Regeling vervallen per 17-02-2023

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rheden 2019

Geldend van 01-01-2023 t/m 16-02-2023

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rheden 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;

gelet op:

artikel 10 lid 3, artikel 16 lid 5, artikel 19 lid 9, artikel 17 lid 1 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rheden 2019 en artikel 3 lid 2, artikel 4 lid 2, artikel 5 lid 5, artikel 8 lid 4, artikel 10 lid 5, artikel 11 lid 5 en artikel 13 lid 4 Verordening jeugdhulp gemeente Rheden 2019;

b e s l u i t :

vast te stellen de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemente Rheden 2019

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Beleidsregels: de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rheden.

    • b.

      Budgethouder: de cliënt aan wie een pgb is toegekend.

    • c.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden.

    • d.

      Inwoner: een cliënt conform de Wet maatschappelijke ondersteuning. Of een jeugdige, ouders of gezaghebbende conform de Jeugdwet.

    • e.

      Maatwerkvoorziening: een aanbod van diensten, activiteiten of producten dat, na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de inwoner(s), door middel van een beschikking toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp. In de Verordening jeugdhulp gemeente Rheden wordt deze individuele voorziening genoemd.

    • f.

      Pgb: persoonsgebonden budget.

    • g.

      SVB: Sociale verzekeringsbank.

    • h.

      Verordening:de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rheden 2019 dan wel Verordening jeugdhulp gemeente Rheden 2019.

    • i.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet.

    • j.

      Dagelijkse ondersteuning: dit betreft hulp bij het huishouden, eventueel aangevuld met lichte ondersteuningstaken (bijvoorbeeld: het openen van de post, hand- en spandiensten).

    • k.

      Sociale basis: vormt een breed en sterk fundament waar inwoners zonder beschikking gebruik van kunnen maken. Dit betreft laagdrempelige en direct beschikbare ondersteuning zoals lichte tot middelzware begeleiding en daginvulling voor zowel volwassenen als jeugdigen.

  • 2. Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening, de beleidsregels, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, Besluit Jeugdwet, Regeling Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

HOOFDSTUK 2 Voorzieningen

Artikel 2 Afwegingskader maatwerkvoorzieningen

  • 1. Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als er een noodzaak tot ondersteuning is en de hulpvraag niet (volledig) kan worden opgelost met inzet van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit het sociaal netwerk, algemene voorzieningen en/of andere voorzieningen.

  • 2. Het college toetst aan de hand van de regels in bijlage 1 of er sprake is van gebruikelijke of bovengebruikelijke hulp.

  • 3. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening.

Artikel 3 Beschikbare algemene voorzieningen

Binnen de gemeente Rheden zijn de volgende algemene voorzieningen beschikbaar:

  • a.

    begeleiding vanuit de sociale basis;

  • b.

    activiteiten in een raad/buurt/inloophuis;

  • c.

    jongerenwerk;

  • d.

    jongerencoach;

  • e.

    jongerennetwerk;

  • f.

    toekomstcoach;

  • g.

    vervangend vervoer door de plusbus;

  • h.

    administratieve ondersteuning door formulierenhulp;

  • i.

    financiële ondersteuning door sociale raadslieden;

  • j.

    ondersteuning voor mantelzorgers en vrijwillige thuishulp;

  • k.

    vrijwillige senioren ondersteuning;

  • l.

    schuldhulpmaatje;

  • m.

    schoolmaatschappelijk werk;

  • n.

    algemeen maatschappelijk werk;

  • o.

    hulp bij scheiden (diverse vrij toegankelijke interventies);

  • p.

    hulp bij het huishouden;

  • q.

    versterken van de fysieke kracht voor hulp bij het huishouden (powerful ageing).

HOOFDSTUK 3 Afschrijvingstermijnen

Artikel 4 Afschrijvingstermijnen

In bijlage II is vastgelegd welke afschrijvingstermijnen er voor hulpmiddelen en woningaanpassingen gehanteerd worden.

HOOFDSTUK 4 Het persoonsgebonden budget

Artikel 5 Formele hulp door geregistreerde professionals

  • 1. Bij formele hulp is er, ongeacht de organisatievorm (zie Verordening jeugdhulp gemeente Rheden 2019 artikel 12, lid 1), sprake van zorg die verleend wordt door personen die geregistreerd professional zijn voor het verlenen van jeugdhulp (SKJ-registratie) en/of individuele gezondheidszorg (BIG-registratie).

  • 2. De formele hulp beschikt, ongeacht de organisatievorm (zie Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rheden 2019 artikel 19), naast de beroepskwalificatie en relevante diploma’s, over een VOG niet ouder dan 2 jaar.

Artikel 6 Bepaling hoogte pgb

  • 1. De hoogte van het pgb wordt vastgelegd in een beschikking.

  • 2. De hoogte van een pgb is een all-in budget, respectievelijk een all-in uurtarief.

  • 3. Reiskosten, administratiekosten, kosten vakantiegeld en eventuele andere kosten dienen deel uit te maken van het all-in budget of all-in tarief en kunnen niet afzonderlijk worden uitbetaald ten laste van het pgb.

  • 4. Een pgb is niet bedoeld als inkomenscompensatie.

  • 5. Het tarief voor pgb ongekwalificeerd/informeel wordt afgeleid van het wettelijk minimumloon inclusief vakantiegeld zoals bepaald in de Wet minimumloon voor een fulltime werkweek van een 21-jarige of ouder van 36 uur en is vastgesteld op maximaal € 13,40 bruto per uur.

HOOFDSTUK 5 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Bouwkundige en woontechnische woonvoorzieningen

  • 1. De kosten van een woonvoorziening kunnen omvatten:

    • a.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • c.

      het honorarium van architect of constructeur tot ten hoogste 10% van de aanneemsom inclusief BTW met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de Rechtsverhouding opdrachtgever - architect, ingenieur en adviseur DNR 2011, of een recentere versie van deze regeling;

    • d.

      de kosten voor het toezicht op de uitvoering (alleen bij sociale woningbouw), indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom, exclusief BTW;

    • e.

      de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • f.

      de verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting;

    • g.

      renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betalingen aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen. Voor het bepalen van dit bedrag wordt uitgegaan van het rentepercentage dat gold op het moment van de financieringsaanvraag;

    • h.

      de prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk, als niet binnen het oorspronkelijk kavel gebouwd kan worden, tot een maximum van 20 vierkante meter;

    • i.

      de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de persoon met beperkingen voor zover de hiervoor onder a tot en met j genoemde kosten meer bedragen dan € 1.000,00, 10% van die kosten, met een maximum van € 350,00.

