordening een zelfstandige strafbepaling opgenomen, gekoppeld aan de geldboetecategorieën van artikel 23 Wetboek van Strafrecht. Gekozen is voor de geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 Wetboek van Strafrecht. Op grond van artikel 24c Wetboek van Strafrecht kan vervangende hechtenis worden toegepast.

Voor het handhaven van gemeentelijke verordeningen geldt altijd de mogelijkheid van dwangsom en bestuursdwang. De dwangsom komt voor dit type overtreding het eerst in aanmerking.

Artikel 9 Voorbereiding, uitvoering, toezicht en handhaving

In principe hoort op grond van het Bouwbesluit 2012 in alle gevallen de hemelwaterafvoer en de vuilwaterafvoer gescheiden tot aan de erfgrens te worden aangelegd als er niet op eigen terrein wordt verwerkt. Pas op de erfgrens mag de koppeling van de twee afvoeren plaatsvinden. Indien later alsnog een hemelwaterriool wordt aangelegd, kan daarop de hemelwaterafvoer worden aangesloten.

In dit artikel is opgenomen dat door of vanwege de beheerder de wijze van (technisch) aansluiten wordt aangegeven. Dit kan zowel gaan om een bovengrondse als een ondergrondse voorziening. Indien de hemelwaterafvoerleiding moet worden aangesloten aan het openbaar riool, biedt artikel 6.18, vijfde lid, van het Bouwbesluit de mogelijkheid aan te geven wat de ligging, hoogte en diameter is ter plaatse van de perceelsgrens. Op grond van het Bouwbesluit kunnen echter geen eisen worden gesteld aan de aansluiting op gemeentelijke voorzieningen in de openbare weg, vandaar dat dit in deze verordening is geregeld. Zoals in de toelichting bij artikel 5 is gesteld dient met de gemeente overleg plaats te vinden over het technisch ontwerp van de overstortvoorziening.

In artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. In dit verband is tevens artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat een toezichthouder bevoegd is van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Het college wijst in de regel een gemeentelijke afdeling of dienst aan waarvan de ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van de verordening. Voorts kan het college ambtenaren aanwijzen van andere afdelingen of diensten.

Bijlage 1 en 2

De reden van uitsluiting van deze gebieden van de plicht om op eigen terrein te verwerken is dat:

Voor 1 Velp-Zuid: ter plaatse te slecht doorlatende gronden zijn om daar te kunnen infiltreren. Het gaat hier om vrij dikke klei- en veenlagen. Hoewel dit buiten het aangegeven gebied ook voorkomt is er dan vaak nog sprake van een diepere goed doorlatende laag of een voldoende grote infiltratiecapaciteit in de aanwezige grond.

Voor 2 Dieren-West en Ellecom: ter plaatse er kans is op verontreiniging van het grondwater. Omdat het hier gaat om een grondwaterbeschermingsgebied, wordt dit door de provincie in een verordening verboden, tenzij er een voldoende zuiverende voorziening wordt aangelegd. Het is echter voor een particulier niet altijd duidelijk hoe deze voorziening gemaakt en onderhouden moet worden. Daarom stelt de gemeente om risico’s te vermijden dat hier hemelwater naar de riolering moet worden afgevoerd.