Regeling vervallen per 01-01-2021

Nadere regels gemeentelijke compensatie voor eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2020

Intitulé

Nadere regels gemeentelijke compensatie voor eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang 2017

I Inleiding

Kinderopvang helpt ouders werk, studie en kinderen te combineren. Financiering en toezicht van kinderopvang is geregeld in de wet kinderopvang. De kinderopvangtoeslag wordt uitgekeerd door de belastingdienst. Wel resteert er voor de ouders na ontvangst van de (gehele) bijdrage van de belastingdienst nog een eigen bijdrage. Dit geldt ook voor WWB-ers. Voorheen moest de gemeente deze betalen. Als gevolg van de wetswijziging 2013 dienden gemeenten een keuze te maken hoe ze wensen om te gaan met de (gedeeltelijke) compensatie van de eigen bijdrage aan doelgroepouders en werkenden bijstandsgerechtigden. Rhenen kiest ervoor deze eigen bijdrage geheel voor haar rekening te nemen om zo actieve ouders niet te confronteren met meerkosten als zij een traject volgen en of u geheel of gedeeltelijk uitstromen naar werk.

II Wettelijke kader

  • -

    Beleidskader activerend minimabeleid 2017-2018 (Beleidsplan Minimaregelingen 2017-2019)

  • -

    Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

  • -

    Participatiewet

III Nadere regels gemeentelijke compensatie voor eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang 2017

Artikel 1 Doelgroepen

Het college verstrekt een compensatie voor eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen aan:

  • a.

    de alleenstaande ouder met een of meer kinderen jonger dan 12 jaar, met een bijstandsinkomen, die een door de gemeente Rhenen geïnitieerd traject volgt dat is gericht op toetreding tot de arbeidsmarkt of inburgering;

  • b.

    de alleenstaande ouder met een of meer kinderen jonger dan 12 jaar, die inkomsten uit parttime arbeid heeft met daarbij een bijstandsinkomen van de gemeente Rhenen ter aanvulling op deze inkomsten tot het voor hem geldende sociaal minimum;

  • c.

    de alleenstaande ouder met een of meer kinderen jonger dan 12 jaar, met een inkomen niet hoger dan 110% van het voor hem geldende sociaal minimum, aansluitend op het moment dat diens uitkering van de gemeente Rhenen is beëindigd door toetreding tot de arbeidsmarkt.

Artikel 2 Voorwaarden voor toekenning

  • 1. De bijdrage als bedoeld in artikel 1 wordt slechts toegekend nadat de ouder aantoonbaar heeft onderzocht of en in hoeverre er in de eigen omgeving opvang mogelijk is die de kosten van kinderopvang beperkt, waarbij onder meer het eigen sociale netwerk en de mogelijkheid tot het gebruik van een peuterspeelzaal van belang zijn.

  • 2. De bijdrage als bedoeld in artikel 1, onder a, wordt slechts toegekend voor de uren die noodzakelijk worden geacht om te kunnen voldoen aan de verplichtingen die zijn verbonden aan het traject.

  • 3. De bijdrage als bedoeld in artikel 1, onder b en c worden slechts toegekend voor de uren die noodzakelijk worden geacht om de betaalde arbeid te kunnen verrichten.

Artikel 3 Hoogte van de bijdrage

  • 1. De bijdrage voor de doelgroep als bedoeld in artikel 1 onder a en b bedraagt de eigen volledige bijdrage met dienverstande dat de van toepassing zijnde maximum uurprijs als bedoeld in artikel 4, eerste lid van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang wordt gehanteerd.

Artikel 4 Inlichtingenplicht

  • 1. De belanghebbende doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een bijdrage.

  • 2. De belanghebbende is verplicht aan het college, daarnaar gevraagd, medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze beleidsregels.

Artikel 5 Vaststelling recht

  • 1. Het college stelt het recht op een bijdrage ambtshalve of, als dit niet mogelijk is, op schriftelijke aanvraag vast.

