Regeling vervallen per 15-02-2013

Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 14-02-2013

Intitulé

Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning 2012

Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk;

Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen betreffende de te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, eigen bijdrage in de kosten en het persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning(Wmo);

Gehoord de zienswijze van de Wmo-adviesraad;

Gelet op Wmo verordening 2012 gemeente Ridderkerk;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende

Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning (het Uitvoeringsbesluit).

HOOFDSTUK 1. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL

Artikel 1 Eigen bijdrage of eigen aandeel voorzieningen

In bijlage 1 wordt aangegeven voor welke voorzieningen een eigen bijdrage / eigen aandeel geldt en wat de hoogte en duur daarvan bedraagt.

HOOFDSTUK 2. BEPALINGEN BETREFFENDE HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET (pgb) en DE FINANCIËLE TEGEMOETKOMING

Artikel 2 Aanvragen van een pgb

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de persoon met beperkingen.

Artikel 3 Afwijzingsgrond

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    Op grond van aanwijzingen die tijdens de indicatie duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de persoon met beperkingen problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget.

  • b.

    De persoon met beperkingen op de dag waarop de Pgb periode zou aanvangen (anders dan ter zake van een kortdurend verblijf) in een instelling in de AWBZ of de zorgverzekeringswet verblijft.

  • c.

    De gemeente, op advies van een instelling voor maatschappelijk werk of de Raad voor de kinderbescherming, van oordeel is dat een ten behoeve van een minderjarige aangevraagd budget in zodanige mate niet voor de inkoop van diensten ten behoeve van het kind zal worden gebruikt, dat dit mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding of ontwikkeling van de minderjarige tot gevolg zal hebben.

  • d.

    de persoon met beperkingen zich bij een eerder toegekend persoonsgebonden budget niet aan de opgelegde verplichtingen heeft voldaan.

  • e.

    De persoon met beperkingen een indicatie heeft voor Huishoudelijke Hulp 2 of thuisbegeleiding en er geen wettelijke vertegenwoordiger is die het pgb kan beheren, tenzij de persoon met beperkingen HH2 krijg op basis van een visuele beperking.

Artikel 4 aanvullende bepalingen voor een pgb

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen zoals bedoeld in hoofdstuk 5, 6 en 7 van de Wmo verordening wordt vastgesteld op basis van drie offertes. De laagste offerte vormt de grondslag voor de hoogte van het persoonsgebonden budget.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen zoals bedoeld in hoofdstuk 5, 6 en 7 van de Wmo verordening wordt opgehoogd met een bedrag voor aanvullende kosten. Onder deze kosten wordt verstaan:

    • a.

      De verzekering;

    • b.

      Onderhoud;

    • c.

      Reparatie;

    • d.

      Keuring (indien wettelijk vereist);

  • 3. De in lid 1 en lid 2 genoemde voorzieningen worden ieder afzonderlijk van elkaar verantwoord.

Artikel 5 Pgb periode en voorschot

  • 1. Een pgb wordt verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een pgb is ontstaan. Het pgb wordt pas verleend vanaf de datum van het toekenningsbesluit.

  • 2. Het college verstrekt het verleende pgb per vier weken vooraf.

  • 3. Indien er geen sprake is van een periodieke betaling voor een voorziening, wordt het pgb in één maal uitgekeerd.

  • 4. Indien het college op basis van een verantwoording als bedoeld in artikel 2.2, vierde lid van de Wmo verordening van mening is dat een voorschot is gebruikt voor andere betalingen dan de betalingen waarvoor het pgb is toegekend deelt het college dit binnen 6 maanden na ontvangst van de desbetreffende verantwoording aan de budgethouder mee.

Artikel 6 Beschikking pgb

  • 1. De beschikking tot het verlenen van een pgb bevat, naast de motivering genoemd in artikel 26 van de Wmo, minimaal de volgende gegevens:

    • a.

      De budgetperiode;

    • b.

      Het bruto pgb en de wijze waarop dit budget is berekend;

    • c.

      De wijze waarop de eigen bijdrage wordt berekend;

    • d.

      De wijze waarop voorschotten op het pgb worden verleend;

    • e.

      De verplichtingen van de budgethouder;

    • f.

