Verordening Wet inburgering 2013 Ridderkerk

Geldend van 07-01-2014 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet inburgering 2013 Ridderkerk

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2013, nummer 329;

gelet op artikelen

8, 19, vijfde en zesde lid, 23, derde lid, 24e en 24 en 35 van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012 en artikel X van de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering (2012, 430);

b e s l u i t :

de Verordening Wet inburgering 2013 Ridderkerk vast te stellen.

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012;

    • c.

      de Wet inburgering 2013: de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering per 1 januari 2013 en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb.2012, 430);

    • d.

      inburgeringsplichtige: persoon, bedoeld in artikel X, 2e t/m 5e lid van de Wet inburgering 2013 tenzij nadrukkelijk anders aangegeven.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet, de Wet inburgering 2013 en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten op grond van de wet (ook Wet inburgering 2013) en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het college vult de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen op passende wijze in.

  • 3. De informatieverstrekking vindt in elk geval plaats op aanvraag van de inburgeringsplichtige.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Het college biedt aan de inburgeringsplichtige, als bedoeld in artikel X, lid 3 van de Wet inburgering 2013 een inburgeringsvoorziening aan, te weten:

  • a.

    de houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 en

  • b.

    de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van de wet, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de wet, voor zover deze uiterlijk op 31 december 2012 inburgeringsplichtig is geworden.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a, biedt het college maatschappelijke begeleiding aan.

  • 4. Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      activiteiten gericht op arbeid of de verwerving daarvan, zoals stages, regulier of gesubsidieerd betaald werk, vrijwilligerswerk, bemiddeling naar arbeid etc.;

    • b.

      activiteiten gericht op vervolgopleiding of voorbereiding daarop;

    • c.

      activiteiten gericht op participatie, gezin en zelfredzaamheid

    • d.

      sociale vaardigheden, financiële administratie, computer en internet, opvoedingsondersteuning, gezondheid, thuisstudie met behulp van de computer, tv en radio etc.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste twaalf termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen in geval van acceptatie gemeentelijk aanbod

Het college kan een inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    het melden van relevante wijzigingen in de situatie.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt per omgaande het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Het niet aanvaarden van een aanbod ontslaat de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 niet van de verplichtingen als benoemd in artikel 7 van de wet. Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod niet aanvaardt, geeft het college een kennisgeving af waarin de termijn zoals bedoeld in artikel 7 van de wet, wordt meegedeeld.

  • 5. Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening overeenkomstig het aanbod dat gedaan is.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. Het college kan de inburgeringsplichtige een bestuurlijke boete opleggen ten bedrage van:

  • a. € 200,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende gehoor geeft aan de oproep dan wel medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet.

  • b. € 400,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • c. € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, lid 1 onderdeel a, bedraagt € 500,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, lid 1 onderdeel b, bedraagt € 500,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt € 1000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikelen 32 en 33 van de wet vastgestelde termijn zijn inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2013.

  • 2.

    De Verordening Wet inburgering Samenwerkingsverband Gemeenten Ridderkerk en Albrandswaard 2009, zoals vastgesteld op 5 november 2009, wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt.

Ondertekening

Ridderkerk, 12 december 2013
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
MAW/265/

Algemene toelichting

Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet inburgering gewijzigd.

In de wet zoals die gold tot 31 december 2012 was aan gemeenten een aantal belangrijke taken toebedeeld. Door de gewijzigde wet vervallen de inburgeringstaken van de gemeenten. Wel blijven de gemeenten op grond van het overgangsrecht met name de eerste jaren na inwerkingtreding van de wetswijziging een aantal taken uitoefenen. Dit betreft met name inburgeraars die al met een traject gestart zijn in staat te stellen dit af te maken. Daarnaast blijven de gemeenten de inburgeringsplicht handhaven van degenen die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.

De voor de gemeenten belangrijkste wijzigingen zijn:

  • 1.

