Regeling vervallen per 29-03-2018

Reglement van orde van de raad 2014

Geldend van 27-03-2014 t/m 28-03-2018

Intitulé

Reglement van orde van de raad 2014

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het Presidium,

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen het

Reglement van orde van de raad 2014

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit reglement wordt verstaan onder:

    • a.

      voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

    • b.

      griffier: de griffier van de raad of diens vervanger;

    • c.

      fractievoorzitter: de voorzitter van een fractie of diens vervanger;

    • d.

      amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

    • e.

      subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

    • f.

      motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

    • g.

      voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

    • h.

      initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel.

  • 2. Daar waar in de tekst sprake is van de mannelijke vorm kan ook de vrouwelijke vorm worden gelezen.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. De griffier kan, daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 5 Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit de voorzitter, de fractievoorzitters en de voorzitters van de eventuele groepen. De griffier is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 3. De voorzitter kan voorstellen anderen uit te nodigen voor een vergadering van het presidium.

  • 4. Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 5. Elke fractievoorzitter, of diens vervanger, heeft één stem in het presidium.

  • 6. Het presidium:

    • -

      doet de raad aanbevelingen inzake de organisatie van zijn werkzaamheden en zijn commissies;

    • -

      functioneert tevens als seniorenconvent;

    • -

      stelt de voorlopige raadsagenda vast;

    • -

      vervult de taken verder genoemd in dit reglement.

  • 7. De vergaderingen en de verslagen zijn niet openbaar.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties; benoeming wethouders

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  • 1. Voor de benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad, op aanbeveling van de voorzitter, aan het begin van een raadsperiode een commissie in bestaande uit drie leden en één plaatsvervangend lid, zijnde leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na de gemeenteraadsverkiezingen, in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling, onderzoekt de commissie de processen-verbaal van de stembureaus en van het centraal stembureau en geeft aan de raad een advies over de rechtmatigheid van de gehouden gemeenteraadsverkiezingen.

  • 4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, als bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6. Bij de benoeming van een wethouder van buiten de raad onderzoekt de commissie vooraf of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet en doet daarvan verslag aan de raad.

Artikel 7 Fractie

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Als:

    • -

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige(-n) gaan optreden;

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

      Met de veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

  • 5.

    Als één of meer leden van een fractie als zelfstandige(-n) gaan optreden worden zij aangeduid met de benaming “Groep” met als naam een door hen te kiezen achternaam van één van zijn leden.

  • 6.

    Als twee of meer fracties als één fractie gaan optreden, kiezen zij als naam één van de namen van de voormalige fracties of een combinatie/samenstel van beide namen.

Hoofdstuk 3 De griffier

Artikel 8 De griffier

  • 1. Voorafgaand aan zijn benoeming maakt het presidium een aanbeveling van één persoon voor de raad.

  • 2. De griffier legt, in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed/ verklaring en belofte af:

    “Ik zweer/verklaar dat ik, om tot griffier benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

    Ik zweer/verklaar en beloof dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

    Ik zweer/beloof dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn taak als griffier naar eer en geweten zal vervullen.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig!”/ “Dat verklaar en beloof ik!”

  • 3. Afwijking van de eed/verklaring en belofte, zoals genoemd in het eerste lid, is mogelijk als de griffier aan zijn godsdienstige gezindheid de plicht ontleent een andere handelswijze te volgen.

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats eens per maand in het gemeentehuis.

  • 2. Op aanbeveling van het presidium beslist de raad over de dag waarop wordt vergaderd en het aanvangstijdstip.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met het presidium.

Artikel 10 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van de raad een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende voorlopige agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk vóór aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden en zo mogelijk openbaar gemaakt.

Artikel 11 Agenda

  • 1. Voordat de oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep een aanvullende voorlopige agenda opstellen en verzenden of doen uitdelen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een raadslid of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda spoedeisende onderwerpen aan de agenda toevoegen of onderwerpen van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een raadscommissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op voorstel van een raadslid of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12 De wethouders en anderen

  • 1. Tenzij het college of zijn leden geen rol hebben in de raadsvergadering, zijn de wethouders uitgenodigd in de vergadering aanwezig te zijn.

  • 2. De portefeuillehouder(s) zijn uitgenodigd deel te nemen aan de beraadslagingen over de agendapunten die hun portefeuille betreffen.