      In geval van een pgb voor hulp bij het huishouden, de mededeling dat de belastingdienst op de hoogte wordt gesteld van de informatie die de gemeente wettelijk verplicht is aan de belastingdienst te verstrekken.

  • 2. Indien de hoogte van het pgb wijzigt, wordt de cliënt hiervan op de hoogte gesteld.

Artikel 7 Verplichtingen pgb

Bij de verlening van een pgb worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    De budgethouder gebruikt het pgb naar eigen keuze aan een vooraf bepaald doel of activiteit;

  • b.

    De voorziening die wordt ingekocht is een compenserende voorziening en is kwalitatief verantwoord;

  • c.

    De budgethouder bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) gedurende vijf jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het college;

  • d.

    De budgethouder deelt het college op diens verzoek of onmiddellijk uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verlening van het pgb.

Artikel 8 Vaststelling pgb

  • 1. Na afloop van ieder kalenderjaar wordt het door de gemeente verstrekte pgb (zonder aftrek van de eigen bijdrage), voor het desbetreffende kalenderjaar vastgesteld.

  • 2. Het college vordert onverschuldigd betaalde bedragen van de budgethouder terug of verrekent deze met de (door hem aan de budgethouder) verschuldigde relevante pgb, binnen 6 maanden na ontvangst van de desbetreffende verantwoording.

  • 3. Het collegeverplicht de budgethouder van een roerende vervoersvoorziening, roerende woonvoorziening en/of een rolstoel, die in eigendom is verstrekt tot eigendomsoverdracht, respectievelijk terugbetaling naar rato, voor het geval de noodzaak voor een voorziening voortijdig komt te vervallen.

Artikel 9 Beschikking financiële tegemoetkoming

  • 1. De beschikking tot het verlenen van een financiële tegemoetkoming bevat, naast de motivering genoemd in artikel 26 van de Wmo, minimaal de volgende gegevens:

    • a.

      De periode waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft;

    • b.

      De verplichtingen van de persoon met beperkingen.

  • 2. Indien de hoogte van de financiële tegemoetkoming wijzigt, wordt de cliënt hiervan op de hoogte gesteld.

Artikel 10 Verplichtingen financiële tegemoetkoming

Bij de verlening van een financiële tegemoetkoming worden de persoon met beperkingen de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    De persoon met beperkingen gebruikt de financiële tegemoetkoming naar eigen keuze aan een vooraf bepaald doel of activiteit;

  • b.

    De voorziening die wordt ingekocht is een compenserende voorziening en is kwalitatief verantwoord;

  • c.

    De persoon met beperkingen bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) gedurende vijf jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het college;

  • d.

    De persoon met beperkingen deelt het college op diens verzoek of onmiddellijk uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verlening van de financiële tegemoetkoming.

HOOFDSTUK 3 HULP IN HET HUISHOUDEN

Artikel 11 Aanvullende bepalingen betreffende pgb voor Hulp in het Huishouden

  • 1.

    Bij de verlening van een pgb voor hulp bij het huishouden worden de budgethouder de volgende extra verplichtingen opgelegd:

    • a.

      De budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of de instantie bij wie hij hulp bij het huishouden betrekt waarin minimaal de volgende afspraken zijn opgenomen:

    • I.

      Een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder hulp bij het huishouden betrekt, bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal fiscaal nummer en de naam en het adres van de persoon bij wie de budgethouder hulp bij het huishouden betrek, en wordt door deze persoon ondertekend;

II. Een declaratie van een instantie bij wie een budgethouder hulp bij het huishouden betrekt, bevat het btw-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, en de naam en het adres van de instantie, en wordt namens de instantie ondertekend.

  • b.

    De budgethouder kan kosten declareren die met de betaling van een huishoudelijke voorziening noodzakelijk verbonden zijn. Hiervan dienen bewijsstukken te kunnen worden overlegd.

  • c.

    De budgethouder van een pgb voor hulp bij het huishouden legt binnen zes weken na het einde van ieder kalanderjaar door middel van invulling van een daartoe door het college verstrekt formulier aan het college verantwoording af over het gebruik van de in dat jaar verleende pgb bedragen.

  • d.

    Het formulier bevat de gegevens over de budgethouder, het urenoverzicht over het betreffende kalenderjaar, gegevens over de zorgverlener en verklaart dat de budgethouder het formulier naar waarheid heeft ingevuld.

  • e.

    Het college controleert steekproefsgewijs of de formulieren bedoeld in artikel 7 onderdeel c naar waarheid zijn ingevuld en de bewijsstukken aanwezig zijn.

  • f.

    Een bij het college ingediend verantwoordingsformulier na afloop van het kalenderjaar dient als aanvraag tot vaststelling van het bruto pgb.

    • 2.

      Ontvangers van een pgb voor de hulp bij het huishouden op grond van de Wmo verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning kunnen kosteloos gebruik maken van de ondersteuningsmogelijkheden van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

    • 3.

      De hoogte van een persoonsgebonden budget voor hulp in de huishouding wordt berekend als een bedrag per uur, welk bedrag 100% bedraagt van de maximale uurtarieven zoals vastgesteld in de aanbesteding.

4.De hulp wordt ingezet in het hoofdverblijf van de persoon met beperkingen in de gemeente Ridderkerk.

Artikel 12. Respijtzorg

  • 1. Indien de mantelzorger aangeeft niet meer in staat te zijn om (tijdelijk) de huishoudelijke zorg te verlenen zal beoordeeld worden of de geïndiceerde uren (tijdelijk) dienen te worden aangepast. Hierbij zal een spoedprocedure worden gehanteerd om dit vast te stellen.

  • 2. Indien de mantelzorger langdurig dagelijks de verzorging heeft voor de cliënt en inzet van vrijwilligerswerk niet mogelijk is, kan huishoudelijke Hulp 2 worden geïndiceerd gedurende 3 uur per maand, ter ontlasting van de ondersteunende taken van de mantelzorger.

HOOFDSTUK 4. THUISBEGELEIDING

Artikel 13. Thuisbegeleiding

  • 1. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor thuisbegeleiding wordt berekend als een bedrag per uur, welk bedrag 100% bedraagt van het maximale uurtarief zoals vastgesteld in de aanbesteding.

  • 2. Een traject duurt maximaal 55 uur.

  • 3. De eigen bijdrage voor de thuisbegeleiding wordt niet ingevorderd, wanneer de minderjarige, inwonende kinderen worden verwaarloosd of mishandeld dreigen te worden als de begeleiding aan de ouders wordt stopgezet.

HOOFDSTUK 5. WOONVOORZIENINGEN

Artikel 14. Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor woonvoorzieningen

  • 1. Het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte wordt uitgekeerd als pgb of financiële tegemoetkoming.

  • 2. Voor het verwerven van grond om een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 5.10 van de Wmo verordening, te realiseren, kan een persoonsgebonden budget worden verleend. De maximale aantallen vierkante meters per vertrek en voor de buitenruimte die kunnen worden verstrekt zijn opgenomen in bijlage 2 van dit besluit.

  • 3. Het bedrag, zoals bedoeld in artikel 5.9 van de Wmo verordening, bedraagt maximaal € 1.200,00.

  • 4. Het maximale bedrag dat wordt verstrekt bij het bezoekbaar maken van de woning, als bedoeld in artikel 5.6 van de Wmo verordening, bedraagt € 2.300,00.

  • 5. Het bedrag bedoeld in artikel 5.15 lid 2 van de Wmo verordening en in artikel 5.16 lid 2 van de Wmo verordening bedraagt € 2.300,00.

  • 6. Het bedrag bedoeld in artikel 5.17 van de Wmo verordening bedraagt € 900,00.

Artikel 15 Maximale vergoeding voor onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. De maximale vergoeding voor een stoellift bedraagt:

    • -

      Keuring (1 x per 4 jaar) €280,00 (exclusief BTW)

    • -

      Onderhoud (1 x per jaar) €170,00(exclusief BTW)

  • 2. De maximale vergoeding voor een plateaulift (rolstoellift) bedraagt:

    • -

      Keuring (1 x per 4 jaar) €280,00 (exclusief BTW)

    • -

      Onderhoud (1 x per jaar) €170,00 (exclusief BTW)

Artikel 16 Verhuiskostenvergoeding

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 5.1 onder a Wmo verordening bedraagt voor een echtpaar € 2.828,86 en voor alleenstaande € 2.357,38. Voor inwonende kinderen geldt een extra toelage van € 353,61 per kind tot 18 jaar. Een vergoeding voor een kind van 18 jaar of ouder wordt alleen verstrekt als er sprake is van een verstandelijke, psychische of lichamelijke beperking.

HOOFDSTUK 6 VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 17 Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor vervoersvoorzieningen

Als de aanvrager een groot deel van zijn vervoersbehoefte voor deelname aan het maatschappelijke verkeer kan en wenst in te vullen met een aangepaste fiets, kan de aanvrager in aanmerking komen voor een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel in plaats van een scootmobiel. De vervoersvoorziening wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de meerkosten van de aan te schaffen voorziening ten opzichte van de gemiddelde aanschafkosten van een gewone fiets, waarbij de financiële tegemoetkoming eens per 7 jaar kan worden verstrekt.

Artikel 18 Vervoersvoorziening voor taxi of autokosten

  • 1. Het bedrag dat verstrekt wordt voor de aanpassing van een eigen vervoermiddel, de aanschaf van een ander vervoermiddel, de reparatie en onderhoud van een ander vervoermiddel zoals genoemd in artikel 6.1, lid 1, onder c juncto 1 t/m 3 bedraagt maximaal € 5.000,00.

  • 2. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto zoals genoemd in artikel 6.1, lid 1, onder c juncto 4 van de Wmo verordening bedraagt maximaal € 1.050,00.

  • 3. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi zoals bedoeld in artikel 6.1, lid 1, onder c juncto 4 van de Wmo verordening bedraagt maximaal € 1.050,00.

  • 4. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi zoals bedoeld in artikel 6.1, lid 1, onder c juncto 5 van de Wmo verordening bedraagt maximaal € 1.575,00.

  • 5. De financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6.5 van de Wmo verordening bedraagt € 3.000,00.

HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 19 Sportvoorziening

Het bedrag van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 7.3 van de Wmo verordening bedraagt maximaal € 2.650,00. welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, service, reparatie en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 8.3 van de Wmo verordening indien van toepassing – en conform de ICF-standaarden- het volgende onderzocht:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager in relatie tot de nieuw aangeboden woning;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Artikel 21 Indexering

Indien prijsontwikkelingen van de betreffende voorzieningen daartoe aanleiding geven, zullen de bedragen genoemd in dit Besluit worden aangepast. Aanpassing zal ten hoogste 1 maal per jaar plaatsvinden en vooraf worden gepubliceerd.

Artikel 22 Overgangsregeling eigen bijdrage hulpmiddelen

  • 1. Er wordt geen eigen bijdrage gevraagd voor individuele hulpmiddelen die voor 1 januari 2012 in bruikleen zijn verstrekt waar geen eigen bijdrage voor gold.

  • 2. Wordt een voor 1 januari 2012 verstrekt hulpmiddel ingenomen of aangepast op grond van gewijzigde medische omstandigheden dan wordt vanaf de datum van de nieuwe of aangepaste verstrekking wel een eigen bijdrage gevraagd.

Artikel 23 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Het besluit wordt aangehaald als: ‘Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning’

  • 2.

    Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

  • 3.

    Gelijktijdig wordt het Uitvoeringsbesluit 2007 en 2009 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 29 november 2011 van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ridderkerk,

de secretaris de burgemeester

Mw. M.H.J.C. Nienhuis-van Doremaele Mw. A. Attema Bijlage 1 Eigen bijdrage of eigen aandeel

Met uitzondering van de onderstaande voorzieningen is voor alle andere individuele voorzieningen een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd:

  • ·

    Sanitaire hulpmiddelen zoals toiletstoel/douchestoel

  • ·

    Vergoeding voor onderhoud, keuring of reparatie van woonvoorzieningen

  • ·

    Respijtzorg die dient als ondersteunende begeleiding

  • ·

    Het collectief vervoer en het alternatief daarvan in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor de kosten van vervoer of bedrag voor gebruik van de eigen auto c.q. taxi.

  • ·

    Rolstoel

  • ·

    Sportvoorziening

  • ·

    Voorziening voor kind onder de 18 jaar

Hoogte

Voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt de systematiek van artikel 4.1 Landelijk besluit maatschappelijke ondersteuning gevolgd.