  • 2.

    • a.

      Indien een bouwkundige of woontechnische voorziening door of namens de aanvrager in eigen beheer wordt gerealiseerd, vervallen de in het voorgaande lid onder a en b genoemde loonkosten en worden alleen de materiaalkosten in aanmerking genomen.

    • b.

      Wanneer de verkoopprijs lager is dan toen de aanpassing geplaatst werd, wordt het bedrag hiermee verminderd.

Artikel 7a Anti-speculatieregeling bij aanpassing eigendomswoning

  • 1.

    De eigenaar dient bij verkoop van de woning binnen 10 jaar na de aanpassing de kosten van de woonvoorziening, minus betaalde eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel in de kosten, terug te betalen aan de gemeente Rheden, indien de aanpassing heeft geleid tot waardevermeerdering van de woning.

  • 2.

    Voor terugbetaling komen alleen de kosten van de door het college verstrekte financiële tegemoetkoming dan wel van het persoonsgebonden budget voor aan- en/of verbouw aan de onroerende zaak in aanmerking, voor zover die kosten een bedrag van € 10.000,00 te boven gaan.

  • 3.

    Voor de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak, na de in lid 1 bedoelde aanpassing, wordt door het college uitgegaan van de waarde die gehanteerd wordt voor de vaststelling van de onroerendezaakbelasting en die van toepassing is op het moment dat de aan- en/of verbouw gereed is, vermeerderd met de omvang van de kosten van de aan- en/of verbouw.

  • 4.

    Voor de woonvoorziening geldt een afschrijvingsperiode van 10 jaar, waarvan de eerste termijn aanvangt een jaar na oplevering van de woonvoorziening.

  • 5.

    De in artikel 7a lid 1 genoemde terugbetalingsverplichting wordt aan de hand van onderstaand schema berekend:

    • a.

      bij verkoop in het eerste en tweede jaar na gereedmelding 100% van de door het college het college vergoede aanpassingskosten;

    • b.

      bij verkoop in het derde en vierde jaar na gereedmelding 80% van de door het college vergoede aanpassingskosten;

    • c.

      bij verkoop in het vijfde en zesde jaar na gereedmelding 60% van de door het college vergoede aanpassingskosten;

    • d.

      bij verkoop in het zevende en achtste jaar na gereedmelding 40% van de door het college vergoede aanpassingskosten;

    • e.

      bij verkoop in het negende en tiende jaar na gereedmelding 20% van de door het college vergoede aanpassingskosten;

    • f.

      in alle bovenbedoelde gevallen verminderd met de eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel dat voor rekening van de aanvrager is gebleven.

  • 6.

    Indien de verkoopprijs lager is dan de waarde ten tijde van het voltooien van de aanpassing, wordt bij de vaststelling van het terug te betalen bedrag met die lagere opbrengst rekening gehouden. In dat geval wordt het terug te betalen bedrag evenredig verminderd.

Artikel 8 Pgb voor woonvoorzieningen

  • 1. De hoogte van het pgb voor onderhoud, keuring en reparatie van door de gemeente Rheden, in het kader van de verordening of de daaraan voorafgaande verordeningen, verstrekte liftsystemen en elektrische apparatuur wordt vastgesteld op het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten.

  • 2. De hoogte van het pgb voor tijdelijke huisvesting (het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van te verlaten woonruimte), wordt bepaald op het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten met als maximum de geldende maximale maandhuur om in aanmerking te komen voor huurtoeslag. Een pgb voor tijdelijke huisvesting wordt slechts toegekend tot een maximumbedrag van € 10.000,00 is bereikt.

  • 3. Een pgb dan wel een financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering wordt alleen verstrekt in gevallen waarin de te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven.

    Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb dan wel de financiële tegemoetkoming wordt, op basis van een afschrijvingstermijn van 8 jaar, rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode. De afschrijvingspercentages zijn:

    • a.

      100% indien het te vervangen artikel nieuwer is dan 2 jaar;

    • b.

      75% indien het te vervangen artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

    • c.

      50% indien het te vervangen artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

    • d.

      25% indien het te vervangen artikel tussen de zes en acht jaar oud is.

  • Als normbedragen worden gehanteerd € 53,00 per strekkende meter voor zeil of linoleum (uitgaande van een gemiddelde lengte van een rol van 4 meter), inclusief egalisatiekosten en € 15,00 per meter voor rolgordijnen of een ander soort gladde gordijnen).

  • 4. De hoogte van een pgb voor verhuizing en herinrichting wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      op de kosten van verhuizing, met een maximum van € 2.500,00;

    • b.

      op de daadwerkelijk gemaakte kosten van herinrichting, waarbij de prijzen voor stoffering in de meest actuele NIBUD-prijzengids als maximum worden aangehouden.

HOOFDSTUK 6 Rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen

Artikel 9 Pgb voor rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen

  • 1. De hoogte van het pgb voor een rolstoel of vervoersvoorziening bedraagt ten hoogste de prijs voor de goedkoopst-compenserende voorziening, inclusief onderhoud en reparatie, over een periode van zeven jaar.

  • 2. Het pgb voor voorziening die buiten het kernassortiment van de gemeente Rheden valt, bestaat uit twee componenten:

    • a.

      een bedrag, bestemd voor de aanschafkosten van de goedkoopst-compenserende voorziening;

    • b.

      een bedrag, bestemd voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van de voorziening.

  • 3. Het college stelt de hoogte van het pgb vast op basis van tenminste twee offertes van twee leveranciers buiten het kernassortiment, waarvan er minimaal één is opgevraagd door het college, en één door de aanvrager.

  • 4. Uitbetaling van het pgb als bedoeld in het tweede lid vindt plaats na goedkeuring van de in het derde lid bedoelde offerte en na ontvangst van de factuur.

