Regeling vervallen per 24-06-2017

Subsidieverordening Monumenten 1998

Geldend van 29-10-2009 t/m 23-06-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2009

Intitulé

Subsidieverordening Monumenten 1998

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    monument: een object dat op grond van de ‘Monumentenverordening 1994’ is geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst; bijgebouwen, interieurelementen en andere aanhorigheden bij en in een monument worden als onderdeel van het monument aangemerkt indien deze als waardevol worden vermeld in de redengevende beschrijving van het monument;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen voor restauratie- en onderhoudswerkzaamheden aan monumenten.

Artikel 3 Bevoegdheid

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het verlenen, vaststellen en uitbetalen van subsidie als bedoeld in deze regeling.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn eveneens bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlenings- of subsidievaststellingsbesluiten, alsmede tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van subsidiegelden.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. De raad stelt voor 1 mei van ieder jaar voor het daaropvolgende kalenderjaar of voor een meerjarenperiode een subsidieplafond als bedoeld in artikel 4:25 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht vast voor de in deze verordening beschreven subsidies.

  • 2. Indien het toewijzen van alle voorliggende subsidieaanvragen leidt tot overschrijding van het subsidieplafond als bedoeld in lid 1, bepalen burgemeester en wethouders met inachtneming van de in artikel 12 genoemde toetsingscriteria de rangorde in welke aanvragen worden toe- of afgewezen.

Artikel 5 Begrotingsvoorbehoud

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders dienen binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting de aanvrager schriftelijk mede te delen of zij een beroep doen op de in het eerste lid bedoelde voorwaarde.

HOOFDSTUK 2 DE AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 6 De aanvraag

De aanvraag om subsidie als bedoeld in deze verordening kan schriftelijk bij burgemeester en wethouders worden ingediend op een door hen vastgesteld formulier in de periode van 1 mei tot 1 november van het jaarvoorafgaande aan het kalenderjaar, waarin de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd, respectievelijk met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt.

Artikel 7

De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van de volgende gegevens:

  • a.

    Een technische omschrijving van de te verrichten werkzaamheden of een bestek, met een daaraan gerelateerde gespecificeerde begroting.

  • b.

    Tekeningen van zowel de bestaande als de nieuwe toestand (schaal 1:100), dit voorzover van toepassing.

  • c.

    Een recent (dat wil zeggen niet ouder dan een jaar) inspectierapport van een naar de mening van burgemeester en wethouders ten aanzien van de monumentenzorg deskundige of deskundige instelling.

  • d.

    Voorzover van toepassing: de naam en het adres van het bedrijf dat een voorziening treft.

Artikel 8 Aanvullen van de gegevens

  • 1. Indien de aanvraag niet volledig is of niet voorzien is van de in artikel 7 bedoelde gegevens dan wel wanneer deze gegevens onvoldoende duidelijk zijn om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen doen burgemeester en wethouders daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

  • 2. De aanvrager dient binnen de in de mededeling aangegeven termijn zijn aanvraag aan te vullen met de nog ontbrekende gegevens of deze gegevens desgevraagd te verduidelijken. Indien de gevraagde gegevens niet binnen deze termijn zijn verstrekt, nemen burgemeester en wethouders de aanvraag niet in behandeling.

  • 3. Van het niet in behandeling nemen van de aanvraag ontvangt de aanvrager een schriftelijk besluit.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 9 Subsidiabele kosten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend éénmaal per twee kalenderjaren subsidie verlenen voor hetzelfde monument voor de volgende restauratiewerkzaamheden:

    • a.

      Herstel van het casco. Onder casco wordt verstaan: de hoofdstructuur van het monument bestaande uit de dragende onderdelen en het omhulsel, te weten dak-, kap- en gebintconstructie, vloeren, balklagen, dragende muren, fundering, kelder en gewelven.

    • b.

      Alle onderhoudswerkzaamheden als nader omschreven in lid 2 die tegelijk met één of meer van de hier genoemde restauratiewerkzaamheden worden uitgevoerd.

    • c.

      Herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur) al dan niet in combinatie met herstel van het casco. Het gaat dan om zaken als schouwen, vloeren, trappartijen, plafonds, schilderingen, pleister- en schilderwerk, bijzonder behang, raam- en deurpartijen met omlijsting en gevelonderdelen.

    • d.

      Reconstructies van verdwenen of gewijzigde onderdelen indien en voorzover deze verdwijning en wijziging afbreuk doet aan de monumentale waarde van het object.

    • e.

      Herstel van specifieke technische installaties ten behoeve van bedrijf en techniek, bijvoorbeeld dieselmotoren, raamzagen en persen.

    • f.

      Het aanbrengen van technische installaties ten behoeve van bescherming van zeer waardevolle interieurelementen, bijvoorbeeld verwarming- of luchtbevochtigings-installaties.

    • g.

      Het opstellen van een restauratieplan.

    • h.

      Het verrichten van bouwhistorisch onderzoek of een haalbaarheidsonderzoek.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend éénmaal per twee kalenderjaren subsidie verlenen voor hetzelfde monument voor de volgende onderhoudswerkzaamheden:

    • a.

      Buiten- en daarmee samenhangend binnenschilderwerk, voorzover het betreft de buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren.

    • b.

      Herstel en vernieuwen van rieten daken (met daklatten en herstel van sporen).

    • c.

      Herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met tengels en panlatten), leien, lood, zink of koper en, uitsluitend in samenhang hiermee, het herstel van gedeelten van het dakbeschot en sporen.

    • d.

      Herstel van goten, in zink, koper of lood, inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren, en het aanbrengen van voor de waterafvoer noodzakelijke goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water.

    • e.

      Herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel of terugplaatsen van stoepen, roedenverdeling, lijstwerk en luiken.

    • f.

      Herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen.

    • g.

      Herstel van dak- of torenluiken en loopbruggen, inclusief het afgazen van torenluiken en het nemen van beperkte maatregelen tegen duivenoverlast.

    • h.

      Inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels.

    • i.

      Op kleine schaal vervangen of inboeten van natuursteen.

    • j.

      Behandelen van muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters.

    • k.

      Herstel van gedeelten van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen, en spantbenen).

    • l.

      Herstel van glas-in-loodbeglazing en het aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas.

    • m.

      Vervangen en herstel van overige bouwelementen van grote zeldzaamheid of met grote historische waarde.

    • n.

      Het plaatsen van achterzetbeglazing in samenhang met herstel van historisch waardevolle ramen.

    • o.

      Het gangbaar houden van historische krachtwerktuigen en machines.

    • p.

      Het niet-jaarlijks onderhoud aan bomen, die op de monumentenlijst staan.

    • q.

      Het opstellen van een onderhoudsplan.

  • 3. Als subsidiabele kosten worden aangemerkt de kosten verbonden aan de uitvoering van de subsidiabel geachte restauratie- of onderhoudswerkzaamheden als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel voorzover het betreft:

    • a.

      De directiekosten, bestaande uit kosten voor honorarium, uitvoeringstekeningen, toezicht en kosten van verschotten.

    • b.

      De directe kosten dat wil zeggen de loonkosten en de materiaalkosten.

    • c.

      De indirecte kosten dat wil zeggen de algemene bouwplaatskosten, de algemene bedrijfskosten en de winst.

    • d.

      De BTW.

    • e.

      De over de directe kosten te berekenen onvoorziene kosten.

    • f.

      De constructeurkosten.

    • g.

      De kosten van de CAR-verzekering.

  • 4. Ten behoeve van de berekening van de subsidiabele kosten stellen burgemeester en wethouders criteria, maxima en normbedragen vast.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen eveneens subsidie verlenen voor het lidmaatschap van de Gelderse Monumentenwacht.

  • 6. Indien de aanvrager de voorzieningen in zelfwerkzaamheid verricht, kunnen alleen de materiaalkosten als subsidiabel worden opgevoerd.

Artikel 10 Eigenaar

Subsidie kan uitsluitend worden verleend aan de natuurlijke of rechtspersoon, die krachtens het eigendomsrecht het genot heeft van een monument, of dit recht aantoonbaar in de naaste toekomst verkrijgt.