Duur

De periode waarover een eigen bijdrage bij een voorziening in natura of persoonsgebonden budget of een eigen aandeel bij een voorziening in de vorm van een financiële verstrekking verschuldigd is bedraagt:

  • ·

    Voorziening van € 500,- tot € 1.000,- 1 periode van 4 weken

  • ·

    Voorziening van € 1.000,- tot € 2.000,- 3 perioden van 4 weken

  • ·

    Voorziening van € 2.000,- tot € 3.000,- 5 perioden van 4 weken

  • ·

    Voorziening van € 3.000,- tot € 5.000,- 8 perioden van 4 weken

  • ·

    Voorziening van € 5.000,- tot € 7.500,- 12 periode van 4 weken

  • ·

    Voorziening van € 7.500,- tot € 20.000,- 20 perioden van 4 weken

  • ·

    Voorziening vanaf € 20.000,- 39 perioden van 4 weken

Bijlage 2: maximalisering pgb voor verwerven grond

Deze bijlage verwijst naar artikel 14 lid 2 van het besluit.

Het aantal m2 extra grond waarvoor een gehandicapte een pgb kan ontvangen als gevolg van de Wmo verordening is per vertrek gemaximaliseerd en als volgt bepaald:

Soort vertrek tabel a tabel b

Woonkamer 30 m2 6 m2

Keuken 10 m2 4 m2

1-persoonsslaapkamer 10 m2 4 m2

2- persoonsslaapkamer 18 m2 4 m2

Toiletruimte 2 m2 1 m2

Badkamer:

  • -

    wastafelruimte 2 m2 1 m2

  • -

    doucheruimte 3 m2 2 m2

Entree/hal/gang 5 m2 2 m2

Berging 6 m2 4 m2

Uitraasruimte 10 m 2 4 m2

Toelichting

Tabel a is van toepassing in geval van een aanbouw van een vertrek.

Tabel b is van toepassing in geval van uitbreiding van een al aanwezig vertrek.

Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een pgb in aanmerking komt, bedraagt

20 m2.

Toelichting besluit Wet maatschappelijke ondersteuning

Inleiding

Naast een verordening wet maatschappelijke ondersteuning is er ook een besluit Wet maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld genoemd. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.

De invulling van de eigen bijdrageregeling biedt de mogelijkheid om van de Algemene

Maatregel van Bestuur (d.i. Besluit maatschappelijke ondersteuning) afwijkende bedragen te hanteren, zij het binnen het kader van de mogelijkheden die het Besluit maatschappelijke ondersteuning biedt. Er is voor gekozen om de maximale eigen bijdrage conform de Besluit maatschappelijke ondersteuning op te leggen.

Het tweede onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Het Besluit bevat een nadere uitwerking van de samenstelling van alle soorten voorzieningen waarvoor het verstrekken van een pgb mogelijk is. De systematiek van de Verordening is dat collectieve voorzieningen waaronder het collectief vervoer, het primaat hebben. Bij collectieve voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan bijzondere regels gelden. In hoofdstuk 2 staan de algemene regels die voor alle pgb’s gelden. In de volgende hoofdstukken staan de bedragen en regels voor de pgb die voor de afzonderlijke voorzieningen gelden.

HOOFDSTUK 1. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 1 Eigen bijdrage of eigen aandeel voorzieningen

De regels voor de eigen bijdrage en het eigen aandeel staan in Hoofdstuk IV van het Landelijk besluit maatschappelijke ondersteuning. De indexatie van de bedragen volgt de indexatie uit dat Landelijk besluit maatschappelijke ondersteuning.

HOOFDSTUK 2. Bepalingen betreffende het pgb

Artikel 2 Aanvragen van een pgb

Er is sprake van keuzevrijheid. De aanvrager bepaalt of er een pgb wordt verstrekt. Hieraan zijn een aantal beperkingen gesteld.

Artikel 3 Afwijzingsgrond

Het verzoek tot het verstrekken van een pgb wordt afgewezen als duidelijk is dat de persoon met beperkingen niet in staat is zelf een pgb te beheren. Als er een betrouwbare wettelijke vertegenwoordiger is die het pgb wel kan beheren dan kan alsnog een pgb worden toegekend. In een aantal gevallen kunnen er twijfels zijn aan de betrouwbaarheid van de wettelijke vertegenwoordiger. In dat geval wordt geen pgb verstrekt of wordt het pgb, desnoods als dat reëel is, direct overgemaakt naar de leverancier.

