Regeling vervallen per 01-12-2022

Verordening inburgering gemeente Rheden

Geldend van 03-02-2011 t/m 30-11-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Verordening inburgering gemeente Rheden

De raad van de gemeente Rheden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 december 2010;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening: Verordening inburgering gemeente Rheden

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;

    • b.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Rheden;

    • c.

      de wet: de Wet inburgering;

    • d.

      inburgeringsvoorziening: voorziening gericht op het behalen van het inburgeringsexamen, dan wel staatsexamen;

    • e.

      taalkennisvoorziening: combinatie van een mbo-opleiding met inburgering;

    • f.

      oudkomer: vreemdelingen die al langere tijd rechtmatig in Nederland verblijven;

    • g.

      nieuwkomer: vreemdelingen die op het moment tot Nederland worden toegelaten;

    • h.

      inburgeringsplichtige: de persoon zoals omschreven in artikel 1, lid b van de wet;

    • i.

      vrijwillige inburgeraar: de persoon zoals omschreven in artikel 1, lid q van de wet;

    • j.

      inburgeringstraject: geheel van voorzieningen gericht op het behalen van het inburgeringsexamen eventueel gecombineerd met een tweede doelstelling zoals arbeidsmarkttoeleiding, maatschappelijke participatie of opvoedingsondersteuning;

    • k.

      intake: het gesprek tussen de consulent inburgering en de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar met het doel de inburgeraar te informeren over zijn rechten en plichten in het kader van de wet, de Regeling inburgering en uitvoering te geven aan de wettelijke verplichtingen van de gemeente op basis van de wet en de regeling;

    • l.

      boete: bestuurlijke boete, als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 2, van de wet;

    • m.

      bijstandsnorm: de bijstand als bedoeld in artikel 5 onder c van de Wet werk en bijstand;

    • n.

      onderwijskundig onderzoek: onderzoek naar het startniveau en de leerbaarheid voorafgaand aan de inburgering;

    • o.

      EER: overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte;

    • p.

      voorziening: inburgeringsvoorziening, dan wel taalkennisvoorziening;

    • q.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • r.

      derdelander: de persoon als bedoeld in artikel 5, tweede lid van de wet;

    • s.

      geestelijk bedienaar: de persoon als bedoeld in artikel 1, lid g van de wet.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      informatieverstrekking via het Publieksbureau van de gemeente Rheden;

    • b.

      informatieverstrekking via maatschappelijke organisaties, waaronder Stichting Vluchtelingenwerk Midden Gelderland en betrokken onderwijsinstellingen;

    • c.

      informatieverstrekking via de consulenten inburgering van de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Rheden;

    • d.

      informatie op de website met verwijzing naar relevantie links en foldermateriaal.

  • 3. Het college beoordeelt tenminste eens in de 3 jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover via de reguliere plannings- en controlcyclus.

  • 4. Aan de publieksbalie wordt algemene informatie verstrekt ten aanzien van:

    • a.

      de wet inburgering en aanverwante regelingen;

    • b.

      (gecertificeerde) aanbieders van inburgeringscursussen;

    • c.

      de wijze waarop de gemeente inburgering faciliteert.

  • 5. Door de consulenten inburgering van de afdeling Werk en Inkomen wordt op de situatie van het individu afgestemde informatie verstrekt betreffende:

    • a.

      de Wet inburgering en aanverwante regelingen en de uit de wet voortvloeiende rechten en plichten;

    • b.

      een beoordeling van de inburgeringsverplichting van een potentieel inburgeringsplichtige;

    • c.

      indien hiertoe aanleiding bestaat, de procedure over ontheffing op basis van psychische of lichamelijke factoren of een verstandelijke handicap;

    • d.

      de inburgeringsplichtige en/of de vrijwillige inburgeraar geïnformeerd over de mogelijkheden voor een aanbod voor in inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening en de wijze waarop dit wordt gefaciliteerd.

Hoofdstuk 2 Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

    • a.

      mate van economische en maatschappelijke zelfstandigheid;

    • b.

      ouderlijk gezag.

  • 2. Aan de volgende categorieën van verplichte inburgeraars wordt voorrang verleend:

    • a.

      zelfmelders;

    • b.

      oudkomers met een uitkering;

    • c.

      vrouwelijke migranten.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op de uitkomst van de taal/leertoets of gelijkwaardige informatie omtrent taalniveau en leervermogen, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Het college bepaalt hoe een inburgeringsvoorziening voor een inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, wordt ingevuld.

