Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening rechtspositie (burger-)raadsleden 2008

Geldend van 04-07-2008 t/m 31-12-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2008

Intitulé

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het Presidium van 18 april 2008, nummer 158;

gelet op de artikelen 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet en gelet op het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

b e s l u i t :

vast te stellen de

VERORDENING RECHTSPOSITIE (BURGER-)RAADSLEDEN 2008

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

  • b.

    het Rechtspositiebesluit: het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vastgesteld per Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • c.

    burgerraadslid: hij die bij de laatste verkiezingen van de raad geplaatst is op de kandidatenlijst van een fractie en door de fractievoorzitter is aangemeld als burgerraadslid;

Artikel 2 Vergoedingen raadsleden

  • 1. De raadsleden ontvangen voor de werkzaamheden een vergoeding ter hoogte van het maximumbedrag genoemd in tabel I van het Rechtspositiebesluit.

  • 2. De raadsleden ontvangen voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten een vaste onkostenvergoeding ter hoogte van het maximumbedrag genoemd in tabel II van het Rechtspositiebesluit.

  • 3. De raadsleden van wie de arbeidsverhouding ingevolge de Wet op de loonbelasting als dienstbetrekking wordt aangemerkt, ontvangen een vaste onkostenvergoeding ter hoogte van het maximumbedrag genoemd in tabel III van het Rechtspositiebesluit.

  • 4. De in dit artikel genoemde vergoedingen eindigen op het tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap en worden voor de laatste maand ontvangen naar evenredigheid van het aantal dagen van het raadslidmaatschap.

  • 5. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in dit artikel, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 3 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname door (vertegenwoordigers van) de raad aan cursussen, congressen, seminars en symposia komen, na instemming door het presidium, ten laste van een bij de begroting beschikbaar gesteld budget.

  • 2. (Burger-)raadsleden kunnen voor het volgen van cursussen, congressen, seminar of symposia een beroep doen op een jaarlijks, bij de begroting, beschikbaar gesteld budget.

  • 3. Het beroep dient via een schriftelijke aanvraag te worden gedaan bij de griffier.

  • 4. In de aanvraag dient te zijn vermeld waarvoor welk bedrag wordt gevraagd. Een kopie van de factuur dient te zijn bijgevoegd en met de aanvraag moet de fractievoorzitter hebben ingestemd.

  • 5. De (burger-)raadsleden binnen een fractie kunnen in totaal jaarlijks een beroep doen op ten hoogste 1/29ste deel van het beschikbaar gestelde budget, maal het aantal zetels van die fractie in de raad.

Artikel 4 Computergebruik en internetverbinding

1.Op aanvraag van raadsleden wordt maandelijks een onkostenvergoeding verstrekt van

€ 10,40 voor de aanschaf en het gebruik van een computer, bijbehorende apparatuur, software en Internet. Voor burgerraadsleden en raadsleden, zoals genoemd in artikel 2, derde lid (fictieve dienstbetrekking), bedraagt deze onkostenvergoeding € 21,70, tot het moment dat de belastingdienst instemt met een belastingvrjie vergoeding.

2.De onkostenvergoeding wordt gelijktijdig betaald met de vergoedingen genoemd in artikel 2, vijfde lid.

Artikel 5 Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge de Wet op de loonbelasting, voor de toepassing van die wet, als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan:

    • a.

      de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling, als het betreffende raadslid op zijn raadsvergoeding de loonheffingskorting laat toepassen;

    • b.

      de wettelijke levensloopregeling.

  • 2. Een combinatie van deelname aan de spaarloonregeling en de wettelijke levensloopregeling is niet mogelijk.

  • 3. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 6 Fietsplan

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge de Wet op de loonbelasting, voor de toepassing van die wet, als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan deelnemen aan het voor het gemeentelijk personeel geldende fietsplan.

  • 2. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

  • 3. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 7 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2 van deze verordening, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 8 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 9 Uitkering bij aftreden

  • 1. Op aanvraag van raadsleden wordt, bij beëindiging van het raadslidmaatschap, een maandelijkse uitkering verstrekt.

  • 2. De uitkering wordt verstrekt maximaal van de eerste van de 1de maand tot de eerste van de 7de maand na beëindiging van het raadslidmaatschap en bedraagt 80% van de raadsvergoeding. Bij overlijden wordt de uitkering verstrekt tot de volgende maand.

