Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening gemeentelijke rekenkamerfunctie Gemeente Rhenen 2016

Geldend van 15-03-2016 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening gemeentelijke rekenkamerfunctie Gemeente Rhenen 2016

De raad van de gemeente Rhenen;

gelezen het voorstel van het presidium van 8 februari 2016;

gelet op artikel 81 o a van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Verordening gemeentelijke rekenkamerfunctie Gemeente Rhenen 2016:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

• Wet: Gemeentewet;

• voorzitter: voorzitter van de rekenkamer;

• college: college van burgemeester en wethouders;

• commissie: commissie voor de rekenkamer;

• rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Rhenen.

Artikel 2 Rekenkamer

  • 1. Er is een rekenkamer.

  • 2. De rekenkamer bestaat uit 3 leden.

Artikel 3 Commissie

  • 1.

    Er is een raadscommissie voor de rekenkamer.

  • 2.

    De commissie heeft de volgende taken:

  • 1. het aanbevelen van de kandidaten voor het lidmaatschap en plaatsvervangendlidmaatschap in de rekenkamer;

    2. het adviseren van de raad over de rapporten als genoemd in artikel 9;

  • 3. het onderhouden van de contacten van de raad met de rekenkamer.

Artikel 4 Benoeming leden

  • 1.

    De raad benoemt de leden en de voorzitter van de rekenkamer op aanbeveling van deCommissie voor een periode van 4 jaar.

  • 2.

    De commissie doet de aanbeveling vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaatbevattende:

    a. de mededeling dat hij een benoeming als lid zal aanvaarden, en

    b. een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt.

  • 3.

    Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het langstzittende lid op als voorzitter dan wel, als deoverige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste lid in jaren.

  • 4.

    Voorafgaand aan de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de rekenkamer pleegtde commissie overleg met de rekenkamer.

Artikel 5 Ontslag en non-activiteit

  • 1.

    De commissie bericht de raad als een van de ontslaggronden zich voordoet, bedoeld in artikel81c, zesde of zevende lid, of van artikel 81d, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 2.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wetadviseert de commissie de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan totontslag, respectievelijk het op non-activiteit stellen van het desbetreffende lid.

  • 3.

    De commissie adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging ofbeëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid.

Artikel 6 Budget

  • 1.

    De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budgetuitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2.

    De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslagaan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid.

  • 3.

    De voorzitter doet jaarlijks vóór 1 juni een voorstel aan de raad voor de nodige middelen vooreen goede uitoefening van de taken.

Artikel 7 Rechtspositie

De raad stelt bij verordening vast of en, zo ja, welke ambtelijke rechtspositionele regelingen op de ledenvan overeenkomstige toepassing zullen zijn, alsmede eventuele andere afspraken.

Artikel 8 Verzoek

De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het in stellen van een onderzoek. Derekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan.Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede grondenaanvoeren.

Artikel 9 Rapportage en terugkoppeling

  • 1.

    De rekenkamer stelt de onderzochte partij schriftelijk op de hoogte van het (nog nietgepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Indien de bevindingen daartoe aanleiding gevenkan de rekenkamer ter zake conceptaanbevelingen aan de betrokken partij opnemen.

  • 2.

    De rekenkamer stelt de betrokken partij in de gelegenheid om binnen vier weken schriftelijk tereageren op het conceptonderzoeksrapport en, indien van toepassing, de conceptaanbevelingen.

  • 3.

    Na ontvangst van de reactie(s) sluit de rekenkamer haar onderzoek af en stelt een definitiefrapport op waarin de bevindingen, conclusies en, indien van toepassing, aanbevelingen,alsmede de reacties hierop zijn opgenomen.

Artikel 10

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening gemeentelijke rekenkamerfunctie Rhenen 2016”.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking met ingang van 15 maart 2016.

Vastgesteld door de gemeenteraad op 15 maart 2016.

de raadsgriffier,

de voorzitter,

ir. C.A.M. Apell

drs. J.A. van der Pas

Artikelgewijze toelichting (ontleend aan de modelverordening)

Toelichting Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheelmoeten worden uitgeschreven. In deze modelverordening is gekozen om de begrippen doeltreffendheid,doelmatigheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet zijn genoemd) niet in artikel 1op te nemen. Hiermee willen wij voorkomen dat gemeenten in de verordening een eigen definitiehanteren. Wel wordt in deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan.

Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kostenworden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan water met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid

gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- enregelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van degemeentelijke baten en lasten.

Toelichting Artikel 2

De raad kan op grond van de Gemeentewet een gemeentelijke rekenkamer instellen. De rekenkamerbestaat echter niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet heteerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de kamer zal hebben (artikel 81b). De wet geeftgeen regels voor het aantal, maar in de praktijk zal een gemeente doorgaans kiezen tussen eeneenhoofdige rekenkamer, ook wel aangeduid als het "directeursmodel", en een kamer van drie personen,zoals de Algemene Rekenkamer bij het Rijk. Voor het geval de raad kiest voor een eenhoofdige

rekenkamer is in de voetnoten bij de desbetreffende artikelen van deze

modelverordening een aantal afwijkende bepalingen opgenomen die speciaal op die situatie betrekkinghebben.