Artikel 11 Subsidiepercentage en -maximum

De subsidie in de kosten van het herstel of onderhoud van een monument bedraagt 25% van het totaal van de door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten, als genoemd in artikel 9, tot een bedrag van maximaal € 2.268,90 per aanvraag en wordt slechts eenmaal per twee kalenderjaren voor hetzelfde monument verstrekt.

Artikel 12 Toetsingscriteria

  • 1. Burgemeester en wethouders brengen na 1 november van ieder jaar een rangorde aan in de voorliggende aanvragen voor het daaropvolgend kalenderjaar op basis van de mate van urgentie van de restauratie- of onderhoudswerkzaamheden zonodig in relatie tot de in het derde lid genoemde toetsingscriteria.

  • 2. De navolgende onderscheidingen in urgentie worden bij de toetsing gehanteerd:

    • a.

      Zeer urgent: het object is in constructief opzicht zeer slechte staat; de gevraagde voorzieningen dienen op de kortst mogelijke termijn te worden uitgevoerd om een goede instandhouding van het monument te waarborgen.

    • b.

      Urgent: het object is in constructief opzicht in slechte staat; de gevraagde voorzieningen dienen op een termijn van één tot drie jaar te worden uitgevoerd om een goede instandhouding van het monument te waarborgen.

    • c.

      Minder urgent: het object is constructief in matige tot goede staat; de gevraagde voorzieningen dienen op een termijn van drie tot vijf jaar te worden uitgevoerd om een goede instandhouding van het monument te waarborgen.

  • 3. Bij eenzelfde mate van urgentie van twee of meer aanvragen wordt door de navolgende criteria getoetst om de rangorde te kunnen bepalen:

    • a.

      De mate en wijze van onderhoud gedurende de afgelopen jaren van de huidige eigenaar in relatie tot de gevraagde voorzieningen.

    • b.

      Een al dan niet redelijke verhouding tussen de kosten van de voorzieningen en het te verkrijgen resultaat.

    • c.

      Volledigheid van de aanpak van de te verrichten restauratie- of onderhoudswerkzaamheden.

    • d.

      Compleetheid respectievelijk gedetailleerdheid van het restauratie- of onderhoudsplan voor de komende jaren.

    • e.

      De cultuurhistorische waarde van het monument.

  • 4. Indien er sprake is van twee of meerdere aanvragen waarbij op grond van de in het tweede lid bedoelde toetsingscriteria geen rangorde kan worden bepaald, is de datum van ontvangst van de aanvraag doorslaggevend.

Artikel 13 Toestaan inspectie (ambtelijk) deskundige

De aanvrager van subsidie dient een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige of ambtenaar in gemeentelijke dienst desgewenst de gelegenheid te bieden het monument en de wijze waarop de werkzaamheden zullen worden of zijn uitgevoerd, te inspecteren.

Artikel 14 Uitvoeringsvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen aan de uitvoering van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verleend nadere voorschriften verbinden.

Artikel 15 Schriftelijke toestemming bij afwijking van de verstrekte gegevens

De werkzaamheden ten behoeve waarvan de subsidie is verleend, mogen niet in afwijking van de terzake verstrekte gegevens worden uitgevoerd, tenzij met schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 16 Afwijzingscriteria

De subsidie wordt niet verleend indien één of meerdere van de navolgende situaties zich voordoen:

  • a.

    De aanvrager niet aantoonbaar de juridische eigenaar van het monument is of wordt.

  • b.

    Een eventueel voor de werkzaamheden vereiste vergunning op grond van de Monumentenverordening 1994 dan wel een anderszins vereiste vergunning niet is verleend.

  • c.

    De kosten van de voorzieningen kunnen worden gedekt uit de opbrengsten van een brand- en/of stormverzekering of enige andere vorm van verzekering.

  • d.

    De aanvrager met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de subsidie is verleend.

  • e.

    Door het verlenen van subsidie het in artikel 4 bedoelde subsidieplafond wordt overschreden.

  • f.

    De aanvrager een daarvoor door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige of ambtenaar niet toestaat om het monument te inspecteren.

  • g.