  • 3. Het recht op deze uitkering bestaat alleen voor die maanden waarin het andere inkomen (loon/salaris,uitkering en/of alimentatie) niet hoger is dan 120% van de maandelijkse raadsvergoeding.

  • 4. Bij de aanvraag dient het raadslid het onder het derde lid gestelde genoegzaam aan te tonen.

  • 5. Als het andere inkomen in enige maand, gedurende de uitkeringsduur, boven de 120% komt, dient het raadslid dit te melden en vervalt het recht op de uitkering voor die maand.

Artikel 10 Parkeerabonnementen

  • 1. (Burger)Raadsleden kunnen op verzoek, om niet, in aanmerking komen voor een abonnement voor de parkeergarage onder het gemeentehuis, voor de avonden op werkdagen tussen 18.00 en 24.00 uur.

  • 2. Het verzoek moet worden ingediend bij de griffier.

Artikel 11 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 1. De artikelen van deze verordening, met uitzondering van artikel 3, blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 2, tweede of derde lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

  • 2. De artikelen van deze verordening, met uitzondering van de artikelen 5, 6 en 9, zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

Artikel 12 Inwerkingtreding

1.Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking en werkt terug tot

1 januari 2008.

2.Op het moment van inwerkingtreding wordt ingetrokken de Verordening geldelijke voorzieningen raads-en commissieleden, vastgesteld bij besluit van 28 mei 1996 en de 1e wijziging daarop, vastgesteld bij besluit van 14 januari 2003, voor zover het betreft de voorzieningen voor raadsleden.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 5 juni 2008.

De raad voornoemd,

De griffier, de voorzitter,

TOELICHTING

ALGEMEEN

Opzet

Er is voor gekozen de lokale regeling voor (burger-)raadsleden op te nemen in een afzonderlijke regeling, los van de regeling voor wethouders. Hiermee is er een voor de doelgroep “raadsleden” toegeschreven verordening opgesteld die slechts gewijzigd behoeft te worden als dit voor die specifieke doelgroep noodzakelijk is.

Gebruik is gemaakt van de voorbeeldverordening van de VNG. Afgeweken is er daar waar de raad gekozen heeft voor een geheel eigen vorm van voorzieningen. De verantwoordelijkheid of van een voorziening gebruik zal worden gemaakt is zoveel mogelijk bij de raadsleden zelf gelaten en de eisen om voor een voorziening in aanmerking te komen zijn zo eenvoudig en beperkt mogelijk gehouden.

Doel

De voorzieningen faciliteren het raadslid en dragen bij aan het functioneren van het raadswerk. Voor de opgenomen (secundaire) voorzieningen is gekozen op grond van de volgende overwegingen:

1.Een voorwaarde voor het goed functioneren van ons democratische bestel is, dat vanuit alle groeperingen (vanuit alle inkomensgroepen) uit de samenleving mensen bereid zijn om zitting te nemen in de bestuurlijke organen. De bereidheid daartoe staat om allerlei redenen onder druk. Landelijk wordt ervaren dat de vergoeding niet in verhouding staat tot de werkdruk. Gekozen is daarom voor de maximale (onkosten)vergoeding.

Als gevolg van bijzondere bij wet geregelde omstandigheden kan het inkomen vanwege het raadslidmaatschap achteruit gaan. Dit mag geen belemmering vormen om zitting te nemen in de raad. Voorzieningen dienen een dergelijke inkomensachteruitgang daarom te voorkomen.

2.De rechtspositie voor raadsleden zelf kan een reden zijn het raadslidmaatschap niet op zich te nemen. De regelingen rond zwangerschap of ziekte mogen daarvoor geen reden zijn.

Daar waar sprake is van zwangerschap, bevalling of ziekte of vervanging van een raadslid wegens deze omstandigheden, dient het raadslid, binnen de wettelijke mogelijkheden, zoveel mogelijk de voorzieningen te houden welke andere raadsleden ontvangen.

3.Inwoners verwachten dat raadsleden hun vertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende taken zo goed mogelijk verrichten. Het verkrijgen en vergroten van vaardigheden en kennis is daarbij van belang. Voorzieningen die hieraan een bijdrage leveren worden ingesteld.