  • 3. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de arbeidsinschakeling wordt afgestemd. De aangeboden inburgeringsvoorziening mag arbeidsinschakeling niet in de weg staan.

  • 4. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      deelname aan maatschappelijke participatie en taalstage;

    • b.

      deelname aan voorzieningen als genoemd in artikel 6 van de Verordening activering en reïntegratie Wet werk en bijstand, of voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van de Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren.

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk, in tweevoud. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3. Binnen de gegeven kaders kan in onderling overleg een wijziging in het aanbod worden aangebracht. Een eventuele wijziging wordt schriftelijk vastgelegd.

  • 4. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 3 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod, inclusief eventuele schriftelijk vastgelegde wijzigingen, aanvaardt. Dit kan plaatsvinden door middel van het tekenen van een verklaring bij de gemeente.

  • 5. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 6 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Aan de verstrekking van het persoonlijk inburgeringsbudget zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      het college kan via de gecontracteerde aanbieder van inburgeringstrajecten geen adequaat aanbod doen aan de verplichte inburgeraar; en

    • b.

      de kosten van het traject zijn niet hoger dan het vergelijkbaar gemeentelijk aanbod; en

    • c.

      de verplichte inburgeraar is naar het oordeel van het college in staat om zelf een passend traject te vinden; en

    • d.

      de kosten van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening worden door de gemeente voldaan aan de instelling die de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening verzorgt.

  • 2. Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • a.

      de inburgeringsplichtige dient schriftelijk en met redenen omkleed een verzoek in bij het college om in aanmerking te komen voor een persoonlijk inburgeringsbudget;

    • b.

      indien na toetsing van artikel 6 lid 1 blijkt dat de inburgeringsplichtige niet in aanmerking komt voor een persoonsgebonden budget, wordt het verzoek om een persoongsgebonden budget door het college afgewezen;

    • c.

      indien na toetsing van artikel 6 lid 1 blijkt dat de inburgeringsplichtige in aanmerking kan komen voor een persoonsgebonden budget, dient de inburgeraar binnen zes weken na het collegebesluit over de toetsing van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget, schriftelijk een voorstel voor een inburgeringsprogramma in bij het college. Indien de inburgeringsplichtige daarom verzoekt ondersteunt de consulent inburgering de inburgeringsplichtige bij zijn keuze voor een inburgeringstraject;

    • d.

      het college neemt binnen acht weken na ontvangst van het voorstel voor een inburgeringsprogramma een besluit.

  • 3. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat beschikt over het Keurmerk inburgering.

  • 4. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    • b.

      wordt verzorgd door een instelling/bedrijf dat beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van taalkennisvoorzieningen.

  • 5. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college, de inburgeringsplichtige en zonodig een derde partij, een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in één keer en ten hoogste in 36 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3. Het college kan in de beschikking tot toekenning van een voorziening bepalen dat de betaling van de eigen bijdrage door de inburgeringsplichtige geschiedt aan een door het college aangewezen aanbieder.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Het college legt de inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod accepteert, bij beschikking de volgende verplichtingen op: 

  • a.

    het deelnemen aan alle onderdelen van het geaccepteerde inburgeringstraject;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de consulent inburgering van de afdeling Werk en Inkomen;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken met de hiertoe door de uitvoerder aangewezen functionaris;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen binnen een termijn die door het college is bepaald en/of op een door het college bepaald tijdstip;

  • e.

    op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op en de uitvoering van de inburgeringsvoorziening.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking ingeval van een gemeentelijk aanbod

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van het inburgeringstraject;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de uiterste datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn afgelegd en moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage;

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod

Het besluit tot handhaving van de inburgeringsverplichting bevat in ieder geval:

  • a.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • b.

    de uiterste datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • c.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 11 Ontheffing van de inburgeringsplicht

Een inburgeringsplichtige komt in aanmerking voor ontheffing van de inburgeringsplicht, indien een daartoe bevoegd arts constateert dat er bij de inburgeringsplichtige sprake is van lichamelijke of psychische omstandigheden die de inburgering belemmeren.

Hiertoe verplicht het college in dat geval de inburgeringsplichtige tot medewerking aan het medisch onderzoek van de arts. De kosten van de keuring zijn voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk 3 De bestuurlijke boete

Artikel 12 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt € 200,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. Ingeval van een inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod voor een inburgeringstraject heeft aanvaard, gelden de volgende boetes:

    • a.