  • 2. Het college bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens voor de vaststelling van het recht op een bijdrage moeten worden verstrekken, alsmede het de wijze en het tijdstip waarop.

Artikel 6 Herziening en intrekking

Het college kan het recht op een bijdrage herzien of intrekken:

  • -

    Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld artikel 4 lid 1 geleid heeft tot een ten onrechte of te hoog verstrekte vergoeding;

  • -

    Als anderszins een bijdrage ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekt is.

Artikel 7 Terugvordering

Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 6 genomen heeft, kan het een ten onrechte of te hoog verstrekte vergoeding terugvorderen.

Art 8. Subsidie- en budgetplafonds

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een budgetplafond voor eigen bijdrage kinderopvang instellen .

Artikel 9 Hardheidsclausule en individualisering

  • 1. Indien onverkorte toepassing van de bepalingen van deze Beleidsregel leidt tot een bijzonder ongerechtvaardigde uitkomst, kan gemotiveerd van deze bepalingen worden afgeweken.

  • 2. Indien een situatie moet worden beoordeeld waarin deze Beleidsregel niet voorziet, kan door middel van gemotiveerde individualisering worden beslist in de geest van de Beleidsregel.

Artikel 10 Slotbepalingen

Deze Beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2017.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 februari 2017

De secretaris,

De burgemeester,

De heer P. Bonthuis

De heer drs. J.A. van der Pas

Toelichting

Algemeen

Per 1 januari 2013 is de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag voor de (voorheen) gemeentelijke doelgroep veranderd. Tot de gemeentelijke doelgroep behoren

  • -

    bijstandsgerechtigden (ook jonger dan 18 jaar) met een traject gericht op arbeidsinschakeling of inburgering

  • -

    scholieren/studenten

De belastingdienst betaalt ingaande 1 januari 2013 het wettelijke deel van de kinderopvangtoeslag, net als bij de werkende ouders, aan deze doelgroep. Voor het eigen aandeel van de kosten houden gemeenten de vrijheid om beleid te ontwikkelen om deze kosten geheel of gedeeltelijk te compenseren.

Artikel 1.13 (nieuw) van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen geeft aan dat de gemeente een aanvulling op de kinderopvangtoeslag kan geven. Kinderopvang is voor een deel van uitkeringsgerechtigde de alleenstaande ouders met jonge kinderen essentieel om uitstroom naar werk te realiseren. Daarom wordt voorgesteld om het eigen aandeel van de kinderopvangkosten geheel te blijven vergoeden, gelijk aan het (landelijke) beleid van voor 2013. Om parttime werk ook lonend te laten zijn wordt tevens de eigen bijdrage voor alleenstaande ouders die parttime werken en een aanvullende bijstandsuitkering hebben vergoed. Om uitstroom uit de bijstand lonend te laten zijn wordt ook de eigen bijdrage voor alleenstaande ouders met 6 maanden verlengd aansluitend op het moment dat diens uitkering van de gemeente Rhenen is beëindigd door toetreding tot de arbeidsmarkt.

Echter voordat gebruik gemaakt kan worden van de regeling zal de belanghebbende altijd eerst op zoek moeten gaan naar andere mogelijkheden. Zo moet de vanzelfsprekendheid om gebruik te maken van deze voorziening af. De belanghebbende moet altijd eerst onderzoeken of er in de eigen omgeving een oplossing voor de kinderopvang mogelijk is. Voor de doelgroep die een traject volgt naar werk geldt immers dat men zich voorbereidt op toetreding tot de arbeidsmarkt en dan bestaat de mogelijkheid voor vergoeding van de eigen bijdrage uiteindelijk ook niet meer. Verder zal ook gekeken moeten worden of opvang op de peuterspeelzaal tot de mogelijkheden behoort voor kinderen van 2 tot 4 jaar. Deze kosten zijn namelijk aanzienlijk lager dan de kosten van reguliere kinderopvang.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Hiermee wordt bedoeld dat de doelgroepouder activiteiten verricht, gericht op inschakeling in het arbeidsproces, die tot gevolg hebben dat anderen dan de doelgroepouder de verzorging en de opvoeding van het kind of de kinderen op zich moeten nemen gedurende de uren dat de doelgroepouder daarvoor niet beschikbaar is