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering of een uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen over de rechtspositie van raadsleden en burgerraadsleden. In Ridderkerk kunnen burgerraadsleden deelnemen aan het commissiewerk en functioneren dan als commissieleden. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten.

In het tweede lid van artikel 99 van de Gemeentewet is opgenomen dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist. De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie (burger-)raadsleden.

De arbeidsverhouding van het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de

werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Als gevolg van een wijziging van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden van 6 december 2006 (Stb. 2006, 660) kan de raad echter bij verordening wel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering worden toegekend. Daardoor is tegemoet gekomen aan de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage. In deze verordening is niet voor deze tegemoetkoming gekozen. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te

houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder

voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Het meest duidelijke voorbeeld is de onkostenvergoeding, die aan raadsleden die gekozen hebben voor ‘opting-in’ als een bruto bedrag wordt verstrekt. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling ontvangen een lager bedrag dat vergelijkbaar is met het netto resultaat van de bruto vergoeding.

Raadsleden kunnen ook deelnemen aan de spaarloonregeling of de levensloopregeling en de fietsregeling.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet

inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling zullen dan ook over het lagere bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling en de levensloopregeling en fietsregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijke zakelijke gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).

Eénmalige keuze per zittingsperiode

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Vergoedingen raadsleden

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. Ridderkerk heeft hier niet voor gekozen.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per

1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Naast de vergoeding voor de werkzaamheden ontvangen de raadsleden ook een onkostenvergoeding. Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor de aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

  • -

    representatie

  • -

    vakliteratuur

  • -

    contributies, lidmaatschappen

  • -

    telefoonkosten

  • -

    bureaukosten, porti

  • -

    zakelijke giften

  • -

    bijdrage aan fractiekosten

  • -

    ontvangsten thuis

  • -

    excursies.

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 3 en 4). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld.

De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het

rechtspositiebesluit voor raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum. Ridderkerk heeft hiervoor niet gekozen.

Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikelen 3 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al is aangegeven, is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald.

Afzonderlijke budgetten zijn er voor cursussen e.d.:

  • -

    voor de raad of vertegenwoordigers uit de raad;

  • -

    voor de (burger-)raadsleden individueel.

Beide budgetten zijn niet onbeperkt.

Voor cursussen e.d., waaraan op eigen initiatief wordt deelgenomen, is in het artikel een norm vastgelegd tot welke bedragen men een beroep op het budget kan doen. Binnen de fractie zelf bepaalt men wie van de raads-of burgerraadsleden op het budget een beroep doet. Aan de cursus e.d. worden geen eisen gesteld. De voorwaarde is alleen dat een kopie van de factuur wordt overgelegd en dat de fractievoorzitter met de aanvraag moet instemmen. Of het raadslid daadwerkelijk heeft deelgenomen, wordt niet gecontroleerd en is een verantwoordelijkheid van hemzelf en de fractie(voorzitter).

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Burgerraadsleden kunnen ook gebruik maken van deze voorziening.

Artikel 4 Computer en internetverbinding

De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in het rechtspositiebesluit voor raads-en commissieleden. Er kan voor worden gekozen de computer en bijbehorende apparatuur te verstrekken, in bruikleen ter beschikking te stellen of voor het gebruik een vergoeding te geven. Dat laatste geldt ook voor de aanleg- en abonnementskosten van een internetvoorziening. Ridderkerk heeft gekozen voor het verstrekken van een onkostenvergoeding.

Verwacht mag worden dat raadsleden voor eigen gebruik reeds over een computer beschikken. Deze computer is gedeeltelijk voor het raadswerk bestemd. Mede hierom is er voor gekozen een onkostenvergoeding te geven voor de aanschaf en het gebruik van een eigen computer. Het verstrekken van een compensatie voor belastingheffing is in dit geval niet mogelijk. Er is gekozen dat het raadslid zelf bepaalt of hij in aanmerking wil komen voor deze voorziening. Zo ja, dan dient een verzoek te worden ingediend.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en

verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Voor de berekening van de in het artikel genoemde bedragen is als uitgangspunt genomen dat een (burger-)raadslid jaarlijks ongeveer netto € 125,- aan de onkostenvergoeding overhoudt. Rekening houdend met de berekeningsmethodiek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor beide (belasting-)groepen, komen de bedragen uit op respectievelijk

€ 21,70 en € 10,40. Dit zijn vaste bedragen die niet worden geïndexeerd.