      De bestuurlijke boete bedraagt minimaal € 350,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening;

    • b.

      de bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 3. Ingeval van een inburgeringsplichtige die zelf verantwoordelijk is voor zijn inburgering maar voor wie de gemeente een handhavingsverplichting heeft, bedraagt de boete € 250,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. Indien het college besluit tot vermindering van de opgelegde boete of afziet van het opleggen van een boete op grond van niet-verwijtbaarheid of dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

  • 5. Het college verlengt de bedoelde termijn in artikel 7, eerste lid van de wet eenmalig met ten hoogste twee jaar en zes maanden, indien aantoonbaar een alfabetiseringscursus als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt of is gevolgd voor het verstrijken van de eerder bedoelde termijn.

Artikel 13 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 12, eerste lid van deze verordening, bedraagt € 250,00 de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. Ingeval van een inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod voor een inburgeringstraject heeft aanvaard, gelden de volgende boetes:

    • a.

      de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 12, tweede lid onder a van deze verordening, bedraagt € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding;

    • b.

      de bestuurlijke boete bedraagt € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 3. Ingeval van een inburgeringsplichtige die zelf verantwoordelijk is voor zijn inburgering maar voor wie de gemeente een handhavingsverplichting heeft, bedraagt de bestuurlijke boete € 350,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4 Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 14 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de derdelander die zich, na eerdere vestiging in een EU- of EER-land gedurende een periode van maximaal 12 maanden, voor het eerst in Nederland heeft gevestigd, en zich zelf meldt;

    • b.

      de vrijwillige inburgeraar, met uitzondering van personen als bedoeld onder a, die minimaal een jaar in Nederland woont en werkt, dan wel degene die een arbeidsovereenkomst kan overleggen voor minimaal een jaar, en zich zelf meldt;

    • c.

      partners als bedoeld in artikel 3 WWB van de onder lid 1, sub a en b bedoelde personen, en zich meldt;

    • d.

      personen die afkomstig zijn uit een EU of EER-land, en partner zijn als bedoeld in artikel 2 WWB van een persoon met de Nederlandse nationaliteit, dan wel van een persoon die behoort of behoord heeft tot de doelgroep van de wet, en zich zelf meldt.

  • 2. Het college kan afzien van het doen van een aanbod indien:

    • a.

      uit het onderwijskundig onderzoek blijkt dat de taalbeheersing en kennis van de Nederlandse samenleving voldoende zijn. De kosten voor het onderwijskundig onderzoek zijn voor rekening van de gemeente;

    • b.

      uit het onderwijskundig onderzoek blijkt dat de vrijwillige inburgeraar analfabeet is;

    • c.

      de vrijwillige inburgeraar bezig is met een opleiding of beschikt over een diploma, dat binnen de wet tot vrijstelling van de inburgeringsplicht leidt;

    • d.

      er onvoldoende middelen beschikbaar zijn voor inburgering, zoals opgenomen in het Participatiebudget, dit naar oordeel van het college.

Artikel 15 De samenstelling van de voorziening

Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

  • a.

    deelname aan maatschappelijke participatie en taalstage;

  • b.

    deelname aan voorzieningen als genoemd in artikel 6 van de Verordening activering en reïntegratie Wet werk en bijstand, of voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van de Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren.

Artikel 16 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Aan de verstrekking van het persoonlijk inburgeringsbudget zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      het college kan via de gecontracteerde aanbieder van inburgeringstrajecten geen adequaat aanbod doen aan de vrijwillige inburgeraar; en

    • b.

      de kosten van het traject zijn niet hoger dan het vergelijkbaar gemeentelijk aanbod; en

    • c.

      de vrijwillige inburgeraar is naar het oordeel van het college in staat om zelf een passend traject te vinden; en

    • d.

      de kosten van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening worden door de gemeente voldaan aan de instelling die de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening verzorgt.