  • 5. Nadat controle heeft plaatsgevonden ten aanzien van de besteding van het budget wordt het bedrag van het pgb definitief vastgesteld. Als sprake is van een onderbesteding van het pgb, of de besteding ervan niet in overeenstemming met het aangegeven doel is geweest, dan wel sprake is van het niet nakomen van de aan het pgb verbonden voorwaarden kan, indien van toepassing, door het college worden overgegaan tot herziening en terugvordering.

  • 6. Het pgb-tarief voor individueel rolstoeltaxivervoer bedraagt € 0,30 per kilometer, conform het tarief van zorgverzekeraars.

  • 7. Voor sportvoorzieningen wordt het toe te kennen pgb gemaximeerd op € 3.000,00.

  • 8. Voor auto-aanpassingen wordt het toe te kennen pgb gemaximeerd op € 12.000,00.

  • 9. De hoogte van het pgb voor sociaal vervoer wordt berekend aan de hand van de kosten die de gemeente zou maken als de cliënt gebruik zou maken voor collectief vervoer. Dit komt neer op het tarief van € 0,17 per km plus het opstaptarief voor een enkele reis van €0,95.

HOOFDSTUK 7 Financiële tegemoetkoming meerkosten

Artikel 10 Tegemoetkoming in de meerkosten voor afval gerelateerd aan een medische aandoening

  • 1.

    Het college kan in overeenstemming met artikel 2.1.7 van de Wmo 2015 op aanvraag aan inwoners met een beperking of chronische ziekte, die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben op het gebied van medisch afval.

  • 2.

    Deze tegemoetkoming wordt eenmaal per jaar verstrekt waarbij het verschil in jaarlijkse bedrag in afvalstoffenheffing van één container tussen een 180 en 140 liter inhoud container, of 240 en 180 liter container als financiële tegemoetkoming verstrekt wordt onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      aanvrager is 18 jaar of ouder;

    • b.

      aanvrager is inwoner van de gemeente Rheden;

    • c.

      aanvrager heeft de Nederlandse nationaliteit of verblijft rechtmatig in Nederland;

    • d.

      aanvrager woont in een zelfstandige wooneenheid;

    • e.

      er moet bij de aanvrager sprake zijn van een aantoonbare beperking of chronische ziekte;

    • f.

      de aanvrager heeft een inkomen lager dan 120% van de op 1 januari van desbetreffend jaar van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals opgenomen in de Participatiewet; en

    • g.

      de aanvrager heeft een vermogen dat niet hoger is dan het voor hem van toepassing zijnde heffingsvrije vermogen, zoals opgenomen in de Wet inkomstenbelasting 2001. De waarde van de eigen woning wordt bij deze vermogensvaststelling buiten beschouwing gelaten; en

    • h.

      kan onder f en g vermelde voorwaarde aantoonbaar maken door middel van het in bezit zijn van een op de persoon verstrekte ‘GelrePas’;

    • i.

      de aanvraag wordt gedurende het lopende kalenderjaar gedaan waarbij de uiterste datum van indiening 31 december is;

    • j.

      er is sprake van incontinentiemateriaal of stoma- en nierdialysemateriaal;

    • k.

      aanvrager levert een bon van de apotheek of een factuur van de zorgverzekeraar in;

    • l.

      onder deze meerkostenregeling voor medisch afval vallen niet de luiers voor baby’s, peuters en kleuters voortkomend uit de normale ontwikkeling behorende bij deze leeftijd;

    • m.

      de aanvraag wordt gedurende het lopende kalenderjaar gedaan waarbij de uiterste datum van indiening 31 december is.

HOOFDSTUK 8 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11 Slotbepalingen

  • 1. Het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2016 en de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rheden 2016 worden ingetrokken.

  • 2. Deze nadere regels treden in werking de dag na bekendmaking.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rheden 2019.

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders d.d. 7 juli 2019.

De Steeg, 7 juli 2019

Burgemeester en wethouders voornoemd,

burgemeester.

secretaris.

BIJLAGE I Gebruikelijke hulp

1 Inleiding

In de Wmo 2015 staat onder andere dat een inwoner pas in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening wanneer hij/zij niet met gebruikelijke hulp voldoende zelfredzaam is of in staat tot participatie. In de verordening is deze bepaling ook opgenomen.

Uit de Jeugdwet volgt dat het college geen voorziening voor jeugdhulp hoeft te verstrekken voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouder(s) toereikend zijn. In de verordening is, ter uitwerking hiervan, onder andere vastgelegd dat jeugdigen of ouders slechts in aanmerking kunnen komen voor een maatwerkvoorziening voor zover zij met gebruikelijke hulp geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag.

In deze bijlage staat beschreven wanneer er sprake is van gebruikelijke hulp. Hierbij wordt er specifiek ingegaan op gebruikelijke hulp bij hulp bij het huishouden (alleen Wmo), persoonlijke verzorging en begeleiding. De regels voor de Wmo zijn gebaseerd op het CIZ protocol gebruikelijke zorg in combinatie met de bepalingen in de Wmo 2015, relevante jurisprudentie en gemeentelijke beleidsuitgangspunten.

Bij de regels Jeugd is aangesloten bij de richtlijnen die vóór 1 januari 2015 in de AWBZ en bij jeugd-ggz werden gehanteerd: de CIZ-indicatiewijzer en het Handboek Indicatiestelling jeugd-ggz.

De regels bieden een juridische en praktische ondersteuning om onderscheid te maken tussen gebruikelijke hulp en bovengebruikelijke hulp. In elke individuele situatie wordt op basis van deze regels een zorgvuldige individuele afweging gemaakt. Daarbij wordt rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van de inwoner.

2 Gebruikelijke hulp in de Wmo 2015

Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (artikel 1.1.1 Wmo 2015). Volgens de regering is het in onze samenleving normaal dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig en mogelijk taken overnemen in het huishouden, wanneer er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid.

Van wie er gebruikelijke hulp wordt verwacht

De leden van het huishouden vormen de leefeenheid van de inwoner. De leefeenheid is verantwoordelijk voor het functioneren van de leefeenheid. Dat betekent dat bij uitval van één van de leden van die leefeenheid, er gestreefd wordt naar een herverdeling van de huishoudelijke taken binnen die leefeenheid.

Leefeenheid

De leefeenheid waartoe inwoner behoort, bestaat, gelet op artikel 1.1.1 Wmo 2015, uit de:

  • echtgenoot;

  • ouders;

  • inwonende kinderen; of

  • andere huisgenoten waarmee inwoner een gezamenlijke huishouding voert.