  • 3. Tijdens de raadsvergadering kan de voorzitter, met instemming van de raad, een andere aanwezige wethouder uitnodigen aan de beraadslaging over een agendapunt deel te nemen.

  • 4. Als een wethouder, niet zijnde de portefeuillehouder, aan de beraadslaging wil deelnemen, dan kan hij dit de raad, via de voorzitter, verzoeken.

  • 5. Over de aanwezigheid en de deelname aan beraadslagingen door anderen dan de wethouders beslist de raad op aanbeveling van het presidium.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Alleen de voorlopige agenda, de raadsvoorstellen, de ontwerpbesluiten en de Lijst van ingekomen stukken die zijn geagendeerd worden, gelijktijdig met het verzenden van de oproep, voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Van de ter inzage legging wordt melding gedaan in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 10.

  • 2. Daarnaast kunnen alleen voor de leden van de raad stukken ter inzage worden gelegd waaromtrent op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd. Deze stukken blijven onder berusting van de griffier en verleent hij een raads- of burgerlid op verzoek.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1. 1 De vergadering wordt door aankondiging in het Gemeentejournaal en door plaatsing op de internetsite van de gemeente openbaar gemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd, plaats alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht.

  • 3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden op de website van de gemeente geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de griffier en de voorzitter door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met de fractievoorzitters.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 18 Spreekrecht burgers

  • 1. Over voorliggende geagendeerde voorstellen, die niet in een voorbereidende vergadering aan de orde zijn geweest, kunnen, na vaststelling van de agenda, belanghebbenden gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren en daarover hun mening kenbaar maken.

  • 2. Het spreekrecht dient er niet voor om van het gemeentebestuur antwoord te krijgen op gestelde vragen.

  • 3. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een te nemen beslissing op een bezwaarschrift;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      over de stukken die vermeld staan op de Lijst van ingekomen stukken.

  • 4. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste vóór 10.00 uur op de dag van de raadsvergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer, het onderwerp waarover hij het woord wil voeren en welk belang hij heeft bij het onderwerp.

  • 5. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 6. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 7. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De inbreng van de burger kunnen de raadsleden desgewenst bij hun overwegingen en besluitvorming betrekken.

Artikel 19 Verslag

  • 1. De griffier draagt zorg voor een Besluitenlijst die in een volgende vergadering door de raad wordt vastgesteld.

  • 2. De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de Besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient bij voorkeur per mail of telefonisch vóór het vaststellen van de Besluitenlijst bij de griffier te worden ingediend.

  • 5. Bij de Besluitenlijst worden gevoegd ingediende initiatiefvoorstellen, moties, (sub-)amendementen en voor de begrotingsraad de Algemene Beschouwingen.

  • 6. De vastgestelde Besluitenlijst wordt door de griffier en de voorzitter ondertekend.

  • 7. Door de griffier wordt een overzicht van genomen raadsbesluiten opgesteld, dat zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar wordt gemaakt door plaatsing in het Gemeentejournaal.

Artikel 20 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een van de voorzitter uitgaande lijst geplaatst. Deze Lijst van ingekomen stukken wordt aan de leden van de raad toegezonden met de ingekomen stukken.

  • 2. De raad stelt op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 3. Ingekomen stukken, waarvoor de doorzendplicht geldt zoals genoemd in de artikelen 2:3 en 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht, worden namens de raad doorgestuurd door de griffier die daarvan mededeling doet aan de afzender. Op de in het eerste lid genoemde lijst worden deze stukken vermeld in een aparte categorie.

Artikel 21 Spreekregel en -tijden

  • 1. De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. De raad kan een spreektijdregeling instellen. Daartoe doet het presidium of de voorzitter, zo mogelijk voorafgaande aan dan wel bij het begin van de vergadering, een voorstel ten aanzien van de duur van de redevoeringen van de raads- en collegeleden ten aanzien van één of meerdere agendapunten.

Artikel 22 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers wordt bepaald door de voorzitter of is vooraf door het presidium afgesproken.

Artikel 23 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 24. Interrupties

  • 1. Tijdens beide termijnen, tenzij anders is besloten, kan aan de voorzitter verzocht worden een interruptie te mogen plaatsen.

  • 2. Een interruptie dient kort te zijn en mag niet worden gebruikt om zelf een extra termijn te krijgen.