  • 2. Het college behandelt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • a.

      het college beoordeelt bij de intake inburgering of de vrijwillige inburgeraar op grond van de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 16, lid 1 in aanmerking komt voor een persoonlijk inburgeringsbudget;

    • b.

      indien na toetsing van artikel 16, lid 1 blijkt dat de vrijwillige inburgeraar niet in aanmerking komt voor een persoonsgebonden budget, wordt de vrijwillige inburgeraar hierover schriftelijk door het college bericht;

    • c.

      indien na toetsing van artikel 16, lid 1 blijkt dat de vrijwillige inburgeraar in aanmerking kan komen voor een persoonsgebonden budget, dient de inburgeraar binnen zes weken na het collegebesluit over de toetsing van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget, schriftelijk een voorstel voor een inburgeringsprogramma in bij het college. Indien de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt ondersteunt de consulent inburgering de vrijwillige inburgeraar bij zijn keuze voor een inburgeringstraject;

    • d.

      het college neemt binnen acht weken na ontvangst van het voorstel voor een inburgeringsprogramma een besluit.

  • 3. Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om hem voor tea.reiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat beschikt over het Keurmerk inburgering.

  • 4. Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    • b.

      wordt verzorgd door een instelling/bedrijf dat beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van taalkennisvoorzieningen.

  • 5. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college, de inburgeringsplichtige en zonodig een derde partij, een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 17 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage van € 270,00, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in één keer en ten hoogste in 36 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3. Het college kan in de beschikking tot toekenning van een voorziening bepalen dat de betaling van de eigen bijdrage door de inburgeringsplichtige geschiedt aan een door het college aangewezen aanbieder van een inburgeringsvoorziening door bijschrijving op een daartoe aangewezen rekeningnummer.

  • 4. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI), deze doelgroep wordt niet uitgebreid.

Artikel 18 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet, bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 19 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet, een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan;

  • f.

    het deelnemen aan andere activiteiten die noodzakelijk worden geacht om de (gecombineerde) inburgeringsvoorziening succesvol te laten verlopen.

Artikel 20 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, kan het college betrokkene een boete opleggen, waarbij het bedrag hetzelfde is als de bestuurlijke boetes die het college kan opleggen als een inburgeringsplichtige de verschillende verplichtingen niet nakomt. Hierbij verwijzen wij naar artikelen 12 en 13 welke onverkort van toepassing zijn.

Artikel 21 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23 Intrekking

De Verordening inburgering gemeente Rheden 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2011.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering gemeente Rheden.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 januari 2011, nr. 6.

Ondertekening

De Steeg, 25 januari 2011
De raad voornoemd,
voorzitter.
griffier.

Toelichting

Op 18 december 2009 is een wijziging van de Wet inburgering (WI) gepubliceerd.

Het gaat om de volgende wijzigingen:

De vrijwillige inburgering wordt in de wet geregeld (inwerkingtreding 1 januari 2010).

De mogelijkheid om op verzoek van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget wordt in de wet opgenomen (inwerkingtreding 19 december 2009 respectievelijk 1 januari 2010).

De twee handhavingstermijnen die in de wet zijn opgenomen worden geharmoniseerd. Voor alle inburgeringsplichtigen geldt dezelfde termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald. Deze termijn is drieënhalf jaar (inwerkingtreding 19 december 2009).

De eenmalige verlenging van de handhavingstermijn met ten hoogste tweeënhalf jaar voor inburgeringsplichtigen die een alfabetiseringcursus volgen of hebben gevolgd (inwerkingtreding 19 december 2009).

De mogelijkheid voor gemeenten om zelf te bepalen of (bepaalde groepen) vrijwillige inburgeraars een eigen bijdrage moeten betalen (inwerkingtreding 1 januari 2010).

 

De wijzigingen in deze verordening hebben betrekking op de onderwerpen persoonlijk inburgeringsbudget en vrijwillige inburgeraars.

Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI).

Ten aanzien van de vrijwillige inburgeraars moeten gemeenten in de verordening het volgende vastleggen:

  • -

    regels die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan een vrijwillige inburgeraar, inclusief de mogelijkheid om deze voorzieningen aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 24a, vijfde lid, WI);

  • -

    regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar (artikel 24f WI);

  • -

    facultatief: bepalen dat voor alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage is verschuldigd of een eigen bijdrage die lager is dan het bedrag, genoemd in de wet (artikel 24e, tweede lid, WI).

 

ALGEMENE TOELICHTING

 

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

 

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.

 

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • -

    de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI);

  • -

    het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI);

  • -

    het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI);

  • -

    facultatief: bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI);

  • -

    het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI);

  • -

    het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI).

 

Het aanbodstelsel ten behoeve van inburgeringsplichtigen

In deze verordening is géén gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 19a van de WI biedt om het college de bevoegdheid te geven de voorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen wordt gedaan. In deze verordening wordt het aanbodstelsel gehandhaafd. Dit stelsel houdt in dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening vaststelt overeenkomstig het aanbod als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard.