Gelet op de definitie van gebruikelijke hulp in de Wmo 2015, en Memorie van Toelichting, kunnen meer dan twee volwassen personen tot de leefeenheid behoren. Volwassenen die een kamer huren, horen niet bij de leefeenheid. Zij voeren immers hun eigen huishouden.

Als de inwoner deel uitmaakt van een leefeenheid bestaande uit meerdere personen (meerpersoonshuishouden), stelt de consulent vast wat in dat geval verstaan wordt onder gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar.

Hoofdverblijf in dezelfde woning

Het gaat erom dat men feitelijk zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. De enkele inschrijving in de Brp is onvoldoende om de vraag te beantwoorden waar iemand zijn woonadres heeft.

Het enkele feit dat een persoon in het Brp is ingeschreven op het adres van de inwoner is onvoldoende om te spreken van hoofdverblijf in dezelfde woning.

Echtgenoot

Met een echtgenoot wordt gelijkgesteld (artikel 1.1.2 Wmo 2015):

  • de geregistreerde partner;

  • de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

Gezamenlijke huishouding

De algemene wettelijke definitie bevat drie eisen waaraan moet zijn voldaan (artikel 1.1.2 lid 3 Wmo):

  • 1.

    het gaat om twee personen;

  • 2.

    men heeft het hoofdverblijf in dezelfde woning;

  • 3.

    men draagt zorg voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten of activiteiten van de huishouding, dan wel anderzins.

Twee personen

Het is niet mogelijk dat meer dan twee personen met elkaar een gezamenlijke huishouding voeren. Behoren er meer dan twee personen tot de leefeenheid, dan kan er bij de andere huisgenoten ook sprake zijn van gebruikelijke hulp. Echter, zal dan vastgesteld moeten worden wat gebruikelijke hulp is voor deze huisgenoten ten opzichte van de inwoner.

Zorg dragen voor elkaar

Een ander belangrijk criterium voor het aannemen van een gezamenlijke huishouding wordt ook het verzorgingscriterium genoemd. De betrokkenen moeten voor elkaar zorg dragen door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten of activiteiten van de huishouding dan wel anderszins.

Een contract of bewijsstukken dat er huur of kostgeld wordt betaald, betekent niet automatisch dat de betrokkenen geen gezamenlijke huishouding kunnen voeren.

Het is niet vereist dat de geboden verzorging aan elkaar dezelfde omvang en intensiteit heeft. Wanneer er enkel door één van beide personen zorg wordt geboden, is aan het verzorgingscriterium niet voldaan.

Bij (onder)huurders en kostgangers is sprake van een zuiver zakelijke relatie. Daarvan is geen sprake als de relatie verder gaat dan alleen de betaling van de huur of het kostgeld. Bijvoorbeeld door het samen delen van maaltijden en de was. Zoals dat ook het geval is in andere situaties waarin de betrokkenen beweren niet elkaars partners te zijn, kan de gemeente een onderzoek instellen naar de feitelijke omstandigheden van de betrokkenen.

Gebruikelijke hulp door kinderen

Wanneer er gebruikelijke hulp van een kind wordt verwacht, dan moet er onderzoek gedaan worden naar het vermogen van dit kind voor wat betreft het verrichten van huishoudelijk werk. Er moet rekening gehouden worden met wat op een bepaalde leeftijd als bijdrage van een kind mag worden verwacht, de ontwikkelingsfase van het kind en het feitelijke vermogen van het kind om een bijdrage te leveren. De inzet van kinderen mag niet ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder schoolprestaties.

Verschil met mantelzorg

Gebruikelijke hulp en mantelzorg zijn elkaar uitsluitende begrippen. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Bovendien hoeven mantelzorgers niet perse een gezamenlijke huishouding te voeren met de zorgvrager.

Wanneer er geen gebruikelijke hulp kan worden verwacht

Geobjectiveerde beperkingen/ ontbreken kennis & vaardigheden

Wanneer partner, ouders, kind en/of elke andere huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en of kennis/vaardigheden mist, hoeven zij geen gebruikelijke hulp te bieden.

Niet-inwonende kinderen

Niet-inwonende kinderen hoeven geen gebruikelijke hulp te bieden, want zij behoren niet tot de leefeenheid. De consulent kan wel met de inwoner bespreken of niet-inwonende kinderen (op vrijwillige basis) een helpende hand kunnen bieden.

Dreigende overbelasting

Bij gebruikelijke hulp moet onderzocht worden of diegene waarvan gebruikelijke hulp wordt verwacht, ook in staat is om deze gebruikelijke hulp te bieden of dat er sprake is van (dreigende) overbelasting.

Bij dat onderzoek moet het college aandacht besteden aan draaglast en draagkracht. Bekeken moet worden of de echtgenoot of huisgenoot, naast zijn/haar werk en de door hem te verlenen zorg aan zijn echtgenoot of huisgenoot, fysiek en psychisch nog in staat is gebruikelijke hulp aan inwoner te verlenen. Als dat niet het geval is en er sprake is van (dreigende) overbelasting, kan de gemeente (tijdelijk) een toewijzing voor ondersteuning verstrekken.

In eerste instantie zal die toewijzing van korte duur zijn om de gelegenheid te bieden de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp met andere activiteiten, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om geen toepassing te geven aan het uitgangspunt van de gebruikelijke hulp.

Korte levensverwachting

In geval de zorgvrager een korte levensverwachting heeft, kan ter fysieke en psychische ontlasting van de leefeenheid van de zorgvrager besloten worden om geen toepassing te geven aan het uitgangspunt van de gebruikelijke hulp.

Respijtzorg

Wanneer de huisgenoot, partner of ouder niet in staat is gebruikelijke hulp op zich te nemen vanwege (dreigende) overbelasting, kan er respijtzorg worden ingezet. De gemeente beoordeelt de situatie dan alsof de inwoner zonder huisgenoot voor gebruikelijke hulp woont. Wanneer er geen andere oplossingen mogelijk zijn, biedt de gemeente ondersteuning.