Artikel 4 Aanvullende bepalingen voor een pgb

De bepalingen die golden voor een vervoersvoorziening gelden nu ook voor een roerende woonvoorziening of rolstoel. De betaling van de pgb en de aanvullende kosten moet gescheiden worden verantwoord. Het pgb voor de aanvullende kosten is niet bedoeld voor de voorziening zelf.

Artikel 5 pgb periode en voorschot

Op grond van artikel 2.2 vierde lid van de Wmo verordening is geregeld dat de budgethouder aan het college verantwoording aflegt over het gebruik van de verleende voorschotten. Het college gaat, op basis van die verantwoording, na of de voorschotten zijn gebruikt voor het doel waarvoor het pgb is verleend. Indien dit niet het geval is, zendt het college de budgethouder binnen zes maanden na ontvangst van het verantwoordingsformulier een mededeling, waarin het aangeeft van mening te zijn dat de verantwoorde betalingen niet voor een pgb in aanmerking komen. Deze mededeling is geen beschikking in de zin van de Awb. Dit betekent dat de budgetverlening en de voorschotvaststelling ongewijzigd blijven. De budgethouder kan ervoor kiezen in het restant van de budgetperiode een bedrag ter grootte van het verkeerd bestede bedrag alsnog wèl aan ondersteuning bij of overname van activiteiten waarvoor het pgb is verleend, te besteden, in welk geval het bedrag kan meetellen voor de uiteindelijke vaststelling van het pgb.

Artikel 7 Verplichtingen pgb

Het pgb mag uitsluitend gebruikt worden voor het doel of activiteit zoals geformuleerd in de beschikking. Echter als er sprake is van een pgb voor huishoudelijke hulp en de persoon met beperkingen kan aantonen dat verantwoorde zorg goedkoper te hebben ingekocht en het meerdere te hebben uitgegeven aan andere c.q. meer zorg dan wordt er niet teruggevorderd.

Artikel 8 Vaststelling pgb

De beschikking tot verlening van een pgb geeft de budgethouder het recht op een pgb, onder de voorwaarde dat hij zich aan de verplichtingen houdt. Pas de beschikking tot budgetvaststelling geeft de budgethouder een onvoorwaardelijk recht op pgb. De vaststelling van het pgb vindt na ieder kalenderjaar plaats, met dien verstande dat de laatste vaststelling na het einde van de budgetperiode plaatsvindt indien die budgetperiode niet op 31 december eindigt.

Als er sprake is van verstrekking van een pgb voor een roerende woonvoorziening (bv een traplift of douchestoel), roerende vervoersvoorziening (bv een scootmobiel) of een rolstoel, dan kan de gemeente de voorziening terugvorderen op het moment dat de voorziening niet meer nodig is. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als de persoon met beperkingen binnen een redelijke termijn na de aanvraag overlijdt of opgenomen wordt in een zorginstelling.

Artikel 9 Beschikking financiële tegemoetkoming

Dit artikel geeft aan wat minimaal in de beschikking tot het verlenen van een financiële tegemoetkoming moet staan.

Artikel 10 Verplichtingen financiële tegemoetkoming

Dit artikel bevat de verplichtingen die bij de verlening van een financiële tegemoetkoming worden opgelegd aan de persoon met beperkingen.

HOOFDSTUK 3. Hulp in het huishouden.