 

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de wet.

 

Het aanbieden van voorzieningen aan inburgeringsplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening.

 

De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

 

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).

De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270,00 te betalen voor de voorziening. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

 

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI);

  • -

    de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI);

  • -

    de vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI);

  • -

    de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

 

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

 

Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars

De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.

Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst.

 

De gemeenteraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).

 

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI). De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, WI).

Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

 

Het persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.

Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering).

 

De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

 

De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.

Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).

 

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering, en ook van toepassing zijn op deze verordening.

 

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars 

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

 

In deze verordening kiest de gemeente Rheden voor informatievoorziening via de centrale publieksbalie en de consulenten werk van de afdeling Werk en Inkomen. Hierbij heeft de centrale publieksbalie een algemeen informerende functie, terwijl de medewerkers van de afdeling Werk en Inkomen de op de specifieke situatie van het individu toegespitste informatievoorzieningen zullen verzorgen, al of niet in het kader van een formele intake.

Naast bovenstaande (gemeentelijke) informatiepunten kunnen uiteraard ook derden zoals scholen, bibliotheken, Vluchtelingenwerk, andere maatschappelijke organisaties en zelforganisaties, een rol spelen bij de informatievoorziening.

 

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen 

Aan asielgerechtigde oud- en nieuwkomers en geestelijke bedienaren is de gemeente verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden. De overige doelgroepen prioriteert de gemeente zelf. De wet bepaalt dat maatschappelijke begeleiding een onderdeel uit dient te maken van de inburgeringsvoorziening aan asielgerechtigden. De maatschappelijke begeleiding zal bestaan uit een op de specifieke situatie van de asielgerechtigde afgestemd aanbod aan coaching en trajectbegeleiding.

Het aantal geestelijk bedienaren is naar verwachting zeer beperkt in omvang. De inburgeringsvoorziening voor deze groep zal landelijk worden samengesteld.

 

Een aparte groep vormen inburgeringsplichtigen die al eerder in een gemeente een inburgeringsvoorziening hebben geaccepteerd en die vervolgens verhuizen naar een andere gemeente. Voor hen wordt het als onredelijk ervaren dat een eerder gedaan aanbod ingeval van verhuizing zou vervallen. Deze verplichting voor de nieuwe gemeente kan betekenen dat zij aan een inburgeringsplichtige (uit een andere gemeente) een aanbod moet doen terwijl deze mogelijk nog niet onder een aangewezen doelgroep valt.

 

De gemeenteraad stelt in deze verordening prioriteiten met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan de doelgroepen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen (maar wel behoren tot de doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, WI).

 

Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

 

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening 

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;

  • -

    de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen;

  • -

    de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

 

Voor de mogelijkheden van het aanbieden van duale inburgeringsvoorzieningen wordt verwezen naar de toelichting bij het Besluit inburgering. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

 

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren. De Wet inburgering bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én deze verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

 

Artikel 19, vierde lid, WI draagt het college op om er voor te zorgen dat de voorziening wordt afgestemd op de mogelijkheden van betrokkene tot arbeidsinschakeling. De voorziening dient dus te worden afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien de reïntegratievoorziening in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of -regelingen ook door andere partijen dan het college wordt verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of -regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

 

Het tweede lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

 

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI). De maatschappelijke begeleiding wordt in de gemeente Rheden uitgevoerd door Stichting VluchtelingenWerk Midden Gelderland (SVMG).

 

Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de voorziening voor inburgeringsplichtigen kan opnemen, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen.

Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

 

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen voorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

 

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de voorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

 

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod 

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die -als het goed is- leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een voorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

 

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de voorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

 

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een voorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn). Het verdient de aanbeveling dat het college deze handelwijze vastlegt in beleidsregels, zodat tevoren voor betrokkenen duidelijk is (of zou kunnen zijn) wat de gevolgen zijn van het weigeren van een aanbod voor een voorziening.

 

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget 

Op grond van artikel 19, tweede lid, WI kan het college de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget.

 

In het tweede lid legt de gemeente vast op welke wijze verzoeken van inburgeringsplichtigen om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld. In de verordening kunnen de volgende onderwerpen worden geregeld:

  • -

    de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend: schriftelijk of ook mondeling;

  • -

    de wijze van begeleiding door de gemeente van de inburgeringsplichtige bij vormgeving van zijn inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf. Op grond van artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering moet het college deze taak op zich nemen;

  • -

    de termijn die de inburgeringsplichtige krijgt om op zoek te gaan naar een inburgeringsbedrijf dat past bij zijn voorkeur en ambities.

 

Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door het inburgeringsbedrijf. Het tweede en derde lid van dit artikel leggen de twee criteria vast aan de hand waarvan het college het voorstel voor het volgen van respectievelijk een inburgeringsprogramma en een taalkennisvoorziening goedkeurt.

 

De eerste eis is dat het inburgeringsprogramma naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De taalkennisvoorziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (mbo 1 en 2).

Het tweede vereiste is dat het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de eis of de eisen die de verordening aan inburgeringsbedrijven stelt. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een of meer van de volgende voorwaarden:

  • -

    ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

  • -

    beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

  • -

    beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

 

Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige sluit. Dit kan de inburgeringsplichtige zijn, het college, het college en de inburgeringsplichtige, een andere partij of een combinatie van de hiervoor genoemde partijen. gezamenlijk. In het vijfde lid van dit artikel wordt dit geregeld, waarbij de raad zelf een keuze zal moeten maken. Het kan van belang zijn de partijen in de verordening niet te eng te definiëren.

Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn, indien de gemeente samen met werkgevers inburgering op de werkvloer organiseert of wil gaan organiseren.

 

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage 

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,00. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

 

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de eigen bijdrage in principe in één termijn betaald wordt maar dat onder bepaalde omstandigheden de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Hierbij gaat het met name om uitkeringsgerechtigden of andere personen met een vergelijkbare inkomenssituatie. Deze termijn is gesteld op ten hoogste 36 maanden. Hierbij is uitgegaan van de gedachte dat per huishouden maximaal € 15,00 per maand reëel zou zijn om af te lossen. Een huishouden waarin twee inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening accepteren (bijvoorbeeld asielmigranten), betaalt bij een aflossingstermijn van 36 maanden € 7,50 per persoon en daarmee € 15,00 per huishouden per maand. In een huishouden waarin 1 persoon een inburgeringsvoorziening accepteert zou, uitgaande van € 15,00 aflossing per maand, een aflossingstermijn van 18 maanden gesteld kunnen worden.

 

Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering.

Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

 

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen 

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.

 

Artikel 9 De inhoud van de beschikking ingeval van een gemeentelijk aanbod 

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

 

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

 

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 7 van de verordening.

 

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor inburgeringsplichtige oudkomers. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI).

Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringsexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de voorziening van start gaat). De precieze datum waarop de voorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de voorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.

 

Artikel 10 De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod 

De handhaving van een inburgeringsplichtige die geen gemeentelijk aanbod krijgt, is minder intensief dan die van een inburgeringsplichtige die wel een gemeentelijk aanbod heeft geaccepteerd. De eerstgenoemde inburgeringsplichtige is immers zelf verantwoordelijk voor zijn inburgering. De taak van de gemeente bestaat hierbij alleen uit de vaststelling van de inburgeringsverplichting en de handhaving van het behalen van het inburgeringsexamen. De beschikking voor deze groep is op deze taken afgestemd.

 

Artikel 11 Ontheffing van de inburgeringsplicht 

De wet voorziet in verschillende gronden voor ontheffing van de inburgeringsplicht. Voor ontheffing op basis van lichamelijk of psychische factoren of een verstandelijke handicap dient een verklaring van een door de gemeente aan te wijzen onafhankelijke arts door de inburgeringsplichtige te worden overgelegd.

 

Artikel 12 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen 

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening vernemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.

 

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.

Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

 

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of -regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

 

Artikel 13 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding 

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 13 mogelijk is.

 

De artikelen 13 en 14 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn gefixeerde bedragen maar de verordening biedt het college de mogelijkheid bij elke overtreding de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

 

Artikel 14 Aanwijzen van de doelgroepen 

In dit artikel worden de criteria genoemd op grond waarvan het college categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Er wordt in deze verordening voor gekozen om vrijwillige inburgeraars die van plan zijn langere tijd in Nederland te blijven een aanbod te doen, mits hiertoe door de Rijksoverheid voldoende middelen beschikbaar worden gesteld vanuit het Participatiebudget. Daarom worden eisen gesteld aan de duur van de periode waarin men al in Nederland werkzaam en woonachtig is. Ook personen die korter in Nederland zijn, maar een arbeidsovereenkomst kunnen laten zien van minimaal een jaar, komen in aanmerking.