Er is een variëteit aan respijtvoorzieningen waarmee vervangende zorg vorm zou kunnen krijgen. Hierbij kan gedacht worden aan begeleiding thuis, informele zorg, dagopvang/activiteit, een logeerhuis en kortdurend verblijf. Ook kan het maatwerk bestaan uit het bieden van diensten, hulpmiddelen of andere maatregelen die van belang zijn bij het ondersteunen van een inwoner door een mantelzorger.

Afweging gebruikelijke en boven gebruikelijke hulp

Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten, schoonmaken en dergelijke), maar ook de zorg die deze activiteiten vervangt. Denk hierbij aan stomaverzorging in plaats van toiletgang en sondevoeding in plaats van eten.

Van boven gebruikelijke hulp is sprake wanneer mensen elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is.

Voorbeeld: het is niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij de toiletgang. Hier is dus sprake van boven gebruikelijke hulp.

Culturele diversiteit

Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van het huishouden wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Er is sprake van een pluriforme samenleving waarin iedereen gelijke aanspraken op zorg kan maken.

Opvang en verzorging van kinderen

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen, in het kader van de opvoeding. Dit houdt in het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn, het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles. Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van een kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte.

Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon, zoals de leeftijd en ontwikkeling van het kind vereisen. Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende mogelijkheden van zorgverlof. Indien dit niet mogelijk is, dient de ouder gebruik te maken van (een combinatie van) algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals bijvoorbeeld crèche, buitenschoolse opvang, gastouderbureau. Het verplichte gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden wordt redelijk geacht, onafhankelijk van de financiële omstandigheden. Zijn deze mogelijkheden reeds maximaal gebruikt of afwezig, of is er slechts kortdurende overbrugging nodig, dan kan hiervoor hulp worden ingezet.

Indien er sprake is van uitval van de ouder in een eenoudergezin, en de voorliggende algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn niet aanwezig, niet toepasbaar of uitgeput, dan kan, afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind, ondersteuning tot maximaal 40 uur per week voor oppas, opvang, begeleiding en verzorging van gezonde kinderen toegewezen worden. Een dergelijke toewijzing is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden), met de bedoeling binnen deze termijn een eigen oplossing te realiseren.

Van wie kan gebruikelijke hulp worden verwacht bij huishoudelijke verzorging?

Volwassene

Van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze alle huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.

Uit een uitspraak van de CRvB volgt dat wanneer de echtgenoot, huisgenoot of inwonende zoon of dochter wel in staat is om gebruikelijke hulp te verlenen maar weigert om huishoudelijke taken te verrichten, de gemeente geen hulp bij het huishouden hoeft te verstrekken met toepassing van de hardheidsclausule (ECLI:NL:CRVB:2016:3665).

Taken van een 18-23 jarige

Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn:

  • schoonhouden van wc en badkamer;

  • schoonhouden van keuken, leefruimte en één slaapkamer;

  • wasverzorging;

  • boodschappen doen;

  • maaltijd verzorgen;

  • afwassen en opruimen.

Dit betekent dat er huishoudelijke verzorging wordt toegekend voor het schoonhouden van overige slaapkamer(s) inclusief het verschonen van bedden, het schoonmaken van de hal/bijkeuken en het zemen van ramen. Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.

Bijdrage van kinderen aan het huishouden

Wanneer er kinderen binnen de leefeenheid aanwezig zijn, dan gaat de consulent ervan uit, dat de kinderen, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken. Passend bij de leeftijd en psychosociaal functioneren.

  • Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

  • Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien.

  • Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Het aanleren van huishoudelijke activiteiten

Redenen als 'niet gewend zijn om’ of ‘geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten’ leiden niet tot een toewijzing voor het overnemen van huishoudelijke taken. Indien hiervoor motivatie aanwezig is, kan er een toewijzing worden gesteld voor een periode van 3 tot 6 maanden voor het aanleren van huishoudelijke taken en/of het leren (efficiënter) organiseren van het huishouden.

Wanneer blijkt dat een nieuwe huishoudelijke taak niet is te trainen of aan te leren, kan er een toewijzing voor overname van huishoudelijke taken overwogen worden.

Belasting door werk, studie, maatschappelijke participatie of zorgtaken

Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan ondersteuning te bieden. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een periode van minimaal 7 aansluitende dagen, wordt er tijdelijk van uitgegaan dat dit niet mogelijk is. De niet-uitstelbare taken kunnen overgenomen worden. Bij huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren.

Ook studie of werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Immers, iedereen die werkt zal naast zijn werk het huishouden moeten doen of hier eigen oplossingen voor zoeken (zoals het inhuren van particuliere hulp). Dat geldt ook voor tweeverdieners. Iedere volwassen burger wordt verondersteld naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren. In geval van een meerpersoonshuishouden staat het hebben van een normale baan of het volgen van een opleiding per definitie het leveren van gebruikelijke hulp niet in de weg. Gebruikelijke hulp gaat voor op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie.

Ook ouderen die in staat zijn tot het verrichten van huishoudelijk werk vallen onder de gebruikelijke hulp. Een (zeer) hoge leeftijd kan in omstandigheden aanleiding zijn niet te vragen het huishoudelijke werk aan te leren.

Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Daardoor zijn zij immers niet in staat het huishoudelijk werk over te nemen. Maar in alle situaties waarbij sprake is van een eigen keuze, zal daar geen rekening mee worden gehouden. De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben.

Er kan niet verwacht worden van bijvoorbeeld chauffeurs die op het buitenland reizen, medewerkers in de offshore of marinemensen die maanden achtereen van huis zijn, dat zij een andere functie zoeken.

In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een toewijzing voor hulp bij het huishouden worden gesteld op onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal getracht worden die toewijzing van korte duur te laten zijn, om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het (plotseling) overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

Persoonlijke verzorging

Van belang is onderscheid te maken tussen:

  • gebruikelijke persoonlijke verzorging van partners voor elkaar;

  • gebruikelijke persoonlijke verzorging van volwassen huisgenoten voor elkaar, inwonende volwassen kinderen (> 18 jaar) voor hun ouders.

Onder partner wordt verstaan: de volwassene met wie de zorgvrager een intieme, emotionele relatie heeft én een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert.

Partners onderling

Kortdurende situaties

Van partners wordt verwacht dat zij elkaar persoonlijke verzorging bieden als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie (hierbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden) met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de inwoner dat persoonlijke verzorging daarna niet langer is aangewezen.

De zorgplicht van partners onderling betreft persoonlijke, lichamelijke zorg inclusief assistentie bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen, aandacht en begeleiding bij ziekte en psychosociale problemen. Een voorbeeld hiervan is de zorg voor een huisgenoot of partner tijdens een kortdurend gezondheidsprobleem als herstel na een operatie, griep, gekneusde ledematen e.d. Deze vorm van zorg is in principe (afhankelijk van de aard, omvang en duur) gebruikelijk.

Alleen als er gemotiveerd kan worden, dat een partner niet de persoonlijke verzorging kan bieden aan diens partner, kan er alsnog een toewijzing voor persoonlijke verzorging worden gegeven.

Langdurige situaties

Bij een zorgvraag die naar verwachting langer dan 3 maanden zal duren, is persoonlijke verzorging, ook tussen partners, geen gebruikelijke hulp. Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie langdurig is, is er geen sprake van gebruikelijke hulp. Er hoeft dan dus niet eerst drie maanden ‘gebruikelijke hulp’ door partners geleverd te worden, voordat zorg kan worden ingezet.

Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Persoonlijke verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp.

Begeleiding

Hieronder staat omschreven van wie er gebruikelijke hulp verwacht kan worden bij begeleiding.

Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Kortdurende situaties

Alle begeleiding van de inwoner door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op herstel van de zelfredzaamheid. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

Langdurige situaties

Als het gaat om een chronische situatie is de begeleiding van een volwassen inwoner gebruikelijke hulp, wanneer die begeleiding in de persoonlijke levenssfeer aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een inwoner:

  • het begeleiden van de inwoner bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort;

  • het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte inwoner werd uitgevoerd.

Aanleren aan derden

Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de inwoner is gebruikelijke hulp.

3 Gebruikelijke hulp in de Jeugdwet

Wat is gebruikelijke hulp?

Gebruikelijke hulp in het kader van de Jeugdwet is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders. Onder ‘andere verzorgers of opvoeders’ kunnen bijvoorbeeld pleegouders vallen.

Ouders behoren de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook als het kind een ziekte, aandoening of beperking heeft.

De gemeente onderzoekt de zorgbehoefte van een kind mede op basis van de in tabel 1 opgenomen ‘Richtlijn gebruikelijke hulp voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel’.

Onderscheid kortdurende en langdurige zorgsituatie

Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties.

  • Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal 3 maanden.

  • Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de zorg langer dan 3 maanden nodig zal zijn.

In kortdurende zorgsituaties kan van ouders of andere verzorgers/opvoeders worden verwacht dat ze alle persoonlijke verzorging en begeleiding zelf bieden. Dit betreft gebruikelijke hulp.

Alleen in langdurige zorgsituaties kan derhalve sprake zijn van boven gebruikelijke hulp waarvoor het college jeugdhulp moet inzetten. Dat sprake is van een langdurige zorgsituatie kan al vanaf het begin duidelijk zijn. Er hoeft dan dus niet eerst 3 maanden te worden ‘gewacht’ alvorens het college jeugdhulp in kan zetten.

Beschermende woonomgeving

Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan jeugdigen is tot een leeftijd van 17 jaar gebruikelijke hulp. Van ouders of verzorgers/opvoeders wordt verwacht dat ze een woonomgeving bieden waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarin een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. Ook als sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

Jeugdigen vanaf 17 jaar die vanwege hun aandoening, stoornis en/of beperking nog niet in staat zijn zelfstandig te wonen, maar dat wel kunnen leren, kunnen in aanmerking komen voor een beschermende woonomgeving vanuit de Jeugdwet. Met als doel om zich verder te ontwikkelen naar zelfstandig wonen.

Kan een jeugdige niet bij (een van) de ouder(s) of het sociale netwerk wonen vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilig thuis te bieden, dan kan verblijf bij pleegouders, een gezinshuis of een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder aan de orde zijn.

Afweging gebruikelijke en boven gebruikelijke hulp

Om vast te stellen welke hulp boven gebruikelijk is, beoordeelt het college welke hulp uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft. In onderstaande tabel zijn richtlijnen opgenomen van gebruikelijke hulp van ouders voor jeugdigen zonder beperkingen.

Tabel I Richtlijnen gebruikelijke hulp voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk, en ’s nachts merendeels ook; ontvangen zonodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Beoordelingsfactoren gebruikelijke hulp

Bij de beoordeling welke hulp hier bovenuit gaat, betrekt de consulent de volgende factoren:

  • a.

    leeftijd van de jeugdige;

  • b.

    aard van de zorghandelingen;

  • c.

    frequentie en patroon van de zorghandelingen;

  • d.

    tijdsomvang van de zorghandelingen.

Het is van belang dat deze criteria telkens in samenhang worden beoordeeld, rekening houdend met de omstandigheden van de jeugdige en het gezin.

Ad a Leeftijd van de jeugdige

Bij de beoordeling van gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met verschillen die tussen jeugdigen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Ook bij gezonde jeugdigen van dezelfde leeftijd kan de ene jeugdige meer zorg nodig hebben dan de andere. Het ene kind is nu eenmaal ‘gemakkelijker’ of sneller zelfstandig dan het andere kind.

Voorbeeld

Veel kinderen van 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet. Maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft. Deze stimulans en hulp mag je verwachten van ouders/verzorgers en is gebruikelijke hulp.

Ad b Aard van de zorghandelingen

Voor zorghandelingen die de jeugdige zelfstandig kan uitvoeren, hoeft geen hulp te worden toegekend. Gebruikelijke hulp bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke hulp-handeling vervangen, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten. Of om handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden, zoals het geven van medicijnen.

Voorbeeld

  • Het legen van een katheterzakje is een handeling die het verschonen kan vervangen. Als dat het geval is, is sprake van gebruikelijke hulp.

  • Oefenen met het gebruik van pictogrammen bij een jeugdige met een verstandelijke beperking is een handeling die oefenen met lezen of topografie kan vervangen. Dit is in dat geval gebruikelijke hulp.

Ad c Frequentie en patroon van de zorghandelingen

Zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse zorg voor een kind, zoals 3 keer eten per dag, worden als gebruikelijke hulp aangemerkt. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om onplanbare zorg en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en/of beperkingen van het kind.

