Regeling vervallen per 01-07-2010

verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2004

Geldend van 01-01-2004 t/m 30-06-2010

Intitulé

verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2004

De raad van de gemeente Rhenen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 december 2003

gelet op de bepalingen van de Wet werk en bijstand

besluit: vast te stellen de verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2004

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de wet;

    • c.

      verzorgingsbehoevende: degene die is aangewezen op verzorging ter voorkoming van opname in een verpleeg- of verzorgingstehuis.

Artikel 2

  • 1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn.

  • 2. De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 laten de toepassing artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

Hoofdstuk 2_ Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3-Toeslagen

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning één ander zijn hoofdverblijf heeft;

  • 3. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 5 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning twee of meer anderen hun hoofdverblijf hebben.

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    • a.

      kinderen van 18 jaar of ouder, doch jonger dan 21 jaar met een inkomen van ten hoogste de norm als bedoeld in artikel 20, onder a, van de wet vermeerderd met 10 procent van de gehuwdennorm

    • b.

      meerderjarige kinderen met studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000;

    • c.

      meerderjarige kinderen met een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijs bijdrage en schoolkosten.

    • d.

      Verzorgingsbehoevenden die door belanghebbende worden verzorgd.

Hoofdstuk 3. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag

Artikel4-Verlaging gehuwden

  • 1.

    De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die een woning delen met één of meer anderen.

  • 2.

    Het vierde lid van artikel 3 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5-Verlaging woonsituatie

  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten of hypotheeklasten verbonden zijn;

  • 2. De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm indien geen woning bewoond wordt.

Artikel 6 -Verlaging schoolverlaters

De verlaging als bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt 25 procent van de gehuwdennorm gedurende een periode van 6 maanden na de schoolverlating.

Artikel 7-Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

1.De verlaging als bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt:

20 % van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 21 jaar betreft;

10 % van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 22 jaar betreft.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt de verlaging vastgesteld op de hoogte van de op grond van artikel 3 toegekende toeslag, indien deze toeslag minder bedraagt dan de verlaging waartoe toepassing van lid 1 zou leiden.

  • 3.

    De vorige leden zijn niet van toepassing ten aanzien van een belanghebbende op wie artikel 6 van toepassing is.

Artikel 8 -Anti-cumulatiebepaling

De toepassing van de artikelen 3 tot en met 6 geschiedt zodanig, dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbende tenminste bedraagt:

  • a.

    35 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande,

  • b.

    55 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder.

  • c.

    65 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 9 -Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel10 -Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2004.

Artikel 11-inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

De verordening toeslagen en verlagingen Algemene bijstandswet wordt ingetrokken per 1 januari 2004.

Artikel 12 -Overgangsrecht

Een belanghebbende die op grond van de verordening toeslagen en verlagingen een ander recht op uitkering genoot dan hem op grond van deze verordening toekomt. behoudt dit recht, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet:

  • a.

    tot 1 januari 2005; of

  • b.

    totdat het recht op bijstand eindigt: of

  • c.

    totdat er een wijziging in de situatie of het recht op bijstand optreedt die ook onder de ingetrokken verordening tot een aanpassing zou hebben geleid.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 3 februari 2004

de plv griffier

de voorzitter

J.H. van Beem

G.F. Naafs