  • 3. De voorzitter verleent al dan niet de mogelijkheid een interruptie te plaatsen.

Artikel 25 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 26 Beraadslaging

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde de leden of het college de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 27 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 28 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling en begint de stemming.

  • 4. Nadat de griffier de naam van het raadslid heeft genoemd, brengt het raadslid zijn stem uit. De griffier noemt de namen in alfabetische volgorde te beginnen bij de naam die op aselecte wijze door hem is gekozen.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid, dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 30 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement ten opzichte van het voorstel het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 31 Stemming over personen

  • 1.

    Bij een stemming over personen of het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau, of verrichten de voorzitter en de griffier, met instemming van de raad, de functie van stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon

      wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 32 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 33 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 5 Rechten van leden

Artikel 34 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen.

    Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 35 Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 37 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel, in overleg met het presidium, op de voorlopige agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de voorlopige agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een voorbereidende vergadering of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 5. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 38 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 39 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, uiterlijk 09.00 uur op de werkdag vóór de dag waarop de raad vergadert, schriftelijk of per mail bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellatie geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad verlof geeft meerdere malen het woord te voeren.

Artikel 40 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd en gericht aan het college of de burgemeester. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Schriftelijke vragen worden schriftelijk beantwoord.

  • 2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college dan wel de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De beantwoording van het schriftelijke antwoord geschiedt door het college dan wel de burgemeester.

  • 5. Schriftelijke antwoorden worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6. Schriftelijke antwoorden worden op de Lijst van ingekomen stukken geplaatst.

  • 7. De vragensteller kan, naar aanleiding van de plaatsing op de Lijst van ingekomen stukken, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord.

Artikel 41 Vragenuur

  • 1. Tenzij er geen vragen zijn ingediend, wordt er elke raadsvergadering een vragenuur gehouden, waarvan de duur wordt bepaald door de voorzitter.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen aan het college of de burgemeester, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp uiterlijk 09.00 uur op de werkdag vóór de dag waarop de raad vergadert bij de griffier. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter kan per onderwerp de spreektijd bepalen voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Fracties of hun leden kunnen tijdens het vragenuur ook elkaar bevragen. Fractievoorzitters stellen elkaar daarvan vooraf op de hoogte en delen dit mee aan de griffier.

  • 9. Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 42 Inlichtingen over gevoerd bestuur

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe, door tussenkomst van de griffier, schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester, uiterlijk 09.00 uur op de werkdag vóór de dag waarop de raad vergadert.

  • 2. De griffier draagt er zorg voor dat het college of de burgemeester en de overige leden van de raad een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord behoren tot het in artikel 41 genoemde Vragenuur.

Hoofdstuk 6 Begroting en rekening

Artikel 43 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het presidium vaststelt.

Artikel 44 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die het presidium vaststelt.

Hoofdstuk 7 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 45

  • 1. Degene die door de gemeenteraad is aangewezen/benoemd tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de raadscommissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon, als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen volgens de regels van artikel 39.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 41, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 8 Besloten vergadering

Artikel 46 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 47 Besluitenlijst

  • 1. De Besluitenlijst van een besloten vergadering wordt niet verspreid, maar ligt uitsluitend voor de leden en de burgemeester en de wethouders ter inzage bij de griffier.

  • 2. De Besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van de Besluitenlijst. De vastgestelde Besluitenlijst wordt door de griffier en de voorzitter ondertekend.

Artikel 48 Geheimhouding

  • 1. Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet, of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 2. De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

  • 3. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 49 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 9 Toehoorders en pers

Artikel 50 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 51 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 52 Gebruik communicatieapparatuur, tablets e.d.

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik van communicatieapparatuur, tablets e.d. toegestaan, tenzij het, naar het oordeel van de voorzitter, de orde van de vergadering verstoort.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 53 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 54 Afwijken van het reglement

De raad kan, met instemming van ten minste tweederde van het aantal aanwezige leden, van dit reglement afwijken als de afwijking niet in strijd is met enig wettelijk voorschrift.

Artikel 55 In werking treden

1. Dit reglement treedt in werking met ingang van het moment van vaststelling.

2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Ridderkerk vastgesteld bij raadsbesluit van 2 september 2010, Gemeentestukken 2010-27.

Ondertekening

Ridderkerk, 27 maart 2014
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
mr. J.G. van Straalen mw. A. Attema