Voorbeeld

  • Het aanreiken van spullen of speelgoed bij kinderen met een lichamelijke beperking na afloop van de maaltijd of na een drinkmoment, past in een normaal patroon van dagelijkse zorg en is dus gebruikelijke hulp.

  • Als een ouder meerdere malen per nacht zorg moet bieden aan een ouder kind, lopen die handelingen niet mee in het normale patroon van dagelijkse zorg. Dit is geen gebruikelijke hulp.

Ad d Tijdsomvang van de zorghandelingen

Wanneer de omvang van de tijd van een zorghandeling vele malen langer is, is er geen sprak van gebruikelijke hulp.

Voorbeeld

Alle kinderen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en aankleden. Als deze handelingen veel meer tijd kosten vanwege bijvoorbeeld spasticiteit, wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke hulp gezien.

Een zorghandeling die naar de aard en omvang voor een kind van een bepaalde leeftijd gebruikelijk is, kan in een individuele situatie veel vaker voorkomen (frequentie). Of veel meer tijd kosten (tijdsomvang). Hierdoor deze zorg niet geheel als gebruikelijk kan worden aangemerkt.

Voorbeeld

  • Het geven van medicatie (aard) bij een kind van 9 jaar (leeftijd) is gebruikelijke hulp. Als de medicatie elke nacht (meerdere malen) moet worden toegediend, loopt dit niet mee in het dagelijkse patroon. Dan moet beoordeeld worden of ouders hierdoor zodanig belast worden dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke hulp te beschouwen.

  • Het geven van sondevoeding aan een kind van 2 jaar vervangt het geven van eten of drinken en is daarom gebruikelijke hulp. Als het voeden via de sonde meer tijd kost, of vaker moet gebeuren dan de normale dagelijkse eet- en drinkmomenten (frequentie) kan sprake zijn van boven gebruikelijke hulp.

Overbelasting

Bij het onderzoek naar de gebruikelijke hulp stelt de consulent vast of degene waarvan gebruikelijke hulp wordt verwacht, ook in staat is om dit te bieden, of dat sprake is van (dreigende) overbelasting. Er is aandacht voor de draaglast en draagkracht van de ouder of verzorger/opvoeder. Wanneer er sprake is van (dreigende) overbelasting, kan de consulent (tijdelijk) een voorziening voor ondersteuning afgeven. In eerste instantie zal die voorziening van korte duur zijn om de gelegenheid te bieden de (onderlinge) taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.

Persoonlijke verzorging

Jeugdhulp in de zin van de Jeugdwet omvat onder andere het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging. Het stimuleren van de jeugdige om de persoonlijke verzorging uit te voeren of aan te leren, kan ook onderdeel zijn van de in te zetten hulp. De hulp is gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij de jeugdige.1

1 Zie de definitie van het begrip ‘jeugdhulp’ in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Persoonlijke verzorging betreft hulp en zorg bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Het gaat dan onder andere om de volgende activiteiten (niet uitputtend):

  • Wassen.

  • Aankleden en uitkleden.

  • Aanbrengen of aantrekken van hulpmiddelen, prothesen, elastische kousen.

  • Eten en drinken.

  • Toedienen van sondevoeding.

  • Zich verplaatsen (in/uit bed, in/uit bad, van bed naar stoel).

  • Naar het toilet gaan (aanleggen van een urinaal, verwisselen van incontinentiemateriaal).

  • Wisselen van lig- of zithouding.

  • Medicijnen innemen.

  • Opmaken van het bed van een bedlegerig kind.

  • Reguliere huidverzorging, mond- en gebitsverzorging, scheren, hand- en voetverzorging.

  • Schoonhouden en verzorgen van stoma en andere onnatuurlijke lichaamsopeningen.

Persoonlijke verzorging en gebruikelijke hulp

Hieronder staan enkele uitzonderingen bij en bijzondere situaties voor persoonlijke verzorging.

De ouder/verzorger heeft zelf beperkingen

Als een ouder of verzorger/opvoeder geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging uit te voeren, kan niet alle gebruikelijke hulp van hem of haar worden verwacht. De handelingen die bij een kind zonder beperkingen niet voorkomen, kan niet van deze ouder of verzorger worden verwacht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geven van sondevoeding of medicijnen.

Beschikbaarheid ouder/verzorger vanwege werk

Voor zover gebruikelijke persoonlijke verzorging bij jeugdigen van niet uitstelbare aard is en de ouder of verzorger/opvoeder niet beschikbaar is wegens werk, valt dit niet onder gebruikelijke hulp. Van de ouder kan dan niet worden verwacht dat hij die taken op zich neemt.

Persoonlijke verzorging tijdens kinderopvang

De opvang/zorg die instanties voor kinderopvang bieden, is gebruikelijke hulp. Alleen voor de hulp die aanvullend nodig is aan de opvang/zorg, kan de consulent een voorziening verstrekken. De niet uitstelbare persoonlijke verzorging kan tijdens kinderopvang geïndiceerd worden.

Voorbeeld

  • Een baby krijgt bij de kinderopvang 3 keer per dag een flesje. Voor een baby valt het geven van een flesje onder normale dagelijkse zorg zoals kinderopvang die biedt. Nu kost het bij deze baby, vanwege ernstige slikproblemen, extra tijd om dat flesje te geven. Voor het geven van een flesje staat gemiddeld 20 minuten per keer en bij deze baby kost het 35 minuten per keer. De minuten meer tijd komen voort uit aan aandoening gerelateerde stoornissen en beperkingen. Voor de extra tijd die het kost om het flesje te geven, kan het college hulp inzetten: 3 keer 15 minuten = 45 minuten per dag dat het kind gebruikmaakt van de kinderopvang. Deze extra tijd valt niet onder gebruikelijke hulp.

  • Wanneer de baby geen flesje zou krijgen maar sondevoeding, dan is de volledige tijd voor het toedienen van de sondevoeding tijdens de kinderopvang boven gebruikelijke hulp en dus zorg waarvoor een voorziening kan worden verstrekt. Het geven van sondevoeding valt namelijk niet onder zorg zoals instanties voor kinderopvang die bieden.

Persoonlijke verzorging tijdens onderwijs

De school biedt gangbare en normale dagelijkse zorg, zoals het strikken van veters, het aantrekken van een jas en hulp bij toiletgang bij kleuters. Voor deze gangbare en normale dagelijkse zorg kan geen voorziening worden verstrekt.