    Het restauratie- of onderhoudsplan geen zicht geeft op duurzaam herstel van het monument.

  • h.

    Door de uitvoering van de werkzaamheden de (historische) karakteristiek van het monument wordt aangetast.

  • i.

    De kosten van de gevraagde voorzieningen niet in een redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat.

  • j.

    Voorzover van toepassing: het bedrijf dat de voorzieningen zal treffen niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 17 Termijn besluitvorming en uitvoering

  • 1. Burgemeester en wethouders maken het besluit tot subsidieverlening uiterlijk 15 februari van het jaar waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd respectievelijk met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt aan de aanvrager bekend.

  • 2. Zij kunnen die termijn met ten hoogste acht weken verlengen. De aanvrager ontvangt hiervan schriftelijk bericht vóór de in het eerste lid genoemde datum.

Artikel 18

  • 1. De subsidie vervalt als niet binnen 12 maanden na datum van verzending van het besluit tot subsidieverlening met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen.

  • 2. De uitvoering van de werkzaamheden dient te zijn voltooid binnen 24 maanden na datum van verzending van het besluit tot subsidieverlening.

  • 3. Bij onvoorziene omstandigheden -die buiten de directe invloedsfeer van de aanvrager liggen- kunnen burgemeester en wethouders de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen schriftelijk verlengen op verzoek van de aanvrager.

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEVASTSTELLING EN -UITBETALING

Artikel 19 De gereedmelding

  • 1. Binnen 12 weken na het gereedkomen van de voorzieningen dient de aanvrager met gebruikmaking van een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier te verklaren, dat de werkzaamheden zijn voltooid. Dit gereedmeldingsformulier dient volledig ingevuld te zijn en vergezeld te gaan van alle gevraagde gegevens en facturen als bedoeld in artikel 20, lid 1, sub c.

  • 2. Indien de gereedmelding naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid, doen zij daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de aanvrager onder vermelding van de nog te verstrekken gegevens.

  • 3. De aanvrager dient binnen de in de mededeling aangegeven termijn zijn aanvraag aan te vullen met de nog ontbrekende gegevens of deze gegevens desgevraagd te verduidelijken.

  • 4. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling van de definitieve hoogte en uitbetaling van de subsidie.

  • 5. Het recht op vaststelling en uitbetaling vervalt, indien niet is voldaan aan het bepaalde in het eerste of derde lid. De aanvrager ontvangt hiervan een schriftelijk besluit.

Artikel 20 Subsidievaststelling

  • 1. De definitieve vaststelling van de hoogte van een op grond van dit hoofdstuk toegekende subsidie vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden conform artikel 19 schriftelijk zijn gereedgemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de rekeningen en betaalbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de totale kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als in de in artikel 7 bedoelde begroting door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2. De definitieve subsidie is gelijk aan de verleende subsidie, tenzij de werkelijke subsidiabele kosten lager zijn dan geraamd respectievelijk minder voorzieningen zijn getroffen.

  • 3. Het besluit tot subsidievaststelling wordt binnen 8 weken na indiening van de gereedmelding en het verzoek om subsidievaststelling als bedoeld in artikel 19, lid 4, genomen.

Artikel 21 Uitbetaling

Overeenkomstig artikel 4:87 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de betaling binnen 6 weken nadat het besluit tot subsidievaststelling is bekendgemaakt op een bij de gereedmelding door de aanvrager op te geven bankrekeningnummer.

Artikel 22 Opschorting en terugvordering

De artikelen 4:56 en 4:57 Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5 INTREKKING OF WIJZIGING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 23 De intrekking/wijziging

Voor wat betreft de mogelijkheden om een besluit tot subsidieverlening of subsidievaststelling in te trekken of te wijzigen is Afdeling 4.2.6 Awb onverkort van toepassing.

HOOFDSTUK 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 24 Hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen van de bepalingen van deze verordening afwijken, indien de toepassing ervan zou leiden tot kennelijke onbillijkheden van overwegende aard.

  • 2. Van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid mag geen gebruikgemaakt worden als hierdoor in strijd gehandeld zou worden met de Algemene wet bestuursrecht of andere wettelijke bepalingen.