Toelichting Artikel 3

In deze modelverordening wordt er van uitgegaan dat beslissingen van de raad over de rekenkamerworden voorbereid door een commissie uit de raad, die hier wordt aangeduid als de commissie voor derekenkamer (hierna: de commissie).De raad stelt de commissie in die het aanspreekpunt is voor de rekenkamer. De commissie treedt als'ontvanger' van derekenkameronderzoeken op en onderhoudt ook de overige contacten met de

rekenkamer.

Toelichting Artikel 4

Het eerste lid bevat, naast een herhaling van artikel 81c, eerste lid, van de wet, de bepaling dat de ledenvan de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van de commissie. Een andere aanpak is ookmogelijk. De bevoegdheid tot benoeming van de leden van de rekenkamer zou ook kunnen wordenovergedragen aan de commissie. Artikel 156 van de wet verzet zich daar niet tegen. Het is echter devraag of dat verstandig is. Gezien het belang van de rekenkamer is het zaak dat dergelijke belangrijkebeslissingen door de raad zelf worden genomen.Een punt van discussie kan nog zijn in hoeverre de voordracht van de commissie bindend moet zijn.Volgens de voorliggende tekst geschiedt de benoeming van de leden op aanbeveling van de commissie.

Een alternatief kan zijn dat de voordracht van de commissie bindend is.De rol van de commissie bij benoeming en ontslag is facultatief. Een raad kan er ook voor kiezen dezezaken geheel zelf te regelen.Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke anderefuncties dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen. Artikel 81f noemt de functies dieonverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een lid over tegaan, zal de raad dus zekermoeten stellen dat artikel 81f aan de benoeming niet in de weg staat. Het

tweede lid van artikel 3 bepaalt dat de commissie de hiervoor benodigde informatie moet verschaffen.De kandidaat-leden zullen dus via de commissie de informatie moeten verschaffen die zij op grond vanartikel 81e van de wet na benoeming openbaar zullen moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dateen beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt.

Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer infunctie. Het derde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschapals de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen. De raad zou er voorkunnen kiezen daarvoor steeds een ad hoc regeling te treffen, maar uit een oogpunt van snelheid enflexibiliteit, bijvoorbeeld als sprake is van ziekte, heeft het de voorkeur een algemene regel te stellenzoals hier is gedaan.

Eventueel zou nog kunnen worden voorzien in de situatie dat de voorzitter zijn functie niet kanvervullen, omdat hij door de raad op non-activiteit is gesteld. Als de raad in zo'n situatie iemand andersals tijdelijk voorzitter wil aanwijzen dan uit deze regeling voortvloeit, zal de verordening dat mogelijkmoeten maken. In dat geval zou een extra lid aan dit artikel toegevoegd kunnen worden in deze zin: alsde voorzitter door de raad op non-activiteit wordt gesteld kan de raad voor de tijdelijke vervanging in defunctie van voorzitter een van de tweede volzin van het derde lid afwijkende regeling treffen. Eenmogelijk alternatief: in bijzondere gevallen kan de raad een van de tweede volzin van het derde lidafwijkende regeling treffen.

Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordtgevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. Daar heeftde raad dus een keuze. Dat kan heel vormvrij, maar de raad zou er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezende rekenkamer zelf een voordracht te laten maken, in plaats van een commissie uit de raad. Een formeelbindende voordracht ligt daarbij niet voor de hand, omdat de wet slechts spreekt van overleg. Verder zalvastgesteld moeten worden dat bij de te benoemen leden van de rekenkamer is voldaan aan artikel 81fvan de wet, waarin de incompatabiliteiten worden geregeld: de "geloofsbrieven" van de kandidaten.

Toelichting Artikel 5

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen opnon-activiteit te stellen in bepaalde situaties.

Toelichting Artikel 6

De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikkinggestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van derekenkamer ten opzichte van de raad is een borg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. Derekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan degemeenteraad.

Toelichting Artikel 7

De raad kan een specifieke rechtspositieregeling vaststellen voor de leden waarin zaken als bezoldiging,ziekte, vakantie, verlof, verhuiskosten, wachtgeld enzovoorts worden geregeld.

Toelichting Artikel 8

De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welkeonderzoeken zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoekinstellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt inartikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid van uitdrukkelijk in dewet is genoemd, wordt er een bepaalde gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien derekenkamer niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede grondenaanvoeren.

Toelichting Artikel 9 Rapportage

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om tereageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaatswaarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren

worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien vantoepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om tereageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen.Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies eneventueel aanbevelingen.

Toelichting Artikelen 10 en 11

Deze bepalingen behoeven geen toelichting.