Mocht de belastingdienst in de toekomst instemmen met een belastingvrije vergoeding aan de burgerraadsleden en de raadsleden met een fictieve dienstbestrekking, dan ontvangen ook zij, op aanvraag, een onkostenvergoeding van € 10,40.

Burgerraadsleden kunnen ook gebruik maken van deze voorziening.

Artikel 5 Spaarloon/levensloop

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap kunnen deelnemen aan de spaarloonregeling, als zij op hun raadsvergoeding de loonheffingskorting laten toepassen, of aan de levensloopregeling. Een combinatie van beide is niet toegestaan. Evenmin is het mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers.

Het levensloopsaldo kan niet omgezet worden in verlof, omdat raadsleden in hun politieke functie geen verlof kennen. Het saldo valt bij beëindiging van het ambt vrij en kan worden meegenomen naar een andere levensloopregeling.

Artikel 6 Fietsplan

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vastgelegd.

Artikel 7 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In de WAO en de WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 7 van deze verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

Artikel 8 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een

werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raads- lidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 8 van deze verordening.

Artikel 9 Uitkering bij aftreden

Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kan bij verordening geregeld worden dat na het aftreden een uitkering wordt verstrekt. Dat kan voor maximaal 2 jaar en de vergoeding mag in het eerste jaar niet hoger zijn dan 80% van de laatstgenoten vergoeding voor de werkzaamheden. In de verordening is gekozen voor een periode tot de 1e van de 7e maand na aftreden. De uitkering is bedoeld om het afgetreden raadslid tijd te geven uit te zien naar een andere “inkomensbron”. In deze periode dient het afgetreden raadslid voldoende inkomen te genieten. Het genoten inkomen naast de vergoeding is daarom van belang, hiervoor is een norm gesteld. Het eventuele bezit van vermogen of inkomsten daaruit heeft geen invloed. De reden van aftreden is niet van belang.

Bij de aanvraag dient het raadslid naar genoegen aan te tonen dat zijn andere maandelijkse inkomen niet boven de gestelde norm komt. Gebeurt dit tijdens de uitkeringsduur, dan is de verantwoording gelegd bij het voormalige raadslid om dit te melden.

Artikel 10 Parkeerabonnementen

Op werkdagen zijn er tijdens de avonduren zeer regelmatig bijeenkomsten waarbij de raadsleden aanwezig moeten zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om raads-, commissie- en fractievergaderingen. Het is gemeentelijk beleid dat bedrijven e.d. er voor dienen te zorgen dat zoveel mogelijk op eigen terrein geparkeerd kan worden. Met deze voorziening vervult de gemeente haar voorbeeldfunctie.

Burgerraadsleden kunnen ook gebruik maken van deze voorziening.

Artikel 11 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegens langdurige ziekte. De regeling daarvoor is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van de vervanging. Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van 16 weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even voort te laten duren, tenzij

opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken.

In de artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. De verklaring van een verloskundige dan wel behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijk ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan.

Artikelen 12 Inwerkingtreding

In de Programmabegroting 2008-2011 is met ingang van 2008 een extra bedrag beschikbaar gesteld voor nieuwe voorzieningen voor raadsleden. Met deze verordening wordt vorm gegeven aan deze nieuwe voorzieningen. Nieuw in Ridderkerk zijn de voorziening voor:

  • -

    Cursus, congres, seminar of symposium (art. 3)

  • -

    Computergebruik en internet (art. 4)

  • -

    Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid (art. 7)

  • -

    Compensatie korting werkloosheidsuitkering (art. 8)

  • -

    Uitkering bij aftreden (art. 9)

  • -

    Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte (art. 11)

Om vanaf begin dit jaar van deze voorzieningen gebruik te kunnen maken, is gekozen voor een inwerkingtreding per 1 januari 2008.

Op grond van artikel 99 van de Gemeentewet is voor de in deze verordening opgenomen voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, goedkeuring nodig van deze verordening door gedeputeerde staten. Het gaat dan om de voordelen:

  • -

    artikel 6 Fietsplan;

  • -

    artikel 10 Parkeerabonnement.

Bekendmaking van de verordening zal geschieden nadat de verleende goedkeuring door gedeputeerde staten is ontvangen.

Ridderkerk, 5 juni 2008

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

JGvS/780