Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening inburgering gemeente Rheden 2009

Geldend van 29-10-2009 t/m 31-12-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2009

Intitulé

Verordening inburgering gemeente Rheden 2009

De raad van de gemeente Rheden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Rheden van 14 april 2009;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende;

dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening: Verordening inburgering gemeente Rheden 2009

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

      • a.

        het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;

      • b.

        de raad: de gemeenteraad van de gemeente Rheden;

      • c.

        de wet: de Wet inburgering;

      • d.

        inburgeringsvoorziening: voorziening gericht op het behalen van het inburgeringsexamen;

      • e.

        taalkennisvoorziening: combinatie van een mbo-opleiding met inburgering;

      • f.

        oudkomer: vreemdelingen die al langere tijd rechtmatig in Nederland verblijven;

      • g.

        nieuwkomer: vreemdelingen die op het moment tot Nederland worden toegelaten;

      • h.

        inburgeringsplichtige: de persoon zoals omschreven in artikel 3 onder b van de wet; inburgeringsbehoeftige: de persoon zoals omschreven in de wet;

      • i.

        inburgeringstraject: geheel van voorzieningen gericht op het behalen van het inburgeringsexamen eventueel gecombineerd met een tweede doelstelling, zoals arbeidsmarkttoeleiding, maatschappelijke participatie of opvoedingsondersteuning;

      • j.

        intake: het gesprek tussen de consulent inburgering en de inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige met het doel de inburgeraar te informeren over zijn rechten en plichten in het kader van de wet, de regeling en/of de Regeling Vrijwillige Inburgering en uitvoering te geven aan de wettelijke verplichtingen van de gemeente op basis van de wet en de regeling;

      • k.

        boete: bestuurlijke boete, als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 2, van de wet.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

      • a.

        informatieverstrekking via het Publieksbureau van de gemeente Rheden;

      • b.

        informatieverstrekking via maatschappelijke organisaties en intermediairs, waaronder Stichting Vluchtelingenwerk Midden Gelderland;

      • c.

        informatieverstrekking via de consulenten inburgering van de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Rheden;

      • d.

        informatie op de website met verwijzing naar relevantie links en foldermateriaal.

  • 3. Het college beoordeelt tenminste eens in de 3 jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

  • 4. Aan de publieksbalie wordt algemene informatie verstrekt ten aanzien van:

      • a.

        de wet inburgering en aanverwante regelingen;

      • b.

        (gecertificeerde) aanbieders van inburgeringscursussen;

      • c.

        de wijze waarop de gemeente inburgering faciliteert.

  • 5. Door de consulenten inburgering van de afdeling Werk en Inkomen wordt op de situatie van het individu afgestemde informatie verstrekt betreffende:

      • a.

        de Wet inburgering en aanverwante regelingen en de uit de wet voortvloeiende rechten en plichten;

      • b.

        een beoordeling van de inburgeringsverplichting van een potentieel inburgeringsplichtige;

      • c.

        indien hiertoe aanleiding bestaat, de procedure over ontheffing op basis van psychische of lichamelijke factoren of een verstandelijke handicap;

      • d.

        de inburgeringsplichtige en/of de inburgeringsbehoeftige geïnformeerd over de mogelijkheden voor een aanbod voor in inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening en de wijze waarop dit wordt gefaciliteerd.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • 1.

    mate van economische en maatschappelijke zelfstandigheid;

  • 2.

    ouderlijk gezag;

 

aan de volgende categorieën wordt voorrang verleend:

 

  • 1.

    oudkomers met een uitkering (eerste prioriteit);

  • 2.

    vrouwelijke migranten (tweede prioriteit);

  • 3.

    niet asielgerechtigde nieuwkomers (derde prioriteit);

  • 4.

    zelfmelders (eveneens derde prioriteit).

Artikel 4 Samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op de uitkomst van de taal/leertoets of gelijkwaardige informatie omtrent taalniveau en leervermogen, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Het college bepaalt hoe een inburgeringsvoorziening voor een inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, wordt ingevuld.

  • 3. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de arbeidsinschakeling wordt afgestemd. De aangeboden inburgeringsvoorziening mag arbeidsinschakeling niet in de weg staan.

  • 4. Een inburgeringsvoorziening kan, naast hetgeen in de wet is geregeld, een of meer bijkomende onderdelen bevatten die specifiek gericht zijn op de behoefte van de betreffende inburgeringsplichtige.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in één keer en ten hoogste in 36 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3. Het college kan in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bepalen dat de betaling van de eigen bijdrage door de inburgeringsplichtige geschiedt aan een door het college aangewezen aanbieder van een inburgeringsvoorziening door bijschrijving op een daartoe aangewezen rekeningnummer.

HOOFDSTUK 2 HET AANBOD VAN EEN INBURGERINGSVOORZIENING

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk, in tweevoud. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3. Binnen de gegeven kaders kan in onderling overleg een wijziging in het aanbod worden aangebracht. Een eventuele wijziging wordt schriftelijk vastgelegd.

  • 4. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 3 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod, inclusief eventuele schriftelijk vastgelegde wijzigingen, aanvaardt. Dit kan plaatsvinden door middel van het tekenen van een verklaring bij de gemeente.

  • 5. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 6 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 7 Weigering van een aanbod

  • 1. De weigering van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening geschiedt schriftelijk. Hiervoor kan de inburgeringsplichtige een verklaring tekenen bij de gemeente.

  • 2. Het aanbod wordt bovendien geacht te zijn geweigerd, als de inburgeringsplichtige ook na een eenmalig rappel 6 weken na de eerste oproep:

    • a.

      niet verschijnt op een oproep in verband met het doen van een aanbod; of

    • b.

      niet binnen de gestelde termijn een exemplaar van de aanbiedingsbrief of een schriftelijke weigering van het aanbod retour heeft gezonden.

  • 3. Als een inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening weigert, stuurt het college de inburgeringsplichtige:

    • a.

      een besluit met de datum waarop het inburgeringsexamen uiterlijk moet zijn behaald en de mogelijke consequenties van het niet-nakomen van deze verplichting;

    • b.

      informatie over de mogelijkheden om op eigen kracht in te burgeren, inclusief de mogelijkheden tot het afsluiten van een lening bij de IB-groep.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen in geval van een gemeentelijk aanbod

Het college legt de inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod accepteert, bij beschikking de volgende verplichtingen op:

  • a.

    het deelnemen aan alle onderdelen van het geaccepteerde inburgeringstraject;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de consulent afdeling Werk en Inkomen;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken met de hiertoe door de uitvoerder aangewezen functionaris;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen binnen een termijn die door het college is bepaald en/of op een door het college bepaald tijdstip;

  • e.

    op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op en de uitvoering van de inburgeringsvoorziening.

HOOFDSTUK 3 HANDHAVING

Artikel 9 De inhoud van de beschikking ingeval van een gemeentelijk aanbod

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van het inburgeringstraject;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de uiterste datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn afgelegd en moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod

Het besluit tot handhaving van de inburgeringsverplichting bevat in ieder geval:

  • a.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • b.

    de uiterste datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • c.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 11 Ontheffing van de inburgeringsplicht

Een inburgeringsplichtige komt in aanmerking voor ontheffing van de inburgeringsplicht, indien een door het college aangewezen arts constateert dat er bij de inburgeringsplichtige sprake is van lichamelijke of psychische omstandigheden die de inburgering belemmeren1. Hiertoe verplicht het college in dat geval de inburgeringsplichtige tot medewerking aan het medisch onderzoek van de arts.

1 De kosten van de keuring zijn in het geval van een gemeentelijk aanbod voor rekening van de gemeente.

Artikel 12 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt € 200,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. Ingeval van een inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod voor een inburgeringstraject heeft aanvaard, gelden de volgende boetes:

    • a.

      de bestuurlijke boete bedraagt minimaal € 350,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening;

    • b.

      de bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 3. Ingeval van een inburgeringsplichtige die zelf verantwoordelijk is voor zijn inburgering maar voor wie de gemeente een handhavingsverplichting heeft, bedraagt de boete € 250,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. Indien het college besluit tot vermindering van de opgelegde boete of afziet van het opleggen van een boete op grond van niet-verwijtbaarheid of dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 13 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 13, eerste lid van deze verordening, bedraagt € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. Ingeval van een inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod voor een inburgeringstraject heeft aanvaard, gelden de volgende boetes:

    • a.

      de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 13, tweede lid onder a van deze verordening, bedraagt € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding;

    • b.

      de bestuurlijke boete bedraagt € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 3. Ingeval van een inburgeringsplichtige die zelf verantwoordelijk is voor zijn inburgering maar voor wie de gemeente een handhavingsverplichting heeft, bedraagt de bestuurlijke boete € 350,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2009.

Artikel 17 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering gemeente Rheden 2009.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 september 2009, nr. 3.2.

Ondertekening

De Steeg, 29 september 2009
De raad voornoemd,
voorzitter.
griffier.

Toelichting

De Wet inburgering regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derde landen van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

 

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of naar het staatsexamen NT 2. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

 

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen: 

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

 

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen 

Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. De verordening, overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt alleen de kaders vast voor een adequate informatievoorziening door het college aan de inburgeringsplichtigen.

 

Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking. Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen.

 

Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI). Voor inburgeringsplichtigen die verhuizen en die in de ‘oude’ gemeente al een aanbod hebben geaccepteerd, geldt dat de ‘nieuwe’ gemeente de voorziening moet voortzetten of een gelijkwaardige inburgeringsvoorziening moet bieden.