Artikel 11 Aanvullende bepalingen betreffende pgb voor Hulp in het Huishouden

Lid 1 onder b geeft aan dat met de betaling van een huishoudelijke voorziening noodzakelijk verbonden kosten betaald mogen worden uit het pgb. Hierbij dient onder meer te worden gedacht aan secundaire arbeidsvoorwaarden van de verlener van huishoudelijke hulp - tot het bij cao overeengekomen niveau - voor het geval de budgethouder werkgever is. De budgethouder-werkgever doet er verstandig aan zich te verzekeren tegen de risico's van het doorbetalen van het loon van de verlener van huishoudelijke hulp bij ziekte, en tegen het risico van een hoge WAO-premie bij arbeidsongeschiktheid. De budgethouder –werkgever. zal zijn administratie kosteloos kunnen uitbesteden aan de SVB. Deze organisatie zal ook - voor de budgethouder kosteloze - verzekeringen tegen eerdergenoemde risico's aanbieden. Een budgethouder die hier geen gebruik van wenst te maken, zal de risico’s zelf moeten dekken. De premies voor dergelijke verzekeringen zijn daarom niet te zien als met de betaling van de voorziening noodzakelijk verbonden kosten. Ook de eigen bijdrage die de persoon met beperkingen voor de Huishoudelijke Hulp moet betalen, valt niet onder de kosten die gedeclareerd mogen worden. De eigen bijdrage moet uit het inkomen worden betaald, vergelijkbaar met cliënten die zorg in natura ontvangen.

In lid 2 is geregeld dat de cliënt gratis ondersteuning voor het beheer van de pgb kan vragen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De gemeente heeft hiervoor een contract afgesloten met de SVB.

Artikel 12 Respijtzorg

Het uitgangspunt van de gemeente is overbelasting van de mantelzorger te voorkomen. De gemeente subsidieert het steunpunt mantelzorg om de mantelzorger te ondersteunen in algemene zin. De mantelzorger die de huishoudelijke hulp niet meer voor haar/zijn rekening kan nemen, kan ontlast worden door het indiceren van huishoudelijke hulp door een thuiszorgaanbieder of via een pgb. Als de verzorging meer omvat dan het leveren van huishoudelijke hulp kan voor de cliënt bij het CIZ een indicatie worden gevraagd voor bijvoorbeeld verpleging of persoonlijke verzorging. De combinatie van gemeente en AWBZ voorzieningen moet voldoende zijn om de noodzakelijke zorg te garanderen voor de cliënt te garanderen. Daarnaast biedt de gemeente nu als extra de mogelijkheid van respijtzorg Thuisbegeleiding (BG) aan gedurende 3 uur per maand.

De mantelzorg wordt wel meegenomen bij de indicatie van de hulp bij het huishouden. Als de mantelzorger de huishoudelijke hulp zonder problemen kan geven, is er geen reden voor indicatie van thuiszorg. Mantelzorg kan echter niet verplicht worden gesteld. Indien de mantelzorger aangeeft niet meer in staat te zijn om (tijdelijk) huishoudelijke hulp te verlenen, zal beoordeeld worden of de geïndiceerde uren voor de huishoudelijke hulp dienen te worden aangepast of alsnog toegekend. Hierbij zal ook beoordeeld worden of de mantelzorger op enigerlei wijze ondersteund dient te worden om de zorg te kunnen verlenen door bijvoorbeeld het steunpunt mantelzorg of het aanvragen van een Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) indicatie voor AWBZ zorg.

Daarnaast is er mogelijk behoefte aan respijtzorg voor ondersteunende taken. Het is daarom mogelijk om huishoudelijke hulp te indiceren voor ondersteunende begeleiding voor de mantelzorger. De doelgroep betreft vooral cliënten die niet meer in aanmerking komen voor de Ondersteunende Begeleiding (OB) in het kader van de AWBZ, omdat zij:

  • -

    licht gehandicapt zijn.

  • -

    de indicatie hebben verloren omdat de grondslag psychosociaal is vervallen (cliënten met een psychiatrische of psychogeriatrische aandoening die nog niet gediagnosticeerd zijn).

  • -

    een matige of ernstige fysieke beperking hebben totdat er een indicatie voor OB via de AWBZ aanwezig is.

Er is een maximum gesteld aan het aantal uren dat geïndiceerd kan worden.

HOOFDSTUK 4 Thuisbegeleiding

Artikel 13 Thuisbegeleiding

Lid 1: Een cliënt kan een pgb krijgen, maar er moet, gezien de aard van de doelgroep, zekerheid bestaan dat het pgb op de juiste wijze wordt ingezet. Gezien de aard van de doelgroep is het niet reëel om te veronderstellen dat de cliënt een pgb zelf kan beheren. Voor het toekennen is daarom contact met de (wettelijke) vertegenwoordiger nodig.