Intieme persoonlijke verzorging voor een jeugdige ouder dan 12 jaar

Wanneer een jeugdige van 12 jaar of ouder geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder of verzorger/opvoeder, wordt er geen bijdrage verwacht van die ouder/verzorger verwacht. Er is dan geen sprake van gebruikelijke hulp.

Begeleiding

Jeugdhulp omvat het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een beperking. Om te bereiken dat jeugdigen voldoende zelfredzaam zijn en maatschappelijk kunnen participeren, rekening houdend met hun leeftijd en ontwikkelingsniveau. Om dit te bereiken, kan de consulent begeleiding inzetten.

Bij begeleiding gaat het om het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Bij jeugdigen wordt (een beperking in de) zelfredzaamheid en participatie vergeleken met de mate van zelfredzaamheid en participatie van een ‘gezond’ kind van dezelfde leeftijd. Zie hiervoor ook de richtlijnen in tabel I. Begeleidingsactiviteiten kunnen onder andere bestaan uit:

  • het ondersteunen bij of oefenen met vaardigheden of handelingen, zoals leren om dagelijkse handelingen als wassen en aankleden zelfstandig te kunnen doen;

  • het oefenen met aanbrengen van structuur, bijvoorbeeld hulp bij plannen van activiteiten en dag structureren;

  • ondersteuning bij het sociaal functioneren en maatschappelijk participeren (psychosociale zelfredzaamheid), zoals thuis, bij winkelen of vrijetijdsbesteding;

  • het overnemen van toezicht op de jeugdige.

Begeleiding en gebruikelijke hulp

Hieronder staan enkele uitzonderingen bij en bijzondere situaties voor begeleiding.

De ouder/verzorger heeft zelf beperkingen

Als een ouder of verzorger/opvoeder geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke begeleiding uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt er gekeken naar welke bijdrage realistisch is.

Begeleiding gedurende werk of studie ouders/verzorgers

Wanneer ouders of verzorgers werken of studeren, blijven zij verantwoordelijk voor de opvang/verzorging van hun kinderen. De begeleiding die buiten dit werk om als gebruikelijke hulp wordt beschouwd, kan gedurende de tijd dat de ouders werken of studeren niet als voorziening worden toegekend. Alleen voor boven gebruikelijke begeleiding kan de consulent een voorziening verstrekken.

Begeleiding tijdens onderwijs

Als een kind, vanwege een aandoening, stoornis of beperkingen, gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Het gaat daarbij om begeleiding die te maken heeft met de lessen, het leren, de vakinhoud en de pedagogische en didactische omgang. Een concentratieprobleem van een kind kan op zichzelf dus geen reden zijn voor inzet van begeleiding. In het kader van passend onderwijs voorziet een school in begeleiding van leerlingen tijdens het onderwijs. Ook remedial teaching of huiswerkbegeleiding richten zich op het helpen van kinderen met leerproblemen. Dit zijn onderwijs gebonden problemen en behoren tot het domein van het onderwijs.

Ouderlijk toezicht

Ouderlijk toezicht aan kinderen is gebruikelijke hulp. Kinderen (met of zonder ziekte of handicap) hebben ouderlijk toezicht nodig. Dit toezicht wordt anders van aard naarmate een kind ouder wordt en zich ontwikkelt. Zie ook de richtlijnen in tabel I.

Boven gebruikelijke begeleiding bij kinderen tot 3 jaar komt in de praktijk niet vaak voor. Kinderen in deze leeftijd hebben volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig. Toch kan boven gebruikelijk toezicht aan de orde zijn. Boven gebruikelijk toezicht is toezicht dat nodig is vanwege de aandoeningen, stoornissen of beperkingen van het kind en is aanvullend op gebruikelijk ouderlijk toezicht. Het kan gericht zijn op (toezicht op en aansturen van) gedrag vanwege een aandoening, stoornis of beperking, of op het bieden van fysieke zorg zodat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld complicaties bij een ziekte.

Voorbeeld

  • Bij kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel is pedagogische correctie op gedrag gebruikelijk. Bij een cognitief beperkt kind met gedragsproblemen kan het zijn, dat er meer dan gebruikelijk correctie en aansturing van gedrag en vaak ook meer aandacht voor vaste structuur nodig is.

  • Begeleiding naar ziekenhuis: als een kind vanwege bijvoorbeeld nierdialyse meerdere keren per week naar het ziekenhuis moet, is het gebruikelijk dat een ouder of verzorger meegaat. Hiervoor hoeft het college geen voorziening toe te kennen.

  • Begeleiding naar zwemles: hiervoor hoeft het college geen voorziening toe te kennen. Het is gebruikelijk dat ouders met hun kind meegaan naar zwemles.

BIJLAGE II Hulpmiddelen, prijzen en afschrijftermijn

Voorziening

Afschrijftermijn in jaren

Scootmobiel cat. 8

7

Scootmobiel cat. 7

7

Fietsvoorziening cat. 9

7

Fietsvoorziening trapondersteuning cat. 10

7

Handbike cat. 19

7

Traplift

10

Otto Ooms herverstrekking

10

Bea opsta hulp

10

Pakpaal

10

Douche-toiletvoorziening verrijdbaar model eenvoudig cat. 15

7

Douche-toiletvoorziening verrijdbaar model complex cat. 16

7

Badlift

7

Douchebrancard

7

Supporter

7

Toiletbeugels alle soorten

10

Hi-Loo toiletverhoger

7

Doorgankelijkheid

10

Tweede trapleuning

10

Douchezitje ad muur

10

Natte cel

7

Keukenaanpassing klein (kranen enz.)

10

Keukenaanpassing groot

10

Berging groot

10

Berging aanpassing klein bijv. drempel/toegang t.b.v. scootmobiel

10

Woningaanpassing groot

10

Auto-aanpassing klein

7

Auto-aanpassing groot - meer dan € 2.000,00

7

Douchestoel eigendom cat. 14

0

Toiletstoel eigendom cat. 13

0

Vervangen sanitair

25

Aanleggen/Vervangen bad- of douche

25

Uitbreiden badkamer

25

Toilet vervangen

15

Keuken vervangen

25

Renovatie huis

25