 

Personen die uit een derde land afkomstig zijn, maar eerst in een ander EU- of EER-land hebben gewoond, zijn niet inburgeringsplichtig. Maar zij worden gelijkgesteld aan een inburgeringsplichtige in die zin dat aan hen direct een aanbod kan worden gedaan.

Partners, kinderen en ouders van de personen die in artikel 14, lid 1 sub a en b beschreven zijn, kunnen eveneens een aanbod krijgen. Deze personen dienen dan te behoren tot het huishouden van de onder a of b genoemde personen. Uiteraard wordt daarbij wel gekeken naar de overige in de wet en de verordening genoemde criteria.

Zij hoeven daarmee niet te voldoen aan de eis dat zij een arbeidsovereenkomst kunnen overleggen of minimaal een jaar in Nederland wonen en werken.

Personen die al bezig zijn met een opleiding of die al zijn ingeburgerd (aantoonbaar gemaakt door diploma’s), krijgen geen aanbod meer van de gemeente.

 

Indien blijkt uit de toets dat een vrijwillige inburgeraar eerst nog moet alfabetiseren (dus onder niveau A1 scoort), is eerst een cursus in het kader van de Wet educatie en beroepsopleidingen aan de orde. Een aanbod voor inburgering vangt pas aan wanneer hij dit traject volledig heeft doorlopen.

 

Artikel 15 De samenstelling van de voorziening 

In principe heeft het de voorkeur indien de vrijwillige inburgeraar gebruikmaakt van het gemeentelijk aanbod indien dit een adequaat aanbod is voor betrokkene.

Zie de toelichting bij artikel 4 van deze verordening.

 

Artikel 16 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget 

Zie de toelichting bij artikel 6 van deze verordening.

 

Artikel 17 De inning van de eigen bijdrage 

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van deze bijdrage is geregeld in artikel 23, tweede lid, WI. Artikel 24f bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over de eventuele inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen. Artikel 15 van deze verordening is de uitwerking van deze verplichting.

 

De vrijwillige inburgeraar, zoals bedoeld in artikel 24b van de Wet inburgering, betaalt geen eigen bijdrage. Artikel 24b luidt als volgt:

Een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan de vrijwillige inburgeraar die algemene bijstand of een uitkering op grond van een van de bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen ontvangt, en die tevens verplicht is om arbeid te verkrijgen en te aanvaarden, wordt uitsluitend gedaan in combinatie met een op grond van de Wet werk en bijstand, dan wel de Wet investeren in jongeren, dan wel een van de bij die Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen, aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Binnen een gecombineerde voorziening kunnen onderdelen volgtijdelijk worden ingezet.

 

Artikel 18 De inhoud van de overeenkomst 

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening zal dezelfde onderwerpen bevatten als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.

 

Artikel 19 Opleggen van verplichtingen 

In dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 8 van de verordening).

 

Artikel 20 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst 

Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt. Gedacht kan worden aan de volgende soorten sancties:

  • -

    een maximale boete, waarbij het bedrag van de boete vergelijkbaar is met of lager dan de bestuurlijke boetes die het college kan opleggen als een inburgeringsplichtige de verschillende verplichtingen niet nakomt;

  • -

    een maximale boete in de vorm van een bepaald percentage van de kosten van de voorziening, waarbij de maximale hoogte van de boetebedragen vergelijkbaar is met of lager dan de bestuurlijke boetes die het college kan opleggen als een inburgeringsplichtige de verschillende verplichtingen niet nakomt.

 

Naast het opleggen van sancties, hebben gemeenten ook de mogelijkheid om prestaties te belonen, bijvoorbeeld in de vorm van een bonus als een vrijwillige inburgeraar aan het inburgeringsexamen of staatsexamen heeft deelgenomen of daarvoor geslaagdis. Ook de bonussen kunnen in de overeenkomst worden opgenomen.

In de gemeente Rheden komt de inburgeraar die slaagt voor het inburgeringsexamen, in aanmerking voor een bonus van € 175,00, te betalen door de opdrachtnemer, zoals vastgelegd in het bestek bij de aanbesteding van inburgeringstrajecten.

 

Artikel 21 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar 

Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.

 

Artikel 22 Hardheidsclausule 

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 23 Intrekking 

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 24 Inwerkingtreding 

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 25 Citeertitel 

Dit artikel spreekt voor zich.