Artikel 25 Evaluatie

  • 1. Deze verordening wordt in het kalenderjaar 2001 geëvalueerd op haar praktische werkbaarheid en effectiviteit.

  • 2. Ten behoeve van deze evaluatie zullen alle betrokken geledingen vooraf schriftelijk worden ondervraagd. De resultaten, de conclusies en adviezen zullen aan de raad worden voorgelegd.

Artikel 26 Overgangsbepaling

  • 1. De aanvragen die zijn of worden ingediend voor de uitvoering van werkzaamheden in het jaar 1998, worden afgehandeld met toepassing van Hoofdstuk 4 uit de Subsidieverordening Dorpsvernieuwing 1995.

  • 2. De in het eerste lid vermelde aanvragen worden behandeld met inachtneming van het door burgemeester en wethouders bekendgemaakte en door de raad op 24 februari 1998 vastgestelde subsidieplafond voor het kalenderjaar 1998.

  • 3. Aanvragen, ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening die betrekking hebben op het kalenderjaar 1999 e.v., worden met inachtneming van de Subsidieverordening Monumenten 1998 afgehandeld.

Artikel 27 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Subsidieverordening Monumenten 1998’.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na haar bekendmaking.

  • 3. Op de in het tweede lid genoemde datum vervalt uit de Subsidieverordening Dorpsvernieuwing 1995, hoofdstuk 4, de artikelen 45 tot en met 62, alsmede alle onderdelen en teksten in de Verordening Dorpsvernieuwing, die verwijzen naar de het hiervoor genoemde hoofdstuk 4.

    Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 september 2009, nr. 3.2.

Ondertekening

De Steeg, 29 september 2009
De raad van Rheden,
voorzitter.
griffier.

Artikelsgewijze toelichting Subsidieverordening Monumenten 1998

Artikel 1

Monumenten kunnen bestaan uit een samengesteld geheel van een hoofdobject met, daarbij behorende, aparte onderdelen zoals een koetshuis, een hek of interieuronderdelen. In die gevallen geldt dat de onderhouds- of restauratiekosten voor die bijbehorende onderdelen in de subsidieaanvraag mogen worden meegenomen, mits de desbetreffende onderdelen ook als beschermingswaardig in de redengevende beschrijving zijn aangeduid. Een subsidie voor een onderdeel wordt toegeschreven aan het hoofdobject. Voor verschillende onderdelen kunnen dus geen afzonderlijke aanvragen worden ingediend.

 

Artikel 2

Tussen onderhoud en restauratie bestaat niet altijd een scherp te trekken grens. Toch zijn er wel verschillen in aan te geven. Het gaat daarbij om aard en omvang van de werkzaamheden. Onderhoudswerkzaamheden zijn naar hun aard meer gericht op het op peil houden van de bouwkundige staat van het gebouw. Naar omvang gaat het om vervanging en herstel van onderdelen die binnen de totaliteit van het gehele gebouw een beperkte betekenis hebben.

Restauratiewerkzaamheden zijn naar hun aard meer gericht op het herstel van het casco van het gebouw. Naar omvang gaat het dan om de vervanging of herstel van wezenlijke onderdelen van het gebouw. Van restauratie wordt ook gesproken indien sprake is van de uitvoering van een groot aantal onderhoudswerkzaamheden tegelijk.

Voor een beschrijving van de subsidiabele onderhouds- en restauratiekosten wordt verwezen naar artikel 9 van de verordening.

 

Artikel 4

De raad reserveert jaarlijks of voor een aantal jaren ineens (bijvoorbeeld de duur van een raadsperiode) een bedrag voor het subsidiëren van gemeentelijke monumenten. Indien het honoreren van een subsidieaanvraag zou leiden tot overschrijding van dit budget, dient de aanvraag te worden afgewezen. Een aldus afgewezen aanvraag komt niet automatisch het daaropvolgende jaar voor subsidie in aanmerking, maar moet dan opnieuw tegen de dan voorliggende aanvragen worden afgewogen en zo een plaats op de prioriteitenlijst krijgen. Er is binnen de verordening immers bewust voor gekozen om het toe- of afwijzen van subsidie af te laten hangen van de noodzaak van de uitvoering van de gevraagde voorzieningen. Het 'doorschuiven' van afgewezen aanvragen zou met dit uitgangspunt in strijd zijn. Overigens is het wel zo dat de datum van ontvangst doorslaggevend is op het moment dat de inhoudelijke toetsingscriteria niet tot een prioritering leiden.