Als er sprake is van een pgb wordt de hulp niet bij de zorgaanbieder ingekocht. Om adequaat hulp te verlenen, moet de hulpverlener over enige opleiding beschikken om methodisch te kunnen handelen. Na de indicatiestelling moet de beoogde hulpverlener een behandelplan indienen waaruit blijkt dat er inzicht bestaat in de problematiek van de zorgvrager. Er moet helder omschreven staan welk resultaat het traject beoogd en hoe dat bereikt wordt. Dit moet in ieder geval één maal gedurende het traject worden geëvalueerd. Als er geen zorgplan is, wordt het pgb niet uitbetaald.

Ook voor het pgb thuisbegeleiding wordt de hoogte van het pgb op 100% van het uurbedrag voor zorg in natura vastgesteld. Indexering van de hoogte van het pgb volgt de indexatie van de hoogte van het bedrag voor de zorg in natura. Hiervoor gelden de regels uit het Bestek Huishoudelijke Hulp.

Een traject duurt maximaal 55 uur. Na dit traject moet de persoon met beperkingen in staat zijn zonder de thuisbegeleiding te kunnen functioneren of doorgeleid zijn naar een andere vorm van hulpverlening.

Lid 3: In geval van bijzondere hardheid kan het heffen van de eigen bijdrage worden stopgezet. Dit is het geval als de weigering van de ouders hulp te aanvaarden, het welbevinden van de kinderen ernstig in gevaar brengt. Als er alleen sprake is van een inkomen op bijstandsniveau, dan wordt cliënt geacht bijzondere bijstand aan te vragen voor de eigen bijdrage.

HOOFDSTUK 5 Woonvoorzieningen

Artikel 14 Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor woonvoorzieningen

In lid 1 is geregeld dat de door het college goedgekeurde offerte het uitgangspunt is voor het bepalen van de hoogte van het pgb of financiële tegemoetkoming. In de offerte moeten alle kosten waarvoor een vergoeding gevraagd wordt staan vermeld. Afhankelijk van de schaal van de verbouwing wordt bezien welke kosten van de verbouwing voor vergoeding in aanmerking komen. Voor een kleine verbouwing zullen niet alle mogelijke kosten vergoed worden. Zo nodig wordt een medische en/of selectie advies opgevraagd.

Lid 3: in de meeste gevallen is de eigenaar de persoon die aanspraak kan maken op een vergoeding. In geval van huurwoning wordt de huurder als aanvrager geaccepteerd indien de hoogte van de aanpassing beperkt blijft tot een bedrag van € 1.200,00.

Artikel 15 Verhuiskostenvergoeding

Dit artikel regelt de hoogte van de verhuiskostenvergoeding. Als de verhuizing niet noodzakelijk is en er sprake is van een minimuminkomen kan er een beroep op de bijzondere bijstand worden gedaan. Alleen indien sprake is van een verstandelijke, psychische of lichamelijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem, kan een vergoeding in het kader van de Wmo worden verstrekt.

HOOFDSTUK 6 Vervoersvoorzieningen

Artikel 17 Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor vervoersvoorzieningen

Hier is geregeld dat een aangepaste fiets verstrekt kan worden in plaats van een scootmobiel. Aangezien een fiets algemeen gebruikelijk is, worden alleen de meerkosten vergoed die medisch noodzakelijk zijn om de fiets aan te passen.

Artikel 18 Vervoersvoorziening voor taxi of autokosten

Dit artikel regelt de hoogte van de vergoedingen voor autokosten en taxivervoer.

HOOFDSTUK 8. Slotbepalingen

Artikel 22 Overgangsregeling eigen bijdrage hulpmiddelen

Er wordt vanaf 1 januari 2012 een eigen bijdrage gevraagd voor (meer) woonvoorzieningen en (meer) vervoervoorzieningen. Er geldt geen eigen bijdrage voor voorzieningen die al verstrekt zijn. Echter wanneer een oude voorziening wordt ingenomen of aangepast omdat de persoon van beperkingen op grond van verslechtering of verbetering van de beperking een nieuw of aangepast hulpmiddel nodig heeft, dan is er sprake van een nieuwe situatie en geldt vanaf de datum van de verstrekking wel de eigen bijdrage. Als er alleen sprake is van reparatie van de oude voorziening dan wordt geen eigen bijdrage geheven.