    Gemeenten mogen geen aanbod meer doen aan inburgeringsplichtigen die vanaf 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden. De verantwoordelijkheid voor inburgering wordt bij de inburgeringsplichtige gelegd. Dit betekent dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige behoort om te bepalen hoe hij aan zijn inburgeringsplicht voldoet en dat hij daarvoor zelf de kosten draagt. Daarmee vervalt de plicht van gemeenten om voor inburgeringsvoorzieningen te zorgen. De taken die de gemeente heeft ten aanzien van het oproepen van (potentieel) inburgeringsplichtigen en het doen van een onderzoek (intake) vervallen daarmee eveneens.

  • 2.

    De mogelijkheid voor gemeenten om vrijwillige inburgeraars (EU-onderdanen en genaturaliseerde Nederlanders) op grond van de Wet inburgering 2013 een inburgeringsvoorziening (uit het Participatiebudget) aan te bieden vervalt eveneens. Vrijwillige inburgeraars kunnen net als iedere andere burger via het reguliere onderwijs de noodzakelijke (taal) vaardigheid en kennis verwerven om volledig deel te kunnen nemen aan de samenleving.

Gemeentelijke taken gedurende overgangsperiode:

Gedurende een overgangsperiode zullen de gemeenten nog een aantal taken op het terrein van inburgering uitoefenen. Per 1 januari 2013 blijft de gemeente nog verantwoordelijk voor de volgende groepen (1 t/m 3) en bijhorende taken volgens de overgangsregeling/ het overgangsrecht:

  • 1.

    De gemeente blijft de verplichte én vrijwillige inburgeraars die vóór 1 januari 2013 zijn gestart met hun inburgeringstraject begeleiden/handhaven bij hun lopende inburgeringsvoorzieningen;

  • 2.

    De gemeente blijft de plicht van de inburgeraars die vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden, maar géén inburgeringsvoorziening hebben, handhaven. Deze handhaving vindt plaats gedurende de geldende inburgeringstermijn waarbinnen de inburgeraars aan hun inburgeringsplicht (moeten) voldoen. Onder het handhaven wordt verstaan het in voorkomende gevallen verlenen van verlengingen van de termijn, het waar nodig opleggen van boetes en het afgeven van ontheffingen en vrijstellingen van de inburgeringsplicht;

  • 3.

    De gemeente moet en kan alleen nog een inburgeringsvoorziening aanbieden aan asielgerechtigden en geestelijk bedienaren die vóór 1 januari 2013 hun verblijfsvergunning voor bepaalde tijd hebben gekregen voor een niet-tijdelijk doel (asiel of gezinsvorming/hereniging of als geestelijke bedienaar), en die zich pas na 1 januari 2013 in de gemeente hebben gevestigd. Daarbij blijft ongewijzigd dat voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid van de wet) bestaat;

Met ingang van 1 januari 2013 zullen de gemeenten per nieuwe inburgeringsplichtige asielgerechtigde van de regering een eenmalige bijdrage ontvangen van € 1000. Dat bedrag is tijdelijk verhoogd naar €2000,- (alleen voor inburgeringsplichtige asielgerechtigden en inburgeringsplichtige nareizende gezinsleden die gedurende 2013 hun verblijfsvergunning krijgen; daarna wordt de bijdrage weer € 1000).

Hierbij is het overgangsrecht, zoals neergelegd in artikel X van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering (2012, 430) van toepassing. Dit houdt in dat de wetsartikelen van vóór de wetswijziging, die voor de gemeente van belang zijn om hun resterende taken uit te kunnen voeren, van kracht blijven (zoals de artikelen over het inburgeringsexamen, de vrijwillige inburgeraars, vrijstelling en ontheffing e.a.). Voor een aantal van deze artikelen van vóór 1 januari 2013 heeft de gemeente op grond van dit overgangsrecht nog steeds de plicht om nadere regels op te stellen in een verordening (zie verder).

Deze nieuwe Verordening Wet inburgering 2013 baseert zich op het aanbodstelsel, op basis van het overgangsrecht in de wet. Dit stelsel houdt in dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod doet en deze voorziening pas vaststelt als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard.