 

Artikel 5

Dit artikel biedt een ontsnappingsmogelijkheid ingeval zich de (nood-)situatie voordoet dat na de toewijzing van de subsidies dringende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd aan een monument waarvoor geen subsidie was aangevraagd en waarvoor de subsidietoewijzing in het daaropvolgende kalenderjaar te laat zou komen. De subsidie kan dan toch worden toegezegd onder voorbehoud dat de raad voor het daaropvolgende kalenderjaar weer voldoende subsidiebudget beschikbaar stelt.

 

Artikel 6

De planmatige aanpak die in deze verordening wordt gekozen, verlangt dat eigenaren tijdig hun plannen maken en ook bekendmaken aan de gemeente. Alleen zo kan worden bereikt dat aanvragen tegen elkaar kunnen worden afgewogen. Gezien het belang van een planmatige aanpak is het maken van een onderhouds- of een restauratieplan subsidiabel.

De periode voor het indienen van een aanvraag is zodanig gekozen dat iedere eigenaar die een aanvraag heeft ingediend uiterlijk medio februari van het jaar waarin hij met de werkzaamheden wil beginnen, uitsluitsel heeft over het al dan niet krijgen van zowel de gemeentelijke als de provinciale subsidie en een eventuele monumentenvergunning. Er is dan nog genoeg tijd om afspraken te maken met bijvoorbeeld een aannemer.

 

Artikel 7

Het te overleggen inspectierapport kan van bijvoorbeeld de Monumentenwacht, een monumentenadviesbureau of een restauratiearchitect zijn. Het lidmaatschap van de Monumentenwacht waarin een (twee-)jaarlijkse inspectie is inbegrepen, is subsidiabel. Ook de bouwkundig monumentenambtenaar kan echter een dergelijk rapport opstellen. Dit zal met name bij de wat kleinschaliger voorzieningen die niet veel inspectie vereisen aan de orde zijn. Er is naar het voorbeeld van de inspectierapporten van de Monumentenwacht een model-inspectierapport ontwikkeld. Gestreefd wordt naar een algemene hantering van deze model-rapporten voor de gemeentelijke monumenten in Rheden.

 

Artikel 9

De in dit artikel vermelde lijst van subsidiabele kosten is nagenoeg gelijk aan de lijst zoals opgenomen in de provinciale subsidieverordening. Door aldus bij de provincie aan te sluiten kan maximaal gebruik gemaakt worden van de provinciale koppelsubsidie enerzijds en wordt anderzijds eenduidigheid in de regelgeving van de verschillende overheden bereikt. Zowel bij onderhoud als bij restauratie dienen de werkzaamheden te zijn gericht op handhaving en herstel van een historisch verantwoorde staat van het monument. De cultuurhistorische waarden van het monument mogen dus niet of -indien dit onvermijdelijk is gezien het gebruik van het monument slechts minimaal- worden aangetast door de werkzaamheden. Niet subsidiabel zijn werkzaamheden die uitsluitend verricht worden ten behoeve van de verbetering van het gebruiksgenot of werkzaamheden die geen duidelijke relatie hebben met de monumentale onderdelen of -aspecten van een gebouw.

Waar de regeling spreekt over reconstructie wordt nadrukkelijk niet bedoeld dat een monument wordt teruggereconstrueerd naar een (ver) verleden. Vaak vormen immers de toevoegingen of wijzigingen die in het verleden zijn aangebracht een waardevolle uitdrukking van verschillende perioden uit de geschiedenis. Met reconstructie wordt wel bedoeld dat tamelijk recente wijzigingen die afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde van het pand, worden hersteld door de oorspronkelijke historische staat van het monument zo veel mogelijk terug te brengen. Wat die historische staat is, kan aan de hand van bouwhistorisch onderzoek worden aangetoond. Gelet op het belang van dergelijk onderzoek is het als subsidiabel aangemerkt. Tot restauratie wordt tenslotte niet gerekend het scheppen van een nieuwe historische werkelijkheid door middel van bijvoorbeeld de verplaatsing van een monument of onderdelen daarvan.