In dit artikel is door verwijzing naar de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (meer bepaald artikel 1.1 eerste lid) bepaald wat onder kinderopvang wordt verstaan: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Verder zijn de doelgroepen omschreven. De doelgroepen zijn in principe beperkt tot alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar, die een traject richting arbeid volgen, die reeds parttime werken of die net uit de uitkering zijn uitgestroomd. Daarbij is het echter mogelijk om met toepassing van artikel 8 in uitzonderingsgevallen de doelgroep uit te breiden. Er wordt alleen een bijdrage verstrekt voor vormen van opvang die ook op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor vergoeding in aanmerking komen.

Daarnaast wordt een verbinding gemaakt met de particpatiewet

Tot de doelgroepouder wordt daarom verstaan:

  • a.

    ontvangt algemene bijstand op grond van de Particpatiewet een uitkering op grond van de IOAW, een uitkering op grond van de IOAZ of een uitkering op grond van de Anw,

  • b.

    maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a,PW, artikel 34, eerste lid, onder a, IOAW, of artikel 34, eerste lid, onder a, IOAZ, of verricht parttime arbeid en

  • c.

    de voorziening genoemd onder b brengt een noodzaak tot kinderopvang met zich mee.

Artikel 2

In dit artikel is geregeld dat het alleen kan gaan om een bijdrage in de kosten voor kinderopvang die noodzakelijk zijn. Die noodzaak zit zowel op het ontbreken van andere, goedkopere oplossingen (bv. een groepje ouders die wisselend op elkaars kinderen passen) alsook op de relatie met het traject of de werktijden.

Artikel 3

Dit artikel regelt de hoogte van de bijdrage van de gemeente. De bijdrage is gekoppeld aan de bedragen die in het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang als maximum uurprijs voor een bepaalde soort opvang zijn genoemd.

Artikel 4

De belanghebbende dient aan het college alle informatie te verstrekken om te kunnen komen tot een juiste beoordeling. Daaronder wordt mede verstaan, dat alle relevante wijzigingen tijdig dienen te worden doorgegeven.

Artikel 5

Vanuit het oogpunt van een klantgerichte en efficiënte behandeling wordt het recht op een vergoeding zo mogelijk ambtshalve vastgesteld. Dit is mogelijk, als bij degenen die een traject volgen of die parttime inkomsten hebben alle noodzakelijke gegevens voor de vaststelling voorhanden zijn dan wel, bij ontbreken, alsnog op verzoek overgelegd (moeten) worden

Zowel voor de ambtshalve vaststelling als de schriftelijke aanvraag geldt dat het college bepaalt welke gegevens, voor zover dat (nog) noodzakelijk is, moeten worden verstrekt, alsmede de manier waarop en de termijn waarbinnen dat moet gebeuren.

Artikel 6 en 7

Een onjuiste vaststelling moet kunnen worden gecorrigeerd, en hetgeen teveel is verstrekt, moet teruggevorderd kunnen worden.

Artikel 8

Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de eigen bijdrage. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Artikel 9

Bij de beoordeling van een aanvraag moet de mogelijkheid open blijven om in specifieke gevallen van de Beleidsregel af te wijken, als toepassing tot een ongewenste, onrechtvaardige uitkomst zou leiden.

Tevens kan het zich voordoen dat een situatie niet in de Beleidsregel is uitgewerkt. Dan moet er toch, in de geest van de Beleidsregel, een wenselijk resultaat kunnen worden bereikt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bijstandsgerechtigde gehuwden (en daarmee gelijk gestelden) voor wie het niet mogelijk is om hun re-integratietraject of hun inburgeringstraject op dusdanige tijden te volgen, dat een der partners beschikbaar blijft om de kinderen op te vangen.