 

Het college kan ook een inburgeringsvoorziening aanbieden aan inburgeringsbehoeftigen (artikel 4, RVI). Hierbij gelden dezelfde prioritaire groepen, zijnde: uitkeringsgerechtigden en inburgeringsbehoeftigen zonder eigen inkomen uit werk of uitkering. Andere inburgeringsbehoeftigen, zoals werkenden, zijn echter niet uitgesloten van de mogelijkheid tot een aanbod.

 

Een aanbod voor een inburgeringsvoorziening behelst in principe een passende voorziening die leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. De wet biedt tevens de mogelijkheid om in plaats van het inburgeringsexamen op te gaan voor het staatsexamen NT2 (op mbo of hbo niveau). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding. De gemeente kan naar eigen inzicht vormgeven aan deze maatschappelijke begeleiding, dit is niet in de wet omschreven.

 

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld: 

  • -

    de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI);

  • -

    de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

    • -

      de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;

    • -

      de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen;

    • -

      de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen;

    • -

      de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgerings-voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

 

Regels met betrekking tot het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete 

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

 

Toelichting per artikel

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

 

Inburgeringsplan 

De verordening Wet inburgering wordt voor een langere duur vastgesteld en geeft inhoud aan de rechten en plichten van inburgeringsplichtigen. Het is vrijwel ondoenlijk om in de verordening uitputtende regels te geven inzake het volledige inburgeringsbeleid. In een beleidsplan inburgering zal uitvoerig worden ingegaan op alle aspecten rondom het bepalen en prioriteren van verschillende doelgroepen alsmede het aanbieden en de samenstelling van inburgeringsvoorzieningen.

Dit beleidsplan, waaraan natuurlijk ook een beleidsverslag is gekoppeld, maakt zo in feite deel uit van de verordening en geeft aldus de raad periodiek inzicht in al hetgeen verband houdt met het bepalen en prioriteren van doelgroepen die voor een inburgeringsvoorziening in aanmerking komen en de samenstelling van de voorzieningen.

Jaarlijks wordt door het college (financiële) verantwoording aan de raad afgelegd ten aanzien van de inburgering.

 

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen 

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

In deze verordening kiest de gemeente Rheden voor informatievoorziening via de centrale publieksbalie en de consulenten werk van de afdeling Werk en Inkomen. Hierbij heeft de centrale publieksbalie een algemeen informerende functie, terwijl de medewerkers van de afdeling Werk en Inkomen de op de specifieke situatie van het individu toegespitste informatievoorzieningen zullen verzorgen, al of niet in het kader van een formele intake.

Naast bovenstaande (gemeentelijke) informatiepunten kunnen uiteraard ook derden zoals scholen, bibliotheken, Vluchtelingenwerk, andere maatschappelijke organisaties en zelforganisaties, een rol spelen bij de informatievoorziening.

 

Artikel 3 Doelgroepen 

Aan asielgerechtigde oud- en nieuwkomers en geestelijke bedienaren is de gemeente verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden. De overige doelgroepen prioriteert de gemeente zelf.

De wet bepaalt dat maatschappelijke begeleiding een onderdeel uit dient te maken van de inburgeringsvoorziening aan asielgerechtigden. De maatschappelijke begeleiding zal bestaan uit een op de specifieke situatie van de asielgerechtigde afgestemd aanbod aan coaching en trajectbegeleiding.

 

Het aantal geestelijk bedienaren is naar verwachting zeer beperkt in omvang. De inburgeringsvoorziening voor deze groep zal landelijk worden samengesteld.

 

Een aparte groep vormen inburgeringsplichtigen die al eerder in een gemeente een Inburgeringsvoorziening hebben geaccepteerd en die vervolgens verhuizen naar een andere gemeente. Voor hen wordt het als onredelijk ervaren dat een eerder gedaan aanbod ingeval van verhuizing zou vervallen. Deze verplichting voor de nieuwe gemeente kan betekenen dat zij aan een inburgeringsplichtige (uit een andere gemeente) een aanbod moet doen terwijl deze mogelijk nog niet onder een aangewezen doelgroep valt.

Daarnaast bepaalt de Regeling Vrijwillige Inburgering dat de gemeente een aanbod voor een inburgeringsvoorziening kan doen aan iedere inburgeringsbehoeftige woonachtig in de gemeente.

 

De gemeenteraad stelt in deze verordening prioriteiten met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan de doelgroepen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen (maar wel behoren tot de doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, WI). Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

 

Artikel 4 Samenstelling van de inburgeringsvoorziening 

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen: 

  • -

    de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;

  • -

    de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen;

  • -

    de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

 

Met uitzondering van het specifieke aanbod aan geestelijke bedienaren dat is gericht op hun beroepsituatie, bepaalt het college de samenstelling van de inburgeringsvoorziening. Degene aan wie het aanbod wordt gedaan heeft wel het recht om een voorstel tot wijziging van het aanbod te doen (artikel 7, lid 3 van de verordening). Het college bepaalt of op dit voorstel wordt ingegaan.

 

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

 

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratie-voorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

 

Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of -regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of -regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

 

Tot slot wordt in dit artikel geregeld dat het college bijkomende faciliteiten als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden, kan worden gedacht aan het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

 

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage 

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,00. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

 

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de eigen bijdrage in principe in één termijn betaald wordt maar dat onder bepaalde omstandigheden de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Hierbij gaat het met name om uitkeringsgerechtigden of andere personen met een vergelijkbare inkomenssituatie. Deze termijn is gesteld op ten hoogste 36 maanden. Hierbij is uitgegaan van de gedachte dat per huishouden maximaal € 15,00 per maand reëel zou zijn om af te lossen. Een huishouden waarin twee inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening accepteren (bijvoorbeeld asielmigranten), betaalt bij een aflossingstermijn van 36 maanden € 7,50 per persoon en daarmee € 15,00 per huishouden per maand. In een huishouden waarin 1 persoon een inburgeringsvoorziening accepteert zou, uitgaande van € 15,00 aflossing per maand, een aflossingstermijn van 18 maanden gesteld kunnen worden.

 

Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

 

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod 

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat een dergelijk aanbod de start is van een procedure die -als het goed is- leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan. Een mogelijk aanbod voor een inburgeringsvoorziening vormt eveneens een onderdeel van de (verplichte) intake.

 

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vijfde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het vierde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

 

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen (het derde lid).

 

Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (3 en half jaar na aanvang van deze termijn).

 

Artikel 7 Weigering aanbod 

Een inburgeringsplichtige is niet verplicht een aanbod te accepteren. Een weigering om een inburgeringsvoorziening te aanvaarden moet schriftelijk gebeuren. De weigering kan echter ook blijken uit het feit dat het college óf deze schriftelijke verklaring óf het aanbod niet binnen de gestelde termijn retour heeft ontvangen. Ook als de inburgeringsplichtige het aanbod niet aanvaardt, ontvangt hij een besluit. Hierin wordt hij gewezen op zijn verplichting om zijn inburgeringsexamen binnen de wettelijke termijn te behalen, de consequenties als hij hieraan niet voldoet en de faciliteiten die hem ter beschikking staan ter voorbereiding op zijn examen. Ook wordt hij gewezen op de financiële aspecten, zoals de verplichting om het examengeld te betalen en de mogelijkheid om een lening af te sluiten bij de IB-groep.

 

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen ingeval van een gemeentelijk aanbod 

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

 

Artikel 9 De inhoud van de beschikking ingeval van een gemeentelijk aanbod 

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b).

De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

 

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking kan worden volstaan met het noemen van deze termijn.

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 8 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een inburgeringsplichtige oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drie en een half jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen, bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.

 

Artikel 10 De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod 

De handhaving van een inburgeringsplichtige die geen gemeentelijk aanbod krijgt, is minder intensief dan die van een inburgeringsplichtige die wel een gemeentelijk aanbod heeft geaccepteerd. De eerstgenoemde inburgeringsplichtige is immers zelf verantwoordelijk voor zijn inburgering. De taak van de gemeente bestaat hierbij alleen uit de vaststelling van de inburgeringsverplichting en de handhaving van het behalen van het inburgeringsexamen. De beschikking voor deze groep is op deze taken afgestemd.

 

Artikel 11 Ontheffing van de inburgeringsplicht 

De wet voorziet in verschillende gronden voor ontheffing van de inburgeringsplicht. Voor ontheffing op basis van lichamelijk of psychische factoren of een verstandelijke handicap dient een verklaring van een door de gemeente aan te wijzen onafhankelijke arts door de inburgeringsplichtige te worden overgelegd.

 

Artikel 12 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen 

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.

Voor onze gemeente hebben wij niet de maximumbedragen zoals genoemd in artikel 34 WI aangehouden. Ervan uitgaande dat de inburgeringsplichtigen waarschijnlijk voor een belangrijk deel niet behoren tot de bevolkingsgroepen met een grote financiële draagkracht, zijn de in de WI genoemde maximumbedragen in deze verordening bijna gehalveerd.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn gefixeerde bedragen, maar de verordening biedt het college de mogelijkheid bij elke overtreding de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

 

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of -regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

 

Artikel 13 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding 

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 13 mogelijk is.

 

De artikelen 13 en 14 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn gefixeerde bedragen, maar de verordening biedt het college de mogelijkheid bij elke overtreding de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

 

Artikel 14 en 15 Hardheidsclausule 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 16 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 17 Citeertitel 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.