 

Artikel 10

Indien een natuurlijke- of rechtspersoon kan aantonen eigenaar van het monument te zijn op het moment dat een besluit omtrent de subsidieaanvraag zal worden genomen, kan de aanvraag in behandeling worden genomen. Op deze wijze kan een toekomstige eigenaar een monument opknappen alvorens hij het gaat gebruiken.

 

Artikel 12

In alle voorliggende aanvragen wordt een volgorde aangebracht op basis van de in dit artikel genoemde criteria. Doel hiervan is om het beschikbare geld zo doelmatig mogelijk te besteden voor die monumenten die dat het hardst nodig hebben. Allereerst wordt gekeken naar de staat van onderhoud van het monument in relatie tot de noodzaak van de uitvoering van de gevraagde voorzieningen. Vervolgens wordt gekeken naar o.a. gedegenheid en planmatig karakter van voorgenomen onderhoud of restauratie. Ook de cultuurhistorische waarde van het monument is hierbij van belang. Daarvoor geld als toetssteen in eerste instantie de redengevende beschrijving en de daarin gegeven waardering van de historische kwaliteiten van een monument. Daarbij wordt vooral gekeken naar de uniciteit van een monument voor de gemeente Rheden. Hoe unieker hoe hoger de plaats op de prioriteitenlijst!

Pas in laatste instantie is de datum van binnenkomst van een aanvraag doorslaggevend.

 

Artikel 14

In deze voorschriften wordt vooral aandacht geschonken aan zaken als materiaalgebruik en wijze van toepassing daarvan.

 

Artikel 15

Dit artikel biedt de mogelijkheid om af te wijken van de bij de aanvraag overgelegde gegevens indien zich bijvoorbeeld tijdens de werkzaamheden onvoorziene feiten openbaren die een gewijzigde uitvoering noodzakelijk maken.

 

Artikel 16

De gevraagde subsidie kan geweigerd worden, indien een gedegen onderhouds- of restauratieplan ontbreekt. Dit is met name aan de orde indien sprake is van groot achterstallig onderhoud. Hiermee wordt de situatie voorkomen dat subsidie wordt gegeven, voor werkzaamheden aan een in slechte staat verkerend pand, zonder dat er enig zicht is op een verbetering van de bouwkundige staat in de toekomst.

 

Artikel 20

Minderwerk aan een vooraf subsidiabel geachte werkzaamheid kan worden verrekend met meerwerk, mits dit meerwerk subsidiabel is op grond van de verordening. Het totale subsidiebedrag mag hierdoor uiteraard niet worden overschreden.

 

Artikel 22

Op grond van dit artikel kan de verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot worden opgeschort zodra burgemeester en wethouders er kennis van hebben genomen of het vermoeden hebben dat de subsidie niet kan worden uitgekeerd, omdat bijvoorbeeld niet aan de gestelde eisen is voldaan. Ook kunnen op basis van dit artikel subsidiebedragen worden teruggevorderd, indien bijvoorbeeld het subsidiebedrag lager had behoren te zijn en de subsidieontvanger dit wist of redelijkerwijs had moeten weten.

 

Artikel 23

Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie waarin de geplande werkzaamheden niet zullen worden uitgevoerd of waarin de ontvanger van de subsidie niet heeft voldaan aan de gestelde verplichtingen, zoals bijvoorbeeld het uitvoeren van de werkzaamheden conform de uitvoeringsbepalingen.

 

Artikel 24

Om niet voorziene onbillijkheden uit te sluiten, is in de regeling een hardheidsclausule opgenomen die afwijking van de in verordening opgenomen bepalingen toestaat.

 

Artikel 25

Omdat de opzet van deze verordening nieuw is, wordt in 2001 door middel van een enquête onder de direct betrokkenen getoetst of de verordening op grond van de ervaringen in de dagelijkse praktijk aanpassing behoeft.