Met het oog op de wetswijziging dient de gemeenten voor het uitvoeren van haar inburgeringstaken die nog onder het overgangsrecht vallen, bij verordening hiervoor regels te stellen over onder andere de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekkingdoor de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, evenals van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 van de wet).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan asielgerechtigden en geestelijk bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig werden. En tevens over de bijbehorende rechten en plichten (m.b.t. handhaving) en van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld Artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, van de wet).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boetesdie voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 van de wet).

AD 1. Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 van de wet bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten op grond van de Wet inburgering 2013 en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

AD 2. Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de Wet inburgering 2013 is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen een bepaalde groep inburgeringsplichtigen nog ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening. Onder het overgangsrecht zijn gemeenten verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en geestelijke bedienaren (artikel 19, tweede lid van de wet) die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden en nog geen voorziening hebben aangeboden gekregen. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen, in het geval hij binnen de eerste drie maanden van de inburgeringsvoorziening minder dan 80% aanwezig is geweest.

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid van de wet).

AD 3. Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 van de wet draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Gezien de fundamentele aanpassingen die in de verordening nodig zijn ten gevolge van de wetswijziging, wordt voorgesteld om de huidige verordening in te trekken en een nieuwe Verordening Wet inburgering 2013 vast te stellen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het eerste lid geeft aan wie er onder inburgeringsplichtige wordt verstaan. Dat zijn de personen zoals bedoeld in artikel X, 2e t/m 5e lid van de wetswijziging.

Onder artikel X, lid 2 wordt de inburgeringsplichtige bedoeld die gehandhaafd wordt.

Onder artikel X, lid 3 wordt de inburgeringsplichtige bedoeld die gehandhaafd wordt en tevens een aanbod krijgt (de asielgerechtigden en geestelijke bedienaren, voor zover zij voor 1 januari 2013 hun verblijfsvergunning hebben gekregen en inburgeringsplichtig zijn geworden, maar die zich pas na 1 januari 2013 in de gemeente Ridderkerk hebben gevestigd.

Onder artikel X, lid 5 wordt bedoeld de vrijwillige inburgeraar die voor 1 januari 2013 een inburgeringsovereenkomst heeft gesloten met de gemeente.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 van de wet dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, evenals van het aanbod van en de toegang tot inburgerings-voorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. De gemeente kiest ervoor om in de verordening alleen de kaders vast te stellen voor een adequate informatievoorziening door het college aan de inburgeringsplichtigen.

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Vanaf 1 januari 2013 is het college alleen nog verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden. Andere inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars kunnen van de gemeente geen inburgeringsvoorziening meer krijgen.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

Geestelijk bedienaren

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft om voor de asielgerechtigde inburgeringsplichtige, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de geschiktheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;

  • -

    de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid en/of het opvoeden van kinderen;

  • -

    de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

Geestelijke bedienaren

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

Uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert. De Wet inburgering bepaalt dat de inburgerings-voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid van de wet). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid van de wet).

Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of -regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of -regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 van de wet).

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid van de wet).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid van de wet).

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid van de wet). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,00.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen in geval van acceptatie gemeentelijk aanbod

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid van de wet dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die - als het goed is - leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen. Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b).

De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, van de wet). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt. De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, van de wet).

In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald. Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 van de wet draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 van de Wet inburgering zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. Het college zal bij elke overtreding het al dan niet opleggen van een bestuurlijke boete en de hoogte ervan moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De boete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, onderdeel c van de verordening. Op grond van artikel 32 van de wet moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen dan wel op een andere wijze aan zijn inburgeringsplicht heeft voldaan. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt.

Met uitzondering van de boete die wordt opgelegd in het geval de inburgeraar tot tweemaal toe het examen niet binnen de verlengde termijn haalt. Er wordt bij elke overtreding in alle gevallen rekening gehouden met de mate waarin de overtreder iets kan worden verweten. Daarbij wordt zo nodig rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid van de wet).

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich